Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61985CJ0401

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 7 oktober 1987.
Francesco Schina tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Ambtenaar - Rente in geval van derdenbelang.
Zaak 401/85.

Jurisprudentie 1987 -03911

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1987:425

61985J0401

ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 7 OKTOBER 1987. - FRANCESCO SCHINA TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - AMBTENAAR - RENTE IN GEVAL VAN BESLAG. - ZAAK 401/85.

Jurisprudentie 1987 bladzijde 03911


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

AMBTENAREN - BEROEP - BEROEP TOT SCHADEVERGOEDING - PROCEDUREEL KADER - ARTIKEL*179 EEG-VERDRAG EN ARTIKELEN*90 EN*91 AMBTENARENSTATUUT - MIDDELEN - ONWETTIGHEID VAN BESLUIT VAN TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG, WAARTEGEN NIET TIJDIG IS OPGEKOMEN - NIET-ONTVANKELIJKHEID

( EEG-VERDRAG, ARTIKEL*179; AMBTENARENSTATUUT, ARTIKELEN*90 EN*91 )

Samenvatting


EEN UIT DE DIENSTBETREKKING VOORTKOMEND SCHADEGEDING TUSSEN EEN AMBTENAAR EN DE INSTELLING WAARBIJ HIJ IN DIENST IS OF WAS, VALT BINNEN HET KADER VAN ARTIKEL*179 VAN HET VERDRAG EN VAN DE ARTIKELEN*90 EN*91 VAN HET STATUUT EN DUS BUITEN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE ARTIKELEN*178 EN*215 VAN HET VERDRAG . EEN AMBTENAAR DIE NIET TIJDIG IS OPGEKOMEN TEGEN EEN DOOR HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG JEGENS HEM GENOMEN BESLUIT, KAN ZICH IN HET KADER VAN EEN AANSPRAKELIJKHEIDSACTIE NIET BEROEPEN OP DE BEWEERDE ONWETTIGHEID VAN DAT BESLUIT .

Partijen


IN ZAAK 401/85,

F . SCHINA, AMBTENAAR VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, WONENDE TE STRASSEN ( LUXEMBURG ), VERTEGENWOORDIGD DOOR J.-N.*LOUIS, ADVOCAAT TE BRUSSEL, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ N.*DECKER, ADVOCAAT ALDAAR, 16, AVENUE MARIE-THERESE,

VERZOEKER,

TEGEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR D.*GOULOUSSIS EN M.*WOLFCARIUS, LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST, ALS GEMACHTIGDEN, DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ G.*KREMLIS, LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST, BATIMENT JEAN MONNET, KIRCHBERG,

VERWEERSTER,

BETREFFENDE RENTEBETALING OVER BEDRAGEN DIE OP GROND VAN EEN CONSERVATOIR DERDENBESLAG OP HET SALARIS VAN VERZOEKER ZIJN INGEHOUDEN,

WIJST

HET HOF VAN JUSTITIE ( DERDE KAMER ),

ADVOCAAT-GENERAAL : J.*L . DA CRUZ VILACA

GRIFFIER : H.*A . RUEHL, HOOFDADMINISTRATEUR

GEZIEN HET RAPPORT TER TERECHTZITTING ZOALS AANGEVULD NA DE MONDELINGE BEHANDELING OP 10*DECEMBER*1986,

GEHOORD DE CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL TER TERECHTZITTING VAN 18*MAART*1987,

HET NAVOLGENDE

ARREST

Overwegingen van het arrest


1 BIJ VERZOEKSCHRIFT, INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 5*DECEMBER 1985, HEEFT F.*SCHINA, AMBTENAAR VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, BEROEP INGESTELD TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT VAN DE COMMISSIE VAN 22*MAART 1985 HOUDENDE WEIGERING VAN RENTEBETALING AAN VERZOEKER OVER BEDRAGEN DIE OP GROND VAN EEN CONSERVATOIR DERDENBESLAG OP ZIJN SALARIS ZIJN INGEHOUDEN .

2 DIT DERDENBESLAG IS GELEGD KRACHTENS EEN BESCHIKKING VAN DE VREDERECHTER TE LUXEMBURG VAN 12*AUGUSTUS 1982 TEN VERZOEKE VAN EEN SCHULDEISER VAN SCHINA . NADAT DE COMMISSIE HEM BIJ BRIEF VAN 18*AUGUSTUS 1982 HIERVAN IN KENNIS HAD GESTELD, HEEFT SCHINA HET BESLAG TEVERGEEFS AANGEVOCHTEN VOOR DE LUXEMBURGSE RECHTER . DAAROP DIENDE HIJ BIJ BRIEF VAN 6*OKTOBER 1983 EEN KLACHT IN BIJ DE COMMISSIE . BIJ VERZOEKSCHRIFT VAN 9*JULI 1984 STELDE HIJ EEN BEROEP IN BIJ HET HOF . VERZOEKER HEEFT DIT BEROEP ( ZAAK*180/84 ) INGETROKKEN, OMDAT HIJ INZAG DAT DE MIDDELEN VAN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE NIET-ONTVANKELIJKHEID VAN HET BEROEP WEGENS HET VERSTRIJKEN VAN DE BEROEPSTERMIJN GEGROND WAREN .

3 VASTSTAAT, DAT DE COMMISSIE TUSSEN SEPTEMBER*1982 EN APRIL*1983 IN TOTAAL 450*000*LFR HEEFT INGEHOUDEN OP VERZOEKERS MAANDELIJKSE BEZOLDIGING . TOEN SCHINA VERNAM, DAT DE BEHANDELING VAN DE HOOFDZAAK NIET VOOR NOVEMBER*1984 ZOU PLAATSVINDEN, VERZOCHT HIJ DE COMMISSIE BIJ MEMORANDUM VAN 23*NOVEMBER 1983 OM "COMPENSERENDE MAATREGELEN TE TREFFEN, TEN EINDE DE VERDERE SCHADE TE BEPERKEN . DAARTOE STEL IK U VOOR, HET GELD VOORLOPIG VOOR EEN JAAR OP DEPOSITO TE ZETTEN, EVENTUEEL OP EEN DOOR DE COMMISSIE GEOPENDE BANKREKENING ." VOORTS VERZOCHT HIJ DE COMMISSIE OM "ALLE MOGELIJKHEDEN IN DEZE ZIN TE ONDERZOEKEN ". DE COMMISSIE STELDE DE ADVOCAAT VAN DE SCHULDEISER VAN DIT VERZOEK OP DE HOOGTE, DIE BIJ BRIEF VAN 14*DECEMBER 1983 MET HET VOORSTEL INSTEMDE, OP VOORWAARDE DAT OOK DE RENTE ZOU WORDEN GEBLOKKEERD EN DAT HET GELD TELKENS VOOR EEN MAAND ZOU WORDEN UITGEZET . BIJ BRIEF VAN 28*FEBRUARI 1985 DEELDE DE ADVOCAAT VAN DE SCHULDEISER DE COMMISSIE MEE, DAT SCHINA HAD VOLDAAN AAN DE VERPLICHTINGEN DIE UIT HET INMIDDELS GEWEZEN VONNIS IN DE HOOFDZAAK VOORTVLOEIDEN, EN DAT HIJ HET BESLAG OPHIEF, WAARNA HET BETROKKEN BEDRAG AAN SCHINA WERD UITBETAALD . BIJ NOTA VAN 22*MAART 1985 WEIGERDE DE COMMISSIE EVENWEL DE DOOR SCHINA GEVORDERDE RENTE TE BETALEN . NA EERST EEN KLACHT TE HEBBEN INGEDIEND, STELDE SCHINA VERVOLGENS HET ONDERHAVIGE BEROEP IN .

4 VERZOEKER BETOOGT IN DE EERSTE PLAATS, DAT DE BEZOLDIGING VAN AMBTENAREN NIET VOOR BESLAG VATBAAR IS EN DAT DE COMMISSIE BIJGEVOLG DE SCHADE MOET VERGOEDEN DIE UIT DE ONWETTIGE INHOUDING OP ZIJN SALARIS IS VOORTGEVLOEID . IN DE TWEEDE PLAATS HAD DE COMMISSIE OP GROND VAN HAAR ZORGPLICHT DAN WEL OP GROND VAN DE GEZAMENLIJKE INSTRUCTIE VAN DE BESLAGENE ( DE DEBITEUR ) EN DE BESLAGLEGGER ( DE CREDITEUR ) HET GEBLOKKEERDE BEDRAG RENTEDRAGEND MOETEN UITZETTEN, ZODAT ZIJ HEM SCHADELOOS DIENT TE STELLEN VOOR DE GEVOLGEN VAN DE NIET-NAKOMING VAN DEZE VERPLICHTING . TEN SLOTTE ZOU DE COMMISSIE ONGERECHTVAARDIGD ZIJN VERRIJKT, IN ZOVER ZIJ ALS DERDE-BESLAGENE DE INGEHOUDEN BEDRAGEN HEEFT GEBRUIKT OM ER ZELF VOORDEEL MEE TE BEHALEN .

5 VOOR EEN UITVOERIGER UITEENZETTING VAN DE FEITEN, DE PROCEDURE EN DE MIDDELEN EN ARGUMENTEN VAN PARTIJEN WORDT VERWEZEN NAAR HET RAPPORT TER TERECHTZITTING . DEZE ELEMENTEN VAN HET DOSSIER WORDEN HIERONDER SLECHTS WEERGEGEVEN VOOR ZOVER DIT NOODZAKELIJK IS VOOR DE REDENERING VAN HET HOF .

DE ONTVANKELIJKHEID

6 DE COMMISSIE BETOOGT, DAT DE EERSTE TWEE MIDDELEN VAN HET BEROEP TARDIEF EN DUS NIET-ONTVANKELIJK ZIJN .

7 HET MIDDEL, DAT DE BEZOLDIGING VAN AMBTENAREN NIET VOOR BESLAG VATBAAR IS, IS VOLGENS DE COMMISSIE IN WERKELIJKHEID GERICHT TEGEN DE BRIEF VAN 18*AUGUSTUS 1982, WAARBIJ VERZOEKER HET BESLAG TER KENNIS IS GEBRACHT, EN TEGEN DE INHOUDINGEN OP ZIJN SALARIS TUSSEN SEPTEMBER*1982 EN APRIL*1983, WAARTEGEN VERZOEKER NIET TIJDIG IS OPGEKOMEN .

8 IN DE EERSTE PLAATS MOET WORDEN OPGEMERKT, DAT VERZOEKER MET HET ARGUMENT DAT ZIJN SALARIS NIET VOOR BESLAG VATBAAR IS, IN WEZEN BETOOGT DAT HET BESLUIT VAN DE COMMISSIE OM INGEVOLGE HET DERDENBESLAG EEN BEPAALD GEDEELTE VAN ZIJN SALARIS IN TE HOUDEN, ONWETTIG WAS . DIT MIDDEL KAN EVENWEL BIJ HET ONDERHAVIGE BEROEP NIET MEER INCIDENTEEL AAN DE ORDE WORDEN GESTELD .

9 HET IS JUIST DAT HET EERSTE MIDDEL VAN DIT BEROEP, GERICHT TEGEN HET BESLUIT VAN DE COMMISSIE VAN 22*MAART 1985 HOUDENDE WEIGERING VAN RENTEBETALING AAN VERZOEKER OVER HET GEDEELTE VAN ZIJN SALARIS WAAROP BESLAG WAS GELEGD, STREKT TOT VERGOEDING VAN DE FINANCIELE SCHADE DIE VERZOEKER DOOR DE INHOUDING VAN EEN GEDEELTE VAN ZIJN SALARIS ZOU HEBBEN GELEDEN . VOLGENS 'S*HOFS RECHTSPRAAK EVENWEL VALT EEN UIT DE DIENSTBETREKKING VOORTKOMEND SCHADEGEDING TUSSEN EEN AMBTENAAR EN DE INSTELLING WAARBIJ HIJ IN DIENST IS OF WAS, BINNEN HET KADER VAN ARTIKEL*179 VAN HET VERDRAG EN VAN DE ARTIKELEN*90 EN 91 VAN HET STATUUT EN BUITEN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE ARTIKELEN*178 EN 215 VAN HET VERDRAG ( ARRESTEN VAN 17*FEBRUARI 1977, ZAAK*48/76, REINARZ, JURISPR.*1977, BLZ.*291, EN VAN 19*NOVEMBER 1981, ZAAK*106/80, FOURNIER, JURISPR.*1981, BLZ.*2759 ). EEN AMBTENAAR DIE NIET TIJDIG IS OPGEKOMEN TEGEN EEN DOOR HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG JEGENS HEM GENOMEN BESLUIT, KAN ZICH IN HET KADER VAN EEN AANSPRAKELIJKHEIDSACTIE NIET BEROEPEN OP DE BEWEERDE ONWETTIGHEID VAN DAT BESLUIT .

10 BLIJKENS HET DOSSIER IS VERZOEKER NIET BINNEN DE IN DE ARTIKELEN*90 EN 91 AMBTENARENSTATUUT VOORZIENE TERMIJNEN OPGEKOMEN TEGEN HET BESLUIT VAN DE COMMISSIE OM INGEVOLGE HET DERDENBESLAG EEN GEDEELTE VAN ZIJN SALARIS IN TE HOUDEN, WAT OOK WORDT BEVESTIGD DOORDAT HIJ IN ZAAK*180/84 AFSTAND VAN INSTANTIE HEEFT GEDAAN . AAN HET VERVAL VAN RECHT KAN HIJ BIJGEVOLG NIET ONTSNAPPEN DOOR DIT MIDDEL IN HET KADER VAN HET ONDERHAVIGE BEROEP AAN TE VOEREN . MITSDIEN MOET HET EERSTE MIDDEL NIET-ONTVANKELIJK WORDEN VERKLAARD .

11 HET TWEEDE MIDDEL IS VOLGENS DE COMMISSIE IN WERKELIJKHEID GERICHT TEGEN HET STILZWIJGEND GENOMEN BESLUIT TOT AFWIJZING VAN SCHINA' S VERZOEK VAN 23*NOVEMBER 1983 OM DE INGEHOUDEN BEDRAGEN OP EEN TERMIJNREKENING TE ZETTEN . BIJGEVOLG ZOUDEN DE TERMIJNEN VAN DE ARTIKELEN*90 EN 91 AMBTENARENSTATUUT OOK IN DIT GEVAL NIET ZIJN NAGELEEFD .

12 GELET OP DE EERDER GECITEERDE RECHTSPRAAK VAN HET HOF MOET WORDEN OPGEMERKT, DAT DE DOOR VERZOEKER IN HET TWEEDE MIDDEL GESTELDE SCHADE IS ONTSTAAN, DOORDAT DE COMMISSIE IN HAAR HOEDANIGHEID VAN WERKGEVER EN DERDE-BESLAGENE HEEFT GEWEIGERD OM DE OP VERZOEKERS SALARIS INGEHOUDEN BEDRAGEN RENTEDRAGEND UIT TE ZETTEN . VERZOEKER BETOOGT IN HOOFDZAAK, DAT DE COMMISSIE IN STRIJD MET HAAR ZORGPLICHT ALS WERKGEVER EN TEGEN DE GEZAMENLIJKE INSTRUCTIES VAN DE BESLAGENE EN DE BESLAGLEGGER IN HEEFT NAGELATEN OM DE BEDRAGEN WAAROP BESLAG WAS GELEGD, RENTEDRAGEND UIT TE ZETTEN . OOK WAT HET TWEEDE MIDDEL BETREFT, VALT HET ONDERHAVIGE GESCHIL DERHALVE BINNEN HET KADER VAN ARTIKEL*179 EEG-VERDRAG EN DE ARTIKELEN*90 EN 91 AMBTENARENSTATUUT, EN HAD VERZOEKER ZICH TE HOUDEN AAN DE PROCEDUREVOORSCHRIFTEN VAN DEZE ARTIKELEN .

13 ZOALS HIERBOVEN UITEENGEZET, HAD VERZOEKER DE COMMISSIE BIJ MEMORANDUM VAN 23*NOVEMBER*1983 VERZOCHT OM ERVOOR TE ZORGEN DAT DE BEDRAGEN WAAROP BESLAG WAS GELEGD, RENTE DROEGEN, BIJ VOORBEELD "DOOR HET GELD VOOR EEN JAAR OP DEPOSITO TE ZETTEN, EVENTUEEL OP EEN DOOR DE COMMISSIE GEOPENDE BANKREKENING ". DE COMMISSIE HEEFT DIT VERZOEK NIET BEANTWOORD . BIJGEVOLG MOET WORDEN VASTGESTELD, DAT TOEN DE COMMISSIE BIJ HET VERSTRIJKEN VAN DE TERMIJN VAN ARTIKEL*90, LID*1, VAN HET STATUUT NIET HAD GEANTWOORD, DIT ALS EEN STILZWIJGEND AFWIJZEND BESLUIT MOEST WORDEN BESCHOUWD . HET STAAT VAST, DAT VERZOEKER TEGEN DIT BESLUIT GEEN KLACHT IN DE ZIN VAN ARTIKEL*90, LID*2, VAN HET STATUUT HEEFT INGEDIEND .

14 HET TWEEDE MIDDEL DIENT DERHALVE EVENEENS NIET-ONTVANKELIJK TE WORDEN VERKLAARD .

TEN GRONDE

15 MET BETREKKING TOT DE GEGRONDHEID VAN HET BEROEP BEHOEFT DUS ALLEEN NOG HET DERDE MIDDEL VAN VERZOEKER TE WORDEN ONDERZOCHT, TE WETEN DAT DE COMMISSIE ONGERECHTVAARDIGD ZOU ZIJN VERRIJKT . ZONDER DAT BEHOEFT TE WORDEN ONDERZOCHT OF VERZOEKER ZIJN BEROEP OP EEN DERGELIJK MIDDEL KAN BASEREN, KAN WORDEN VOLSTAAN MET DE VASTSTELLING, DAT VERZOEKER GEEN OMSTANDIGHEDEN HEEFT GESTELD OP GROND WAARVAN HET HOF ZOU KUNNEN BEOORDELEN OF EEN DERGELIJKE VERRIJKING HEEFT PLAATSGEVONDEN .

16 MITSDIEN MOET HET BEROEP IN ZIJN GEHEEL WORDEN VERWORPEN .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

17 INGEVOLGE ARTIKEL*69, PARAGRAAF*2, VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN, VOOR ZOVER ZULKS IS GEVORDERD . VOLGENS ARTIKEL*70 VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING BLIJVEN ECHTER DE KOSTEN DOOR DE INSTELLINGEN TER ZAKE VAN BEROEPEN VAN PERSONEELSLEDEN DER GEMEENSCHAPPEN GEMAAKT, TE HAREN LASTE .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( DERDE KAMER ),

RECHTDOENDE :

1 ) VERWERPT HET BEROEP .

2 ) VERSTAAT DAT ELK DER PARTIJEN DE EIGEN KOSTEN ZAL DRAGEN .

Top