This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61995CJ0302
Judgment of the Court (Fifth Chamber) of 12 December 1996. # Commission of the European Communities v Italian Republic. # Failure of a Member State to fulfil its obligations - Directive 91/271/EEC - Urban waste water treatment. # Case C-302/95.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 12 december 1996.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek.
Niet-nakoming - Richtlijn 91/271/EEG - Behandeling van stedelijk afvalwater.
Zaak C-302/95.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 12 december 1996.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek.
Niet-nakoming - Richtlijn 91/271/EEG - Behandeling van stedelijk afvalwater.
Zaak C-302/95.
Jurisprudentie 1996 I-06765
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1996:502
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 12 december 1996. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek. - Niet-nakoming - Richtlijn 91/271/EEG - Behandeling van stedelijk afvalwater. - Zaak C-302/95.
Jurisprudentie 1996 bladzijde I-06765
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
Beroep wegens niet-nakoming - Onderzoek van gegrondheid door Hof - In aanmerking te nemen situatie - Situatie bij verstrijken van in met redenen omkleed advies gestelde termijn
(EG-Verdrag, art. 169)
In het kader van een beroep krachtens artikel 169 van het Verdrag moet de vraag of verplichtingen niet zijn nagekomen, worden beoordeeld naar de situatie waarin de Lid-Staat zich bevond aan het eind van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, en kan het Hof met sedertdien opgetreden wijzigingen geen rekening houden.
In zaak C-302/95,
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur D. Maidani en L. Pignataro, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,
verzoekster,
tegen
Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door U. Leanza, hoofd van de dienst diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, bijgestaan door P. G. Ferri, avvocato dello Stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Italiaanse ambassade, Rue Marie-Adelaïde 5,
verweerster,
betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen, of althans hiervan geen mededeling aan de Commissie te doen, om te voldoen aan richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB 1991, L 135, blz. 40), de krachtens deze richtlijn en het EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE
(Vijfde kamer),
samengesteld als volgt: J. C. Moitinho de Almeida, kamerpresident, L. Sevón (rapporteur), D. A. O. Edward, P. Jann en M. Wathelet, rechters,
advocaat-generaal: P. Léger
griffier: R. Grass
gezien het rapport van de rechter-rapporteur,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 5 november 1996,
het navolgende
Arrest
1 Bij op 25 september 1995 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen, dat de Italiaanse Republiek, door niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen, of althans haar hiervan geen mededeling te doen, om te voldoen aan richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB 1991, L 135, blz. 40), de krachtens deze richtlijn en het EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.
2 Volgens artikel 19, lid 1, van richtlijn 91/271 doen de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 1993 aan de richtlijn te voldoen, en stellen zij de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
3 Omdat de Commissie geen enkele mededeling had ontvangen over maatregelen ter omzetting van richtlijn 91/271 in Italiaans recht en over geen enkele andere informatie beschikte om te kunnen concluderen, dat de Italiaanse Republiek aan haar verplichtingen had voldaan, maande zij de Italiaanse Republiek bij brief van 9 augustus 1993 aan om binnen een termijn van twee maanden haar opmerkingen in te dienen. In die brief werd gepreciseerd, dat ook indien de Italiaanse regering meende dat de bestaande nationale regels reeds in overeenstemming met richtlijn 91/271 waren, zij deze regels toch aan de Commissie moest meedelen.
4 Toen op deze aanmaningsbrief niet werd geantwoord, zond de Commissie de Italiaanse Republiek overeenkomstig artikel 169 EG-Verdrag een met redenen omkleed advies, gedateerd 27 december 1994, waarin zij haar uitnodigde binnen een termijn van twee maanden vanaf de betekening de nodige maatregelen te treffen om te voldoen aan de uit richtlijn 91/271 voortvloeiende verplichtingen.
5 Omdat de Italiaanse regering niet op dit met redenen omkleed advies antwoordde, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.
6 In haar verweerschrift betoogt de Italiaanse regering, dat de in richtlijn 91/271 behandelde materie in Italië is geregeld bij wet nr. 319 van 10 mei 1976 betreffende de bescherming van de wateren tegen vervuiling (hierna: "wet 319/76"). De voornaamste maatregelen waarin de richtlijn voorziet ter voorkoming van schade aan het milieu en, in het bijzonder, aan de waterbronnen, zijn reeds in deze wet opgenomen. De bepalingen van de wet worden toegepast door middel van regels vastgesteld door de regio's, die ten aanzien van de wateren wetgevende en bestuurlijke bevoegdheid bezitten.
7 De Italiaanse regering erkent niettemin, dat de volledige omzetting van richtlijn 91/271 nog een aanpassing van die nationale regels verlangt, in het bijzonder wat de in de bijlagen bij de richtlijn opgenomen vereisten betreft. Deze omzetting zal echter zeer binnenkort door middel van een wetsbesluit plaatsvinden.
8 De Italiaanse regering voegt hieraan toe, dat zij in afwachting van de definitieve uitvoering van richtlijn 91/271, de regio's bij besluitwet nr. 79 van 17 maart 1995 (GURI nr. 132 van 8 juni 1995) heeft verzocht, zich voor de uitvoeringsvoorschriften betreffende de lozingen van openbare riolen en die van civiele installaties die niet in de openbare riolen komen, te voegen naar de beginselen en de criteria van deze richtlijn. Onder deze omstandigheden is de Italiaanse Republiek van mening, dat zij althans ten dele aan haar omzettingsverplichting heeft voldaan, en zij verbindt zich om tot volledige omzetting van richtlijn 91/271 over te gaan.
9 In repliek betoogt de Commissie, dat de door de Italiaanse regering genoemde wet 319/76 en de besluitwet geen omzettingsmaatregelen van richtlijn 91/271 vormen. Wet 319/76, zoals gewijzigd, geeft immers enkel basisregels voor lozingen, en laat de uitvoering van zowel de aanvullende regeling als van de in de wet voorziene criteria en algemene regels over aan de regio's en de provincies. Voorts wijst de Commissie erop, dat de regionale uitvoeringsregelingen van die wet haar niet zijn meegedeeld en dat zij zich er dus op geen enkele manier van kan vergewissen, of de Italiaanse Republiek de richtlijn is nagekomen.
10 De Italiaanse Republiek betwist niet, dat zij bij het verstrijken van de bij richtlijn 91/271 gestelde termijn niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen had vastgesteld om aan die richtlijn te voldoen.
11 Met betrekking tot de bij besluitwet nr. 79 van 17 maart 1995 in wet 319/76 aangebrachte aanpassingen, inhoudende dat de regio's zich moeten voegen naar de beginselen en de criteria van richtlijn 91/271, erkent de Italiaanse regering, dat voor een volledige omzetting nog andere maatregelen noodzakelijk zijn.
12 Die aanpassingen uit 1995 kunnen echter hoe dan ook niet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de vraag of verplichtingen niet zijn nagekomen. Besluitwet nr. 79 van 17 maart 1995 is immers vastgesteld na het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn van twee maanden, welk advies volgens het dossier van de zaak niet later dan op 11 januari 1995 is betekend.
13 Volgens vaste rechtspraak moet de vraag of verplichtingen niet zijn nagekomen, worden beoordeeld naar de situatie waarin de Lid-Staat zich bevond aan het eind van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, en kan het Hof met sedertdien opgetreden wijzigingen geen rekening houden (zie, onder meer, arrest van 17 september 1996, zaak C-289/94, Commissie/Italië, Jurispr. 1996, blz. I-4405, r.o. 20).
14 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Italiaanse Republiek, door niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan richtlijn 91/271, niet heeft voldaan aan de krachtens artikel 19 van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen.
Kosten
15 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, indien dit is gevorderd. De Commissie heeft geconcludeerd tot verwijzing van de Italiaanse Republiek in de kosten. Aangezien de Italiaanse Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij in de kosten worden verwezen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),
rechtdoende, verklaart:
1) Door niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, is de Italiaanse Republiek de krachtens artikel 19 van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.
2) De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten.