Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AE5705

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende asiel- en migratiebeheer en tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG en de voorgestelde Verordening (EU) xxx/xxx [asiel- en migratiefonds] (COM(2020) 610 final — 2020-279 (COD)) en over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel (COM(2020) 613 final — 2020-277 (COD))

    EESC 2020/05705

    PB C 155 van 30.4.2021, p. 58–63 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.4.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 155/58


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende asiel- en migratiebeheer en tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG en de voorgestelde Verordening (EU) xxx/xxx [asiel- en migratiefonds]

    (COM(2020) 610 final — 2020-279 (COD))

    en over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel

    (COM(2020) 613 final — 2020-277 (COD))

    (2021/C 155/09)

    Rapporteur:

    Dimitris DIMITRIADIS

    Raadpleging

    Europees Parlement, 11.11.2020

    Europese Commissie, 27.11.2020

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

    Goedkeuring door de afdeling

    8.2.2021

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    25.2.2021

    Zitting nr.

    558

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    235/5/25

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het waarborgen van een evenwichtige behandeling van asielaanvragen, zodat degenen die internationale bescherming nodig hebben asiel krijgen of degenen die geen bescherming nodig hebben daadwerkelijk worden teruggestuurd, moet niet de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten zijn, maar moet door de EU als geheel worden beheerd.

    1.2.

    Het EESC erkent dat migratie een menselijk en structureel verschijnsel is, dat asiel en internationale bescherming grondrechten zijn voor vervolgde mensen en wettelijke verplichtingen op grond van het internationaal recht scheppen voor de staten die partij zijn bij het Verdrag van Genève. Het EESC wijst erop dat de grondrechten en persoonsgegevens moeten worden beschermd in het kader van de in dit advies besproken voorstellen voor verordeningen.

    1.3.

    Het EESC is ingenomen met de verbeterde informatievoorziening aan asielzoekers over de in deze verordeningen voorziene aanvraagprocedure en de daaruit voor hen voortvloeiende rechten en plichten, waardoor zij deze rechten beter zullen kunnen verdedigen. Het recht om in beroep te gaan wordt versterkt, doordat de beroepsmogelijkheden worden afgebakend en ernaar wordt gestreefd om binnen een geharmoniseerde termijn rechterlijke beslissingen te nemen. De regels inzake rechtsmiddelen zijn ook aangepast om de beroepsprocedure aanzienlijk te versnellen en te harmoniseren.

    1.4.

    Het EESC stelt ook met genoegen vast dat het recht op een privé- en gezinsleven en de rechten van niet-begeleide minderjarigen worden versterkt, doordat het toepassingsgebied wordt uitgebreid tot broer(s)/zus(sen) en gezinnen die in landen van doorreis zijn ontstaan, binnen de criteria voor gezinshereniging en doordat het beginsel van het belang van het kind wordt toegepast.

    1.5.

    Het EESC erkent het belang van de voorstellen met de juridische status van een verordening — in tegenstelling tot een richtlijn — die verbindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Alle relevante voorgestelde verordeningen moeten echter tegelijkertijd worden vastgesteld teneinde een volwaardig beleid te kunnen voeren: als een daarvan niet zou worden vastgesteld, zou dat ernstige gevolgen hebben voor de uitvoering van de andere. Bovendien laat de niet-naleving van bindende EU-wetgeving door sommige lidstaten in het verleden veel ruimte voor twijfel over de uitvoering van verschillende bepalingen van de voorgestelde verordeningen.

    1.6.

    Het EESC is verheugd dat de voorstellen het resultaat zijn van grondig overleg met belanghebbenden, nationale en lokale autoriteiten (1), maatschappelijke organisaties en niet-gouvernementele en internationale organisaties, zoals de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen (UNHCR) (2) en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) (3), denktanks en de academische wereld.

    1.7.

    Het EESC is verheugd dat in de verordeningen de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid worden ingeroepen, maar is van mening dat deze last niet voldoende wordt gecompenseerd door een overeenkomstige mate van solidariteit. Simpel gezegd kan solidariteit, in de vorm van herplaatsing, niet vrijwillig zijn. Er moet sprake zijn van een bindend karakter, in de vorm van verplichte herplaatsingen.

    1.8.

    Het EESC deelt de tweeledige bezorgdheid over enerzijds de veiligheid van mensen die internationale bescherming of een beter leven zoeken en anderzijds het welzijn van de landen aan de buitengrenzen van de EU, die zich zorgen maken dat de migratiedruk hun capaciteiten te boven gaat.

    1.9.

    Het EESC is het ermee eens dat de Dublin III-verordening niet bedoeld was om het hoofd te bieden aan situaties van migratiedruk of om te zorgen voor een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten. Evenmin werd in die verordening rekening gehouden met het migratiebeheer van gemengde migratiestromen en de druk die deze stromen op de migratiesystemen van de lidstaten uitoefenen.

    1.10.

    Omdat het algemene concept van het migratie- en asielpact echter gebaseerd is op grenstoezicht en het voorkomen van secundaire stromen, verhoogt het de last van de verantwoordelijkheid en het ongemak voor de landen van eerste binnenkomst, samen met de verplichtingen die zijn voorzien in de voorstellen voor voorafgaande controles en grenstoezicht. Deze verplichtingen zijn bezwarend voor die landen, omdat hierdoor het aantal mensen dat aan de grens moet blijven toeneemt, met mogelijke ernstige gevolgen voor hun eigen welzijn, maar ook voor dat van de gastsamenlevingen.

    1.11.

    Het EESC vindt het bemoedigend dat wordt erkend dat er een breder solidariteitsconcept nodig is en dat solidariteit een verplichtend karakter moet hebben zodat voorspelbaar en doeltreffend kan worden gereageerd op de veranderende situatie, waarbij het aandeel van gemengde migratiestromen naar de Unie toeneemt, en om te zorgen voor een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid in overeenstemming met het Verdrag. Dit blijft echter achter bij de verwachtingen voor een solidariteitsmechanisme waarmee de lasten van de landen van eerste binnenkomst daadwerkelijk zouden worden verlicht.

    1.12.

    Het EESC stelt voor dat het voorgestelde terugkeerbeleid naar de landen van herkomst wordt ondersteund door een systeem van duidelijke stimulansen en ontmoedigingen voor derde landen. Bovendien moet het terugkeerbeleid worden geregeld door te voorzien in een krachtigere rol en betrokkenheid voor de EU, waarbij nationaal beleid ondersteuning kan bieden in gevallen waarin de betrokken lidstaat druk kan uitoefenen op een bepaald derde land. Er moeten meer inspanningen worden geleverd met betrekking tot de zogenaamde drieledige aanpak (‘triple nexus’) van humanitaire actie, ontwikkeling en vrede in de landen van herkomst van asielzoekers.

    1.13.

    Het EESC is voorstander van onmiddellijke en verplichte actie zoals voorzien in het Commissievoorstel, aangezien een zo groot en welvarend continent als Europa meer zou moeten kunnen bijdragen aan een doeltreffende bescherming van vluchtelingen.

    1.14.

    Gezien het vrijwillige karakter van de keuze tussen herplaatsing en gesponsorde terugkeer zou het EESC kunnen instemmen met een verplichte toewijzing van herplaatsingen, in die zin dat als alle landen ervoor kiezen om de terugkeer te financieren, maar er niet voor kiezen om te herplaatsen of slechts een zeer klein aantal herplaatsingen te accepteren, dit de huidige situatie in de landen van eerste binnenkomst verder zal verergeren.

    1.15.

    Het EESC wil aandacht besteden aan het voorstel inzake de noodzaak om monitoringmechanismen in te stellen voor het toezicht op de procedure, van de screening tot de terugkeer, en de naleving van de grondrechten. Dergelijke mechanismen zouden onder andere het gebruik van zogenaamde pushbacks kunnen voorkomen. Wel moet er voldoende tijd worden uitgetrokken om de mechanismen op te zetten; de in de screeningverordening en de verordening asielprocedures voorziene algemene procedures en de bijbehorende termijnen lijken vrij lastig haalbaar.

    1.16.

    Het EESC is voorstander van een versterking van de crisis- en overmachtverordening door invoering van materiële wettelijke bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens. Daarnaast stelt het voor dat lidstaten die in een crisis verkeren hun internationale verplichtingen voor een langere periode mogen opschorten, nl. zolang de crisis duurt.

    1.17.

    Het EESC betwijfelt of de bepalingen van de voorgestelde verordeningen daadwerkelijk toegepast zullen gaan worden, en vreest dat mensen die asiel nodig hebben, hun rechten mogelijk niet zullen kunnen uitoefenen omdat de voorziene procedures disfunctioneel zijn.

    2.   Achtergrond

    2.1.

    De crisis van 2015 bracht aanzienlijke structurele zwakke punten en tekortkomingen aan het licht in de vormgeving en de uitvoering van het Europese asiel- en migratiebeleid, met inbegrip van het Dublinsysteem, dat er niet op was berekend om de verantwoordelijkheid voor personen die om internationale bescherming verzoeken, in de hele EU duurzaam te delen. In de conclusies van de Europese Raad van 28 juni 2018 wordt opgeroepen tot een hervorming van de Dublinverordening, gebaseerd op een evenwicht tussen verantwoordelijkheid en solidariteit met betrekking tot de personen die zijn ontscheept na opsporings- en reddingsoperaties.

    2.2.

    Het nieuwe migratie- en asielpact, dat samen met het voorstel voor een nieuwe verordening betreffende asiel- en migratiebeheer wordt gepresenteerd, is bedoeld als een nieuwe start op het gebied van migratie op basis van een alomvattende aanpak van migratiebeheer. Dit voorstel voorziet in een gemeenschappelijk kader voor asiel- en migratiebeheer op EU-niveau als een belangrijke bijdrage aan de alomvattende aanpak en beoogt het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te bevorderen.

    Uit de recente migratiecrises komen met name de volgende uitdagingen naar voren.

    2.2.1.

    Gebrek aan een geïntegreerde aanpak voor de uitvoering van het Europese asiel- en migratiebeleid:

    gebrek aan een gelijk speelveld in alle lidstaten, waardoor de inspanningen om toegang tot procedures, gelijke behandeling, duidelijkheid en rechtszekerheid te garanderen, worden belemmerd.

    2.2.2.

    Nationale inefficiëntie en gebrek aan EU-harmonisatie op het gebied van asiel- en migratiebeheer:

    uitdagingen met betrekking tot het verband tussen terugkeer en asiel;

    beperkt gebruik van programma’s voor begeleide vrijwillige terugkeer;

    gebrek aan gestroomlijnde procedures bij aankomst;

    vertragingen bij de toegang tot de juiste asielprocedure en een trage verwerking van de aanvragen;

    problemen bij het gebruik van de grensprocedure.

    2.2.3.

    Het ontbreken van een breed en flexibel solidariteitsmechanisme:

    herplaatsing is niet de enige doeltreffende respons om het hoofd te bieden aan gemengde stromen.

    2.2.4.

    Inefficiëntie in het Dublinsysteem:

    gebrek aan een duurzame verdeling van de verantwoordelijkheid in het huidige systeem;

    de huidige regels voor de verschuiving van de verantwoordelijkheid dragen bij tot ongeoorloofde verplaatsingen;

    inefficiënte gegevensverwerking;

    de procedurele inefficiëntie van het Dublinsysteem leidt tot administratieve lasten.

    2.2.5.

    Gebrek aan doelgerichte mechanismen voor de aanpak van extreme crisissituaties:

    de moeilijkheid voor de EU om tijdens extreme crisissituaties toegang tot asiel of andere procedures aan de grenzen te garanderen.

    2.2.6.

    Gebrek aan een eerlijk en doeltreffend systeem voor de uitoefening van de grondrechten en moeilijkheden bij het vaststellen van nieuwe legale asielmogelijkheden en bij het doeltreffend aanpakken van de redenen voor migratie, met inbegrip van humanitaire, ontwikkelings- en vredeskwesties.

    2.3.

    Het is te hopen dat met de voorstellen deze uitdagingen op de volgende manier worden aangepakt.

    2.3.1.

    Een efficiënter, naadloos en geharmoniseerd migratiebeheersysteem:

    een alomvattende aanpak voor een efficiënt asielbeheer (het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor het asiel- en migratiebeheer van de EU);

    een naadloze asiel-terugkeerprocedure en een gemakkelijker gebruik van versnelde en grensprocedures;

    een gecoördineerde, doeltreffende en snelle screeningsfase (voorstel voor een verordening tot invoering van de screening van onderdanen van derde landen die zijn aangehouden in verband met het illegaal overschrijden van de buitengrenzen, die zijn ontscheept na opsporings- en reddingsoperaties of die om internationale bescherming aan de grensdoorlaatposten verzoeken).

    2.3.2.

    Een eerlijker, meer omvattende aanpak ten aanzien van solidariteit en herplaatsing:

    een solidariteitsmechanisme dat voorziet in verplichte solidariteit met een ruimer toepassingsgebied (voorstel voor een verordening betreffende asiel- en migratiebeheer).

    2.3.3.

    Vereenvoudigde en efficiëntere regels voor gedegen migratiebeheer:

    een ruimere en eerlijkere bepaling van de verantwoordelijkheidscriteria, waarbij de beëindiging en de verschuiving van de verantwoordelijkheid worden beperkt (voorstel voor een verordening betreffende asiel- en migratiebeheer);

    efficiëntere gegevensverzameling/-verwerking, waarbij de aanvragers kunnen worden geteld in plaats van de aanvragen, en waarbij een specifieke categorie voor opsporings- en reddingsoperaties wordt opgenomen (herschikking van de Eurodac-verordening);

    verbetering van de procedurele efficiëntie (voorstel voor een verordening betreffende asiel- en migratiebeheer).

    2.3.4.

    Een doelgericht mechanisme voor de aanpak van extreme crisissituaties (voorstel voor een verordening betreffende de aanpak van crisissituaties).

    2.3.5.

    Doeltreffendere handhaving van de grondrechten van migranten en asielzoekers (4).

    3.   Opmerkingen over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende asiel- en migratiebeheer en tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG en de voorgestelde Verordening (EU) xxx/xxx [asiel- en migratiefonds]

    3.1.

    In het migratie- en asielpact wordt terecht gewezen op de inconsistenties tussen de asiel- en terugkeerstelsels van de lidstaten en wordt de noodzaak benadrukt om de solidariteit binnen de EU te versterken door tekortkomingen in de uitvoering weg te werken en de samenwerking met derde landen te verbeteren en te versterken. Het is echter niet duidelijk of het beginsel van vrijwillige en selectieve solidariteit de grote coördinatieproblemen van het afgelopen decennium zal helpen oplossen, met name gezien het feit dat de lasten onevenredig zwaar drukken op de landen van eerste binnenkomst.

    3.2.

    Zoals opgemerkt in het EESC-advies SOC/649 (5) zouden in het kader van het nieuwe solidariteitsmechanisme de lidstaten de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan herplaatsing of terugkeersponsoring van personen die zich in een irreguliere situatie bevinden. Het EESC heeft twijfels over de haalbaarheid van het mechanisme, dat gebaseerd is op hypothetische vrijwillige solidariteit. Er wordt geen gewag gemaakt van de prikkels die nodig zijn om de lidstaten aan te zetten tot deelname aan dit mechanisme, met name in het licht van de weigering van sommige van hen om aan het vorige herplaatsingsprogramma (6) mee te werken, of van het ontbreken van een uitdrukkelijke verplichting. Dit op solidariteit gebaseerde mechanisme kan ook het tegenovergestelde effect hebben, namelijk dat de betrokkene wordt herplaatst in de lidstaat die de terugkeer sponsort, indien de terugkeer niet binnen acht maanden daadwerkelijk wordt uitgevoerd, hetgeen leidt tot leemten in de verantwoordingsplicht met betrekking tot de rechten van terugkeerders. Bovendien worden de lidstaten in het voorgestelde nieuwe solidariteitsmechanisme gestimuleerd om niet deel te nemen aan herplaatsing — de meest urgente, moeilijke en dure optie — maar om in plaats daarvan te kiezen voor terugkeer (7). Daarom moeten er bindende solidariteitsmaatregelen in de vorm van verplichte actie zoals voorzien in de Commissiemededeling worden ingevoerd.

    3.3.

    Het EESC is ingenomen met de inkorting van de termijn (van vijf naar drie jaar) voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene voor personen die internationale bescherming genieten wanneer zij besluiten in de lidstaat te blijven die hun dergelijke bescherming heeft verleend. Doel hiervan is duidelijk de integratie in lokale gemeenschappen te bevorderen, hoewel dit ook als een beperking van de mobiliteit binnen de EU zou kunnen worden gezien. Daarmee wordt dus bevestigd dat de druk nog steeds bij de landen van eerste binnenkomst ligt.

    3.4.

    Het EESC is ingenomen met het voorgestelde concept van een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid, maar is van mening dat de last van deze verantwoordelijkheid niet voldoende wordt gecompenseerd door een overeenkomstige mate van solidariteit.

    3.5.

    Het EESC is ingenomen met de maatregelen ter verbetering van de coördinatie tussen nationale asiel- en terugkeerstrategieën, maar betreurt dat er meer voorstellen zijn gedaan voor de coördinatie van terugkeerinstrumenten dan voor de coördinatie van asiel- en vluchtelingenopvangprocedures.

    3.6.

    Het EESC neemt kennis van de moeilijkheden die de EU-landen ondervinden bij het zorgen voor effectieve terugkeer, alsmede van de bereidheid van de Commissie om toe te werken naar een gemeenschappelijk en doeltreffend Europees terugkeersysteem. Het voorstel is gebaseerd op de verbetering van de operationele ondersteuning voor terugkeeroperaties en voorziet in de benoeming van nationale terugkeercoördinatoren. Het EESC betreurt dat de problemen bij de uitvoering van terugkeerprogramma’s niet goed in kaart worden gebracht (8), waardoor deze aanpak — die van strategisch belang wordt beschouwd — afhankelijk wordt gemaakt van de bereidheid van derde landen, zowel van herkomst als van doorreis, om samen te werken. Daarom moet de EU een krachtigere rol gaan vervullen met betrekking tot een algemeen terugkeerbeleid.

    3.7.

    Het EESC wijst erop dat solidariteit automatisch moet gaan. De solidariteitsverplichtingen van de landen van eerste binnenkomst zijn onevenredig. De procedures zijn nog altijd complex en tijdrovend en bieden geen garanties voor herplaatsing. Er zijn alleen verplichte grensprocedures zonder automatisch verdeelmechanisme. De maatregelen die de lidstaten moeten nemen zijn het versterken van de infrastructuur (tenten, bijstand in natura enz.), financiële steun of vrijwillige terugkeer. Er zijn geen duidelijke criteria voor de wijze waarop elk land een bijdrage zal leveren. Dit is niet doeltreffend — de druk op de staat van binnenkomst wordt alleen maar groter — en het duurt lang (8 maanden) om dit uit te voeren, dus het risico bestaat dat aanvragers onderduiken. Er is een meer automatisch mechanisme nodig dat zorgt voor een betere verdeling van aanvragers over alle lidstaten.

    3.8.

    In dezelfde optiek wijst het EESC erop dat het met het oog op de solidariteit niet praktisch is om drie verschillende categorieën van noodsituaties (gevallen van druk of dreiging van verhoogde druk, gevallen van crisis, en gevallen van opsporings- en reddingsoperaties) te hebben. De lidstaten zullen steun moeten aanvragen in een van de drie categorieën. De Commissie zal bepalen of het verzoek geldig is (met 21 evaluatiecriteria) en zal andere landen om praktische bijstand vragen, die twee hoofdvormen kan aannemen: herplaatsing en terugkeersponsoring. Het is een disfunctioneel en tijdrovend proces: eerst moet er om solidariteit worden verzocht, daarna wordt het advies geformuleerd, vervolgens kan er een bijdrage worden geleverd aan de vrijwillige solidariteit en ten slotte ontstaat het besluit tot verplichte solidariteit. Zelfs in het geval van verplichte solidariteit is het besluit van de Commissie afhankelijk van het advies van een speciaal comité en indien dat comité geen positief advies uitbrengt, worden er geen maatregelen genomen.

    3.9.

    Nog los van het gebrek aan precisie in de gegeven definities (met name in de crisis- en overmachtverordening) vindt het EESC het concept van migratiedruk niet duidelijk gedefinieerd, ondanks het feit dat er in de hele voorgestelde tekst van de verordening vaak naar wordt verwezen.

    3.10.

    Het idee van terugkeer door lidstaten op basis van hun betrekkingen met derde landen kan weliswaar aantrekkelijk zijn, maar werkt misschien niet omdat de omstandigheden in het land van herkomst kunnen veranderen of omdat de landen in kwestie de terugkeer gewoon kunnen verbieden. Er is ook de kwestie van het in wezen creëren van bewaringsvoorwaarden; het is onvermijdelijk dat degenen die moeten worden teruggestuurd, aan de grens blijven, waardoor het land van eerste binnenkomst wordt omgevormd tot een groot pre-departurecentrum. In de praktijk is het zelfs niet zeker dat de versnelde procedures (zoals voorzien in de screeningverordening) een reële impact zullen hebben op de toename van het aantal terugkeeroperaties, aangezien de terugkeer vooral afhangt van de medewerking van derde landen waarmee de EU nog moet onderhandelen (bijvoorbeeld over de afgifte van visa). Daarmee stijgt de kans op schendingen van de mensenrechten, maar dreigen ook lokale gemeenschappen onder druk te komen staan.

    3.11.

    Het EESC begrijpt dat het land dat verantwoordelijk is voor de asielaanvraag — dat de ruggengraat vormt van de nieuwe asielprocedure — kan worden aangewezen als het land waar een immigrant broer(s)/zus(sen) heeft, waarin hij/zij heeft gewerkt of gestudeerd, of het land waar een visum is afgegeven. Deze verruiming van de criteria is weliswaar toe te juichen, maar bevestigt alleen maar de zware last die nog steeds op de schouders van de landen van eerste binnenkomst rust.

    4.   Opmerkingen over de verordening van het Europees Parlement en de Raad voor de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel

    4.1.

    Het EESC is ingenomen met de invoering van een crisis- en overmachtcomponent op het gebied van migratie en asiel. Het EESC is echter van mening dat de definities zelf niet duidelijk of adequaat zijn. Dit feit, samen met het al dan niet bestaan van objectieve indicatoren, zorgt voor een gebrek aan rechtszekerheid.

    4.2.

    Het EESC wijst erop dat de crisis- en overmachtverordening weliswaar een kans biedt voor bindende solidariteit, maar dat zij eerder betrekking heeft op procedurele steun dan op noodmaatregelen op het gebied van solidariteit. De solidariteit wordt ondermijnd door de complexe en bureaucratische procedures die nodig zijn om deze uit te voeren. Het is duidelijk dat in geval van druk of een crisissituatie moet worden gezorgd voor herplaatsingen. Daarnaast moeten er maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat lidstaten in een crisissituatie terechtkomen.

    4.3.

    Het EESC wijst erop dat de vaststelling van procedures en mechanismen betreffende de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel ook verenigbaar moet zijn met de grondrechten en de algemene beginselen van het recht van de Unie en van het internationale recht.

    4.4.

    Het EESC is verheugd dat de lidstaat die het mechanisme in werking stelt, in tijden van crisis zijn internationale verplichtingen (bijv. voor de behandeling van asielaanvragen) voor maximaal drie maanden kan opschorten. Wel vindt het dat de opschorting voor een langere periode zou moeten kunnen gelden, nl. zolang de crisis duurt. Het is wellicht zinvol om duidelijkheid te verschaffen over hoe wordt vastgesteld dat er sprake is van een crisissituatie en om duidelijke benchmarks op te stellen aan de hand waarvan wordt bepaald wanneer de capaciteit van een land overbelast is/dreigt te raken.

    4.5.

    Het EESC is ingenomen met het voorstel om de lidstaten meer tijd te geven om een oplossing te vinden voor de crisissituatie en tegelijkertijd ook de doeltreffende en onmiddellijke toegang tot de relevante procedures en rechten te waarborgen, en met de mogelijkheid voor de Commissie om toestemming te verlenen voor de toepassing van de crisisbeheerprocedures voor asiel en terugkeer gedurende een periode van zes maanden, die kan worden verlengd tot ten hoogste één jaar. Na het verstrijken van die periode mogen de verlengde termijnen waarin de crisisbeheerprocedures voor asiel en terugkeer voorzien, niet worden toegepast met betrekking tot nieuwe verzoeken om internationale bescherming.

    4.6.

    Het EESC is echter van mening dat het beperkte toepassingsgebied van het voorstel, d.w.z. de uitbreiding of versnelling van de procedures, afbreuk doet aan de functie ervan als mechanisme dat in geval van noodmaatregelen op het gebied van solidariteit moet worden ingezet.

    4.7.

    Hoewel het EESC vindt dat dit voorstel kan dienen als een gelegenheid om te pleiten voor bindende solidariteit, is het niet opgenomen in het dispositief van de desbetreffende verordening. Daarom is het EESC van mening dat het moet worden opgenomen in het dispositief van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende asiel- en migratiebeheer en tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad en de voorgestelde verordening (EU) xxx/xxx [Fonds voor asiel en migratie], om onzekerheden te voorkomen en het risico te vermijden dat het niet wordt vastgesteld, aangezien het ene niet kan bestaan zonder het andere.

    Brussel, 25 februari 2021.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  Bijvoorbeeld het actieplan van Berlijn inzake een nieuw Europees asielbeleid van 25 november 2019, ondertekend door 33 organisaties en gemeenten.

    (2)  Aanbevelingen van de UNHCR voor het door de Europese Commissie voorgestelde migratie- en asielpact, januari 2020.

    (3)  Aanbevelingen van de IOM voor het nieuwe migratie- en asielpact van de Europese Unie, februari 2020.

    (4)  SWD(2020)207 final.

    (5)  PB C 123 van 9.4.2021, blz. 15.

    (6)  Arrest in de gevoegde zaken C-715/17, C-718/17 en C-719/17, Commissie/Polen, Hongarije en Tsjechië.

    (7)  Helaas zijn er geen waarborgen om te voorkomen dat regeringen een sleutelrol bij terugkeer op zich nemen als onderdeel van populistisch beleid tegen migranten en vluchtelingen.

    (8)  Mededeling COM(2017) 200 final.


    Top