Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02006L0022-20170101

    Consolidated text: Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2006/22/2017-01-01

    2006L0022 — NL — 01.01.2017 — 002.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    RICHTLIJN 2006/22/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 15 maart 2006

    inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad

    (Voor de EER relevante tekst)

    (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    RICHTLIJN 2009/4/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 23 januari 2009

      L 21

    39

    24.1.2009

     M2

    RICHTLIJN 2009/5/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 30 januari 2009

      L 29

    45

    31.1.2009

    ►M3

    VERORDENING (EU) 2016/403 VAN DE COMMISSIE van 18 maart 2016

      L 74

    8

    19.3.2016


    Gerectificeerd bij:

     C1

    Rectificatie, PB L 256, 29.9.2009, blz.  38 (2009/5/EG)




    ▼B

    RICHTLIJN 2006/22/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 15 maart 2006

    inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad

    (Voor de EER relevante tekst)



    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze richtlijn stelt minimumvoorwaarden vast voor de toepassing van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85.

    Artikel 2

    Controlesystemen

    1.  De lidstaten organiseren een systeem van adequate en regelmatige controles op de juiste en samenhangende toepassing als bedoeld in artikel 1; dit systeem omvat zowel wegcontroles als controles ter plaatse bij ondernemingen van alle vervoerscategorieën.

    De controles bestrijken ieder jaar een breed representatief staal van de mobiele werknemers, bestuurders, ondernemingen en voertuigen van alle vervoerscategorieën die binnen het toepassingsgebied van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 vallen.

    Elke lidstaat zorgt ervoor dat op zijn grondgebied een samenhangende nationale handhavingsstrategie wordt toegepast. Te dien einde kunnen de lidstaten een orgaan aanwijzen voor de coördinatie van de krachtens de artikelen 4 en 6 ondernomen acties; de Commissie en de andere lidstaten worden hiervan in kennis gesteld.

    2.  Voorzover dat niet reeds het geval is, verlenen de lidstaten de met de controle belaste ambtenaren uiterlijk op 1 mei 2007 de passende wettelijke bevoegdheden om de hun uit hoofde van deze richtlijn opgedragen controletaken op correcte wijze te kunnen uitvoeren.

    3.  Iedere lidstaat organiseert de controles op zulke wijze dat vanaf 1 mei 2006 1 % van de dagen die zijn gewerkt door bestuurders van voertuigen die binnen het toepassingsgebied van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 vallen, wordt gecontroleerd. Dit percentage wordt met ingang van 1 januari 2008 verhoogd tot ten minste 2 %, en met ingang van 1 januari 2010 tot ten minste 3 %.

    Na 1 januari 2012 kan de Commissie dit minimumpercentage tot 4 % verhogen volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure, op voorwaarde dat de overeenkomstig artikel 3 verzamelde statistieken aantonen dat gemiddeld meer dan 90 % van alle gecontroleerde voertuigen met een digitale tachograaf is uitgerust. Als de Commissie daartoe besluit, houdt zij tevens rekening met de doeltreffendheid van de bestaande handhavingsmaatregelen, met name met de beschikbaarheid ter plaatse bij de ondernemingen van gegevens van digitale tachografen.

    Ten minste 15 % van het totale aantal gecontroleerde werkdagen wordt gecontroleerd door middel van wegcontroles, en ten minste 30 % door middel van controles ter plaatse bij ondernemingen. Na 1 januari 2008 wordt ten minste 30 % van het totale aantal gecontroleerde werkdagen door middel van wegcontroles gecontroleerd, en ten minste 50 % door middel van controles ter plaatse bij ondernemingen.

    4.  De overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3820/85 aan de Commissie verstrekte informatie omvat het aantal langs de weg gecontroleerde bestuurders, het aantal controles ter plaatse bij ondernemingen, het aantal gecontroleerde werkdagen en het aantal en de aard van de gerapporteerde inbreuken, samen met de vermelding of het personen- of goederenvervoer betreft.

    Artikel 3

    Statistieken

    De lidstaten zorgen ervoor dat de statistische gegevens die zijn verzameld tijdens de overeenkomstig artikel 2, leden 1 en 3, georganiseerde controles, in de volgende categorieën worden ingedeeld:

    a) wegcontroles:

    i) soort weg, met name of het een snelweg, een nationale of een secundaire weg is, en het land waar het gecontroleerde voertuig is ingeschreven, teneinde discriminatie tegen te gaan;

    ii) type tachograaf, met name analoog of digitaal;

    b) controles ter plaatse bij de onderneming:

    i) soort vervoersactiviteit, met name of het internationaal of binnenlands vervoer is, personen- of goederenvervoer, vervoer voor eigen rekening of voor rekening van derden;

    ii) grootte van het bedrijfswagenpark;

    iii) type tachograaf, met name analoog of digitaal.

    Deze statistieken worden tweejaarlijks aan de Commissie voorgelegd en in een verslag openbaar gemaakt.

    De bevoegde autoriteiten in de lidstaten bewaren de verzamelde gegevens van het voorafgaande jaar.

    Voor bestuurders verantwoordelijke ondernemingen bewaren gedurende één jaar de hen door de handhavingsinstanties ter beschikking gestelde notities, het proces-verbaal met de bevindingen en andere relevante gegevens over bij hen ter plaatse dan wel bij hun bestuurders op de weg uitgevoerde controles.

    Eventueel vereiste nadere preciseringen van de definities van de onder a) en b) genoemde categorieën worden vastgesteld door de Commissie volgens de procedure bedoeld in artikel 12, lid 2.

    Artikel 4

    Wegcontroles

    1.  De wegcontroles worden op verschillende plaatsen en op wisselende tijdstippen georganiseerd, waarbij een voldoende uitgebreid gedeelte van het wegennet wordt bestreken om het vermijden van controleposten moeilijk te maken.

    2.  De lidstaten zorgen ervoor:

    a) dat er voldoende voorzieningen voor controleposten komen op of nabij bestaande en geplande wegen, en, voor zover noodzakelijk, dat de servicestations en andere veilige plaatsen langs de snelwegen als controlepost kunnen fungeren;

    b) dat de controles worden uitgevoerd volgens een systeem van willekeurigheid met inachtneming van een passend geografisch evenwicht.

    3.  In bijlage I, deel A, is vastgelegd welke punten bij wegcontroles worden gecontroleerd. Indien de situatie dit vereist, kunnen de controles op een specifiek punt worden toegespitst.

    4.  Zonder afbreuk te doen aan artikel 9, lid 2, worden wegcontroles zonder discriminatie uitgevoerd. Handhavingsambtenaren onthouden zich van iedere discriminatie op een van de onderstaande gronden:

    a) het land waar het voertuig is ingeschreven;

    b) het land waar de bestuurder zijn verblijfplaats heeft;

    c) het land waar de onderneming gevestigd is;

    d) het vertrekpunt en de bestemming van de rit;

    e) type tachograaf, met name analoog of digitaal.

    5.  De handhavingsambtenaar beschikt over:

    a) een lijst met de voornaamste te controleren punten als vermeld in bijlage I, deel A;

    b) de standaard-controleapparatuur vermeld in bijlage II.

    6.  Indien er op grond van de bevindingen van een in een lidstaat uitgevoerde wegcontrole op de bestuurder van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig, reden bestaat om aan te nemen dat er inbreuken zijn gepleegd die door het ontbreken van de nodige gegevens niet tijdens de controle kunnen worden vastgesteld, helpen de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten elkaar bij het ophelderen van de situatie.

    Artikel 5

    Gezamenlijke controles

    De lidstaten ondernemen ten minste zesmaal per jaar gezamenlijke wegcontroles waarbij bestuurders en voertuigen die binnen het toepassingsgebied van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 vallen, aan wegcontroles worden onderworpen. Deze controles worden tegelijkertijd door de handhavingsinstanties van twee of meer lidstaten elk op hun eigen grondgebied uitgevoerd.

    Artikel 6

    Controles ter plaatse bij ondernemingen

    1.  De controles ter plaatse bij ondernemingen worden georganiseerd in het licht van de ervaringen die in het verleden met de verschillende soorten van vervoer en van ondernemingen zijn opgedaan. Deze controles worden ook verricht indien er bij wegcontroles ernstige inbreuken zijn vastgesteld op de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 of (EEG) nr. 3821/85.

    2.  De controles ter plaatse omvatten de in bijlage I, deel A en deel B, vermelde punten.

    3.  De handhavingsambtenaar beschikt over:

    a) een lijst met de voornaamste te controleren punten als vermeld in bijlage I, delen A en B;

    b) de standaard-controleapparatuur vermeld in bijlage II.

    4.  De handhavingsambtenaren van de lidstaten houden bij de controle rekening met informatie die door het in artikel 7, lid 1, bedoelde aangewezen orgaan voor contacten van een andere lidstaat wordt verstrekt over de activiteiten van de betrokken onderneming in die andere lidstaat.

    5.  Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 4 zijn de controles die de bevoegde instanties ten eigen kantore verrichten op basis van daartoe door de ondernemingen op verzoek van genoemde instanties verstrekte documenten of gegevens, gelijk te stellen aan ter plaatse bij de ondernemingen verrichte controles.

    Artikel 7

    Intracommunautaire contacten

    1.  De lidstaten wijzen één orgaan aan dat belast is met de volgende taken:

    a) het verzorgt, bij krachtens artikel 5 ondernomen acties, de coördinatie met overeenkomstige organen in de andere betrokken lidstaten;

    b) het verstrekt de Commissie de tweejaarlijkse statistische gegevens overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3820/85;

    c) het draagt de hoofdverantwoordelijkheid voor de bijstand aan de bevoegde instanties van de andere lidstaten als bedoeld in artikel 4, lid 6.

    Het orgaan is vertegenwoordigd in het in artikel 12, lid 1, bedoelde comité.

    2.  De lidstaten delen de Commissie mee welk orgaan zij hebben aangewezen, en de Commissie informeert de overige lidstaten daarover.

    3.  De uitwisseling van gegevens, ervaringen en inlichtingen tussen de lidstaten wordt actief bevorderd, hoofdzakelijk — maar niet uitsluitend — via het in artikel 12, lid 1, bedoelde comité, alsmede via de organen die door de Commissie volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure mogen worden aangewezen.

    Artikel 8

    Uitwisseling van informatie

    1.  De in het kader van artikel 17, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3820/85 of artikel 19, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 bilateraal ter beschikking gestelde informatie wordt uitgewisseld tussen de aangewezen organen waarvan overeenkomstig artikel 7, lid 2, aan de Commissie mededeling is gedaan. Dit geschiedt:

    a) ten minste om de zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn;

    b) in afzonderlijke gevallen op uitdrukkelijk verzoek van een lidstaat.

    2.  De lidstaten streven ernaar systemen voor elektronische informatie-uitwisseling op te zetten. Volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure, stelt de Commissie een gemeenschappelijke methodologie voor efficiënte informatie-uitwisseling vast.

    Artikel 9

    Risicoclassificatiesysteem

    1.  De lidstaten voeren een risicoclassificatiesysteem voor ondernemingen in dat gebaseerd is op het relatieve aantal en de relatieve ernst van de door een individuele onderneming begane inbreuken op de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 of (EEG) nr. 3821/85. De Commissie ondersteunt de dialoog tussen de lidstaten om de samenhang tussen deze risicoclassificatiesystemen aan te moedigen.

    2.  Ondernemingen met een hoog risicocijfer worden nauwlettender en vaker gecontroleerd. De criteria en de uitvoeringsbepalingen van een dergelijk systeem worden besproken in het in artikel 12 bedoelde comité met het oog op de invoering van een systeem voor de uitwisseling van informatie over beste praktijken.

    3.  Een lijst van inbreuken op de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 is opgenomen in bijlage III.

    Met het oog op het aanbieden van richtsnoeren voor de waardering van inbreuken op de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85, kan de Commissie in overeenstemming met artikel 12, lid 2, zo nodig bijlage III aanpassen om richtsnoeren op te stellen over een gemeenschappelijk scala van inbreuken die overeenkomstig de ernst ervan worden ingedeeld in categorieën.

    De categorie met betrekking tot de ernstigste inbreuken omvatten de inbreuken die door de niet-naleving van de relevante bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 een hoog risico meebrengen voor dood of zware verwondingen.

    Artikel 10

    Verslag

    Uiterlijk op 1 mei 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een analyse van de in de wetgeving van de lidstaten voor ernstige inbreuken voorziene sancties.

    Artikel 11

    Beste praktijken

    1.  De Commissie stelt volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure richtsnoeren voor de beste handhavingspraktijken vast.

    Deze richtsnoeren worden in een tweejaarlijkse verslag van de Commissie gepubliceerd.

    2.  De lidstaten organiseren ten minste eenmaal per jaar gemeenschappelijke opleidingsprogramma's over de beste praktijken en maken ten minste eenmaal per jaar uitwisseling van personeel van het orgaan voor intracommunautaire contacten met dat van de andere lidstaten mogelijk.

    3.  Volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure wordt door de Commissie een elektronisch en afdrukbaar formulier opgesteld dat wordt gebruikt wanneer de bestuurder met ziekteverlof of jaarlijkse vakantie is geweest of wanneer de bestuurder met een ander voertuig heeft gereden dat niet onder de werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. 3820/85 valt, tijdens de in artikel 15, lid 7, eerste alinea, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 genoemde periode.

    4.  De lidstaten zorgen ervoor dat de handhavingsambtenaren goed zijn opgeleid voor de uitvoering van hun taken.

    Artikel 12

    Comitéprocedure

    1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 ingestelde comité.

    2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

    3.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 13

    Uitvoeringsmaatregelen

    De Commissie stelt op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure uitvoeringsmaatregelen vast, met name ter verwezenlijking van een van de volgende doelstellingen:

    a) een gemeenschappelijke aanpak inzake de uitvoering van deze richtlijn bevorderen;

    b) de samenhang in aanpak en een geharmoniseerde interpretatie van Verordening (EEG) nr. 3820/85 tussen verschillende handhavingsinstanties aanmoedigen;

    c) de dialoog tussen de transportsector en de handhavingsinstanties faciliteren.

    Artikel 14

    Onderhandelingen met derde landen

    Wanneer deze richtlijn in werking is getreden opent de Gemeenschap onderhandelingen met de daarvoor in aanmerking komende derde landen met het oog op de toepassing van regels die gelijkwaardig zijn aan die welke in deze richtlijn zijn vastgelegd.

    In afwachting van de voltooiing van deze onderhandelingen, nemen de lidstaten in hun verslagen aan de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 2 van Verordening (EEG) nr. 3820/85 gegevens op met betrekking tot controles op voertuigen van derde landen.

    Artikel 15

    Bijwerking van de bijlagen

    De wijzigingen van de bijlagen die nodig zijn om ze aan te passen aan de ontwikkeling van de beste praktijken worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure.

    Artikel 16

    Omzetting

    1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 april 2007 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een transponeringstabel, waarin wordt aangegeven in welke nationale bepalingen de bepalingen van deze richtlijn zijn verwerkt.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2.  De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 17

    Intrekking

    1.  Richtlijn 88/599/EEG wordt ingetrokken.

    2.  Bestaande verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn worden beschouwd als verwijzingen naar deze richtlijn.

    Artikel 18

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 19

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




    BIJLAGE I

    DEEL A

    WEGCONTROLES

    Bij wegcontroles worden in het algemeen de volgende punten gecontroleerd:

    1. dagelijkse en wekelijkse rijtijden, onderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden; de registratiebladen van de voorgaande dagen, die volgens artikel 15, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 aan boord van het voertuig moeten zijn en/of de gegevens die voor dezelfde periode worden opgeslagen op de bestuurderskaart en/of in het geheugen van het controleapparaat overeenkomstig bijlage II en/of op afdrukken;

    2. voor de in artikel 15, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 bedoelde periode, alle gevallen van overschrijding van de toegestane snelheid door het voertuig, d.w.z. alle perioden van meer dan 1 minuut waarin de snelheid van het voertuig meer dan 90 km/h voor voertuigen van de categorie N3, respectievelijk 105 km/h voor voertuigen van de categorie M3 bedraagt (de categorieën N3 en M3 zijn gedefinieerd in bijlage II, deel A, bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 1 );

    3. indien van toepassing, de momentane snelheden die door het controleapparaat gedurende ten hoogste de 24 afgelopen uren waarin het voertuig is gebruikt, geregistreerd zijn;

    4. de correcte werking van het controleapparaat (vaststelling van eventueel misbruik van het controleapparaat en/of de bestuurderskaart en/of de registratiebladen) of, indien van toepassing, de aanwezigheid van de in artikel 14, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 3820/85 bedoelde documenten;

    ▼M1

    5. voor zover nodig, en met inachtneming van de veiligheid, een controle van de in de voertuigen geïnstalleerde registratieapparatuur, teneinde na te gaan of een toestel of toestellen geïnstalleerd is/zijn en/of gebruikt wordt/worden dat/die tot doel heeft/hebben gegevens achter te houden, te manipuleren of te wijzigen, of een gedeelte van de elektronische gegevensuitwisseling tussen de onderdelen van de registratieapparatuur te verstoren, of de gegevens vóór de codering te onderdrukken of te wijzigen.

    ▼B

    DEEL B

    CONTROLES TER PLAATSE BIJ ONDERNEMINGEN

    Bij controles ter plaatse bij ondernemingen worden, naast de punten vermeld in deel A, ook de volgende punten gecontroleerd:

    1. de wekelijkse rusttijden en de rijtijden tussen die rusttijden;

    2. het in acht nemen van de tweewekelijkse beperking van de rijtijden;

    3. registratiebladen, gegevens van het voertuig en de bestuurderskaart en afdrukken.

    Bij vaststelling van een inbreuk mogen de lidstaten, waar passend, nagaan of er sprake is van medeaansprakelijkheid bij andere aanstichters of medeplichtigen in de transportketen, zoals bevrachters, expediteurs of onderaannemers, waarbij ook nagegaan mag worden of, in geval van vastgestelde inbreuk, de vervoerscontracten naleving van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 mogelijk maken.




    BIJLAGE II

    Standaardapparatuur voor de handhavingseenheden

    De lidstaten zorgen ervoor dat de handhavingseenheden bij de uitvoering van de taken als omschreven in bijlage I beschikken over de volgende standaardapparatuur:

    1. apparatuur waarmee de gegevens vanuit het voertuig en de bestuurderskaart van de digitale tachograaf kunnen worden overgebracht en waarmee gegevens kunnen worden gelezen en geanalyseerd en/of bevindingen voor analyse kunnen worden doorgestuurd naar een centrale databank;

    2. apparatuur om de tachograafschijven te controleren;

    ▼M1

    3. specifieke analyseapparatuur, met bijbehorende software, om de digitale handtekening van de gegevens te controleren en te bevestigen, en specifieke analysesoftware om een gedetailleerd snelheidsprofiel van voertuigen op te stellen alvorens de registratieapparatuur van die voertuigen te controleren.

    ▼M3




    BIJLAGE III

    1)    Categorieën inbreuken op Verordening (EG) nr. 561/2006



    Nr.

    RECHTSGRONDSLAG

    SOORT INBREUK

    ERNST (1)

    MSI

    VSI

    SI

    MI

    A

    Bemanning

    A1

    Artikel 5, lid 1

    Niet-naleving van de minimumleeftijd van bestuurders

     

     

    X

     

    B

    Rijtijden

    B1

    Artikel 6, lid 1

    Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur als verlenging tot 10 uur niet is toegestaan

    9 h < … < 10 h

     

     

     

    X

    B2

    10 h ≤ … < 11 h

     

     

    X

     

    B3

    11 h ≤ …

     

    X

     

     

    B4

    Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur met 50 % of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur

    13 h 30 ≤ …

    zonder pauze/rusttijd

    X

     

     

     

    B5

    Overschrijding van de verlengde dagelijkse rijtijd van 10 uur, als verlenging is toegestaan

    10 h < … < 11 h

     

     

     

    X

    B6

    11 h ≤ … < 12 h

     

     

    X

     

    B7

    12 h ≤ …

     

    X

     

     

    B8

    Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 10 uur met 50 % of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur

    15 h ≤ …

    en zonder pauze/rusttijd

    X

     

     

     

    B9

    Artikel 6, lid 2

    Overschrijding van de wekelijkse rijtijd

    56 h < … < 60 h

     

     

     

    X

    B10

    60 h ≤ … < 65 h

     

     

    X

     

    B11

    65 h ≤ … < 70 h

     

    X

     

     

    B12

    Overschrijding van de wekelijkse rijtijd met 25 % of meer

    70 h ≤ …

    X

     

     

     

    B13

    Artikel 6, lid 3

    Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken

    90 h < … < 100 h

     

     

     

    X

    B14

    100 h ≤ … < 105 h

     

     

    X

     

    B15

    105 h ≤ … < 112 h 30

     

    X

     

     

    B16

    Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken met 25 % of meer

    112 h 30 ≤ …

    X

     

     

     

    C

    Pauzes

    C1

    Artikel 7

    Overschrijding van de aaneengesloten rijtijd van 4,5 uur alvorens een pauze te nemen

    4 h 30 < … < 5 h

     

     

     

    X

    C2

    5 h ≤ … < 6 h

     

     

    X

     

    C3

    6 h ≤ …

     

    X

     

     

    D

    Rusttijden

    D1

    Artikel 8, lid 2

    Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 11 uur als een verkorting van de dagelijkse rusttijd niet is toegestaan

    10 h ≤ … < 11 h

     

     

     

    X

    D2

    8 h 30 ≤ … < 10 h

     

     

    X

     

    D3

    … < 8 h 30

     

    X

     

     

    D4

    Onvoldoende verkorte dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur als verkorting is toegestaan

    8 h ≤ … < 9 h

     

     

     

    X

    D5

    7 h ≤ … < 8 h

     

     

    X

     

    D6

    … < 7 h

     

    X

     

     

    D7

    Onvoldoende opgesplitste dagelijkse rusttijd van minder dan 3 uur + 9 uur

    3 h + [8 h ≤ … < 9 h ]

     

     

     

    X

    D8

    3 h + [7 h ≤ … < 8 h]

     

     

    X

     

    D9

    3 h + [… < 7 h ]

     

    X

     

     

    D10

    Artikel 8, lid 5

    Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur bij meervoudige bemanning

    8 h ≤ … < 9 h

     

     

     

    X

    D11

    7 h ≤ … < 8 h

     

     

    X

     

    D12

    … < 7 h

     

    X

     

     

    D13

    Artikel 8, lid 6

    Onvoldoende verkorte wekelijkse rusttijd van minder dan 24 uur

    22 h ≤ … < 24 h

     

     

     

    X

    D14

    20 h ≤ … < 22 h

     

     

    X

     

    D15

    …< 20 h

     

    X

     

     

    D16

    Onvoldoende wekelijkse rusttijd van minder dan 45 uur als een verkorting van de wekelijkse rusttijd niet is toegestaan

    42 h ≤ … < 45 h

     

     

     

    X

    D17

    36 h ≤ … < 42 h

     

     

    X

     

    D18

    … < 36 h

     

    X

     

     

    D19

    Artikel 8, lid 6

    Overschrijden van 6 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige wekelijkse rusttijd

    … < 3 h

     

     

     

    X

    D20

    3 h ≤ … < 12 h

     

     

    X

     

    D21

    12 h ≤ …

     

    X

     

     

    E

    Afwijking van de 12-dagenregel

    E1

    Artikel 8, lid 6 bis

    Overschrijden van 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige normale wekelijkse rusttijd

    … < 3 h

     

     

     

    X

    E2

    3 h ≤ … < 12 h

     

     

    X

     

    E3

    12 h ≤ …

     

    X

     

     

    E4

    Artikel 8, lid 6 bis, onder b), ii)

    Wekelijkse rusttijd genomen na 12 opeenvolgende perioden van 24 uur

    65 h < … ≤ 67 h

     

     

    X

     

    E5

    … ≤ 65 h

     

    X

     

     

    E6

    Artikel 8, lid 6 bis, onder d)

    Rijtijd tussen 22.00 en 06.00 uur van meer dan drie uur voor een pauze wanneer het voertuig door slechts één persoon wordt bestuurd

    3 h < … < 4,5 h

     

     

    X

     

    E7

    4,5 h ≤ …

     

    X

     

     

    F

    Organisatie van het werk

    F1

    Artikel 10, lid 1

    Koppeling van het loon aan de afgelegde afstand of de hoeveelheid vervoerde goederen

     

    X

     

     

    F2

    Artikel 10, lid 2

    Geen of gebrekkige organisatie van het werk van de bestuurder, geen of gebrekkige instructies die de bestuurder in staat stellen aan de wetgeving te voldoen

     

    X

     

     

    (1)   MSI = ernstigste inbreuk/VSI = heel ernstige inbreuk/SI = ernstige inbreuk/MI = kleine inbreuk.

    2)    Categorieën inbreuken op Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 )(Tachograaf)



    Nr.

    RECHTSGRONDSLAG

    SOORT INBREUK

    ERNST

    MSI

    VSI

    SI

    MI

    G

    Installatie van de tachograaf

    G1

    Artikel 3, lid 1, en artikel 22, lid 2

    Geen typegekeurde tachograaf geïnstalleerd en in gebruik (bv.: tachograaf niet geïnstalleerd door installateur, werkplaats of voertuigfabrikant die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is erkend, gebruik van een tachograaf zonder de nodige zegels of zegels niet vervangen door een erkende installateur, werkplaats of voertuigfabrikant, of gebruik van een tachograaf zonder installatieplaatje).

    X

     

     

     

    H

    Gebruik van tachografen, bestuurderskaarten en registratiebladen

    H1

    Artikel 23, lid 1

    Gebruik van een tachograaf die niet door een erkende werkplaats is gecontroleerd

     

    X

     

     

    H2

    Artikel 27

    De bestuurder bezit/gebruikt meer dan één bestuurderskaart

     

    X

     

     

    H3

    Rijden met een vervalste bestuurderskaart (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

    X

     

     

     

    H4

    Rijden met de bestuurderskaart van een andere bestuurder (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

    X

     

     

     

    H5

    Rijden met een bestuurderskaart die is verkregen op grond van foute verklaringen en/of vervalste documenten (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)

    X

     

     

     

    H6

    Artikel 32, lid 1

    Tachograaf werkt niet correct (bv. tachograaf niet goed gecontroleerd, gekalibreerd en verzegeld)

     

    X

     

     

    H7

    Artikel 32, lid 1, en artikel 33, lid 1

    Tachograaf verkeerd gebruikt (bv. doelbewust of verplicht misbruik, ontbreken van instructies over correct gebruik enz.)

     

    X

     

     

    H8

    Artikel 32, lid 3

    Gebruik van een frauduleus apparaat dat de geregistreerde gegevens van de tachograaf kan wijzigen

    X

     

     

     

    H9

    Vervalsen, verbergen, schrappen of vernietigen van op de registratiebladen opgeslagen gegevens of van gegevens die zijn opgeslagen of gedownload van de tachograaf en/of bestuurderskaart

    X

     

     

     

    H10

    Artikel 33, lid 2

    De onderneming houdt de registratiebladen, print-outs en gedownloade gegevens niet bij

     

    X

     

     

    H11

    Geregistreerde en opgeslagen gegevens niet beschikbaar gedurende minstens een jaar

     

    X

     

     

    H12

    Artikel 34, lid 1

    Incorrect gebruik van registratiebladen/bestuurderskaart

     

    X

     

     

    H13

    Niet-toegestane intrekking van registratiebladen of bestuurderskaart, met gevolgen voor de registratie van relevante gegevens

     

    X

     

     

    H14

    Het registratieblad of de bestuurderskaart is gebruikt gedurende een langere periode dan die waarvoor ze bestemd is, en er zijn gegevens verloren gegaan

     

    X

     

     

    H15

    Artikel 34, lid 2

    Gebruik van vuile of beschadigde registratiebladen of bestuurderskaarten, met onleesbare gegevens

     

    X

     

     

    H16

    Artikel 34, lid 3

    Geen manuele input wanneer dit vereist is

     

    X

     

     

    H17

    Artikel 34, lid 4

    Het registratieblad of de bestuurderskaart is niet in het correcte slot gebruikt (meervoudige bemanning)

     

     

    X

     

    H18

    Artikel 34, lid 5

    Incorrect gebruik van de schakelorganen

     

    X

     

     

    I

    Voorleggen van informatie

    I1

    Artikel 36

    Controle weigeren

     

    X

     

     

    I2

    Artikel 36

    Niet in staat gegevens te verstrekken voor de lopende dag en de 28 vorige dagen

     

    X

     

     

    I3

    De bestuurder die een bestuurderskaart bezit, kan de registratiegegevens van de bestuurderskaart niet voorleggen

     

    X

     

     

    I4

    Artikel 36

    De bestuurders kan de registratiegegevens en print-outs die tijdens de lopende dag en de vorige 28 dagen zijn gemaakt niet voorleggen

     

    X

     

     

    I5

    Artikel 36

    De bestuurder beschikt over een bestuurderskaart, maar kan deze niet voorleggen

     

    X

     

     

    J

    Storingen

    J1

    Artikel 37, lid 1, en artikel 22, lid 1

    Tachograaf niet hersteld door een erkende installateur of werkplaats

     

    X

     

     

    J2

    Artikel 37, lid 2

    De bestuurder vermeldt niet alle vereiste informatie tijdens de tijdvakken die niet meer worden geregistreerd omdat de tachograaf onbruikbaar of defect is

     

    X

     

     



    ( 1 ) PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/28/EG van de Commissie (PB L 65 van 7.3.2006, blz. 27).

    ( 2 ) Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).

    Top