Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003PC0483

Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (herschikking)

/* COM/2003/0483 def. - CNS 2003/0185 */

52003PC0483

Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (herschikking) /* COM/2003/0483 def. - CNS 2003/0185 */


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (herschikking)

(ingediend door de Commissie)

TOELICHTING

1. Inleiding

Het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat bestaat sinds 1998. Krachtens artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad legt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een voortgangsverslag voor over de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum, eventueel vergezeld van voorstellen tot aanpassing of uitbreiding van zijn taken, met name in het licht van de ontwikkeling van de bevoegdheden van de Gemeenschap terzake van racisme en vreemdelingenhaat. De Mededeling van de Commissie over de voortgang van het Waarnemingscentrum, die bij dit voorstel gevoegd is, beoogt deze eerste vereiste te vervullen. De volgende voorstellen voor herschikking van Verordening nr. 1035/97 gaan in op het verzoek van de Raad om de taken van het Waarnemingscentrum te wijzigen.

2. Rechtvaardiging van de voorstellen van de Commissie

Zoals in de mededeling bij deze voorstellen is vermeld, heeft de Commissie een reeks belanghebbende partijen geraadpleegd, met name de raad van bestuur en het personeel van het Waarnemingscentrum, de lidstaten, leden van het Europees Parlement en organisaties van de civiele samenleving. Deze raadpleging had voornamelijk betrekking op de bevindingen en aanbevelingen in het verslag van de externe beoordelaars (zie de mededeling van de Commissie voor nadere inlichtingen) en op een reeks ideeën betreffende mogelijkheden om het beleid van het Waarnemingscentrum te verbeteren, een punt waarop de beoordelaars bijzonder de aandacht hebben gevestigd.

De voorstellen van de Commissie beogen de werkzaamheden en werkingsmiddelen van het Waarnemingscentrum te versterken zonder radicale hervormingen of veranderingen louter omwille van de verandering door te voeren. Belangrijk is dat bij de veranderingen rekening wordt gehouden met de ervaring die het Waarnemingscentrum tot dusver heeft opgedaan, dat zo veel mogelijk wordt voortgebouwd op wat doeltreffend is gebleken en dat waar nodig tekortkomingen worden verholpen. De voorstellen beperken zich derhalve tot hetgeen noodzakelijk is om de duurzaamheid en met name de eigen werking van het Waarnemingscentrum te garanderen. Om die reden heeft de Commissie geen van de meer radicale voorstellen naar voren gebracht die tijdens de raadpleging door bepaalde belanghebbende werden aangehangen, zoals een omvorming van het Waarnemingscentrum in een ruimer agentschap voor mensenrechten, of het verantwoordelijk te maken voor alle vormen van discriminatie krachtens artikel 13 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (of de langere lijst van gronden in artikel 21 van het Handvest van grondrechten). Noch is de Commissie ingegaan op het voorstel van enkele belanghebbenden om de functie van gegevensinzamelaar terug naar de Commissie te halen en de communautaire subsidie aan het Waarnemingscentrum te schrappen.

De voorgestelde amendementen vallen onder de volgende categorieën:

- Amendementen ter ondersteuning van de doelstellingen van het Waarnemingscentrum: de Gemeenschap en de lidstaten helpen maatregelen te nemen ter bestrijding van de verschillende aspecten van racisme en vreemdelingenhaat, met name door nauwere samenwerking te bevorderen;

- Amendementen om de aandacht van het Waarnemingscentrum meer te richten op de verzameling van gegevens en met name de nadruk te leggen op het belang van het streven naar vergelijkbaarheid tussen de lidstaten, hetgeen de grootste toegevoegde waarde van het Waarnemingscentrum vormt;

- Amendementen om het beleid van het Waarnemingscentrum aan te passen aan de eisen die aan het Waarnemingscentrum worden gesteld, met name in het licht van de uitbreiding van de Unie;

- Amendementen om meer duidelijkheid verschaffen over de doelstellingen van het Waarnemingscentrum, met een logischer presentatie van de taken om deze doelstellingen te halen, terwijl het Waarnemingscentrum tegelijkertijd meer speelruimte krijgt om zijn activiteiten zelf te organiseren;

- Amendementen om de gebieden waarop het Waarnemingscentrum actief is aan te passen aan de ontwikkelingen inzake bevoegdheid van de Gemeenschap na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam, inclusief maatregelen inzake racisme uit hoofde van artikel 13 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

- Amendementen ter kwalificatie van de amendementen aan de Verordening die reeds door de Raad zijn goedgekeurd in het licht van de inwerkingtreding van het nieuwe Financiële Reglement [1];

[1] Reglement (EG) nr. XXXX/03 van de Raad (nog niet in het PB bekendgemaakt).

- Amendementen om een beperkt aantal juridische en andere onduidelijkheden die bij de toepassing van de oorspronkelijke verordening zijn gebleken te verhelpen.

De voorgestelde wijzigingen zullen geen effect hebben op de algemene begroting van het Waarnemingscentrum, maar kunnen wel een herziening met zich brengen van de spreiding van financiële middelen en personeel over de verschillende activiteiten, met bijvoorbeeld grotere nadruk op de activiteiten voor de verzameling van gegevens en op samenwerking met de lidstaten en de instellingen van de Gemeenschap. Dit stemt volledig overeen met de bevindingen en aanbevelingen van de externe beoordelaars.

Om de doelstellingen van de hierboven uiteengezette wijzigingen te halen, stelt de Commissie een groot aantal kleine, maar belangrijke amendementen voor. Deze hebben bijgevolg betrekking op een vrij groot percentage van de artikelen. Daarom stelt de Commissie voor de verordening niet slechts te wijzigen, maar te herschikken, zodat de gebruikers van de verordening de beschikking hebben over een geconsolideerde tekst waarin de oorspronkelijke versie is gecombineerd met de reeds bij de Verordening van de Raad van 18 juni 2003 goedgekeurde en daarnaast de specifiek in dit verband voorgestelde wijzigingen. De opmaak van de tekst volgt derhalve de richtsnoeren van het Interinstitutioneel akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten [2].

[2] PB L 77 van 28.03.2002, blz. 1.

3. Subsidiariteit en evenredigheid

Het doel van het Waarnemingscentrum is de Gemeenschap en de lidstaten te helpen bij het nemen van maatregelen of het uitstippelen van beleid binnen hun respectieve bevoegdheden. De taak van het Waarnemingscentrum bestaat erin gegevens verzamelen en analyseren en zijn bevindingen te presenteren op een manier die de instellingen van de EU en de lidstaten zo goed mogelijk helpt hun doelstellingen te halen. Het Waarnemingscentrum verstrekt zijn advies op onafhankelijke wijze, maar heeft niet tot taak in plaats van de verantwoordelijke instanties op te treden tegen racisme en vreemdelingenhaat. Zijn taak bestaat erin op Europees niveau gegevens en analyses te verstrekken aan de hand waarvan de doeltreffendheid van beleid binnen en tussen de lidstaten kan worden beoordeeld en aldus toegevoegde waarde te verschaffen inzake ontwerp en afstemming van beleidslijnen.

Op deze manier voldoet het Waarnemingscentrum aan het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. De voorstellen tot wijziging van de verordening versterken deze overwegingen doordat zij de aandacht vestigen op de noodzaak samen te werken met de lidstaten en de Commissie en bij het vaststellen van het werkprogramma van het Waarnemingscentrum rekening te houden met de op EU-niveau vastgestelde prioriteiten.

4. Rechtsgrondslag

De artikelen 284 en 308 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (in hun vroegere nummering 213 en 235) vormen de rechtsgrondslag voor de bestaande verordening.

De Commissie is van mening dat artikel 13 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat bevoegdheden verleent om passende maatregelen te nemen om discriminatie op grond van onder andere ras of etnische afstamming te bestrijden, nu de rechtsgrondslag biedt om belangrijke aspecten van het verschijnsel racisme en vreemdelingenhaat te bestrijken. Het is echter op zich niet voldoende om af te rekenen met alle aspecten van racisme, vreemdelingenhaat en aanverwante onverdraagzaamheid, met name die welke verder gaan dan discriminatie. Derhalve vindt de Commissie dat, om een allesomvattende aanpak door het Waarnemingscentrum te garanderen, artikel 308 in combinatie met artikel 13 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap als rechtsgrondslag voor het voorstel moet worden gebruikt. De toevoeging van artikel 13 heeft geen gevolgen voor de besluitvormingsprocedure aangezien het voorstel niet kan worden beschouwd als een "stimuleringsmaatregel" uit hoofde van artikel 13, lid 2.

Artikel 284 van het Verdrag betreffende de Europese Gemeenschap is in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie niet als rechtsgrondslag voorgesteld, maar tijdens de onderhandelingen door de Raad toegevoegd. Artikel 284 stelt dat de Commissie, binnen de grenzen en onder de voorwaarden door de Raad overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag vastgesteld, alle gegevens kan verzamelen en alle verificaties kan verrichten die noodzakelijk zijn voor de vervulling van de haar opgedragen taken. De Commissie heeft deze toevoeging door de Raad aanvaard. Derhalve kan de Commissie aanvaarden dat dit artikel ook wordt gebruikt voor de herschikte verordening, samen met de artikelen 13 en 308.

5. Toelichting bij de artikelen van de voorgestelde herschikte verordening

Het voorstel handhaaft de algemene structuur van de bestaande verordening. Hieronder worden de artikelen toegelicht die de Commissie voorstelt te veranderen. Zo nodig zijn de overwegingen aangepast aan de voorgestelde wijzigingen in de tekst van de verordening. De overwegingen zijn ook herzien teneinde beknopte redenen te geven voor de belangrijkste bepalingen van het dispositief. Daarbij zijn een aantal louter declaratoire overwegingen uit de oorspronkelijke verordening geschrapt.

Artikel 2

Artikel 2 is opgesplitst om de taken van het Waarnemingscentrum (nu in artikel 3) te onderscheiden van de doelstellingen teneinde de tekst duidelijker te maken. Ook kleine wijzigingen in de formulering worden voorgesteld teneinde te verduidelijken dat:

- de voornaamste ontvangers van de door het Waarnemingscentrum verzamelde gegevens de voor de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat bevoegde instellingen en autoriteiten van de Gemeenschap en de lidstaten dienen te zijn; en dat

- de omvang van het verschijnsel racisme en vreemdelingenhaat ruim moet worden opgevat teneinde ook de daarmee samenhangende onverdraagzaamheid te omvatten. Met deze terminologische verandering wordt ingegaan op het toenemende belang van verschijnselen als islamofobie, met name sinds 11 september 2001 en de huidige politieke situatie in het Midden-Oosten; dit stemt tevens overeen met de bevoegdheden van de Raad van Europa (met name zijn Europese commissie inzake racisme en onverdraagzaamheid) en wordt synergie bevorderd.

Artikel 3

Dit artikel omvat nu de belangrijkste taken van het Waarnemingscentrum. Het maakt duidelijk dat de taken de in artikel 2 vermelde doelstelling dienen en dat de voornaamste activiteit van het Waarnemingscentrum het verzamelen van informatie is. Daarnaast wijzigt het artikel de volgorde van de oorspronkelijke lijsten en verdeelt de taken over drie afzonderlijke groepen activiteiten:

- verzamelen en onderzoeken van gegevens (a) tot en met d));

- verzekeren van de bijdrage van het maatschappelijk middenveld in al zijn vormen (e));

- benutten van de informatie ter ondersteuning van de Gemeenschap en de lidstaten (f) en g) en het grote publiek (h)).

De volgende wijzigingen worden voorgesteld:

- a): de externe beoordelaars en de lidstaten erkennen dat, hoewel vergelijkbaarheid van gegevens de belangrijkste factor blijft voor de toegevoegde waarde van het Waarnemingscentrum, het tot dusver niet mogelijk is gebleken werkelijk vergelijkbare gegevens te verstrekken. Om dat doel te bereiken is nadere samenwerking noodzakelijk tussen het Waarnemingscentrum en de autoriteiten van de lidstaten, met name de nationale bureaus voor de statistiek. De voorgestelde wijziging benadrukt het belang van inspanningen om vergelijkbaarheid tot stand te brengen en van samenwerking met de Commissie en de lidstaten.

- b) en i): de voorgestelde amendementen benadrukken het belang van Raxen als het voornaamste instrument voor gegevensverzameling van het Waarnemingscentrum, dat het netwerk in de lidstaten verankert. De amendementen nemen ook delen over uit het vroegere artikel 4, dat nu grotendeels overbodig is en waarvan wordt voorgesteld het te schrappen.

- d): via de wijzigingen in deze passage wordt erkend dat het Waarnemingscentrum de noodzakelijke studies niet allemaal zelf kan en dient te verrichten, maar met andere instanties en organisaties dient samen te werken om onderzoek van algemeen Europees belang inzake racisme en vreemdelingenhaat te stimuleren. Het amendement houdt ook rekening met het feit dat het Waarnemingscentrum in het verleden verzoeken van EU-instellingen en andere instanties heeft aanvaard om werkzaamheden te verrichten die niet in zijn werkprogramma pasten en het derhalve van zijn hoofddoel hebben afgeleid. Het amendement bepaalt dat het Waarnemingscentrum dergelijke verzoeken alleen mag aanvaarden indien zij verenigbaar zijn met het door het dagelijks bestuur en de raad van bestuur vastgestelde werkprogramma.

- Krachtens e) is het Waarnemingscentrum verplicht "de organisatie van regelmatige rondetafelconferenties" binnen de lidstaten "te vergemakkelijken en te bevorderen". De externe beoordelaars zetten vraagtekens bij de waarde van deze activiteit en merken op dat dit een aanzienlijke investering van personeel (en bij gelegenheid financiële middelen) door het Waarnemingscentrum vergt en dat de organisatie van dergelijke evenementen beter onder de verantwoordelijkheid van de nationale dan de Europese instanties valt. De beoordelaars concluderen dat het Waarnemingscentrum zich eerder dient te concentreren op de organisatie van Europese rondetafelconferenties (die het in het verleden reeds heeft gehouden). Uit overleg met de lidstaten is gebleken dat deze het hiermee eens zijn. Derhalve gaat het voorgestelde amendement uit van deze conclusie, maar laat het Waarnemingscentrum een zekere vrijheid om te beslissen hoe het de samenwerking met de civiele samenleving op Europees niveau bevordert, terwijl het verder mogelijk blijft dat personeelsleden van het Waarnemingscentrum aan nationale evenementen deelnemen.

- f): dit amendement codificeert eenvoudigweg de bij Verordening (EG) nr. XXXX/03 ingevoerde wijziging als gevolg van het besluit dat alle agentschappen elk jaar op dezelfde datum (15 juni) en verslag over hun activiteiten moeten voorleggen. In het geval van het Waarnemingscentrum, dat ook een verslag dient op te stellen over de situatie van racisme en vreemdelingenhaat in de Unie, waarbij het vaak lang duurt om de gegevens in de lidstaten te verzamelen, is de eenvoudigste aanpak de twee verslagen van elkaar te scheiden.

- h): dit amendement lost een dubbelzinnigheid in de oorspronkelijke tekst ("voor het publiek toegankelijk documentatiebestand") op door te verduidelijken dat de documentatie virtueel kan zijn in de plaats van fysiek, en erkent dat andere soortgelijke documentatiecentra reeds bestaan (met name bij de Raad van Europa en andere internationale organisaties).

Artikel 4

De amendementen bij dit artikel benadrukken de noodzaak meerwaarde toe te voegen door zich op de door de lidstaten overeengekomen EU-prioriteiten (zoals werkgelegenheid en sociale integratie) te concentreren, overlapping met andere bronnen van informatie te vermijden en met informatie uit nationale bronnen rekening te houden. De wijzigingen in lid 3 passen het werkingsveld van het Waarnemingscentrum aan aan de gewijzigde bevoegdheid van de Gemeenschap op het gebied van racisme en vreemdelingenhaat, met name na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam en Richtlijn 2000/43/EEG van de Raad houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, goedgekeurd uit hoofde van artikel 13 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de opname van Titel IV inzake asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrij verkeer van personen. Onder a) en b) wordt derhalve de vroegere verwijzing naar het vrije verkeer van personen aangepast aan de bredere bevoegdheid op het gebied van immigratie en asiel; onder c) bevindt zich enkel een vereenvoudigde tekst; e) en f) houden rekening met het materiële toepassingsgebied van Richtlijn 2000/43/EG van de Raad. Zoals in bijgaande mededeling is vermeld, gelooft de Commissie, samen met andere belanghebbenden, dat de bestaande formulering van het artikel het Waarnemingscentrum in staat stelt zich te concentreren op aspecten van raciaal geweld en aanzetten tot rassenhaat (waarvoor reeds wetgevende maatregelen zijn genomen onder het Verdrag betreffende de Europese Unie).

Tot slot verduidelijkt een nieuwe alinea dat het Waarnemingscentrum contracten kan sluiten voor het verrichten van onderzoek, zulks naast de contracten voor gegevensverzameling met het Raxen-netwerk. Voorts neemt het een juridische onduidelijkheid weg die was ontstaan bij de toepassing van de bestaande verordening over de mogelijkheid voor het Waarnemingscentrum om subsidies toe te kennen, met name aan internationale organisaties, voor activiteiten van gemeenschappelijk belang.

Vroeger artikel 4

Het vroegere artikel 4, dat de lidstaten oplegt aan het Waarnemingscentrum informatie te verstrekken over de bevoegde instanties op hun grondgebied opdat het Waarnemingscentrum het Raxen-netwerk zou kunnen opzetten, is overbodig geworden en daarom geschrapt. Enkele kleine bepalingen zijn opgenomen in bovenstaand artikel 3.

Vroeger artikel 5

Verordening (EG) nr. 45/2001 [3] van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreft de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en het vrije verkeer van die gegevens. Aangezien het Waarnemingscentrum een communautair orgaan is, is Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing op de door het Waarnemingscentrum opgeslagen en verwerkte gegevens. Het vroegere artikel 5 is derhalve niet langer noodzakelijk en kan worden geschrapt. De desbetreffende overweging is dienovereenkomstig aangepast.

[3] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

Nieuw artikel 5

Dit artikel is een codificatie van het voorgestelde amendement ingevoerd bij de Verordening van 18 juni 2003.

Artikel 6

Ongewijzigd

Artikel 7

Een kleine wijziging in dit artikel verduidelijkt de mogelijkheden voor ad hoc-samenwerking buiten het kader van formele overeenkomsten door de Gemeenschap.

Artikel 8

De amendementen bij dit artikel vloeien voort uit de bevindingen van de beoordelaars en de meningen van de belanghebbenden die de Commissie ter voorbereiding van dit voorstel heeft geraadpleegd.

Omvang van de raad van bestuur

De beoordelaars constateerden dat de raad van bestuur reeds uit 18 leden bestond en dat met de uitbreiding dit aantal zou stijgen tot 28. Zij vonden dat de omvang van de raad van bestuur de besluitvorming reeds bemoeilijkte en dat de drempel voor besluiten - een tweederdemeerderheid - voor vele besluiten en nodeloos hoge horde was. Wel kwamen zij tot de conclusie dat racisme en vreemdelingenhaat dermate gevoelige thema's waren dat alle lidstaten het gevoel moesten hebben dat zij in de raad van bestuur vertegenwoordigd waren.

De Commissie is het met al deze punten eens. Zij concludeert derhalve dat alle lidstaten in de raad van bestuur vertegenwoordigd moeten zijn, maar dat de besluitvorming moet worden vergemakkelijkt door de voor besluiten vereiste meerderheid te verlagen en zoveel mogelijk besluiten te delegeren aan een uitgebreid dagelijks bestuur (zie hieronder). Daarom wordt de vereiste meerderheid verlaagd van tweederde naar een absolute meerderheid van het totale aantal leden van de raad van bestuur, waarbij de voorzitter de beslissende stem heeft. De Commissie is van mening dat een absolute meerderheid in de plaats van een eenvoudige meerderheid (d.w.z. een eenvoudige meerderheid van de aanwezige leden) voldoende is om de belangen van minderheden in de raad van bestuur te vrijwaren. De belangrijkste besluiten die het Waarnemingscentrum moet nemen - de strategie op lange termijn, het driejarige werkprogramma op middellange termijn, het jaarlijks verslag over de situatie inzake racisme en vreemdelingenhaat, de conclusies en standpunten van het Waarnemingscentrum en de aanstelling van alsmede het uitoefenen van disciplinair toezicht op de directeur (deze tekst brengt de verordening op één lijn met de aanpak die voor de nieuwere agentschappen is gekozen) - moeten door de raad van bestuur worden genomen, terwijl de overige besluiten door het uitgebreid dagelijks bestuur dienen te worden genomen teneinde het besluitvormingsproces te vergemakkelijken.

Tot slot stelt de Commissie voor dat de raad van bestuur in zijn nieuwe vorm ten minste eenmaal per jaar vergadert in de plaats van tweemaal, zoals in de huidige verordening is bepaald. Dit stemt overeen met het feit dat in de toekomst meer besluiten door het uitgebreid dagelijks bestuur zullen worden genomen.

Lidmaatschap

De beoordelaars zijn tot de conclusie gekomen dat de huidige raad van bestuur, die samengesteld is uit onafhankelijke deskundigen op het gebied van racisme en vreemdelingenhaat uit alle lidstaten, het Waarnemingscentrum een aanzienlijke meerwaarde hebben gegeven voor de kern van het werk van het Waarnemingscentrum. Wel stelden zij vast dat de criteria voor aanstelling van de leden van de raad van bestuur (zij moeten personen zijn met passende ervaring inzake mensenrechten en analyse van racistische, van vreemdelingenhaat getuigende en anti-semitische verschijnselen) hen niet noodzakelijk geschikt maakten voor vele van de verantwoordelijkheden die de verordening de raad van bestuur toekent, met name op managementgebied. De beoordelaars kwamen tot de conclusie dat een betere oplossing zou zijn dat de raad van bestuur samengesteld wordt uit vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, ondersteund door een wetenschappelijk comité samengesteld uit de onafhankelijke deskundigen die nu lid zijn van de raad van bestuur.

Zoals in de bijgevoegde mededeling is vermeld, aanvaardt de Commissie de analyse van de beoordelaars, maar komt zij inzake de voorgestelde oplossing voor het probleem niet tot dezelfde conclusie. Een grote meerderheid van de belanghebbenden die de Commissie heeft geraadpleegd, van de bestaande raad van bestuur tot sommige regeringen van lidstaten, is van mening dat de raad van bestuur een essentiële rol heeft gespeeld in het vrijwaren van de onafhankelijkheid van het Waarnemingscentrum. Tegelijkertijd zijn velen van mening dat de hiermee verbonden bevinding van de beoordelaars dat de banden van het Waarnemingscentrum met de autoriteiten van de lidstaten moesten worden versterkt, eveneens correct was. De Commissie heeft derhalve oplossingen gezocht die aan deze beide voorwaarden voldoen.

De Commissie herinnert eraan dat Richtlijn 2000/43/EG van de Raad houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming tegen 19 juli 2003 in nationaal recht moet zijn omgezet. Artikel 13 van de richtlijn [4] bepaalt dat elke lidstaat tegen die datum een of meer organen aanwijst die verantwoordelijk zijn voor de bevordering van rassengelijkheid. De richtlijn bepaalt tevens zijn dat deze organen onafhankelijk van de regering moeten kunnen werken en verslagen alsmede aanbevelingen moeten kunnen opstellen.

[4] Artikel 13 van Richtlijn 2000/43/EG van de Raad bepaalt het volgende:

De personen die voor de werking van deze organen in de lidstaten verantwoordelijk zijn, moeten deskundig zijn op het gebied van racisme en vreemdelingenhaat en ervaring hebben met het beheer van met overheidsmiddelen gefinancierde organen. Derhalve stelt de Commissie voor dat het Waarnemingscentrum gebruik maakt van de vaardigheden en ervaring van deze personen en dat de lidstaten hen benoemen tot leden van de raad van bestuur van het Waarnemingscentrum. Deze personen brengen niet alleen de passende combinatie van vaardigheden en ervaring mee die de taak vereist, zij kunnen ook op nationaal niveau onafhankelijk handelen en beschikken over de nodige betrekkingen met de nationale regeringen om rekening te houden met nationale beleidsprioriteiten en om invloed uitoefenen op het regeringsbeleid inzake bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat. Bovendien kregen de organen zelf via hun lidmaatschap van een Europees netwerk aanzienlijke voordelen in termen van wederzijdse steun en directe uitwisseling van ervaringen en goede praktijken. De Commissie constateert dat sommige lidstaten reeds de hoofden of medewerkers op hoog niveau van hun organen ter bevordering van rassengelijkheid tot lid van de raad van bestuur van het Waarnemingscentrum benoemen.

De Commissie erkent echter de verscheidenheid van benaderingen in de lidstaten en aanvaardt dat er in de lidstaten organen of organisaties bestaan die gelijkwaardig zijn met diegene die uit hoofde van Richtlijn 2000/43/EG van de Raad officieel door de lidstaten zijn aangewezen. Derhalve stelt zij voor dat de lidstaten, indien zij dat wensen, de hoofden van deze andere organen kunnen aanstellen.

Dit voorstel heeft ook gevolgen voor de ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur. Onder het huidige systeem was het redelijk het mandaat van de onafhankelijke deskundigen te beperken tot twee termijnen van drie jaar; dat heeft geen zin voor leden die worden benoemd op basis van hun functie op nationaal niveau. Daarom stelt de Commissie voor dat op deze wijze benoemde leden geen vaste ambtstermijn hebben, maar hun ambt blijven bekleden tot hun nationale bevoegdheden veranderen; op dat moment dient de betrokken lidstaat de Commissie en de directeur van het Waarnemingscentrum daarvan op de hoogte te stellen en een nieuw lid aan te wijzen.

Tot slot stelt de Commissie voor om, teneinde haar gewicht in hun uitgebreide raad van bestuur te behouden en voor een goede vertegenwoordiging van haar afzonderlijke verantwoordelijkheden op het gebied van de rassendiscriminatie enerzijds en de criminele aspecten van racisme en vreemdelingenhaat anderzijds te zorgen, twee zetels in de raad van bestuur voor de Commissie voor te behouden. Daarnaast stelt zij voor dat de raad van bestuur door de landen die kandidaat zijn voor toetreding (d.w.z. momenteel Bulgarije, Roemenië en Turkije) aangewezen personen kan uitnodigen om als waarnemers aan de vergaderingen deel te nemen. De Commissie is van mening dat deze landen daar nut van kunnen hebben op hun weg naar lidmaatschap van de Unie.

Artikel 9

In het licht van de bevindingen van de externe beoordelaars en de voorgestelde wijzigingen betreffende de raad van bestuur stelt de Commissie voor het dagelijks bestuur een groter aantal leden en meer verantwoordelijkheid te geven. Het dagelijks bestuur dient maximaal tien personen te omvatten, waaronder de voorzitter en vice-voorzitter van de raad van bestuur en de twee vertegenwoordigers van de Commissie. Dat zijn genoeg leden om een verscheidenheid van meningen te garanderen en tegelijkertijd de groep klein genoeg te houden om efficiënte besluitvorming mogelijk te maken. De besluiten van het dagelijks bestuur dienen op dezelfde wijze te worden genomen als die van de raad van bestuur, d.w.z. bij absolute meerderheid en met een beslissende stem voor de voorzitter. De Commissie stelt voor de raad van bestuur te laten beslissen of het door de Raad van Europa aangewezen lid ook in het dagelijks bestuur wordt opgenomen, en dit dus niet in alle gevallen op te leggen.

Het dagelijks bestuur dient met name in te staan voor het vastleggen van het jaarlijks werkprogramma in het kader van het programma op middellange termijn dat door de raad van bestuur is goedgekeurd; daarnaast is het verantwoordelijk voor de selectie van de directeur, de goedkeuring van de ontwerpbegroting en de definitieve begroting en voor het goedkeuren van de rekeningen. Na de goedkeuring van Verordening van de Raad van 18 juni 2003 is de verantwoordelijkheid voor het aan de directeur verlenen van kwijting voor de begroting overgedragen aan het Europees Parlement.

De Commissie stelt voor uit de Verordening de bepaling te schrappen dat het door de Raad van Europa benoemde lid niet kan stemmen over kwesties in verband met de jaarlijkse ontwerpbegroting, definitieve begroting en de goedkeuring van de rekeningen. In de praktijk heeft het door de Raad van Europa benoemde lid als onafhankelijk lid dezelfde status als alle andere leden en is er geen reden waarom hij of zij niet bij deze kwesties betrokken kan zijn. Bovendien is dit een kunstmatig onderscheid aangezien de besluiten over het werkprogramma, waarbij het lid van de Raad van Europa wel is betrokken, een directe weerslag hebben op de begrotingskwesties.

Artikel 10

De amendementen bij dit artikel verduidelijken de betrekkingen tussen de directeur en het dagelijks bestuur alsmede de raad van bestuur en voegen er de verantwoordelijkheid aan toe erop toe te zien dat de prestaties van het Waarnemingscentrum op efficiënte wijze worden gemonitord en beoordeeld, met dientengevolge de verplichting om aan de raad van bestuur verslag uit te brengen over de resultaten van de beoordeling.

De Commissie herinnert eraan dat zij in de context van haar voorstellen voor aanpassing aan het nieuwe Financieel Reglement van de verordeningen tot oprichting van de agentschappen voorstellen heeft gedaan om de procedures voor aanstelling van de directeuren van de agentschappen te harmoniseren. De Raad heeft uiteindelijk beslist deze amendementen in dat verband niet te handhaven. Derhalve is de Commissie voornemens in de nabije toekomst afzonderlijke voorstellen te doen om deze kwestie te regelen.

Artikel 11

Ongewijzigd.

Artikelen 12 en 13

Deze artikelen zijn een codificatie van het amendement ingevoerd bij de Verordening van de Raad van 18 juni 2003.

Artikelen 14 tot 16

Deze artikelen zijn eenvoudigweg hernummerd.

Artikel 17

Dit amendement actualiseert de rapporteringsregelingen doordat het de Commissie verplicht om drie jaar na de inwerkingtreding van de Verordening en vervolgens om de vijf jaar verslag uit te brengen over de prestaties van het Waarnemingscentrum, rekening houdend met de krachtens artikel 10, onder e), verrichte beoordelingen.

Artikel 18

Dit nieuwe artikel is een standaardtekst voor elk herschikt document. Het trekt de herschikte Verordening in (in dit geval Verordening (EG) nr. 1035/97) en bepaalt dat alle verwijzingen naar de ingetrokken Verordening moeten worden gelezen als verwijzingen naar de herschikte versie. Het legt ook de band met de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 19

Nu de vestigingsplaats van het Waarnemingscentrum is overeengekomen is het huidige artikel over de inwerkingtreding van de Verordening niet meer van toepassing. Dit artikel bepaalt derhalve dat de Verordening van kracht wordt op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad.

1035/97 (aangepast)

nieuw

2003/0185 (CNS)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat(herschikking)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 13, lid 1, artikel 284 en artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie [5],

[5] PB C [...].

Gezien het advies van het Europees Parlement [6],

[6] PB C [...].

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [7],

[7] PB C [...].

Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

Overwegende hetgeen volgt:

nieuw

(1) Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad van 2 juni 1997 houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat [8] is ingrijpend gewijzigd [9]. Aangezien verdere wijzigingen dienen te worden aangebracht, dient de verordening met het oog op duidelijkheid te worden herschikt.

[8] PB nr. L 151 van 10.6.1997, blz. 1.

[9] [COM(2002) 406 def].

(2) De Commissie heeft een verslag opgesteld over de activiteiten van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, rekening houdend met de bevindingen van een externe evaluatie [10] dat het wenselijk is bepaalde wijzigingen aan te brengen in Verordening (EG) nr. 1035/97.

[10] Zie http://europa.eu.int/comm/ employment_social/fundamental_rights/pdf/origin/Monitoring Centre_eval2002_en.pdf.

1035/97 (aangepast)

1035/97 overweging 2 (aangepast)

nieuw

(3) Derhalve is het verzamelen en analyseren van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens inzake racisme, vreemdelingenhaat, antisemitismeen daarmee samenhangende onverdraagzaamheid zoals islamofobie en andere vormen van religieuze onverdraagzaamheid op communautair vlak nodig om de Gemeenschap volledig te informeren over deze verschijnselen, zodat zij haar verplichting om de grondrechten te eerbiedigen ten volle kan nakomen en met deze rechten rekening kan houden bij de uitwerking en uitvoering van haar beleid en van de regels die zij op haar bevoegdheidsterreinen vaststelt.

1035/97 (aangepast)

1035/97 overweging 8

nieuw

(4) De Raad heeft op 15 juli 1996 op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie besloten tot een gemeenschappelijk optreden ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat [11]. Het Verdrag van Amsterdam heeft het vermogen van de Unie om de politiële en justitiële samenwerking te bevorderen versterkt teneinde racisme en vreemdelingenhaat te voorkomen en te bestrijden.

[11] PB L 185 van 24.7.1996, blz. 5.

1035/97 (aangepast)

1035/97 overweging 10

(5) De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst te Korfoe op 24 en 25 juni 1994 besloten de inspanningen te verhogen om op Europees niveau een algemene strategie ter bestrijding van racistisch en xenofoob geweld vast te stellen. Daartoe heeft hij een Adviescommissie opgericht met de taak aanbevelingen op te stellen betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat.

1035/97 overweging 11

(6) De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst te Cannes op 26 en 27 juni 1995 de Adviescommissie verzocht om, in nauwe samenwerking met de Raad van Europa, de haalbaarheid van een Europees Waarnemingscentrum voor uitingen van racisme en vreemdelingenhaat verder te bestuderen.

1035/97 overweging 12

(7) De resultaten van deze haalbaarheidsstudie zijn aan de Europese Raad voorgelegd tijdens diens bijeenkomst van 21 en 22 juni 1996 te Florence.

1035/97 overweging 13

(8) De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst te Florence opnieuw uiting gegeven aan de vaste wil van de Unie om met de grootst mogelijke vastberadenheid racisme en vreemdelingenhaat te bestrijden en het beginsel goedgekeurd dat aan de oprichting van een Europees Waarnemingscentrum ten grondslag ligt.

1035/97 overweging 14 (aangepast)

nieuw

(9) Teneinde gegevens over racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en aanverwante onverdraagzaamheidzo optimaal en zo onafhankelijk mogelijk te verzamelen en te analyseren en nauwe banden met de Raad van Europa te handhaven, dient op communautair niveau een zelfstandig orgaan met rechtspersoonlijkheid, het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat ("het Waarnemingscentrum"), in het leven te worden geroepen.

1035/97 overweging 15 (aangepast)

nieuw

(10) De verschijnselen van racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en aanverwante onverdraagzaamheid vertonen talrijke complexe en onderling nauw verweven aspecten, die moeilijk te scheiden zijn. Dientengevolge moet aan het Waarnemingscentrum een allesomvattende gegevensverzamelings- en -analysetaak worden toegewezen met betrekking tot verschillende van de gebieden waarop de Gemeenschap actief is. De taakstelling van het Waarnemingscentrum zal worden toegespitst op gebieden waarop een deugdelijke kennis van de bewuste problemen bijzonder noodzakelijk is voor de Gemeenschap in haar optreden.

nieuw

(11) De Gemeenschap dient ook bij te dragen tot de geleidelijke totstandkoming van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

(12) De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan Richtlijn 2000/43 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, die de lidstaten verplicht maatregelen te nemen om discriminatie op grond van ras of etnische afstamming inzake arbeid en beroep, onderwijs, sociale bescherming, sociale voordelen en toegang tot en het aanbod van goederen en diensten te verhinderen.

1035/97 overweging 16

(13) Racisme en vreemdelingenhaat zijn verschijnselen die zich op alle niveaus binnen de Gemeenschap doen gevoelen, te weten plaatselijk, regionaal, nationaal en communautair; derhalve kunnen de op Gemeenschapsniveau verzamelde en geanalyseerde gegevens ook van nut zijn voor de autoriteiten in de lidstaten bij de uitwerking en uitvoering - op hun eigen bevoegdheidsgebied - van maatregelen op plaatselijk, regionaal en nationaal vlak.

1035/97 overweging 17

(14) Het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat zal derhalve de resultaten van zijn werk zowel aan de Gemeenschap als aan de lidstaten ter beschikking stellen.

1035/97 overweging 18

(15) Er bestaan in de lidstaten talrijke voortreffelijke organisaties die racisme en vreemdelingenhaat bestuderen.

1035/97 overweging 19

(16) De coördinatie van het onderzoek en het opzetten van een netwerk van organisaties zullen het nut en de doeltreffendheid van deze werkzaamheden ten goede komen.

nieuw

(17) De raad van bestuur van het Waarnemingscentrum dient te bestaan uit onafhankelijke personen die over de nodige deskundigheid beschikken inzake bestrijding van racisme en over ervaring met het beheren van dergelijke openbare organen; ter bevordering van doeltreffende besluitvorming dienen bepaalde verantwoordelijkheden door een uitgebreid dagelijks bestuur te worden waargenomen.

1035/97 overweging 20

nieuw

(18) Teneinde de samenwerking te versterken en overlapping of dubbel werk te voorkomen, veronderstellen de aan het Waarnemingscentrum toegewezen taken hechte banden met de Raad van Europa, die op dit gebied veel ervaring heeft, alsook samenwerking met andere organisaties in de lidstaten en internationale organisaties die bevoegd zijn op gebieden die verband houden met verschijnselen van racisme en vreemdelingenhaat. Derhalve dient de raad van bestuur over de mogelijkheid te beschikken om waarnemers uit de kandidaatlanden op zijn vergaderingen uit te nodigen

1035/97 overweging 21

(19) Het Waarnemingscentrum zal zelf kunnen beslissen over de administratieve regelingen voor de samenwerking met deze organisaties. Anderzijds ligt het op de weg van de Gemeenschap om namens het Waarnemingscentrum een overeenkomst te sluiten met de Raad van Europa met het oog op de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Raad van Europa en het Waarnemingscentrum. Dit geldt ook voor de sluiting van overeenkomsten met andere internationale organisaties of derde landen die nodig kunnen blijken opdat het Waarnemingscentrum zijn taken kan vervullen.

1035/97 overweging 22 (aangepast)

nieuw

(20) Het Europees Parlement en de Raad hebben op 18 december 2000 Verordening (EG) nr. 45/2001 goedgekeurd betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens [12]. Deze verordening is rechtstreeks op het Waarnemingscentrum van toepassing, en maakt de vroegere bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens overbodig.

[12] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

1035/97 overweging 23

(21) Het Waarnemingscentrum moet bij het uitvoeren van zijn taken de hoogst mogelijke zelfstandigheid genieten.

nieuw

(22) Om een zo groot mogelijk effect op het beleid en de praktijken van de Unie en de lidstaten te hebben, dient het Waarnemingscentrum in zijn werkprogramma rekening te houden met de prioriteiten van de Gemeenschap, zonder dat dit afbreuk mag doen aan zijn zelfstandigheid.

(23) Samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is essentieel om de inzameling van vergelijkbare gegevens met een zo groot mogelijke toegevoegde waarde op Europees niveau te bevorderen.

1035/97 (aangepast)

(24) Het Hof van Justitie moet bevoegd zijn om ingevolge een arbitragebeding kennis te nemen van en uitspraak te doen in geschillen in verband met de contractuele aansprakelijkheid van het Waarnemingscentrum alsmede in geschillen in verband met de niet-contractuele aansprakelijkheid van het Waarnemingscentrum. Het Hof van Justitie moet ook bevoegd zijn uitspraak te doen in gevallen waarin overeenkomstig artikel 230 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen het Waarnemingscentrum.

1035/97 (aangepast)

nieuw

(25) Deze verordening dient desgewenst na het verstrijken van een periode van drie jaar te worden herzien, teneinde tot een eventuele aanpassing of uitbreiding van de taken van het Waarnemingscentrum te besluiten, met name in het licht van de ontwikkeling van de communautaire bevoegdheden.

1035/97 (aangepast)

nieuw

(26) Artikel 13, lid 1, van het Verdrag machtigt de Raad passende maatregelen te nemen om discriminatie op grond van onder andere ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging te bestrijden. De verschijnselen racisme en vreemdelingenhaat zijn echter ruimer dan discriminatie op grond van ras en etnische afstamming, zodat een beroep moet worden gedaan op artikel 308 van het Verdrag om een allesomvattende aanpak door het Waarnemingscentrum te garanderen. Deze artikelen, samen met artikel 284 van het Verdrag, bieden de bevoegdheid om gegevens over de verschijnselen racisme en vreemdelingenhaat te verzamelen en te analyseren via een gespecialiseerd onafhankelijk orgaan met eigen rechtspersoonlijkheid.

nieuw

(27) Deze verordening respecteert de grondrechten en de beginselen van met name de Europese Conventie over de mensenrechten, in het bijzonder de artikelen 10, 11 en 14, alsmede van het Handvest van grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder de hoofdstukken II en III.

1035/97

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, hierna "Waarnemingscentrum" genoemd, opgericht.

Artikel 2

1035/97 (aangepast)

nieuw

Doel

Het voornaamste doel van het Waarnemingscentrum bestaat in de levering, in het bijzonder op de in artikel 4 , lid 3, bedoelde gebieden, van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens aangaande verschijnselen van racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en aanverwante onverdraagzaamheid op Europees niveau, aan de bevoegde instellingen en autoriteiten van de Gemeenschap en haar lidstaten, om hen te helpen wanneer zij op hun respectieve bevoegdheidsgebieden maatregelen nemen of acties ontwerpen. Daarbij dient de Gemeenschap bij te dragen tot de ontwikkeling van de Unie als een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

Artikel 3

Taken

1. Om de doelstelling van artikel 2 te bereiken, verzamelt het Waarnemingscentrum informatie over de omvang en de ontwikkeling van de verschijnselen en uitingen van racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en aanverwante onverdraagzaamheid, analyseert de oorzaken, de gevolgen en de uitwerking ervan en onderzoekt voorbeelden van goede praktijken ter bestrijding van deze verschijnselen en uitingen.

Daartoe:

a) ontwikkelt het in samenwerking met de Commissie en de lidstaten methoden ter verbetering van de vergelijkbaarheid, objectiviteit en betrouwbaarheid van de gegevens op communautair niveau;

b) creëert en coördineert het een Europees informatienet inzake racisme en vreemdelingenhaat (Raxen);

c) verzamelt, registreert en analyseert het Waarnemingscentrum informatie en gegevens;

d) verricht het of verleent samenwerking en aanmoediging aan ï wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke enquêtes, voorbereidende en haalbaarheidsstudies , in voorkomend geval en indien dit verenigbaar is met zijn jaarlijks werkprogramma ook op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie. Voorts organiseert het Waarnemingscentrum deskundigenvergaderingen en stelt het indien nodig ad hoc werkgroepen in;

e) werkt het samen met maatschappelijke organisaties en groeperingen, inclusief niet-gouvernementele organisaties, de sociale partners, onderzoekcentra en andere personen of instanties die zich met verschijnselen van racisme en vreemdelingenhaat bezighouden, met name door de dialoog op Europees niveau te bevorderen en door zo nodig aan discussies of bijeenkomsten op nationaal niveau deel te nemen;

Verordening XX/03 van 18 juni 2003, artikel 1, lid 1 (aangepast)

(f) publiceert het een jaarverslag over de toestand inzake racisme en vreemdelingenhaat in de Gemeenschap, waarin ook aandacht aan voorbeelden van goede praktijken wordt geschonken, alsmede een jaarverslag over de eigen activiteiten;

1035/97 (aangepast)

nieuw

g) stelt het conclusies en adviezen ten behoeve van de Gemeenschap en de lidstaten op;

h) zet het een voor het publiek toegankelijk bestand aan documentatie op, bevordert het samenwerking en vermijdt overlapping met andere bronnen van informatie;

nieuw

2. Het onder b) bedoelde netwerk is de voornaamste bron van informatie voor het Waarnemingscentrum. Het wordt opgezet teneinde objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te leveren, uitgaande van de ervaring van diverse organisaties in elke lidstaat en rekening houdend met de noodzaak de nationale autoriteiten bij de verzameling van gegevens te betrekken.

1035/97 artikel 3 (aangepast)

Artikel 4

Werkmethoden en -gebieden

1. Het Waarnemingscentrum vervult zijn taken binnen de bevoegdheden van de Gemeenschap en naar gelang van de doelstellingen van zijn jaarprogramma en de beschikbare begrotingsmiddelen.

1035/97

nieuw

2. Ter vermijding van dubbel werk en om een optimaal gebruik van alle middelen te garanderen houdt het Waarnemingscentrum bij de uitoefening van zijn werkzaamheden rekening met bestaande informatie uit andere bronnen, met name het reeds door de Gemeenschapsinstellingen of andere bevoegde nationale en internationale instellingen en organisaties, in het bijzonder de Raad van Europa, verrichte werk en draagt het er zorg voor, in nauwe samenwerking met de Raad van Europa, hieraan een toegevoegde waarde te verlenen. Hierbij houdt het met name rekening met de prioriteiten van de Gemeenschap.

3. De te verzamelen en te verwerken informatie en gegevens, de uit te voeren of te bevorderen wetenschappelijke onderzoeken, enquêtes en studies betreffen de omvang, de ontwikkeling, de oorzaken en de uitwerking van de verschijnselen van racisme en vreemdelingenhaat, in het bijzonder op de volgende gebieden:

1035/97 (aangepast)

nieuw

a) ð toegang tot, verblijf en ï vrij verkeer van personen in de Gemeenschap;

nieuw

b) immigratie en asiel

1035/97 (aangepast)

nieuw

c ) informatie- en communicatiemiddelen;

d ) onderwijs, beroepsopleiding en jeugd;

e ) sociaal beleid, inclusief werkgelegenheid , sociale zekerheid en gezondheidszorg ;

f ) toegang tot en aanbod van goederen en diensten;

g ) cultuur.

nieuw

4. Het Waarnemingscentrum kan met andere organisaties contractuele banden, met name onderaanbestedingsovereenkomsten, aangaan voor de uitvoering van taken die het aan deze instanties zou kunnen toevertrouwen. Het Waarnemingscentrum kan ook subsidies verlenen ter bevordering van passende samenwerking en joint ventures, met name aan de in artikel 7 bedoelde internationale organisaties.

1035/97 (aangepast)

XX/03, artikel 1, lid 2 (aangepast)

Artikel 5

Toegang tot documenten

XX/03, artikel 1, lid 2

1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad is van toepassing op de documenten die bij het Waarnemingscentrum berusten.

2. Binnen zes maanden na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. XX/2003 van 18 juni 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1035/97 van 2 juni 1997 houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat stelt de raad van bestuur de toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3. Tegen de beslissingen van het Waarnemingscentrum uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan beroep worden ingesteld, door middel van een klacht bij de Ombudsman of door middel van een beroep bij het Hof van Justitie, volgens de voorwaarden van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

1035/97

Artikel 6

Rechtspersoonlijkheid en rechtsbevoegdheid

Het Waarnemingscentrum bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in elke lidstaat de ruimste handelingsbevoegdheid die in de wetgeving van die lidstaat aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

Artikel 7

Samenwerking met nationale of internationale organisaties

1. Voor de uitvoering van zijn taken werkt het Waarnemingscentrum samen met gouvernementele of niet-gouvernementele organisaties in de lidstaten of internationale organisaties, die bevoegd zijn op het gebied van racisme en vreemdelingenhaat.

1035/97 (aangepast)

nieuw

2. De wijze van uitvoering van de in lid 1 genoemde administratieve samenwerking moet door het dagelijks bestuur worden goedgekeurd.

3. Het Waarnemingscentrum coördineert zijn werkzaamheden met die van de Raad van Europa, met name wat zijn werkprogramma krachtens artikel 9, lid 2, onder a), betreft. Daartoe sluit de Gemeenschap, volgens de procedure van artikel 300 van het Verdrag namens het Waarnemingscentrum een overeenkomst met de Raad van Europa teneinde een nauwe samenwerking van deze Raad met het Waarnemingscentrum in te stellen. Deze overeenkomst omvat tevens de aanwijzing door de Raad van Europa van een persoon in de raad van bestuur van het Waarnemingscentrum.

1035/97

nieuw

Volgens de bovengenoemde procedure sluit de Gemeenschap namens het Waarnemingscentrum ook overeenkomsten met andere internationale organisaties of met derde landen, indien die nodig blijken opdat het Waarnemingscentrum doeltreffend zijn taken kan vervullen. Deze bepaling staat ad hoc-samenwerking met dergelijke organisaties of derde landen niet in de weg.

Artikel 8

Raad van bestuur

1035/97 (aangepast)

nieuw

1. De raad van bestuur van het Waarnemingscentrum is als volgt samengesteld uit personen met passende ervaring inzake mensenrechten en analyse van racistische, van vreemdelingenhaat getuigende en anti-semitische verschijnselen alsmede aanverwante onverdraagzaamheid en met het beheer van uit openbare middelen gefinancierde organisaties: a) een door elke lidstaat aangewezen onafhankelijke persoon;

b) een door het Europees Parlement aangewezen onafhankelijke persoon;

c) een uit hoofde van artikel 7, lid 3, door de Raad van Europa aangewezen onafhankelijke persoon en

d) ð twee ï vertegenwoordiger s van de Commissie. nieuw (aangepast)

De onder a) bedoelde personen zijn verantwoordelijk voor het beheer van het orgaan of de organen ter bevordering van gelijke behandeling van alle personen zonder discriminatie op grond van ras of etnische afstamming overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2000/43/EG van de Raad, of van een soortgelijk onafhankelijk openbaar orgaan.

1035/97

Elk lid heeft een op gelijke wijze aangewezen plaatsvervanger.

1035/97 (aangepast)

2. De namen van de leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers worden aan de Commissie medegedeeld met het oog op bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Unie

nieuw

3. Indien een door een lidstaat aangewezen lid niet langer de nationale verantwoordelijkheden uitoefent op basis waarvan hij of zij is aangewezen, brengt de betrokken lidstaat de Commissie en de directeur van het Waarnemingscentrum daar onverwijld van op de hoogte en wijst een nieuw lid aan overeenkomstig lid 1.

1035/97 (aangepast)

nieuw

De raad van bestuur kiest zijn voorzitter en zijn vice-voorzitter, alsmede de overige leden van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 9.

Ieder lid van de raad van bestuur, of bij ontstentenis zijn of haar plaatsvervanger, beschikt over één stem. De besluiten worden genomen met absolute meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De voorzitter heeft ð de beslissende ï stem.

4. De raad van bestuur neemt de voor de werking van het Waarnemingscentrum vereiste besluiten. In het bijzonder:

a) stelt hij de strategie op lange termijn en het werkprogramma op middellange term voor een periode van drie jaar van het Waarnemingscentrum op naar gelang van de begroting en de beschikbare middelen; dit programma kan zo nodig in de loop van het jaar worden bijgesteld;

XX/03, artikel 1, lid 3 (aangepast)

b) keurt hij de twee in artikel 3, onder f) bedoelde jaarverslagen alsmede de conclusies en adviezen goed en legt deze voor aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's; zorgt hij voor de publicatie van de in artikel 3, onder f) bedoelde jaarverslagen; het jaarverslag over de activiteiten van het Waarnemingscentrum wordt uiterlijk op 15 juni ingediend bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's;

1035/97 (aangepast)

nieuw

c) stelt hij de directeur aan , op basis van de aan het dagelijks bestuur gedelegeerde en door het dagelijks bestuur verrichte selectie.

nieuw

d) voert hij disciplinair toezicht uit over de directeur van het Waarnemingscentrum.

1035/97 (aangepast)

nieuw

5. De raad van bestuur keurt zijn huishoudelijk reglement goed. De raad van bestuur komt, na bijeenroeping door zijn voorzitter, ten minste eenmaal per jaar bijeen. Hij kan bevoegdheden aan het dagelijks bestuur delegeren.

XX/03, artikel 1, lid 3

6. Het Waarnemingscentrum doet de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures toekomen.

nieuw

7. De raad van bestuur kan, na overleg met de Commissie, op zijn vergaderingen personen uitnodigen die zijn aangewezen door landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Unie. Dergelijke personen worden door de betrokken landen aangewezen naar analogie met de criteria en procedures van de leden 1 en 2. Zij hebben de status van waarnemers.

1035/97 (aangepast)

nieuw

Artikel 9

Dagelijks bestuur

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van de raad van bestuur, de vice-voorzitter en ten hoogste acht andere leden van de raad van bestuur, waartoe de door de Raad van Europa aangewezen persoon alsmede de vertegenwoordigers van de Commissie behoren.

nieuw

Ieder lid van het dagelijks bestuur, of bij ontstentenis zijn of haar plaatsvervanger, beschikt over één stem. De besluiten worden genomen met een absolute meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De voorzitter heeft de beslissende stem.

1035/97

nieuw

2. Het dagelijks bestuur houdt toezicht op de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum, volgt de voorbereiding en de uitvoering van de programma's en bereidt de vergaderingen van de raad van bestuur voor, met hulp van de directeur van het Waarnemingscentrum. In het bijzonder:

nieuw

a) stelt hij het jaarlijks werkprogramma van het Waarnemingscentrum op, overeenkomstig de door de raad van bestuur vastgestelde strategie op lange termijn en het werkprogramma op middellange termijn, naar gelang van de begroting en de beschikbare middelen; dit programma kan zo nodig in de loop van het jaar worden bijgesteld;

b) verricht hij, op basis van voorstellen van de Commissie, de selectie van kandidaten voor de functie van directeur van het Waarnemingscentrum;

c) keurt hij jaarlijks de ontwerp-begroting en de definitieve begroting van het Waarnemingscentrum goed;

d) keurt hij de rekeningen goed.

1035/97

Het dagelijks bestuur vervult daarnaast elke hem door de raad van bestuur opgedragen taak overeenkomstig het huishoudelijk reglement van de raad van bestuur.

Artikel 10

Directeur

1. Het Waarnemingscentrum staat onder leiding van een directeur die op voorstel van de Commissie, voor een verlengbare termijn van vier jaar, door de raad van bestuur wordt aangesteld.

1035/97 (aangepast)

nieuw

2. De directeur is ,onder toezicht van de raad van bestuur en het dagelijks bestuur,verantwoordelijk voor:

a) de uitvoering van de in artikel 3 , omschreven taken;

b) de voorbereiding en de uitvoering van het jaarlijks werkprogramma en het werkprogramma op middellange termijn van het Waarnemingscentrum;

c) de voorbereiding van de in deze verordening bedoelde verslagen, conclusies en adviezen;

1035/97

d) alle aangelegenheden die verband houden met het personeel en het dagelijks beheer.

nieuw

e) de tenuitvoerlegging van doeltreffende monitoring- en evaluatieprocedures betreffende de prestaties van het Waarnemingscentrum in vergelijking met zijn doelstellingen, op basis van erkende normen. De directeur brengt jaarlijks aan de raad van bestuur verslag uit over de resultaten van de evaluatie.

1035/97 (aangepast)

nieuw

3. De directeur legt aan de raad van bestuur en het dagelijks bestuur voor hun respectieve bevoegdheden verantwoording af voor zijn of haar beheer van deze activiteiten en woont hunbijeenkomsten bij.

4. De directeur is de wettige vertegenwoordiger van het Waarnemingscentrum.

1035/97

Artikel 11

Personeel

1. Het personeel van het Waarnemingscentrum is onderworpen aan de verordeningen en regelingen die van toepassing zijn op de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

2. Het Waarnemingscentrum oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit die toekomen aan het tot aanstelling bevoegd gezag.

3. De raad van bestuur stelt, in overeenstemming met de Commissie, de passende uitvoeringsbepalingen vast.

XX/03, artikel 1, lid 4

Artikel 12

Opstelling van de begroting

1. Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van het Waarnemingscentrum geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van het Waarnemingscentrum.

2. De ontvangsten en uitgaven van de begroting van het Waarnemingscentrum zijn in evenwicht.

3. De inkomsten van het Waarnemingscentrum omvatten, afgezien van andere middelen:

a) een in een speciale begrotingspost van de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie) opgenomen subsidie van de Gemeenschap;

b) betalingen als vergoeding voor verleende diensten;

c) eventuele financiële bijdragen van de in artikel 7 bedoelde organisaties;

d) eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten.

4. De uitgaven van het Waarnemingscentrum omvatten met name de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur, de huishoudelijke uitgaven en de uitgaven uit hoofde van de overeenkomsten die met de instellingen of instanties die deel uitmaken van Raxen en andere instanties zijn gesloten.

5. De raad van bestuur stelt jaarlijks, op basis van een ontwerp van de directeur, de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Waarnemingscentrum voor het volgende begrotingsjaar vast. Deze raming, die tevens een ontwerp-personeelsformatie bevat, wordt uiterlijk op 31 maart door de raad van bestuur bij de Commissie ingediend.

6. De raming wordt samen met het voorontwerp van begroting door de Commissie ingediend bij het Europees Parlement en de Raad ("de begrotingsautoriteit").

7. Op basis van deze raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting op in het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

8. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan het Waarnemingscentrum goed. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van het Waarnemingscentrum vast.

9. De begroting van het Waarnemingscentrum wordt vastgesteld door de raad van bestuur. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. De begroting wordt zo nodig dienovereenkomstig aangepast.

10. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte.

Wanneer een tak van de begrotingsautoriteit kennis heeft gegeven van zijn voornemen om een advies te verstrekken, doet hij dit advies aan de raad van bestuur toekomen binnen een termijn van zes weken te rekenen vanaf de kennisgeving van het project.

XX/03, artikel 1, lid 5

Artikel 13

Uitvoering van de begroting

1. De directeur is belast met de uitvoering van de begroting van het Waarnemingscentrum.

2. Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van het Waarnemingscentrum de voorlopige rekeningen met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar in bij de rekenplichtige van de Commissie. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van het algemeen Financieel Reglement.

3. Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Waarnemingscentrum met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar in bij de Rekenkamer. Het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar wordt ook toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

XX/03, artikel 1, lid 5 (aangepast)

4. Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het Waarnemingscentrum overeenkomstig artikel 129 van het algemeen Financieel Reglement maakt de directeur onder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Waarnemingscentrum op en legt deze voor advies voor aan de raad van bestuur.

XX/03, artikel 1, lid 5

5. De raad van bestuur van het Waarnemingscentrum brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Waarnemingscentrum.

6. Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de directeur van het Waarnemingscentrum de definitieve rekeningen met het advies van de raad van bestuur in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

7. De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.

XX/03, artikel 1, lid 5 (aangepast)

8. De directeur van het Waarnemingscentrum dient uiterlijk op 30 september een antwoord op de opmerkingen van de Rekenkamer in bij deze instelling. Hij of zijdient dit antwoord ook in bij de raad van bestuur.

XX/03, artikel 1, lid 5

9. De directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek, overeenkomstig het bepaalde in artikel 146, lid 3, van het algemeen Financieel Reglement, alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.

10. Vóór 30 april van het jaar N + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar N.

11. De financiële regeling die van toepassing is op het Waarnemingscentrum wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze financiële regeling mag slechts van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [13] afwijken indien de specifieke vereisten van de taakverrichting van het Waarnemingscentrum dit noodzakelijk maken, en met voorafgaande instemming van de Commissie.

[13] PB L 357 van 21.12.2002, blz. 72 (+ Rectificatie PB L 2 van 7.1.2003, blz. 39).

1035/97, artikel 13 (aangepast)

Artikel 14

Vertaling

De vertaaldiensten die voor de werking van het Waarnemingscentrum nodig zijn, worden in beginsel verricht door het bij Verordening (EG) nr. 2965/94 [14] opgerichte vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

[14] PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1.

1035/97, artikel 14

Artikel 15

Voorrechten en immuniteiten

Het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is op het Waarnemingscentrum van toepassing.

1035/97, artikel 15

Artikel 16

Bevoegdheid van het Hof van Justitie

1. De contractuele aansprakelijkheid van het Waarnemingscentrum wordt beheerst door de wet welke op het betrokken contract van toepassing is.

Het Hof van Justitie is bevoegd een uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding vervat in een door het Waarnemingscentrum gesloten overeenkomst.

2. Inzake de niet-contractuele aansprakelijkheid moet het Waarnemingscentrum overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, de schade vergoeden die door het Waarnemingscentrum of zijn personeelsleden in de uitoefening van hun functie is veroorzaakt.

Het Hof van Justitie is bevoegd in alle geschillen betreffende de vergoeding van dergelijke schade een uitspraak te doen.

1035/97, artikel 15 (aangepast)

3. Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in gevallen waarin overeenkomstig artikel 230 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen het Waarnemingscentrum.

1035/97, artikel 16 (aangepast)

nieuw

Artikel 17

Verslag

In de loop van het derde jaar volgende op de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens om de vijf jaarlegt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een voortgangsverslag voor over de prestaties van het Waarnemingscentrum , rekening houdend met de overeenkomstig artikel 11, onder e), verrichte evaluaties , eventueel vergezeld van voorstellen tot aanpassing of uitbreiding van zijn taken, met name in het licht van de ontwikkeling van de bevoegdheden van de Gemeenschap terzake van racisme en vreemdelingenhaat.

Artikel 18

Intrekking

1. Verordening (EG) nr. 1035/97 wordt hierbij ingetrokken op de datum waarop onderstaande verordening van kracht wordt.

2. Alle verwijzingen naar de ingetrokken Verordening moeten worden gelezen als verwijzingen naar onderstaande verordening, overeenkomstig de concordantietabel in de bijlage bij onderstaande verordening.

1035/97 artikel 17 (aangepast)

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE

Concordantietabel

Verordening (EG) Nr. 1035/97 // Deze verordening

Artikel 1 // Artikel 1

Artikel 2, lid 1 // Artikel 2

Artikel 2, lid 2, inleidende formulering // Artikel 3, lid 1, eerste alinea en tweede alinea, inleidende formulering

Artikel 2, lid 2, a) // Artikel 3, lid 1, c)

Artikel 2, lid 2, b) // -

Artikel 2, lid 2, c) // Artikel 3, lid 1, d)

Artikel 2, lid 2, d) // Artikel 3, lid 1, h)

Artikel 2, lid 2, e) // Artikel 3, lid 1, g)

Artikel 2, lid 2, f) // Artikel 3, lid 1, a)

Artikel 2, lid 2, g) // Artikel 3, lid 1, f)

Artikel 2, lid 2, h) // Artikel 3, lid 1, b)

Artikel 2, lid 2, i) // Artikel 3, lid 1, e)

- // Artikel 3, lid 2

Artikel 3, leden 1 en 2 // Artikel 4, leden 1 en 2

Artikel 3, lid 3, a) // Artikel 4, lid 3, a)

- // Artikel 4, lid 3, b)

Artikel 3, lid 3, b) // Artikel 4, lid 3, c)

Artikel 3, lid 3, c) // Artikel 4, lid 3, d)

Artikel 3, lid 3, d) // Artikel 4, lid 3, e)

Artikel 3, lid 3, e) // Artikel 4, lid 3, f)

Artikel 3, lid 3, f) // Artikel 4, lid 3, g)

- // Artikel 4, lid 4

Artikel 4 // -

Artikel 5 // -

Artikel 5bis // Artikel 5

Artikel 6 // Artikel 6

Artikel 7 // Artikel 7

Artikel 8, lid 1, eerste alinea // Artikel 8, lid 1, eerste alinea

- // Artikel 8, lid 1, tweede alinea

Artikel 8, lid 1, tweede alinea // Artikel 8, lid 1, derde alinea

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, eerste zin // Artikel 8, lid 2

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, tweede zin // -

- // Artikel 8, lid 3, eerste alinea

Artikel 8, lid 2, eerste alinea, derde zin // Artikel 8, lid 3, tweede alinea

Artikel 8, lid 2, tweede alinea // Artikel 8, lid 3, derde alinea

Artikel 8, lid 3, inleidende formulering // Artikel 8, lid 4, inleidende formulering

Artikel 8, lid 3, a), b) en c) // Artikel 8, lid 4, a), b) en c)

Artikel 8, lid 3, d) en e) // -

- // Artikel 8, lid 4, d)

Artikel 8, lid 4 // Artikel 8, lid 5

Artikel 8, lid 5 // Artikel 8, lid 6

- // Artikel 8, lid 7

Artikel 9, lid 1 // Artikel 9, lid 1, eerste alinea

- // Artikel 9, lid 1, tweede alinea

Artikel 9, lid 2, eerste zin // Artikel 9, lid 2, eerste alinea, eerste zin

- // Artikel 9, lid 2, eerste alinea, tweede zin

Artikel 9, lid 2, tweede zin // Artikel 9, lid 2, tweede alinea

Artikel 10, lid 1 // Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 2, inleidende formulering // Artikel 10, lid 2, inleidende formulering

Artikel 10, lid 2, a), b), c) en d) // Artikel 10, lid 2, a), b), c) en d)

- // Artikel 10, lid 2, e)

Artikel 10, leden 3 en 4 // Artikel 10, leden 3 en 4

Artikel 11 // Artikel 11

Artikel 12 // Artikel 12

Artikel 12bis // Artikel 13

Artikel 13 // Artikel 14

Artikel 14 // Artikel 15

Artikel 15 // Artikel 16

Artikel 16 // Artikel 17

- // Artikel 18

Artikel 17 // Artikel 19

- // Bijlage I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top