Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CO0494

Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 15 juni 2012.
Hogere voorziening — Mededinging — Mededingingsregelingen — Markt voor installatie en onderhoud van liften en roltrappen — Geldboeten — Moedermaatschappij en dochtervennootschappen — Toerekenbaarheid van inbreuk makend gedrag.
Zaak C‑494/11 P.

Jurisprudentie 2012 -00000

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2012:356





Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 15 juni 2012 —
Otis Luxembourg e.a./Commissie

(Zaak C-494/11 P)

„Hogere voorziening — Mededinging — Mededingingsregelingen — Markt voor installatie en onderhoud van liften en roltrappen — Geldboeten — Moedermaatschappij en dochtervennootschappen — Toerekenbaarheid van inbreuk makend gedrag”

1.                     Mededinging — Regels van Unie — Inbreuken — Toerekening — Moedermaatschappij en dochterondernemingen — Economische eenheid — Beoordelingscriteria — Bewijslast (Art. 101 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2) (cf. punten 42-43)

2.                     Recht van Unie — Beginselen — Gelijke behandeling — Begrip — Grenzen (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 20 en 21) (cf. punt 53)

3.                     Mededinging — Geldboeten — Bedrag —Vaststelling — Criteria — Zwaarte van inbreuk — Verplichting om concrete weerslag op markt in aanmerking te nemen — Omvang (Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 98/C 9/03 van de Commissie, punt 1 A) (cf. punten 63-65, 69)

4.                     Mededinging — Geldboeten — Bedrag — Vaststelling — Criteria — Zwaarte van inbreuk — Inaanmerkingneming van omvang van betrokken markt — Niet verplicht (Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 98/C 9/03 van de Commissie, punt 1 A) (cf. punten 66-67, 77)

5.                     Hogere voorziening — Middelen — Onjuiste beoordeling van feiten en bewijsmateriaal — Niet-ontvankelijkheid (Art. 256 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea) (cf. punt 88)

6.                     Mededinging — Geldboeten — Bedrag — Vaststelling — Vermindering van geldboete in ruil voor medewerking van betrokken onderneming — Voorwaarden — Eenzijdige verklaringen die niet door voldoende bewijzen worden gestaafd — Daarvan uitgesloten — Bewijzen die Commissie reeds bezit — Daarvan uitgesloten (Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2; mededeling 2002/C 45/03 van de Commissie) (cf. punten 89, 91, 95, 97)

7.                     Handelingen van de instellingen — Motivering — Verplichting — Omvang — Beschikking waarbij Commissie inbreuk op mededingingsregels vaststelt en geldboete oplegt (Art. 296 VWEU) (cf. punten 94-97)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 13 juli 2011, General Technic-Otis e.a./Commissie (gevoegde zaken T-141/07, T-142/07, T-145/07 en T-146/07), houdende verwerping van een beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C(2007) 512 definitief van de Commissie van 21 februari 2007 in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag (zaak COMP/E-1/38.823 — Liften en roltrappen), betreffende een mededingingsregeling op de markt voor de installatie en het onderhoud van liften en mechanische roltrappen in België, Duitsland, Luxemburg en Nederland die betrekking had op de manipulatie van aanbestedingen, de verdeling van de markten, de vaststelling van de prijzen, de toewijzing van projecten en de daarop betrekking hebbende contracten en de uitwisseling van informatie, alsook, subsidiair, tot intrekking of verlaging van de aan rekwirante opgelegde geldboete — Aansprakelijkheid van een moedermaatschappij voor de door haar dochterondernemingen begane inbreuken op de mededingingsregels.

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Otis Luxembourg Sàrl, Otis SA, Otis GmbH & Co. OHG, Otis BV en Otis Elevator Company worden verwezen in de kosten.

Top