Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R1789

    Verordening (EU) 2024/1789 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1227/2011, (EU) 2017/1938, (EU) 2019/942 en (EU) 2022/869 en Besluit (EU) 2017/684, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 715/2009 (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)

    PE/105/2023/REV/1

    PB L, 2024/1789, 15.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1789/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1789/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    L-serie


    2024/1789

    15.7.2024

    VERORDENING (EU) 2024/1788 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 13 juni 2024

    inzake de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1227/2011, (EU) 2017/1938, (EU) 2019/942 en (EU) 2022/869 en Besluit (EU) 2017/684, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 715/2009 (herschikking)

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.

    (2)

    Met de interne markt voor aardgas, die sinds 1999 geleidelijk tot stand is gebracht, wordt beoogd alle consumenten in de Unie — zowel particulieren als bedrijven — echte keuzevrijheid te bieden, nieuwe kansen voor het bedrijfsleven te scheppen en grensoverschrijdende handel te bevorderen, teneinde efficiëntieverbeteringen, concurrerende prijzen en een betere dienstverlening te bewerkstelligen en de leveringszekerheid en duurzaamheid in de hand te werken.

    (3)

    Met Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (5) heeft de Unie zich ertoe verbonden de broeikasgasemissies terug te dringen. De internemarktregels voor gasvormige brandstoffen moeten op die verordening worden afgestemd. In dat verband heeft de Unie in de mededelingen van de Commissie van 8 juli 2020 getiteld “Energie voor een klimaatneutrale economie: Een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem” en getiteld “Een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa” (de “EU-waterstofstrategie”), alsook in de resolutie van het Europees Parlement van 10 juli 2020 over een alomvattende Europese benadering van energieopslag (6) uiteengezet hoe de energiemarkten kunnen worden gemoderniseerd, onder meer wat betreft het koolstofvrij maken van de gasmarkten. Deze verordening moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie om de broeikasgasemissies te verminderen en tegelijkertijd de leveringszekerheid en de goede werking van de interne markten voor aardgas en waterstof te waarborgen.

    (4)

    Deze verordening vormt een aanvulling op gerelateerde beleids- en wetgevingsinstrumenten van de Unie, met name die welke zijn voorgesteld op grond van de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal”, zoals de Verordeningen (EU) 2023/857 (7), (EU) 2023/957 (8), (EU) 2023/1805 (9) en (EU) 2023/2405 (10) van het Europees Parlement en de Raad en de Richtlijnen (EU) 2023/959 (11), (EU) 2023/1791 (12) en (EU) 2023/2413 (13) van het Europees Parlement en de Raad, die tot doel hebben het koolstofvrij maken van de economie van de Unie te stimuleren en ervoor zorgen dat niet wordt afgeweken van het traject naar een klimaatneutrale Unie uiterlijk in 2050, overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1119. De belangrijkste doelstelling van deze verordening is een dergelijke transitie naar klimaatneutraliteit mogelijk te maken en te faciliteren door te zorgen voor de opschaling van een markt voor waterstof en een efficiënte markt voor aardgas.

    (5)

    Deze verordening beoogt de penetratie van hernieuwbaar gas, koolstofarm gas en koolstofarme waterstof in het energiesysteem te bevorderen en de rol van fossiel gas te verkleinen, en hernieuwbaar gas en koolstofarm gas en koolstofarme waterstof een belangrijke rol te laten spelen bij de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en klimaatneutraliteit uiterlijk in 2050. Deze verordening beoogt verder een regelgevend kader op te zetten dat alle marktdeelnemers in staat stelt en ertoe aanzet fossiel gas af te bouwen en hun activiteiten te plannen om lock-in-effecten te vermijden, en streeft ernaar een geleidelijke en tijdige uitfasering van fossiel gas te waarborgen, met name in alle relevante industriële sectoren en voor verwarmingsdoeleinden.

    (6)

    De EU-waterstofstrategie onderkent dat, in het licht van het uiteenlopende potentieel van de lidstaten voor de productie van hernieuwbare waterstof, een open en concurrerende interne markt met onbeperkte grensoverschrijdende handel aanzienlijke voordelen biedt voor de mededinging, de betaalbaarheid en de leveringszekerheid. Bovendien wordt in de EU-waterstofstrategie benadrukt dat het toewerken naar een liquide markt met een op grondstoffen gebaseerde waterstofhandel de deelname van nieuwe producenten zou vergemakkelijken en gunstig zou zijn voor een verdergaande integratie met andere energiedragers, en realistische prijssignalen zou geven voor investeringsbeslissingen en operationele beslissingen. De voorschriften van deze verordening moeten dus de opkomst van markten voor waterstof, op grondstoffen gebaseerde waterstofhandel en liquide handelshubs bevorderen. De lidstaten moeten onnodige belemmeringen, waaronder onevenredige tarieven op interconnectiepunten, wegnemen. Hoewel de inherente verschillen worden erkend, moeten bestaande regels die efficiënte commerciële activiteiten en handel voor de markten voor elektriciteit en aardgas mogelijk maakten, ook in overweging worden genomen voor een markt voor waterstof. Hoewel in deze richtlijn algemene beginselen betreffende de werking van de markt voor waterstof worden neergelegd, is het passend bij de toepassing van die beginselen rekening te houden met de ontwikkelingsfase van die markt.

    (7)

    Het ondersteunen van steenkool- en koolstofintensieve regio’s bij de uitfasering van fossiele brandstoffen en de geleidelijke invoering van hernieuwbare energie is een essentieel onderdeel van het beleid voor een rechtvaardige transitie. Die ondersteuning moet worden nagestreefd op een wijze die strookt met het desbetreffende rechtskader, met name het bij Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad (14) opgerichte Fonds voor een rechtvaardige transitie, dat financiering van technologieën voor hernieuwbare energie mogelijk maakt. De Commissie speelt een sleutelrol bij het waarborgen van dergelijke steun voor nationaal beleid dat gericht is op de geleidelijke vermindering van de bestaande productie uit kolen en andere vaste fossiele brandstoffen en van de mijncapaciteit. Dat proces vereist financiering om de sociale en economische gevolgen aan te pakken, met inbegrip van de omscholing van de beroepsbevolking met het oog op de overgang naar schone energie in regio’s die structurele veranderingen ondergaan. Bij de ondersteuning van steenkool- en koolstofintensieve regio’s moet rekening worden gehouden met de specifieke doelstellingen, toepassingsgebieden en criteria van elk relevant financieringsprogramma van de Unie. Het Fonds voor een rechtvaardige transitie voorziet niet in financiering van andere technologieën dan hernieuwbare energie.

    (8)

    Richtlijn (EU) 2024/1788 van het Europees Parlement en de Raad (15) biedt de mogelijkheid tot een gecombineerde systeembeheerder. Derhalve hoeft uit hoofde van deze verordening geen wijziging te worden aangebracht in de organisatie van de nationale systemen die stroken met de toepasselijke bepalingen van die richtlijn.

    (9)

    Er moeten criteria worden vastgesteld voor de berekening van de tarieven voor toegang tot het net opdat deze tarieven volledig voldoen aan het beginsel van niet-discriminatie en aan de behoeften van een goed functionerende interne markt. Daarbij moet ten volle rekening worden gehouden met de noodzakelijke systeemintegriteit. Bovendien moeten de tarieven een afspiegeling vormen van de werkelijke kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte, structureel vergelijkbare netbeheerder en transparant zijn, waarbij wordt gelet op de redelijke winst op de investeringen, en ze de integratie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas mogelijk maken. De in deze verordening vastgestelde voorschriften inzake nettoegangstarieven worden aangevuld met nadere voorschriften inzake nettoegangstarieven, met name in de op grond van deze verordening vastgestelde netcodes en richtsnoeren, in de Verordeningen (EU) 2022/869 (16) en (EU) 2024/1787 (17) van het Europees Parlement en de Raad en in Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (18) en Richtlijn (EU) 2023/1791.

    (10)

    Het is doorgaans het efficiëntst om infrastructuur te financieren door middel van van de gebruikers van die infrastructuur verkregen inkomsten, en om kruissubsidies te voorkomen. Bovendien zijn kruissubsidies, in het geval van gereguleerde activa, onverenigbaar met het algemene beginsel van kostenreflecterende tarieven. In uitzonderlijke gevallen kunnen kruissubsidies maatschappelijke baten hebben, met name tijdens de vroege fasen van netontwikkeling, als de geboekte capaciteit laag is ten opzichte van de technische capaciteit, en er aanzienlijke onzekerheid bestaat wanneer de toekomstige vraag naar capaciteit zal ontstaan. Daarom kunnen kruissubsidies in een vroeg stadium bijdragen tot redelijke en voorspelbare tarieven voor netgebruikers en de risico’s voor investeringen door netbeheerders verlagen, waardoor wordt bijgedragen tot een investeringsklimaat dat de decarbonisatiedoelstellingen van de Unie ondersteunt. Als alternatief voor de naar verwachting hogere nettarieven die anders aan vroege waterstofnetgebruikers zouden moeten worden aangerekend, moeten waterstofnetbeheerders de mogelijkheid krijgen om de kosten van netwerkontwikkeling over de tijd te spreiden door toe te staan dat de lidstaten in de mogelijkheid voorzien om toekomstige gebruikers een deel van de initiële kosten te laten betalen door middel van een intertemporele kostentoerekening. Een dergelijke intertemporele kostentoerekening en de onderliggende methode en kenmerken ervan moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Het moet voor de lidstaten mogelijk zijn een dergelijk mechanisme te flankeren met maatregelen ter dekking van het financiële risico van waterstofnetbeheerders, zoals een staatsgarantie, op voorwaarde dat zij voldoen aan artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Wanneer de financiering van netwerken via door netgebruikers betaalde nettoegangstarieven niet haalbaar is, moet de regulerende instantie onder bepaalde voorwaarden financiële overdrachten tussen afzonderlijke gereguleerde diensten van aardgas- en waterstofnetten kunnen toestaan. Kosten in verband met haalbaarheidsstudies met betrekking tot de herbestemming van aardgasnetten tot waterstofnetten mogen niet worden beschouwd als kruissubsidies. Kruissubsidies mogen niet worden gefinancierd door netgebruikers in andere lidstaten, en daarom is het passend om de financiering van kruissubsidies alleen te heffen op exitpunten van eindafnemers binnen dezelfde lidstaat. Omdat kruissubsidies uitzonderlijk zijn, moet bovendien worden gewaarborgd dat ze proportioneel, transparant, en beperkt in de tijd zijn en onder regulerend toezicht worden vastgesteld, onder voorbehoud van kennisgeving aan de Commissie en het bij Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad (19) opgerichte Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER).

    (11)

    Het gebruik van marktgerichte regelingen, zoals veilingen, om tarieven vast te stellen moet voldoen aan Richtlijn (EU) 2024/1788 en Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie (20).

    (12)

    Een gemeenschappelijk minimumpakket van derdentoegangsdiensten is nodig om in de hele Unie, in de praktijk voor een gemeenschappelijke minimumtoegangsnorm te zorgen, teneinde te waarborgen dat derdentoegangsdiensten voldoende compatibel zijn en de voordelen van een goed functionerende interne markt voor aardgas kunnen worden benut.

    (13)

    Regelingen inzake derdentoegang moeten worden gebaseerd op de beginselen van deze verordening. De organisatie van entry-exitsystemen, die een vrije allocatie van aardgas op basis van vaste capaciteit toestaan, werd in oktober 2013 verwelkomd door het XXIVe Europees Regelgevend Forum voor gas (Forum van Madrid). Daarom moet een definitie van entry-exitsysteem worden ingevoerd om een gelijk speelveld te helpen creëren voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas die verbonden zijn met het transmissie- of het distributieniveau. Tariefbepaling van distributiesysteembeheerders en waterstofdistributienetbeheerders en de organisatie van capaciteitsallocatie tussen de transmissie- en distributieniveaus voor aardgas en waterstof moeten worden overgelaten aan de regulerende instanties op basis van de in Richtlijn (EU) 2024/1788 vastgestelde beginselen.

    (14)

    Toegang tot het entry-exitsysteem moet in het algemeen op vaste capaciteit gebaseerd zijn. Netbeheerders moeten zo samenwerken dat het aanbod van vaste capaciteit maximaal is, waardoor netgebruikers het aardgas dat binnenkomt of uitgaat op basis van vaste capaciteit vrij kunnen toewijzen aan ieder entry- of exitpunt in hetzelfde entry-exitsysteem.

    (15)

    De lidstaten moeten volledige of gedeeltelijke regionale integratie tot stand kunnen brengen wanneer twee of meer aangrenzende entry-exit systemen worden samengevoegd. Het moet mogelijk zijn meerdere balanceringszones op te nemen in een gedeeltelijke regionale integratie; dat zou een grote stap zijn naar integratie van gefragmenteerde markten voor aardgas en verbetering van de werking van de interne markt voor aardgas.

    (16)

    Waar regionale marktintegratie is ondernomen, moeten de betrokken transmissiesysteembeheerders en regulerende instanties kwesties met grensoverschrijdende gevolgen aanpakken, zoals tariefstructuren, het balanceringsregime, capaciteiten op resterende grensoverschrijdende punten, investeringsplannen en de vervulling van taken van transmissiesysteembeheerders en van regulerende instanties.

    (17)

    Voorwaardelijke capaciteit moet alleen worden aangeboden als netbeheerders geen vaste capaciteit kunnen aanbieden. Netbeheerders moeten de voorwaarden voor voorwaardelijke capaciteit op basis van operationele beperkingen transparant en helder definiëren. De regulerende instantie moet de voorwaarden goedkeuren en waarborgen dat het aantal voorwaardelijke capaciteitsproducten beperkt is om versnippering van de markt voor aardgas te voorkomen en om te zorgen dat het beginsel van efficiënte derdentoegang wordt nageleefd.

    (18)

    Ter voltooiing van de interne markt voor aardgas moet een afdoende grensoverschrijdende aardgasinterconnectiecapaciteit worden bewerkstelligd en moet de marktintegratie worden bevorderd.

    (19)

    Deze verordening heeft tot doel de productie van duurzaam biomethaan in de Unie te ondersteunen. In het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie van 18 mei 2022“Uitvoering van het REPowerEU-plan: investeringsbehoeften, waterstofversneller en verwezenlijken van de doelstellingen inzake biomethaan” bij de mededeling van de Commissie van 18 mei 2022 getiteld “REPowerEU-plan” (het “REPowerEU-plan”) stelde de Commissie voor de productie van duurzaam biomethaan in de Unie tegen 2030 aanzienlijk te verhogen tot 35 miljard kubieke meter per jaar.

    (20)

    De gecoördineerde inventarisatie voor de uitrol van biogas en biomethaan dient als instrument voor de lidstaten om de bijdrage van biomethaan aan hun geraamde trajecten van 2021 tot 2030 te bepalen, met inbegrip van het verwachte totale bruto-eindverbruik van energie en de totale geplande geïnstalleerde capaciteit, zoals bepaald in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen. Wanneer de lidstaten nationale trajecten voor biogas en biomethaan hebben vastgesteld, moeten zij in hun nationale energie- en klimaatplannen beleidslijnen en -maatregelen voor de ontwikkeling daarvan specificeren, zoals de vaststelling van nationale strategieën inzake duurzaam biogas en biomethaan of de vaststelling van nationale streefcijfers voor de jaarlijkse productie of het jaarlijkse verbruik van biomethaan, uitgedrukt in absolute volumes of als percentage van het volume aardgas dat wordt verbruikt door afnemers die zijn aangesloten op het aardgasnet. Om dat te vergemakkelijken heeft de Commissie de lidstaten met een aanzienlijk biomethaanpotentieel een analyse van hun nationale potentieel verstrekt, alsook suggesties voor de beste benutting van het potentieel. Voorts kunnen de lidstaten op grond van artikel 25, lid 2, punt b), van Richtlijn (EU) 2018/2001 voor de in artikel 25, lid 1, van die richtlijn bedoelde streefcijfers voor de vervoerssector biogas in aanmerking nemen dat wordt geïnjecteerd in de nationale gastransmissie- en -distributie-infrastructuur.

    (21)

    Er is een grotere samenwerking en coördinatie tussen transmissiesysteembeheerders en, indien van toepassing, distributiesysteembeheerders vereist om netcodes in te voeren voor de verlening en het beheer van daadwerkelijke en transparante toegang tot de transmissienetwerken over de grenzen heen, om, met inachtneming van het milieu, een gecoördineerde en voldoende toekomstgerichte planning en een deugdelijke technische ontwikkeling van het aardgassysteem, inclusief het creëren van interconnectiecapaciteit, in de Unie te waarborgen. De netcodes moeten in overeenstemming zijn met de door ACER geformuleerde kaderrichtsnoeren, die niet-bindend van aard zijn. ACER moet betrokken worden bij de beoordeling van ontwerpnetcodes, op basis van feiten, waaronder de vraag of zij aan de kaderrichtsnoeren voldoen, en het moet de Commissie kunnen aanbevelen die netcodes goed te keuren. ACER dient ook de voorgestelde wijzigingen van de netcodes te beoordelen, en het moet de Commissie kunnen aanbevelen die wijzigingen goed te keuren. Transmissiesysteembeheerders moeten hun netten volgens deze netcodes beheren.

    (22)

    Teneinde in de Unie een optimaal beheer van het aardgastransmissienet te garanderen, moet in een Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (“het ENTSB voor gas”) worden voorzien. Met het oog op een eerlijke vertegenwoordiging van kleine, niet onderling verbonden of geïsoleerde lidstaten moeten, naast de beheerders van aardgastransmissiesystemen, de aardgassysteembeheerders die op grond van artikel 86 van Richtlijn (EU) 2024/1788 een afwijking van artikel 60 van die richtlijn genieten, in aanmerking komen voor het lidmaatschap van het ENTSB voor gas. Bij de goedkeuring van de statuten van het ENTSB voor gas kan de Commissie trachten te zorgen voor een passende differentiatie van de lidmaatschapsrechten naar gelang van de verschillende status van de leden. De taken van het ENTSB voor gas moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met de mededingingsregels van de Unie, die op de beslissingen van het ENTSB voor gas van toepassing zijn. De taken van het ENTSB voor gas moeten nauwkeurig worden omschreven en zijn werkmethoden moeten efficiëntie, transparantie en de representatieve aard van het ENTSB voor gas garanderen. Waar passend kunnen het ENTSB voor gas en het Europees netwerk van netbeheerders voor waterstof (European Network of Network Operators for Hydrogen — ENNOH) gezamenlijk netcodes ontwikkelen met betrekking tot sectoroverschrijdende kwesties. De door het ENTSB voor gas opgestelde netcodes zijn niet bedoeld om de noodzakelijke nationale technische voorschriften die van toepassing zijn op niet-grensoverschrijdende kwesties te vervangen. Aangezien met een benadering op regionaal niveau effectievere vooruitgang kan worden geboekt, moeten de transmissiesysteembeheerders binnen de overkoepelende samenwerkingsstructuur regionale structuren opzetten en er tegelijkertijd voor zorgen dat de resultaten op regionaal niveau stroken met de netcodes en niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplannen op het niveau van de Unie. Samenwerking binnen dergelijke regionale structuren vergt een daadwerkelijke ontvlechting van netwerkactiviteiten enerzijds en productie- en leveringsactiviteiten anderzijds, anders houdt regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders een risico van concurrentieverstorend gedrag in. De lidstaten moeten de samenwerking bevorderen en toezien op de effectieve werking van het netwerk op regionaal niveau. De samenwerking op regionaal niveau moet verenigbaar zijn met de vooruitgang naar concurrerende en efficiënte interne markten voor aardgas en waterstof.

    (23)

    Om voor meer transparantie te zorgen met betrekking tot de ontwikkeling van het aardgastransmissienetwerk in de Unie, moet het ENTSB voor gas op basis van een gezamenlijk scenario en een onderling samenhangend model een niet-bindend Uniebreed tienjarig netontwikkelingsplan voor aardgas (het “Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas”), opstellen, publiceren en regelmatig bijwerken. Het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgasmoet worden ontwikkeld volgens een transparant proces dat een zinvolle openbare raadpleging omvat, waarbij ook onafhankelijke wetenschappelijke instanties worden betrokken, en moet gebaseerd zijn op objectieve en wetenschappelijke criteria. Daartoe kan de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering, uit hoofde van Verordening (EU) 2022/869, inbreng leveren over de scenario’s voor het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas. Rendabele aardgastransmissienetwerken en de nodige regionale interconnecties, die relevant zijn vanuit commercieel oogpunt en vanuit het oogpunt van leveringszekerheid, moeten deel uitmaken van dat Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas. Het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgasmoet het beginsel “energie-efficiëntie eerst” en energiesysteemintegratie bevorderen en bijdragen tot een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen en het behalen van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie.

    (24)

    Om de concurrentie door middel van een liquide groothandelsmarkt voor aardgas te vergroten, is het van essentieel belang dat aardgas onafhankelijk van de locatie in het systeem kan worden verhandeld. Dit kan alleen als netgebruikers de vrijheid krijgen om entry- en exitcapaciteit los te boeken, zodat er een aardgastransport via zones en niet langs contractuele paden ontstaat. Om de vrijheid van onafhankelijke boekingscapaciteit op entry- en exitpunten te waarborgen, moeten de tarieven van een entrypunt dus los staan van de tarieven van een exitpunt maar moeten ze in plaats daarvan voor die punten afzonderlijk worden aangeboden, en het tarief mag de entry- en exitkosten niet in een enkele prijs bundelen.

    (25)

    Verordening (EU) nr. 312/2014 van de Commissie (21) voorziet in regels voor het opzetten van technische regels om balanceringsregimes op te bouwen, maar laat vrijheid voor uiteenlopende ontwerpkeuzen per balanceringsregime dat in een specifiek entry-exitsysteem wordt toegepast. De combinatie van keuzen leidt tot specifieke balanceringsregimes die in een specifiek entry-exitsysteem worden toegepast en die momenteel grotendeels samenvallen met het grondgebied van de lidstaten.

    (26)

    Netgebruikers moeten de verantwoordelijkheid hebben om hun invoedingen in balans te brengen met hun onttrekkingen, waarbij handelsplatforms zijn opgericht om de handel in aardgas tussen netgebruikers te vergemakkelijken. Om een gelijke toegang tot de markt voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas te garanderen, moet de balanceringszone ook zoveel mogelijk het distributiesysteemniveau omvatten. Het virtuele handelsplatform moet worden gebruikt om aardgas tussen de clearingsrekeningen van netgebruikers uit te wisselen.

    (27)

    Verwijzingen naar geharmoniseerde transportcontracten in de context van niet-discriminerende toegang tot het net van transmissiesysteembeheerders houden niet in dat de voorwaarden van de transportcontracten van een bepaalde transmissiesysteembeheerder in een lidstaat dezelfde moeten zijn als die van een andere transmissiesysteembeheerder in die lidstaat of in een andere lidstaat, tenzij minimumeisen zijn vastgesteld waaraan alle transportcontracten moeten voldoen.

    (28)

    Gelijke toegang tot informatie over de fysieke toestand en de doelmatigheid van het systeem is noodzakelijk opdat alle marktdeelnemers zich een oordeel over de totale vraag- en aanbodsituatie kunnen vormen en de redenen voor bewegingen van de groothandelsprijs kunnen onderkennen. Dat betekent onder meer dat nauwkeuriger informatie moet worden verschaft over vraag en aanbod, netcapaciteit, stromen en onderhoud, balancering en beschikbaarheid en gebruik van opslag. Gezien het belang van deze informatie voor de werking van de markt is versoepeling van de bestaande publicatiebeperkingen om redenen van vertrouwelijkheid noodzakelijk.

    (29)

    Vertrouwelijkheidsvoorschriften voor commercieel gevoelige informatie zijn echter van groot belang als het gegevens met een voor de onderneming commercieel strategisch karakter betreft, als een aardgasopslaginstallatie slechts één gebruiker heeft, of als het gaat om gegevens over exitpunten binnen een systeem of subsysteem dat niet met een ander transmissie- of distributiesysteem verbonden is maar met een enkele industriële eindafnemer, indien door de publicatie van dergelijke gegevens vertrouwelijke informatie over het productieproces van deze afnemer wordt vrijgegeven.

    (30)

    Om het vertrouwen in de markt te versterken, moeten marktdeelnemers de zekerheid hebben dat op misbruik doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden gesteld. De bevoegde autoriteiten moeten de bevoegdheid krijgen vermoedens van marktmisbruik daadwerkelijk te onderzoeken. Daartoe is het nodig dat de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot gegevens die informatie verschaffen over operationele beslissingen van leveranciers. Op de aardgasmarkt worden al deze beslissingen aan de systeembeheerders gemeld in de vorm van capaciteitsreserveringen, nominaties en gerealiseerde stromen. Systeembeheerders moeten informatie daarover gedurende een bepaalde termijn in gemakkelijk te raadplegen vorm ter beschikking van de bevoegde autoriteiten houden. De bevoegde autoriteiten moeten er verder regelmatig op toezien dat de systeembeheerders de regels naleven.

    (31)

    Er is in sommige lidstaten sprake van een gebrekkige toegang tot aardgasopslag- en lng-installaties. Daarom moet de tenuitvoerlegging van de bestaande regelgeving verbeterd worden wat betreft transparantie en de doelstellingen van het REPowerEU-plan. Die verbeteringen moeten het potentieel en het gebruik van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas voor die installaties op de interne markt in aanmerking nemen.

    (32)

    Door de transmissiesysteembeheerders beheerde niet-discriminerende en transparante balanceringssystemen voor aardgas zijn belangrijke mechanismen, met name voor nieuwkomers op de markt die het mogelijk moeilijker hebben om hun totale verkoopportefeuille in balans te houden dan gevestigde ondernemingen binnen een relevante markt. Derhalve moeten regels worden vastgesteld die garanderen dat de transmissiesysteembeheerders dergelijke mechanismen beheren op een wijze die verenigbaar is met niet-discriminerende, transparante en effectieve toegangsvoorwaarden voor het net.

    (33)

    De regulerende instanties moeten ervoor zorgen dat deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde netcodes en richtsnoeren in acht worden genomen.

    (34)

    In de in een bijlage opgenomen richtsnoeren worden meer gedetailleerde bepalingen vastgesteld. Deze regels moeten zich in de loop der tijd waar nodig ontwikkelen, rekening houdend met de verschillen tussen de nationale aardgassystemen en de ontwikkeling daarvan.

    (35)

    Wanneer de Commissie voorstelt de in een bijlage opgenomen richtsnoeren te wijzigen, moet zij vooraf alle betrokken partijen waarop die richtsnoeren van toepassing zijn — vertegenwoordigd door de beroepsorganisaties — en de lidstaten in het forum van Madrid raadplegen.

    (36)

    Van de lidstaten en de bevoegde nationale instanties moet worden verlangd dat zij de Commissie op verzoek relevante informatie verschaffen. In het verzoek om informatie moeten de redenen worden vermeld waarom de informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van deze verordening. Deze informatie moet door de Commissie vertrouwelijk worden behandeld.

    (37)

    Deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde netcodes en richtsnoeren laten de toepassing van de concurrentieregels van de Unie onverlet.

    (38)

    De lidstaten en de landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap moeten nauw samenwerken wat betreft alle aangelegenheden in verband met de ontwikkeling van een geïntegreerde aardgashandelsregio en zij mogen geen maatregelen treffen die de verdere integratie van de aardgasmarkten of de leveringszekerheid van de lidstaten en de verdragsluitende partijen in het gedrang brengt.

    (39)

    De energietransitie en de voortschrijdende integratie van de markt voor aardgas vereisen grotere transparantie met betrekking tot de toegestane of beoogde inkomsten van transmissiesysteembeheerders. Een aantal besluiten in verband met aardgasnetten moeten op die informatie worden gebaseerd; zo is voor de overdracht van transmissieactiva van een aardgasnetbeheerder naar een waterstofnetbeheerder of voor de uitvoering van een intertransmissiesysteembeheerderscompensatiemechanisme meer transparantie nodig dan momenteel bestaat. Bovendien vereisen de beoordelingen van de tariefontwikkelingen op de lange termijn duidelijkheid inzake de vraag naar aardgas en kostenramingen. Transparantie met betrekking tot toegestane inkomsten zal kostenramingen waarschijnlijk vergemakkelijken. De regulerende instanties moeten in het bijzonder regelmatig informatie verstrekken over de methode voor de berekening van de inkomsten van transmissiesysteembeheerders, de waarde van hun gereguleerde activa en de afschrijving daarvan in de tijd, de waarde van operationele uitgaven, de kapitaalkosten die op transmissiesysteembeheerders worden toegepast en de toegepaste prikkels en premies, alsook over de langetermijnontwikkeling van transmissietarieven op basis van de verwachte veranderingen in de toegestane of beoogde inkomsten van transmissiesysteembeheerders en in de vraag naar aardgas. Om te zorgen voor een goede coördinatie van het proces van vergaring en interpretatie van de gegevens voor de transparante en reproduceerbare vergelijkende studie van de efficiëntie van de transmissiesysteembeheerders, moet ACER zijn werkzaamheden coördineren met de transmissiesysteembeheerders en het ENTSB voor gas.

    (40)

    De uitgaven van transmissiesysteembeheerders bestaan overwegend uit vaste kosten. Hun bedrijfsmodel en de huidige nationale regulerende kaders gaan uit van een langdurige benutting van hun netten, met lange afschrijftermijnen: van 30 tot 60 jaar. In de context van de energietransitie moeten de regulerende instanties in staat zijn te anticiperen op de daling van de vraag naar aardgas om de regelingen tijdig aan te passen en te voorkomen, aangezien transmissiesysteembeheerders hun kosten via hun tarieven terugverdienen, dat de betaalbaarheid van aardgas voor de consument onder druk komt door een hoger percentage vaste kosten ten opzichte van de vraag naar aardgas. Zo nodig kan bijvoorbeeld het afschrijvingsprofiel of de vergoeding van de transmissieactiva worden aangepast.

    (41)

    De transparantie van de toegestane of beoogde inkomsten van transmissiesysteembeheerders moet worden verhoogd met het oog op benchmarking en beoordeling door netgebruikers. De transparantie moet ook worden verhoogd om grensoverschrijdende samenwerking en de oprichting van intertransmissiesysteembeheerderscompensatiemechanismen te bevorderen, hetzij voor regionale samenwerking, hetzij om tariefkortingen voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas toe te passen, zoals in deze verordening bepaald.

    (42)

    Om de economisch gunstigste locaties voor de productie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas te benutten, moeten netgebruikers profiteren van kortingen voor op capaciteit gebaseerde tarieven. Dergelijke kortingen kunnen een korting voor de injectie vanuit productiefaciliteiten voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, een korting voor tarieven op entrypunten van en exitpunten naar aardgasopslaginstallaties, en een korting op de grensoverschrijdende tarieven op interconnectiepunten tussen lidstaten omvatten. De regulerende instanties moeten in bepaalde omstandigheden kunnen besluiten de kortingen op die tarieven niet toe te passen. Indien de waarde van niet-grensoverschrijdende kortingen wijzigt, moet de regulerende instantie de belangen van de netgebruikers en de netbeheerders afwegen, met inachtneming van stabiele financiële kaders die speciaal voor bestaande investeringen zijn ontworpen, met name voor hernieuwbare productiefaciliteiten. Indien mogelijk moeten indicatoren of voorwaarden om de korting te wijzigen, voldoende lang van tevoren kenbaar worden gemaakt, voordat een besluit tot wijziging van de korting wordt genomen. Die korting mag niet van invloed zijn op de algemene tariefstellingsmethode, maar moet achteraf voor het betrokken tarief worden verschaft. Om van de korting te profiteren, moeten netgebruikers de transmissiesysteembeheerder de vereiste informatie verstrekken, op basis van een duurzaamheidscertificaat dat is geregistreerd in de in artikel 31 bis van Richtlijn (EU) 2018/2001 bedoelde Uniedatabank.

    (43)

    Lagere inkomsten ten gevolge van de toepassing van kortingen moeten worden behandeld als algemene inkomstendalingen, bijvoorbeeld uit lagere capaciteitverkoop, en zouden tijdig via tarieven moeten worden teruggewonnen, bijvoorbeeld door een verhoging van de specifieke tarieven overeenkomstig de algemene voorschriften van deze verordening.

    (44)

    Teneinde de efficiëntie van de aardgasdistributienetten in de Unie te verhogen en te zorgen voor nauwe samenwerking met de transmissiesysteembeheerders en het ENTSB voor gas, alsook om de efficiëntie van de waterstofdistributienetten in de Unie te verhogen en te zorgen voor nauwe samenwerking met de waterstoftransmissienetbeheerders en het ENNOH, moet worden voorzien in een Europese entiteit van distributiesysteembeheerders (de “EU-DSB-entiteit”). De EU-DSB-entiteit moet ook aardgasdistributiesysteembeheerders omvatten en moet waterstofdistributienetbeheerders kunnen omvatten. De taken van de EU-DSB-entiteit moeten nauwkeurig worden omschreven en de werkmethoden ervan efficiëntie, transparantie en de representatieve aard van de distributiesysteem- en waterstofdistributienetbeheerders van de Unie garanderen. De EU-DSB-entiteit moet de vrijheid hebben haar statuten en reglement van orde vast te stellen, rekening houdend met de verschillen tussen de aardgas-, de waterstof- en de elektriciteitssector. De EU-DSB-entiteit moet nauw samenwerken met het ENTSB voor gas en met het ENNOH wat betreft de voorbereiding en tenuitvoerlegging van de netcodes, voor zover van toepassing, en ervoor ijveren om te voorzien in richtsnoeren betreffende de integratie van onder meer decentrale productie en andere gebieden die verband houden met het beheer van distributienetten.

    (45)

    Distributiesysteembeheerders spelen een belangrijke rol bij de integratie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas in het systeem, aangezien bijvoorbeeld ongeveer de helft van de biomethaanproductiecapaciteit met het distributienet verbonden is. Om de deelname van dergelijk gas aan de groothandelsmarkt te bevorderen, moeten met het distributienet verbonden productiefaciliteiten in alle lidstaten toegang tot het virtuele handelsplatform hebben. Krachtens de onderhavige verordening moeten distributiesysteembeheerders en transmissiesysteembeheerders bovendien samenwerken om tweerichtingsstromen vanaf het distributienet naar het transmissienet mogelijk te maken, of om de integratie van het distributiesysteem via alternatieve middelen met vergelijkbaar effect te waarborgen, teneinde de marktintegratie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas te stimuleren.

    (46)

    Het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas, en het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof, kunnen een centrale rol spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het energiebeleid van de Unie: markttransparantie, koolstofvrij maken, diversificatie en leveringszekerheid.

    (47)

    Het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas, en het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof, dragen bij tot de eenheid van de energiemarkt van de Unie doordat ze de transparantie verbeteren en de zichtbaarheid van de vraag naar energiebronnen in alle lidstaten voor de betrokken leveranciers waarborgen.

    (48)

    Vraagbundeling voor aardgas kan het internationale bereik van aardgasleveranciers, hetzij via pijpleidingen hetzij in de vorm van lng, versterken, hetgeen van essentieel belang is om de doelstellingen van het energiebeleid van de Unie en de eenheid van de energiemarkt van de Unie te helpen verwezenlijken. Met name zou een veel sterkere coördinatie met en tussen de lidstaten ten aanzien van derde landen door middel van het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas, en het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof, zorgen voor een doeltreffender gebruik van het collectieve gewicht van de Unie.

    (49)

    Vraagbundeling voor aardgas kan bijdragen tot de decarbonisatiedoelstellingen van de Unie door milieunormen op te nemen in de vraagbundeling en de verzameling van aanbiedingen. De lancering van het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof kan ook bijdragen tot de verwezenlijking van die doelstellingen.

    (50)

    Het bij deze verordening ingestelde mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas moet een aantal stappen omvatten, te beginnen met het feit dat in de Unie gevestigde aardgasbedrijven of in de Unie gevestigde aardgasverbruikende ondernemingen in staat worden gesteld hun aardgasvraag te bundelen via een door de Commissie gecontracteerde dienstverlener. Daardoor zouden aardgasleveranciers een aanbieding kunnen doen op basis van grote gezamenlijke volumes, in plaats van de vele kleinere aanbiedingen voor aankopers die hen individueel benaderen. De dienstverlener zou dan de leveringsaanbiedingen verzamelen en afstemmen op de eerder gebundelde hoeveelheden aardgas. De onderhandelingen over en de sluiting van contracten voor de aankoop van aardgas na vraagbundeling moeten vrijwillig zijn.

    (51)

    Vraagbundeling kan ervoor zorgen dat ondernemingen in alle lidstaten gelijkere toegang hebben tot nieuwe of aanvullende aardgasbronnen, en kan leiden tot concurrerende contractuele voorwaarden voor de aankoop van aardgas uit lidstaten en derde landen, ten voordele van de eindverbruikers. Vraagbundeling moet ook steun blijven verlenen aan ondernemingen die voorheen uitsluitend of hoofdzakelijk aardgas van één leverancier kochten, door die ondernemingen te helpen zich onder gunstige voorwaarden bij andere aardgasleveranciers of -producenten met aardgas te bevoorraden. Vraagbundeling zou de positie van dergelijke ondernemingen op de mondiale lng-markten kunnen verbeteren.

    (52)

    De Commissie moet ervoor zorgen dat dienstverleners bij de organisatie van hun taken zoals vastgelegd in deze verordening rekening houden met de doelstellingen van het mechanisme en de specifieke kenmerken van aardgas. Met name bij de toewijzing van aanbiedingen voor de levering van aardgas aan ondernemingen die de vraag bundelen, moeten de dienstverleners methoden toepassen die geen onderscheid maken tussen kleinere en grotere deelnemers. Zo moeten de dienstverleners aanbiedingen voor de levering van aardgas toewijzen in verhouding tot de volumes die individuele ondernemingen als vraag hebben opgegeven. Dit kan relevant zijn wanneer het aanbod de vraag naar aardgas op de energiemarkt van de Unie onvoldoende dekt. De Commissie moet in het desbetreffende bestek de relevante eisen specificeren die van toepassing zijn op de taken van de dienstverleners.

    (53)

    De Commissie moet via de relevante aanbestedingsprocedures uit hoofde van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (22) de nodige diensten van dienstverleners contracteren om de bij deze verordening ingestelde mechanismen ten uitvoer te leggen. Om de essentiële veiligheidsbelangen of de leveringszekerheid van de Unie of van een lidstaat te waarborgen, moeten de diensten worden aanbesteed bij in de Unie gevestigde dienstverleners.

    (54)

    De procedure voor het bundelen van de vraag naar aardgas moet worden uitgevoerd door een geschikte dienstverlener. De vraagbundeling en de aankoop van aardgas is een complex proces waarbij rekening moet worden gehouden met verschillende elementen, niet alleen prijzen maar ook volumes, leveringspunten en andere parameters. Gezien het belang van de diensten in verband met de vraagbundeling van aardgas en het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof op het vlak van transparantie, diversificatie, koolstofvrij maken en de leveringszekerheid van de Unie, met name in het geval van een verslechtering van de situatie op het gebied van de leveringszekerheid, mogen ondernemingen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen van de Unie die zijn vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) of artikel 215 VWEU, of die direct of indirect eigendom zijn van of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of op aanwijzing van een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam waarop dergelijke beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn, geen dienstverlener voor vraagbundeling voor aardgas of dienstverlener voor het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof kunnen worden. De Commissie moet in het bestek de eisen specificeren die gelden voor de dienstverleners.

    (55)

    Industriële verbruikers die intensief aardgas gebruiken in hun productieprocessen, zoals producenten van meststoffen, staal, keramiek of glas, kunnen ook baat hebben bij vraagbundeling, doordat zij daardoor hun vraag kunnen bundelen, contracten voor aardgas- en lng-leveringen kunnen sluiten en die leveringen naargelang van hun specifieke behoeften kunnen structureren. Bij de organisatie van de vraagbundeling moeten transparante regels gelden voor deelname daaraan en ter waarborging van de openheid ervan.

    (56)

    Het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas en het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof moeten openstaan voor in de Unie gevestigde ondernemingen en, gezien hun nauwe afstemming op het energieacquis van de Unie en de interne energiemarkt, ondernemingen die zijn gevestigd in landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap, mits de nodige maatregelen of regelingen zijn getroffen.

    (57)

    Om bestaande afhankelijkheden van de Unie inzake de levering van aardgas of waterstof door ondernemingen uit derde landen waarop beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn, geleidelijk af te bouwen of nieuwe afhankelijkheden van de Unie te voorkomen, en om essentiële veiligheidsbelangen te beschermen, mogen het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas en het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof echter niet openstaan voor ondernemingen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen van de Unie die zijn vastgesteld op grond van artikel 29 VEU of artikel 215 VWEU, noch direct of indirect eigendom zijn van of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of op aanwijzing van een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam waarop dergelijke beperkende maatregelen van toepassing zijn. Dergelijke ondernemingen moeten derhalve worden uitgesloten van deelname aan beide mechanismen, met name als leverancier of koper.

    (58)

    Om daadwerkelijk deel te nemen aan de gezamenlijke aankoop van aardgas en aardgasovereenkomsten met leveranciers te sluiten, kunnen ondernemingen consortia oprichten of andere vormen van samenwerking aangaan met als doel gezamenlijk te onderhandelen over bepaalde aankoopvoorwaarden, zoals volumes, leveringsvoorwaarden van de inkooppunten en termijnen, binnen de in het Unierecht vastgestelde grenzen. Ondernemingen die deelnemen aan gezamenlijke aankopen moeten er echter voor zorgen dat de direct of indirect uitgewisselde informatie beperkt blijft tot wat strikt noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken. Het opzetten en uitvoeren van gezamenlijke aankoop in het kader van deze verordening moet gebeuren in overeenstemming met de mededingingsregels van de Unie, met name de artikelen 101 en 102 VWEU.

    (59)

    De bescherming van commercieel gevoelige informatie is van het grootste belang wanneer informatie ter beschikking wordt gesteld aan de Commissie, de stuurgroep, coördinatiegroepen, deskundigengroepen of de dienstverleners. De Commissie moet daarom doeltreffende instrumenten toepassen om die informatie tegen ongeoorloofde toegang en cyberbeveiligingsrisico’s te beschermen. Alle persoonsgegevens die in het kader van het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas en het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof kunnen worden verwerkt, moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 (23) en Verordening (EU) 2018/1725 (24) van het Europees Parlement en de Raad.

    (60)

    De niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde oorlog die Rusland sinds februari 2022, met steun van Belarus, tegen Oekraïne voert en de daaropvolgende verminderde aardgaslevering, die als wapen wordt gebruikt, en de manipulatie van de markten door opzettelijke verstoringen van de aardgasstromen hebben kwetsbaarheden en afhankelijkheden in de Unie en haar lidstaten blootgelegd die duidelijk directe en ernstige gevolgen kunnen hebben voor hun essentiële veiligheidsbelangen en energieleveringszekerheid. Tegelijkertijd zijn alternatieve bronnen van gaslevering op de mondiale lng-markt in 2022 en 2023 slechts licht toegenomen. Nieuwe significante lng-liquefactiecapaciteit zal pas in de loop van 2025 beschikbaar komen. Daarom blijven de mondiale aardgasmarkten zeer krap en zullen zij naar verwachting nog enige tijd krap blijven, wat leidt tot een aanhoudende kwetsbare situatie voor de Unie en haar lidstaten. Tegen die achtergrond is het passend maatregelen te nemen om die aanhoudende kwetsbaarheid aan te pakken.

    (61)

    Het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas is een belangrijk instrument om de diversificatie van de aardgaslevering en het afbouwen van de afhankelijkheid van Russisch aardgas in veel lidstaten te organiseren, in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 8 maart 2022 getiteld “REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie” (hierna “REPowerEU” genoemd). Om de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie of van een lidstaat te beschermen, de leveringszekerheid veilig te stellen en de daadwerkelijke en snelle afbouw van de afhankelijkheid van aardgas mogelijk te maken, mogen aardgasleveringen afkomstig uit, en lng-leveringen van lng-installaties in, de Russische Federatie of Belarus tot 31 december 2025 niet via het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas worden aangeboden. Na die datum moet de Commissie kunnen besluiten aardgasleveringen afkomstig uit of lng-leveringen van lng-installaties in de Russische Federatie of Belarus tijdelijk uit te sluiten voor perioden van maximaal een jaar, die indien gerechtvaardigd kunnen worden verlengd, indien dat nodig is om de essentiële veiligheidsbelangen of de leveringszekerheid van de Unie of van een lidstaat te beschermen. Dergelijke beperkingen mogen de goede werking van de interne markt voor aardgas en grensoverschrijdende aardgasstromen tussen de lidstaten niet onnodig verstoren, mogen de leveringszekerheid van de Unie of van een lidstaat niet ondermijnen, moeten het beginsel van energiesolidariteit eerbiedigen en moeten worden vastgesteld in overeenstemming met de rechten en verplichtingen van de Unie of van de lidstaten ten aanzien van derde landen.

    (62)

    De Commissie moet de passende beschikbare maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de uitsluiting van aardgas- of lng-leveringen afkomstig uit, en lng-leveringen van lng-installaties in, de Russische Federatie of Belarus van het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas doeltreffend is. In dat verband moet de Commissie de betrokken dienstverlener verzoeken de nodige verificaties te verrichten. Die verificaties kunnen onder meer de vorm aannemen van een verzoek aan de aardgasleveranciers of -producenten die deelnemen aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas om de desbetreffende leveringsdocumenten te verstrekken wanneer dat technisch haalbaar is. Voorts moet de deelnemers aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas worden verzocht in voorkomend geval zekerheid te verschaffen over de naleving van hun verplichting om geen aardgas uit, of geen lng-leveringen van lng-installaties in, de Russische Federatie of Belarus aan te bieden of te leveren.

    (63)

    De Commissie moet worden bijgestaan door een stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie, teneinde de coördinatie en informatie-uitwisseling met betrekking tot de vraagbundeling van aardgas te vergemakkelijken. De deelname van lidstaten moet vrijwillig zijn en hangt met name af van de agenda van de vergaderingen van de stuurgroep.

    (64)

    Waterstof is een energiedrager met andere kenmerken dan aardgas wat betreft kwaliteit, transportmiddelen en vraagpatronen. Ook bestaat er nog steeds een aanzienlijke kloof tussen de productiekosten van hernieuwbare en koolstofarme waterstof en de marktprijs van minder duurzame alternatieven, waardoor mogelijk overheidsinterventie nodig is om stimulansen te bieden totdat elektrolyse-installaties en andere gerelateerde waterstoftechnologieën en -inputs voldoende concurrerend zijn.

    (65)

    Niettemin beschikt de Unie over een groot potentieel voor de productie van hernieuwbare en koolstofarme waterstof. In dit verband heeft de Commissie in maart 2023 het initiatief van de Europese waterstofbank gelanceerd. De Europese waterstofbank beschrijft een aantal activiteiten waarmee de Commissie de totstandbrenging van een waterstofmarkt van de Unie vergemakkelijkt, leveringen van betrouwbare internationale partners mogelijk maakt en informatie over de ontwikkeling van de waterstofmarkt van de Unie en over de financiering van waterstofprojecten verzamelt en verspreidt. Die activiteiten worden uitgevoerd in het kader van de desbetreffende bestaande rechtsinstrumenten, zoals Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (25). De vrijwillige instrumenten die in het kader van de Europese waterstofbank op waterstof worden toegepast, met name het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof, moeten gericht zijn op het versnellen van de opschaling van de waterstofproductie en -marktontwikkeling in de Unie, onder meer door de transparantie van de vraag naar, het aanbod aan en de stromen en prijzen van waterstof te vergroten en een coördinerende rol te spelen, producenten en consumenten met elkaar te verbinden en vermenging met de bestaande financiële instrumenten te vergemakkelijken.

    (66)

    In het kader van de werkzaamheden in verband met de Europese waterstofbank moet de Commissie het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof kunnen opzetten, met bijzondere aandacht voor productie in de Unie. Gezien de kenmerken van waterstof en de waterstofmarkt moet dat mechanisme voor een beperkte periode worden ingesteld om de meest doeltreffende instrumenten voor het bepalen van de vraag naar en het aanbod van waterstof in de Unie vast te stellen en om de optimale markt- en infrastructuurregelingen te onderzoeken.

    (67)

    De toegang tot informatie voor leveranciers en onttrekkers in het kader van het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof moet afhankelijk worden gesteld van de toestemming van die ondernemingen en van de naleving van het mededingingsrecht van de Unie.

    (68)

    De Commissie moet zelf in staat zijn het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof uit te voeren of moet in staat zijn dit te doen via de betrokken dienstverleners. Indien de Commissie besluit een dergelijk mechanisme via een dienstverlener uit te voeren, moeten de bepalingen van deze verordening betreffende de overeenkomsten met dienstverleners, de criteria voor de selectie van dienstverleners en de taken van dienstverleners van toepassing zijn.

    (69)

    Het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof zou kunnen bestaan uit instrumenten die gericht zijn op transparantie, zichtbaarheid van de marktontwikkeling en vrijwillige beoordeling van de vraag. Dat mechanisme moet worden uitgevoerd in het kader van de Europese waterstofbank. De Europese waterstofbank moet de informatie over het aanbod van, de vraag naar en de stromen en prijzen van waterstof coördineren om het vertrouwen in de zich ontwikkelende waterstofmarkt te versterken en waterstofproducenten en waterstofonttrekkers meer zicht te geven op de vraag. Het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof moet rekening houden met de rijpheid en liquiditeit van de waterstofmarkt en met de beschikbaarheid van infrastructuur.

    (70)

    Indien de Commissie een coördinatiegroep instelt voor aangelegenheden die verband houden met het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof, moet dergelijke coördinatiegroep specifiek gericht zijn op waterstof.

    (71)

    De inspanningen van de Unie om de bestaande afhankelijkheid van aardgasleveringen uit de Russische Federatie af te bouwen, nieuwe afhankelijkheden te voorkomen en de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en van de lidstaten te beschermen, moeten ook tot uiting komen in het kader van het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof, mede in het licht van het feit dat de Russische Federatie de energielevering als wapen inzet, zoals blijkt uit de vermindering van de aardgasleveringen en verstoringen van de aardgasstromen. De Commissie moet daarom de mogelijkheid hebben om in het kader van het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof door middel van een uitvoeringsbesluit activiteiten in verband met de beoordeling van aanbiedingen met betrekking tot waterstofleveringen van oorsprong uit de Russische Federatie of Belarus te beperken. Een dergelijk besluit mag alleen worden genomen wanneer dat nodig is om de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en van de lidstaten te beschermen, en moet gebaseerd zijn op dezelfde beginselen als die welke van toepassing zijn op deelname aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas, maar dan aangepast aan de activiteiten die worden uitgevoerd via het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof. Met name het tijdschema voor de vaststelling en voorafgaande beoordeling van een dergelijk besluit moet worden aangepast aan de geplande start van de werking van het mechanisme.

    (72)

    Vóór het verstrijken van het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof en uiterlijk op 31 december 2029 moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin de prestaties van dat mechanisme en met name de bijdrage ervan aan de ontwikkeling van de waterstofmarkt in de Unie worden beoordeeld. Op basis van een dergelijke beoordeling moet de Commissie een wetgevingsvoorstel kunnen indienen om een mechanisme voor vrijwillige vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van waterstof te ontwikkelen.

    (73)

    Door de integratie van toenemende volumes hernieuwbaar gas en koolstofarm gas in het aardgassysteem van de Unie verandert de kwaliteit van het in de Unie getransporteerde en verbruikte aardgas. Om de ongehinderde grensoverschrijdende stroom van aardgas te waarborgen, de interoperabiliteit van de markten te behouden en marktintegratie mogelijk te maken, is het nodig de transparantie van gaskwaliteit en van de beheerskosten daarvan te verhogen, in een geharmoniseerde benadering van de rol en verantwoordelijkheden van de regulerende instanties en systeembeheerders te voorzien en grensoverschrijdende coördinatie te versterken. Bij het waarborgen van een geharmoniseerde benadering van gaskwaliteit voor grensoverschrijdende interconnectiepunten, moeten de lidstaten hun flexibiliteit behouden bij de toepassing van gaskwaliteitsnormen in hun nationale aardgassystemen.

    (74)

    De bijmenging van waterstof in het aardgassysteem moet een uiterste middel zijn, aangezien dit minder efficiënt is dan het gebruik van waterstof in zuivere vorm, en de waarde van waterstof vermindert. Dit is verder van invloed op de werking van de aardgasinfrastructuur, eindgebruikerstoepassingen en de interoperabiliteit van grensoverschrijdende systemen. Daarom moet prioriteit worden gegeven aan de productie en het gebruik van waterstof in zuivere vorm en aan het vervoer ervan in het specifieke waterstofsysteem. Alles moet in het werk worden gesteld om te voorkomen dat waterstof wordt gebruikt voor toepassingen waarvoor energie-efficiëntere alternatieven bestaan. De lidstaten moeten de beslissingsbevoegdheid inzake de bijmenging van waterstof in hun nationale aardgassystemen behouden. Tegelijkertijd zou een geharmoniseerde benadering inzake de bijmenging van waterstof in het aardgassysteem in de vorm van een Uniebreed toegestaan plafond op grensoverschrijdende interconnectiepunten tussen de lidstaten, waar de transmissiesysteembeheerders aardgas met een bijgemengd waterstofniveau onder dat plafond moeten aanvaarden, het risico van marktsegmentatie beperken. Aangrenzende transmissiesystemen moeten de vrijheid behouden om hogere of lagere waterstofbijmengniveaus voor grensoverschrijdende interconnectiepunten overeen te komen. Bij het overwegen van dergelijke overeenkomsten moeten de lidstaten andere lidstaten raadplegen die waarschijnlijk gevolgen van de maatregel zullen ondervinden, en moeten zij de situatie in die lidstaten in aanmerking nemen.

    (75)

    Een krachtige grensoverschrijdende coördinatie en een dito geschillenbeslechtingprocedure tussen transmissiesysteembeheerders inzake gaskwaliteit, inclusief inzake biomethaan en waterstofbijmengingen, zijn van essentieel belang om efficiënt transport van aardgas door aardgassystemen in de Unie te bevorderen en zodoende naar sterkere integratie van de interne markt te bewegen. Hogere transparantievereisten inzake gaskwaliteitsparameters, inclusief inzake calorische bovenwaarde, Wobbe-index en zuurstofgehalte, en waterstofbijmengingen en de ontwikkelingen daarvan in de tijd in combinatie met monitoring- en rapportageverplichtingen, moeten bijdragen tot de goede werking van een open en efficiënte interne markt voor aardgas.

    (76)

    De lidstaten moeten hun oorspronkelijke gaskwaliteitsspecificaties kunnen blijven gebruiken indien hun regulerende instanties of ACER besluiten een grensoverschrijdende beperking te handhaven als gevolg van verschillen in de waterstofbijmengingsniveaus of -praktijken. De mogelijkheid om een dergelijke grensoverschrijdende beperking te handhaven is met name van belang in lidstaten met één interconnectiepunt of waar aardgasvolumes voornamelijk via één interconnectiepunt binnenkomen. Om ongehinderde grensoverschrijdende stromen te waarborgen en de integriteit van de interne energiemarkt in stand te houden, moet de betrokken regulerende instanties en ACER, in voorkomend geval, de bevoegdheid worden toegekend om het gemeenschappelijke geschillenbeslechtingsproces op voortschrijdende basis opnieuw op te starten, teneinde rekening te houden met de ontwikkelingen die zich op de markten voor aardgas en in de technologieën hebben voorgedaan.

    (77)

    Interoperabiliteits- en gegevensuitwisselingsregels voor het aardgassysteem die zijn vastgelegd in Verordening (EU) 2015/703 van de Commissie (26), zijn essentieel, met name wat betreft interconnectieovereenkomsten, met inbegrip van voorschriften voor het beheersen van de aardgasstroom, meetbeginselen ter bepaling van aardgashoeveelheden en -kwaliteit, regels voor het matchingsproces en voor de toewijzing van aardgashoeveelheden en communicatieprocedures in het geval van uitzonderlijke omstandigheden; een gemeenschappelijk stelsel van eenheden, gaskwaliteit, met inbegrip van het beheer van grensoverschrijdende handelsbeperkingen ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen en van verschillen op het gebied van odorisatiepraktijken, korte- en langetermijncontrole van gaskwaliteit en informatieverstrekking; gegevensuitwisseling en rapportage over gaskwaliteit; transparantie, communicatie, informatieverstrekking en samenwerking tussen de relevante marktdeelnemers.

    (78)

    Teneinde in de Unie een optimaal beheer van het waterstofnet van de Unie te garanderen en grensoverschrijdende handel in, en levering van, waterstof in de Unie mogelijk te maken, moet het ENNOH worden opgericht. De taken van het ENNOH moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met de mededingingsregels van de Unie. De taken van het ENNOH moeten nauwkeurig worden omschreven en zijn werkmethoden moeten efficiëntie, transparantie en de representatieve aard van het ENNOH garanderen. Waar passend kunnen het ENTSB voor gas en het ENNOH gezamenlijk netcodes ontwikkelen met betrekking tot sectoroverschrijdende kwesties.

    (79)

    Om ervoor te zorgen dat alle lidstaten die met de ontwikkeling van waterstoftransmissienetten bezig zijn, in het ENNOH vertegenwoordigd zijn, moeten zij, in afwijking van een in deze verordening vastgelegde algemene regel inzake ENNOH-lidmaatschap, een waterstoftransmissienetbeheerder die een afwijking van artikel 68 van Richtlijn (EU) 2024/1788 geniet, kunnen aanwijzen als lid van het ENNOH, mits de beheerder gevestigd is in een lidstaat waar er geen andere waterstoftransmissienetbeheerder lid is van het ENNOH. Lidstaten die nog geen specifieke waterstoftransmissienetbeheerder hebben, maar die voornemens zijn een waterstoftransmissienet te ontwikkelen in overeenstemming met hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, moeten een entiteit als geassocieerde partner binnen het ENNOH kunnen aanwijzen om op de hoogte te worden gebracht van de werkzaamheden van het ENNOH en, als zodanig, de algemene vergaderingen, bijeenkomsten van het bestuur en bijeenkomsten van de comités bij te wonen en deel te nemen aan werkgroepen, totdat hun waterstofnetbeheerders lid worden van het ENNOH. Daartoe kunnen de lidstaten de vertegenwoordiger van een nationale vereniging voor waterstofaangelegenheden afvaardigen.

    (80)

    Om voor transparantie te zorgen met betrekking tot de ontwikkeling van het waterstofnet in de Unie, moet het ENNOH een niet-bindend Uniebreed tienjarig netontwikkelingsplan voor waterstof (het “Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof”), gericht op de behoeften van de zich ontwikkelende waterstofmarkten, opstellen, publiceren en regelmatig bijwerken. Rendabele waterstoftransportnetwerken en de nodige interconnecties, die relevant zijn vanuit commercieel oogpunt, moeten deel uitmaken van het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof. Het ENNOH moet deelnemen aan de ontwikkeling van de kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem en de onderling samenhangende energiemarkt en het netmodel, inclusief elektriciteit-, aardgas- en waterstoftransportinfrastructuur en -opslag, lng en elektrolytische cellen, de scenario's voor de tienjarige netontwikkelingsplannen en het verslag over de inventarisatie van leemten in de infrastructuur, zoals bepaald in de artikelen 11, 12 en 13 van Verordening (EU) 2022/869 voor de ontwikkeling van de Unielijsten van projecten van gemeenschappelijk belang en projecten van wederzijds belang. Daartoe moet het ENNOH nauw samenwerken met het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (het “ENTSB voor elektriciteit”) en het ENTSB voor gas om de energiesysteemintegratie te bevorderen.

    (81)

    Om de integratie van het energiesysteem te vergemakkelijken, synergieën te benutten en de algehele systeemefficiëntie te ondersteunen, moeten het ENNOH, het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas nauw samenwerken bij de geïntegreerde netplanning op Unieniveau. Die samenwerking moet betrekking hebben op de voorbereiding van de gezamenlijke scenario’s voor elektriciteit, waterstof en aardgas, de gecoördineerde verslagen over leemten in de infrastructuur, de consistente ontwerpmethoden voor de kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem en het geïntegreerde model op grond van de artikelen 11, 12 en 13 van Verordening (EU) 2022/869. Om die samenwerking efficiënt te maken, moeten het ENNOH, het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas gemeenschappelijke werkgroepen oprichten die deze elementen voorbereiden. Tijdens de overgangsperiode tot en met 1 januari 2027 moet het ENTSB voor gas het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof voor 2026 ontwikkelen. Daartoe moet het ENTSB voor gas de waterstoftransmissienetbeheerders en het ENNOH volledig betrekken zodra het ENNOH is opgericht. Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof voor 2026 moet bestaan uit twee aparte hoofdstukken: een hoofdstuk over waterstof en een hoofdstuk over aardgas. Het ENNOH moet het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof voor 2028 ontwikkelen in overeenstemming met de geïntegreerde netplanning op Unieniveau op grond van deze verordening.

    (82)

    Alle marktdeelnemers hebben belang bij de door het ENNOH verrichte taken. Daarom is een effectieve raadplegingsprocedure van essentieel belang. In het algemeen moet het ENNOH in zijn werkzaamheden de planning, ontwikkeling en exploitatie van infrastructuur opnemen, in samenwerking met andere relevante marktdeelnemers en hun beroepsverenigingen.

    (83)

    Aangezien met een benadering op regionaal niveau effectievere vooruitgang kan worden geboekt, moeten de waterstoftransmissienetbeheerders binnen de overkoepelende samenwerkingsstructuur regionale structuren opzetten en er tegelijkertijd voor zorgen dat de resultaten op regionaal niveau stroken met de netcodes en Uniebrede plannen voor de ontwikkeling van het waterstofnet. De lidstaten moeten de samenwerking bevorderen en toezien op de effectieve werking van het netwerk op regionaal niveau.

    (84)

    Transparantievereisten zijn nodig om te waarborgen dat het vertrouwen in de in de Unie opkomende waterstofmarkten onder de marktdeelnemers kan ontwikkelen. Gelijke toegang tot informatie over de fysieke toestand en de werking van het waterstofsysteem is noodzakelijk opdat alle marktdeelnemers zich een oordeel over de totale vraag- en aanbodsituatie kunnen vormen en de redenen voor marktprijsontwikkelingen kunnen onderkennen. De informatie moet altijd op een zinvolle, goed toegankelijke en niet-discriminerende manier worden bekendgemaakt.

    (85)

    Het ENNOH moet een centraal webplatform oprichten om alle voor de marktdeelnemers relevante gegevens beschikbaar te stellen met het oog op doeltreffende toegang tot het waterstofnet.

    (86)

    De voorwaarden voor toegang tot de waterstofnetten in de vroege stadia van de ontwikkeling van de markt voor waterstof moeten een efficiënte werking, niet-discriminatie en transparantie voor waterstofnetgebruikers waarborgen, waarbij de waterstofnetbeheerders voldoende flexibiliteit behouden. Door de maximale looptijd van capaciteitscontracten te beperken, moet het risico op contractuele congestie en het hamsteren van capaciteit worden beperkt.

    (87)

    In deze verordening moeten algemene voorwaarden voor de toegang van derden tot waterstofopslaginstallaties en waterstofterminals worden vastgesteld om niet-discriminerende toegang en transparantie voor waterstofnetgebruikers te waarborgen.

    (88)

    Waterstofnetbeheerders moeten samenwerken om netcodes te ontwikkelen met als doel transparante en niet-discriminerende toegang tot de waterstofnetten over de grenzen heen te bieden en te beheren, en om een gecoördineerde ontwikkeling van het waterstofnet in de Unie, inclusief het creëren van interconnectiecapaciteit, te waarborgen. De Commissie moet een jaar na de oprichting van het ENNOH als voorzien in deze verordening de eerste prioriteitenlijst opstellen met de terreinen waarmee bij de ontwikkeling van waterstofnetcodes rekening moet worden gehouden. De netcodes moeten in overeenstemming zijn met de door ACER ontwikkelde kaderrichtsnoeren. ACER moet betrokken worden bij de beoordeling van ontwerpnetcodes op basis van feiten, waaronder de vraag of zij aan de kaderrichtsnoeren voldoen, en het moet de Commissie kunnen aanbevelen die netcodes goed te keuren. ACER dient ook de voorgestelde wijzigingen van de netcodes te beoordelen, en het moet de Commissie kunnen aanbevelen die wijzigingen goed te keuren. Waterstofnetbeheerders moeten hun waterstofnetten volgens die netcodes beheren.

    (89)

    De door het ENNOH opgestelde netcodes zijn niet bedoeld om de noodzakelijke nationale voorschriften voor niet-grensoverschrijdende kwesties te vervangen.

    (90)

    De kwaliteit van de in de Unie getransporteerde en verbruikte waterstof kan variëren, naargelang de productietechnologie en de transportkenmerken. Daarom moet een geharmoniseerde benadering inzake het waterstofkwaliteitsbeheer op Unieniveau op grensoverschrijdende interconnectoren leiden tot een grensoverschrijdende waterstofstroom en marktintegratie.

    (91)

    Indien de regulerende instantie dat nodig acht, kunnen waterstoftransmissienetbeheerders verantwoordelijk worden voor het beheer van de waterstofkwaliteit in hun netten, binnen het kader van de toepasselijke waterstofkwaliteitsnormen, hetgeen een betrouwbare en stabiele waterstofkwaliteit voor eindgebruikers waarborgt.

    (92)

    Een krachtige grensoverschrijdende coördinatie en dito geschillenbeslechtingprocedure tussen waterstoftransmissienetbeheerders zijn van essentieel belang om het transport van waterstof door waterstoftransmissienetten in de Unie te bevorderen en zodoende naar een sterkere integratie van de interne markt te bewegen. Hogere transparantievereisten inzake waterstofkwaliteitsparameters en de ontwikkelingen daarvan in de tijd in combinatie met monitoring- en rapportageverplichtingen, moeten bijdragen tot de goede werking van een open en efficiënte interne markt voor waterstof.

    (93)

    Om de niet-essentiële onderdelen van de onderhavige verordening te wijzigen of deze aan te vullen op bepaalde specifieke gebieden die van essentieel belang zijn voor de marktintegratie, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van het verstrekken van richtsnoeren waarin de door de transmissiesysteembeheerders of waterstoftransmissienetbeheerders te volgen procedure nader wordt omschreven, het wijzigen van de kortingsniveaus om structurele inkomstenonevenwichtigheden voor transmissiesysteembeheerders te beperken, het afbakenen van het geografische gebied dat door elke regionale samenwerkingsstructuur wordt bestreken, rekening houdend met de bestaande regionale samenwerkingsstructuren, het vaststellen van netcodes en richtsnoeren voor aardgas en waterstof, het wijzigen van in een bijlage vastgestelde richtsnoeren en het vaststellen van richtsnoeren voor nieuwe infrastructuur voor aardgas en waterstof. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (27). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten ontvangen, en moeten hun deskundigen stelselmatig toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

    (94)

    Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten overeenkomstig artikel 291 VWEU uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (28).

    (95)

    Op de entrypunten van en exitpunten naar derde landen moeten netcodes en richtsnoeren van toepassing zijn. Specifieke omstandigheden, zoals het bestaan van langlopende contractuele afspraken of juridische moeilijkheden bij het instellen van een procedure voor het regelen van geschillen met in derde landen gevestigde transmissienetbeheerders of aardgasleveranciers, kunnen een doeltreffende toepassing op korte termijn in de weg staan. Wanneer dit om objectieve redenen gerechtvaardigd is, moeten de regulerende instanties bij de Commissie een afwijking kunnen aanvragen van de toepassing van de netcodes of richtsnoeren, of specifieke bepalingen daarvan, die niet kunnen worden toegepast op entrypunten van en exitpunten naar derde landen. Dergelijke afwijkingen moeten in de tijd worden beperkt, voor de minimale periode die nodig is om de bestaande belemmeringen voor de toepassing van de netcodes of richtsnoeren weg te nemen.

    (96)

    Om de efficiënte exploitatie van de Europese waterstofnetten te waarborgen, moeten de waterstofnetbeheerders verantwoordelijk zijn voor de werking, het onderhoud en de ontwikkeling van het waterstoftransportnet, in nauwe samenwerking met andere waterstofnetbeheerders en andere systeembeheerders waarmee hun netten verbonden zijn, onder meer om energiesysteemintegratie te bevorderen.

    (97)

    Het is in het belang van de goede werking van de interne markt dat kan worden beschikt over op Unieniveau geharmoniseerde normen. Zodra de verwijzing naar een dergelijke norm in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, moet de naleving ervan een vermoeden van overeenstemming met de overeenkomstige eisen van de op grond van deze verordening vastgestelde uitvoeringsmaatregel doen ontstaan, hoewel ook andere middelen voor het bewijs van deze overeenstemming moeten worden toegestaan. Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (29) kan de Commissie Europese normalisatieorganisaties verzoeken technische specificaties, Europese normen en geharmoniseerde normen op te stellen. Een van de belangrijkste rollen van geharmoniseerde normen moet zijn om beheerders te helpen bij de toepassing van de op grond van deze verordening en Richtlijn (EU) 2024/1788 vastgestelde uitvoeringsmaatregelen.

    (98)

    Het huidige normalisatiekader van de Unie, dat stoelt op Verordening (EU) nr. 1025/2012, vormt het standaardkader voor het opstellen van normen die een vermoeden van conformiteit met de relevante eisen van deze verordening vestigen of met eisen die worden vastgelegd in specifieke gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen die op grond van deze verordening worden vastgesteld. De Europese normen moeten marktgestuurd zijn en moeten rekening houden met het algemeen belang en met de beleidsdoelstellingen die duidelijk zijn vermeld in het verzoek van de Commissie aan één of meer Europese normalisatieorganisaties om binnen een vastgestelde termijn en op basis van consensus geharmoniseerde normen op te stellen. Indien relevante verwijzingen naar geharmoniseerde normen ontbreken, het normalisatieproces stilligt of de vaststelling van passende geharmoniseerde normen vertraging oploopt, moet de Commissie echter door middel van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen gemeenschappelijke specificaties voor de eisen van deze verordening kunnen vaststellen, mits zij daarbij de rol en de functies van de Europese normalisatieorganisaties terdege in acht neemt. Die mogelijkheid moet worden opgevat als een uitzonderlijke noodoplossing om beheerders te helpen relevante maatregelen toe te passen uit hoofde van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen die worden vastgesteld op grond van deze verordening en Richtlijn (EU) 2024/1788. Indien een vertraging bij de vaststelling van geharmoniseerde normen te wijten is aan de technische complexiteit van de betrokken norm, moet de Commissie dat in aanmerking nemen alvorens te overwegen gemeenschappelijke specificaties vast te stellen.

    (99)

    Om de kwaliteitseisen van waterstofeindgebruikers ten volle in acht te nemen, moeten de technische specificaties en de normen voor de waterstofkwaliteit in de waterstofnetten rekening houden met de reeds bestaande normen ter bepaling van dergelijke eisen van eindgebruikers, bijvoorbeeld de EN 17124-standaard.

    (100)

    Waterstoftransmissienetbeheerders moeten voldoende grensoverschrijdende capaciteit voor het transport van waterstof opbouwen om aan elke economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit te voldoen, en marktintegratie mogelijk te maken.

    (101)

    Met het oog op het potentieel van waterstof als een energiedrager en de mogelijkheid dat de lidstaten met derde landen handel drijven in waterstof, is het nodig te verhelderen dat de kennisgevingsverplichtingen overeenkomstig Besluit (EU) 2017/684 van het Europees Parlement en de Raad (30) voor intergouvernementele overeenkomsten op het gebied van energie met betrekking tot aardgas ook gelden voor intergouvernementele overeenkomsten met betrekking tot waterstof, inclusief waterstofcomponenten zoals ammoniak en vloeibare organische waterstofdragers. Dat besluit moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (102)

    Investeringen in belangrijke nieuwe infrastructuur moeten sterk worden bevorderd om het goed functioneren van de interne markten voor aardgas en waterstof te waarborgen. Teneinde het positieve effect van grote infrastructuurprojecten waarvoor ontheffing is verleend op de mededinging en de leveringszekerheid te versterken, moet de marktbelangstelling gedurende de projectplanningsfase worden getest en moeten congestiebeheersregels ten uitvoer worden gelegd. Indien infrastructuur gelegen is op het grondgebied van meer dan één lidstaat, moet ACER als laatste instantie het verzoek om ontheffing behandelen zodat beter rekening wordt gehouden met de grensoverschrijdende gevolgen van de ontheffing en de administratieve verwerking van dat verzoek vlotter verloopt. Voorts moet het, gezien het uitzonderlijke risicoprofiel van de uitvoering van dergelijke nieuwe grootschalige infrastructuurprojecten waarvoor ontheffing is verleend, mogelijk zijn om aan bedrijven met leverings- en productiebelangen voor de desbetreffende projecten tijdelijke volledige of partiële ontheffingen met betrekking tot de ontvlechtingsregels toe te staan. De mogelijkheid van tijdelijke ontheffingen moet met name gelden, om redenen van leveringszekerheid, voor nieuwe pijpleidingen binnen de Unie die aardgas transporteren vanuit derde landen naar de Unie. Ontheffingen en afwijkingen die uit hoofde van Richtlijn 2003/55/EG (31) en Richtlijn 2009/73/EG (32) van het Europees Parlement en de Raad zijn verleend moeten van toepassing blijven gedurende de periode waarvoor zij zijn verleend.

    (103)

    De escalatie van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne sinds februari 2022 heeft geleid tot afnemende aardgasleveringen vanuit dat land, en de inkomsten uit de aardgasverkoop zijn gebruikt om de Russische oorlog aan de grens van de Unie te financieren. Met name zijn de aardgasstromen vanuit Rusland via Belarus en de Nord Stream 1-pijpleiding gestopt en de aardgasleveringen via Oekraïne gestaag afgenomen, waardoor de energieleveringszekerheid in de hele Unie ernstig in gevaar komt. Die verminderde aardgaslevering, die als wapen wordt gebruikt, en de manipulatie van de markten door opzettelijke verstoringen van de aardgasstromen hebben kwetsbaarheden en afhankelijkheden in de Unie en haar lidstaten blootgelegd die duidelijk directe en ernstige gevolgen kunnen hebben voor hun essentiële internationale veiligheidsbelangen. Uit het verleden is ook gebleken dat aardgas als wapen kan worden ingezet en kan worden gebruikt om de energiemarkten te manipuleren, bijvoorbeeld door capaciteit in aardgasinfrastructuur op te sparen ten koste van de essentiële internationale veiligheidsbelangen van de Unie. Om het effect van dergelijke gebeurtenissen zowel in de huidige context als in de toekomst te milderen, moeten de lidstaten bij wijze van uitzondering evenredige maatregelen kunnen nemen om het vooraf uitbrengen van biedingen voor capaciteit door één enkele netgebruiker op entrypunten en bij lng-terminals voor leveringen vanuit de Russische Federatie en Belarus tijdelijk te beperken, indien dat nodig is om hun essentiële veiligheidsbelangen en die van de Unie te beschermen, tevens rekening houdend met de noodzaak om de energieleveringszekerheid in de Unie te waarborgen. Dergelijke tijdelijke maatregelen moeten kunnen worden verlengd wanneer dat gerechtvaardigd is. Die mogelijkheid moet alleen ten aanzien van de Russische Federatie en Belarus gelden, opdat de lidstaten met passende maatregelen kunnen reageren op elke bedreiging van hun essentiële veiligheidsbelangen en van die van de Unie als gevolg van de situatie, ook door hun afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen af te bouwen, onder andere door vroegtijdig maatregelen te treffen in overeenstemming met de REPowerEU-doelstellingen. Een dergelijke beperking mag niet in strijd zijn met de internationale verplichtingen van de Unie of van de lidstaten en moeten in overeenstemming zijn met artikel XXI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel. Alvorens dergelijke beperkingen toe te passen, moeten de lidstaten de Commissie en — voor zover het waarschijnlijk is dat de beperking gevolgen voor hen heeft — andere lidstaten, de landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap, de partijen bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, raadplegen en rekening houden met de situatie in die lidstaten en in derde landen, met name wat de leveringszekerheid betreft. De lidstaten moeten terdege rekening houden met de mogelijke effecten van hun maatregel op andere lidstaten en met name het beginsel van energiesolidariteit eerbiedigen, ook om leveringszekerheid te waarborgen, bij het beoordelen van de geschiktheid en reikwijdte van de beoogde beperkingen.

    (104)

    De Europese energiesector maakt een ingrijpende ontwikkeling naar een uiterst efficiënte koolstofvrije economie op basis van hernieuwbare energiebronnen door, waarbij ook de leveringszekerheid en het concurrentievermogen worden gewaarborgd. Cyberveiligheid in de subsector elektriciteit boekt al vooruitgang met een netcode inzake grensoverschrijdende elektriciteitsstromen, maar er zijn sectorspecifieke verplichte voorschriften voor de subsector aardgas nodig om de zekerheid van het energiesysteem van de Unie te waarborgen.

    (105)

    In respons op de aanzienlijke en Uniebrede prijsstijgingen van najaar 2021 en de negatieve gevolgen daarvan, is in de mededeling van de Commissie van 13 oktober 2021: “De stijgende energieprijzen aanpakken: een toolbox met initiatieven en steunmaatregelen”, het belang van een goed functionerende interne energiemarkt en een betere coördinatie van de grensoverschrijdende leveringszekerheid voor de weerbaarheid tegen toekomstige schokken benadrukt. De Europese Raad heeft op 20-21 oktober 2021 conclusies aangenomen waarin de Commissie werd verzocht spoedig maatregelen te treffen om de weerbaarheid van het energiesysteem van de Unie en de interne energiemarkt te verhogen, met inbegrip van maatregelen die de leveringszekerheid vergroten. In reactie op de Russische invasie van Oekraïne heeft de Commissie op 8 maart 2022 het REPowerEU-plan voorgelegd om de afhankelijkheid van de Unie van Russische fossiele brandstoffen af te bouwen en de transitie naar schone energie te versnellen. Om tot een consequente en tijdige reactie op die crisis en mogelijke nieuwe crises op Unieniveau bij te dragen, moeten in de onderhavige verordening en in Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (33) specifieke voorschriften inzake betere samenwerking en veerkracht worden ingevoerd, met name betreffende solidariteitsregels. Verordening (EU) 2017/1938 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (106)

    Zoals aangetoond in de Uniebrede simulaties in 2017, 2021 en 2022, zijn regionale samenwerking en solidariteitsmaatregelen van essentieel belang om de veerkracht van de Unie te waarborgen in geval van een ernstige verslechtering van de leveringssituatie. Dergelijke in noodgevallen geldende solidariteitsmaatregelen moeten de levering aan door solidariteit beschermde afnemers zoals huishoudens verzekeren. De lidstaten moeten de nodige maatregelen treffen om de bepalingen betreffende het solidariteitsmechanisme uit te voeren, en de betrokken lidstaten dienen met elkaar technische, juridische en financiële regelingen overeen te komen. De lidstaten moeten die regelingen nader toelichten in hun noodplannen. Voor de lidstaten die geen bilaterale overeenkomsten zijn overeengekomen, moeten de standaardregels van deze verordening gelden om die effectieve solidariteit te waarborgen.

    (107)

    Dergelijke solidariteitsmaatregelen kunnen derhalve resulteren in een verplichting voor een lidstaat om compensatie te betalen aan degenen die door zijn maatregelen worden getroffen. Om te waarborgen dat de door een om solidariteit verzoekende lidstaat betaalde compensatie aan de lidstaat die solidariteit verleent, billijk en redelijk is, moeten de regulerende instanties en ACER, als onafhankelijke autoriteiten, bevoegd zijn het verzochte en betaalde bedrag aan compensatie te evalueren, en indien nodig om een rectificatie te verzoeken, met name rekening houdend met het niveau van de indirecte kosten die zijn ontstaan als gevolg van de verlening van solidariteit op basis van niet-marktgebaseerde maatregelen. De nieuw tot stand gebrachte samenwerking tussen indirect verbonden lidstaten die op grond van deze verordening marktgebaseerde maatregelen gebruiken, draagt ook bij tot het verminderen van potentieel aanzienlijke kosten die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik van duurdere niet-marktgebaseerde maatregelen.

    (108)

    Het verstrekken van vrijwillige bijdragen van aardgas door middel van marktgebaseerde maatregelen aan indirect verbonden lidstaten moet worden opgenomen in Verordening (EU) 2017/1938, met name om te voorkomen dat rechtstreeks verbonden lidstaten niet-marktgebaseerde maatregelen moeten gebruiken terwijl een andere niet-direct verbonden lidstaat aardgasvolumes voor solidariteit zou kunnen verstrekken door gebruik te maken van marktgebaseerde maatregelen. Het vrijwillige karakter van de marktgebaseerde maatregelen en de daaruit voortvloeiende bijdrage van aardgas doen geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten om tijdig te beoordelen en aan te geven of en hoe het gevraagde aardgas met behulp van marktgebaseerde maatregelen kan worden geleverd. Een dergelijk mechanisme is bedoeld om de indirecte en totale kosten van solidariteit te verminderen door het gebruik van duurdere niet-marktgebaseerde maatregelen te voorkomen. Solidariteit tussen indirect verbonden lidstaten spreidt de lasten over meer lidstaten en vergemakkelijkt de toegang van lidstaten zonder lng-installaties tot de mondiale lng-levering.

    (109)

    Bij de risicogebaseerde aanpak voor de beoordeling van de gasleveringszekerheid en de vaststelling van preventieve en mitigerende maatregelen moeten scenario’s aan bod komen waarin de gevolgen van een daling van de vraag naar aardgas door middel van energiebesparingen of energie-efficiëntiemaatregelen worden onderzocht, onder meer in de Uniebrede simulaties van scenario’s van gasleverings- en infrastructuurverstoringsscenario’s op grond van deze verordening. Het onderzoeken van scenario’s voor energiebesparing en energie-efficiëntie zorgt ervoor dat de Uniebrede simulatie, alsook de daaropvolgende nationale en gemeenschappelijke risicobeoordelingen en preventieve maatregelen, toekomstbestendig zijn en verenigbaar met het beginsel “energie-efficiëntie eerst” en de in Verordening (EU) 2021/1119 vastgestelde doelstellingen van de Unie inzake klimaatneutraliteit, en dat zij bijdragen tot het afbouwen van de afhankelijkheid van de Unie van Russische fossiele brandstoffen. Deze verordening stelt de lidstaten ook in staat het niet-essentiële gasverbruik van beschermde afnemers te verminderen om meer aardgasbesparingen mogelijk te maken, met name tijdens een crisis.

    (110)

    De risico’s voor de gasleveringszekerheid als gevolg van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne die de bij Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad (34) ingevoerde wijzigingen van Verordening (EU) 2017/1938 rechtvaardigden, bestaan nog steeds. Daarnaast moeten extra risico’s in acht worden genomen, zoals andere mogelijke verstoringen van kritieke infrastructuur als gevolg van de sabotageacties tegen de Nord Stream-pijpleidingen in september 2022 en de verstoring van de Balticconnector-pijpleiding in oktober 2023, en een verslechtering van het geopolitieke klimaat en het dreigingslandschap in gasleverende regio’s, bijvoorbeeld door de crisis in het Midden-Oosten. Daarom moet het verslag dat de Commissie uiterlijk op 28 februari 2025 moet indienen, indien nodig vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1938.

    (111)

    Sommige bepalingen van deze verordening bouwen voort op de crisismaatregelen die bij Verordening (EU) 2022/2576 van de Raad (35) zijn ingevoerd als reactie op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de daaropvolgende aardgasleveringscrisis. Terwijl Verordening (EU) 2022/2576 een reactie vormde op een onmiddellijke en ernstige crisis in de aardgaslevering, onder meer door af te wijken van het bestaande permanente kader, heeft deze verordening tot doel een aantal crisismaatregelen om te zetten in permanente kenmerken van de aardgasmarkt. Dit betreft met name het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas, maatregelen om het gebruik van lng-installaties en aardgasopslag te verbeteren, alsook aanvullende solidariteitsmaatregelen in geval van een noodsituatie op het gebied van aardgas. De tenuitvoerlegging van deze permanente kenmerken van de aardgasmarkt vergt echter tijd, onder meer vanwege de noodzakelijke aanbestedingsprocedures voor het permanente mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas, die niet vóór eind 2024 zullen worden afgerond. Bovendien zullen de risico’s in verband met de aardgaslevering in de Unie naar verwachting het hele jaar 2024 blijven bestaan. Om voldoende tijd te laten voor de voorbereidende fase van die maatregelen en om overlapping met de bij Verordening (EU) 2022/2576 ingevoerde maatregelen te voorkomen, dienen de desbetreffende bepalingen van deze verordening derhalve pas vanaf 1 januari 2025 van toepassing te zijn. De bepalingen van deze verordening betreffende de oprichting en selectie van een dienstverlener voor de uitvoering van taken in het kader van het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas moeten van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening, om ervoor te zorgen dat het mechanisme operationeel is vanaf de datum waarop Verordening (EU) 2022/2576 verstrijkt.

    (112)

    Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad (36) en de Verordeningen (EU) 2019/942 en (EU) 2022/869 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (113)

    Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van eerlijke regels betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten, opslag en lng-installaties, en van de maatregelen met betrekking tot het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas en het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

    Artikel 1

    Onderwerp en toepassingsgebied

    Bij deze verordening:

    a)

    worden niet-discriminerende regels vastgesteld betreffende de toegangsvoorwaarden voor aardgas- en waterstofsystemen, waarbij rekening wordt gehouden met de specificiteit van nationale en regionale markten, teneinde een goede werking van de interne markten voor aardgas en waterstof te waarborgen en bij te dragen tot de flexibiliteit van het energiesysteem, en

    b)

    wordt het ontstaan en het beheer van naar behoren functionerende en transparante markten voor aardgas en waterstof met een hoge leveringszekerheid bevorderd en wordt voorzien in mechanismen waarmee de regels inzake nettoegang voor grensoverschrijdende uitwisseling van aardgas en waterstof worden geharmoniseerd.

    De in de eerste alinea genoemde doelstellingen omvatten:

    a)

    de vaststelling van geharmoniseerde beginselen inzake de tarieven, of de methoden voor de berekening van tarieven, voor de toegang tot het aardgasnet met uitzondering van aardgasopslaginstallaties;

    b)

    de instelling van derdentoegangsdiensten en vaststelling van geharmoniseerde beginselen inzake capaciteitsallocatie en congestiebeheer;

    c)

    de vaststelling van transparantievereisten, balanceringsregels en tarieven voor onbalans, alsmede de bevordering van capaciteitsverhandeling.

    Deze verordening is, met uitzondering van artikel 34, lid 5, van deze verordening, alleen van toepassing op de in artikel 33, lid 3 of lid 4, of artikel 37 van Richtlijn (EU) 2024/1788 bedoelde aardgasopslaginstallaties en waterstofopslaginstallaties.

    De lidstaten kunnen een overeenkomstig Richtlijn (EU) 2024/1788 opgerichte entiteit of instantie instellen voor de uitoefening van een of meer normaliter aan de transmissiesysteembeheerder of de waterstoftransmissienetbeheerder toegewezen functies; de eisen van deze verordening zijn daarop van toepassing. Deze entiteit of instantie wordt overeenkomstig artikel 14 van deze verordening gecertificeerd en op grond van artikel 71 van Richtlijn (EU) 2024/1788 aangewezen.

    Artikel 2

    Definities

    1.   Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

    1)

    “gereguleerde activa”: de netwerkactiva van een transmissiesysteembeheerder, een distributiesysteembeheerder, een waterstoftransmissienetbeheerder of een waterstofdistributienetbeheerder die worden gebruikt voor de levering van gereguleerde netdiensten die bij de berekening van netgerelateerde diensteninkomsten in aanmerking worden genomen;

    2)

    “transmissie”: transmissie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 17), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    3)

    “transportcontract”: een contract tussen een transmissiesysteembeheerder of waterstofnetbeheerder en een netgebruiker voor de uitvoering van transportdiensten voor aardgas of waterstof;

    4)

    “capaciteit”: de maximale stroom, uitgedrukt in normale kubieke meter per tijdseenheid of in energie-eenheid per tijdseenheid, waarop de netgebruiker op grond van het transportcontract recht heeft;

    5)

    “ongebruikte capaciteit”: de vaste capaciteit die een netgebruiker op grond van een transportcontract heeft verworven, maar op het moment van het contractueel vastgelegde aflopen van de termijn niet heeft genomineerd;

    6)

    “congestiebeheer”: het beheer van de capaciteitsportefeuille van de transmissiesysteembeheerder met het oog op het optimale en maximale gebruik van de technische capaciteit en de tijdige detectie van toekomstige congestie- en saturatiepunten;

    7)

    “secundaire markt”: de markt van de niet op de primaire markt verhandelde capaciteit;

    8)

    “nominatie”: het opgeven door de netgebruiker aan de transmissiesysteembeheerder van de werkelijke stroom die hij wil injecteren in of onttrekken aan het systeem, voordat die injectie of onttrekking plaatsvindt;

    9)

    “hernominatie”: het melden van een gecorrigeerde nominatie, volgend op een nominatie;

    10)

    “systeemintegriteit”: elke situatie waarin de druk en de kwaliteit van het aardgas of de waterstof binnen de minimum- en maximumgrenzen blijven, zodat het transport van aardgas of waterstof uit een technisch oogpunt gegarandeerd is;

    11)

    “balanceringsperiode”: periode waarbinnen het onttrekken van een hoeveelheid aardgas of waterstof, uitgedrukt in eenheden energie, door elke netgebruiker moet worden gecompenseerd door middel van het injecteren van dezelfde hoeveelheid aardgas of waterstof in overeenstemming met de netcode;

    12)

    “netgebruiker”: een netgebruiker zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 60), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    13)

    “afschakelbare diensten”: diensten met betrekking tot afschakelbare capaciteit aangeboden door de transmissiesysteembeheerder of, indien van toepassing, de distributiesysteembeheerder, of de waterstofnetbeheerder;

    14)

    “afschakelbare capaciteit”: de aardgas- of waterstoftransmissiecapaciteit die door de transmissiesysteembeheerder of, indien van toepassing, de distributiesysteembeheerder, of de waterstofnetbeheerder kan worden afgeschakeld overeenkomstig de voorwaarden van het transportcontract;

    15)

    “langetermijndiensten”: diensten aangeboden door de transmissiesysteembeheerder of, indien van toepassing, de distributiesysteembeheerder, of de waterstofnetbeheerder, met een duur van één jaar of meer;

    16)

    “kortetermijndiensten”: diensten aangeboden door de transmissiesysteembeheerder of, indien van toepassing, de distributiesysteembeheerder, of de waterstofnetbeheerder, met een duur van minder dan één jaar;

    17)

    “vaste capaciteit”: aardgas- en waterstoftransmissie- en distributiecapaciteit die contractueel als niet-afschakelbaar gegarandeerd wordt door de transmissiesysteembeheerder of, indien van toepassing, de distributiesysteembeheerder, of de waterstofnetbeheerder;

    18)

    “vaste diensten”: diensten met betrekking tot vaste capaciteit aangeboden door de transmissiesysteembeheerder of, indien van toepassing, de distributiesysteembeheerder, of de waterstofnetbeheerder;

    19)

    “technische capaciteit”: de maximale vaste capaciteit die aan de netgebruikers kan worden aangeboden, rekening houdend met de systeemintegriteit en de operationele eisen van de transmissiesysteembeheerder of, indien van toepassing, de distributiesysteembeheerder, of de waterstofnetbeheerder;

    20)

    “gecontracteerde capaciteit”: capaciteit die aan een netgebruiker is gealloceerd door middel van een transportcontract;

    21)

    “beschikbare capaciteit”: het deel van de technische capaciteit dat niet is gealloceerd en dat op een specifiek moment nog beschikbaar is voor het systeem;

    22)

    “contractuele congestie”: een situatie waarbij het niveau van de vraag naar vaste capaciteit groter is dan de technische capaciteit;

    23)

    “primaire markt”: de markt van capaciteit die direct wordt verhandeld door de transmissiesysteembeheerder of, indien van toepassing, de distributiesysteembeheerder, of de waterstoftransmissienetbeheerder;

    24)

    “fysieke congestie”: een situatie waarbij op een specifiek moment het niveau van de vraag naar werkelijke leveringen groter is dan de technische capaciteit;

    25)

    “lng-installatiecapaciteit”: de capaciteit op een terminal voor vloeibaar aardgas (lng) voor het vloeibaar maken van aardgas of voor de invoer, verlading, ondersteunende diensten, tijdelijke opslag en hervergassing van lng;

    26)

    “ruimte”: de hoeveelheid aardgas of waterstof die een gebruiker van een opslaginstallatie mag gebruiken voor de opslag van aardgas of waterstof;

    27)

    “levercapaciteit”: het debiet waarmee de opslaginstallatiegebruiker aardgas of waterstof mag onttrekken aan de aardgasopslaginstallatie of de waterstofopslaginstallatie;

    28)

    “injectiecapaciteit”: het debiet waarmee de opslaginstallatiegebruiker aardgas of waterstof mag injecteren in de aardgasopslaginstallatie of de waterstofopslaginstallatie;

    29)

    “opslagcapaciteit”: elke combinatie van ruimte, injectiecapaciteit en levercapaciteit;

    30)

    “entry-exitsysteem”: een entry-exitsysteem zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 57), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    31)

    “balanceringszone”: een balanceringszone zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 58), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    32)

    “virtueel handelsplatform”: een virtueel handelsplatform zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 59), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    33)

    “entrypunt”: een entrypunt zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 61), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    34)

    “exitpunt”: een exitpunt zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 62), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    35)

    “voorwaardelijke capaciteit”: vaste capaciteit die transparante en vastgelegde voorwaarden omvat om hetzij toegang tot en van het virtuele handelsplatform, hetzij beperkte toewijsbaarheid te bieden;

    36)

    “toewijsbaarheid”: de discretionaire combinatie van entrycapaciteit met exitcapaciteit of vice versa;

    37)

    “toegestane inkomsten”: de som van de inkomsten uit transmissiediensten en inkomsten uit niet-transmissiediensten voor de verlening van diensten door de transmissiesysteembeheerder voor een specifieke periode binnen een reguleringsperiode, die een dergelijke transmissiesysteembeheerder mag verwerven in het kader van een regeling zonder maximumprijzen en die is vastgesteld overeenkomstig artikel 78, lid 7, punt a), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    38)

    “beoogde inkomsten”: de som van de verwachte inkomsten uit transmissiediensten, berekend volgens de beginselen van artikel 17, lid 1, en de verwachte inkomsten uit niet-transmissiediensten voor de levering van diensten door de transmissiesysteembeheerder voor een specifieke periode binnen een reguleringsperiode in het kader van een regeling met maximumprijzen;

    39)

    “nieuwe infrastructuur”: infrastructuur die uiterlijk op 4 augustus 2003 niet voltooid is;

    40)

    “aardgas”: aardgas zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    41)

    “hernieuwbaar gas”: hernieuwbaar gas zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    42)

    “aardgassysteem”: een aardgassysteem zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    43)

    “waterstofsysteem”: een waterstofsysteem zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    44)

    “waterstofopslaginstallatie”: een waterstofopslaginstallatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 5), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    45)

    “waterstofopslagbeheerder”: een waterstofopslagbeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    46)

    “waterstofterminal”: een waterstofterminal zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 8), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    47)

    “waterstofterminalbeheerder”: een waterstofterminalbeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    48)

    “waterstofkwaliteit”: waterstofkwaliteit zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    49)

    “koolstofarme waterstof”: koolstofarme waterstof zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    50)

    “koolstofarm gas”: koolstofarm gas zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 12), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    51)

    “transmissiesysteembeheerder”: een transmissiesysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 18), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    52)

    “upstreampijpleidingnet”: een upstreampijpleidingnet zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 16), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    53)

    “distributie”: distributie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 19), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    54)

    “distributiesysteembeheerder”: een distributiesysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 20), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    55)

    “waterstofnet”: een waterstofnet zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 21), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    56)

    “waterstoftransport”: waterstoftransport zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 22), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    57)

    “waterstoftransmissienet”: een waterstoftransmissienet zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 23), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    58)

    “waterstofdistributienet”: een waterstofdistributienet zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 24), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    59)

    “waterstofnetbeheerder”: een waterstofnetbeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 25), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    60)

    “waterstoftransmissienetbeheerder”: een waterstoftransmissienetbeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 26), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    61)

    “waterstofdistributienetbeheerder”: een waterstofdistributienetbeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 27), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    62)

    “levering”: levering zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 28), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    63)

    “aardgasopslaginstallatie”: een aardgasopslaginstallatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 31), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    64)

    “aardgasopslagsysteembeheerder”: een aardgasopslagsysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 32), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    65)

    “lng-installatie”: een lng-installatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 33), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    66)

    “lng-systeembeheerder”: een lng-systeembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 34), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    67)

    “systeem”: een systeem zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 35), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    68)

    “ondersteunende diensten”: ondersteunende diensten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 36), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    69)

    “interconnector”: een interconnector zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 39), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    70)

    “waterstofinterconnector”: een waterstofinterconnector zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 40), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    71)

    “systeemgebruiker”: een systeemgebruiker zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 46), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    72)

    “afnemer”: een afnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 47), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    73)

    “eindafnemer”: een eindafnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 50), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    74)

    “grootafnemer”: een grootafnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 51), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    75)

    “zeggenschap”: zeggenschap zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 55), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    76)

    “langetermijncontract”: een langetermijncontract zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 56), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    77)

    “interconnectiepunt”: een interconnectiepunt zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 63), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    78)

    “virtueel interconnectiepunt”: een virtueel interconnectiepunt zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 64), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    79)

    “marktdeelnemer”: een marktdeelnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 65), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    80)

    “interoperabiliteit”: interoperabiliteit zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 71), van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    81)

    “energie-efficiëntie eerst”: energie-efficiëntie eerst zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 18), van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (37);

    82)

    “herbestemming”: herbestemming zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 18), van Verordening (EU) 2022/869;

    83)

    “verticaal geïntegreerd bedrijf”: een verticaal geïntegreerd bedrijf zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 43), van Richtlijn (EU) 2024/1788.

    2.   De definities in lid 1, punten 4) tot en met 24), die betrekking hebben op transmissie, zijn van overeenkomstige toepassing op opslag- en lng-installaties.

    HOOFDSTUK II

    ALGEMENE REGELS VAN TOEPASSING OP AARDGASSYSTEMEN EN WATERSTOFSYSTEMEN

    Afdeling 1

    Algemene regels voor de organisatie van de toegang tot markten en infrastructuur

    Artikel 3

    Algemene beginselen

    De lidstaten, de op grond van artikel 76 van Richtlijn (EU) 2024/1788 aangewezen regulerende instanties (de “regulerende instanties”), beheerders van aardgassystemen of waterstofsystemen en de gedelegeerde beheerders zoals marktgebiedbeheerders of boekingsplatformbeheerders waarborgen dat de markten voor aardgas en waterstof in overeenstemming met de volgende beginselen worden beheerd:

    a)

    prijsvorming voor aardgas en waterstof vindt plaats op basis van vraag en aanbod;

    b)

    transmissie- en distributiesysteembeheerders, en waterstoftransmissienetbeheerders en waterstofdistributienetbeheerders werken samen om netgebruikers de vrijheid te bieden om onafhankelijk entry- en exitcapaciteit te boeken; aardas en, vanaf 2033, waterstof wordt bij voorkeur door middel van het entry-exitsysteem getransporteerd in plaats van langs contractuele paden;

    c)

    aan de entry- en exitpunten van het aardgas- en waterstofsysteem geheven tarieven worden zo gestructureerd dat ze bijdragen tot marktintegratie, grotere leveringszekerheid en het stimuleren van interconnectie tussen aardgas- en waterstofnetten;

    d)

    ondernemingen die in hetzelfde entry-exitsysteem actief zijn, wisselen aardgas en, vanaf 2033, waterstof uit bij het virtuele handelsplatform; producenten van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas hebben gelijke toegang tot het virtuele handelsplatform, ongeacht of zij op het distributiesysteem of het transmissiesysteem zijn aangesloten; aardgas en, vanaf 2033, waterstof kan fysiek worden uitgewisseld op entrypunten van of exitpunten naar derde landen;

    e)

    netgebruikers dragen de verantwoordelijkheid om hun balanceringsportfolio’s in balans te brengen om zo de noodzaak tot het nemen van balanceringsacties door transmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders tot een minimum te beperken;

    f)

    balanceringsacties worden op basis van gestandaardiseerde producten in overeenstemming met de krachtens deze verordening vastgestelde netcode inzake balancering uitgevoerd, op een handelsplatform of door gebruikmaking van balanceringsdiensten conform die netcode;

    g)

    marktvoorschriften voorkomen acties waardoor prijsvorming op basis van vraag en aanbod voor aardgas en waterstof wordt tegengegaan;

    h)

    marktvoorschriften waarborgen een consumentgerichte en energie-efficiënte benadering op de markten voor aardgas en waterstof;

    i)

    marktvoorschriften bevorderen het ontstaan en de werking van liquide verhandeling van aardgas en waterstof, waarbij prijsvorming en prijstransparantie worden gestimuleerd;

    j)

    marktvoorschriften maken het koolstofvrij maken van de aardgassystemen en waterstofsystemen mogelijk, onder meer door de integratie in de markten van aardgas en waterstof uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk te maken en door prikkels voor energiebesparing en -efficiëntie, vraagvermindering, flexibiliteit van de vraag en integratie van energiesystemen te bieden en de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie te vergemakkelijken;

    k)

    marktvoorschriften zorgen voor passende investeringsprikkels, in het bijzonder voor langetermijninvesteringen voor een koolstofvrij en duurzaam aardgassysteem en waterstofsysteem, voor energieopslag, energie-efficiëntie, vraagvermindering en vraagrespons, waardoor aan de behoeften van de markt en van systeemintegratie tegemoet wordt gekomen, en ze faciliteren eerlijke mededinging en leveringszekerheid, waarbij het beginsel “energie-efficiëntie eerst” wordt uitgevoerd door investeringsprikkels te voorkomen die tot gestrande activa leiden;

    l)

    voorschriften inzake netplanning zijn, waar nodig, gericht op het gebruik van waterstof voor moeilijk koolstof vrij te maken sectoren, rekening houdend met het potentieel voor broeikasgasvermindering, hebben tot doel maatregelen ter vermindering van de vraag naar fossiel gas aan te moedigen en dragen bij tot een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen en het behalen van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie;

    m)

    eventuele belemmeringen voor grensoverschrijdende aardgas- en waterstofstromen tussen entry-exitsystemen worden weggenomen;

    n)

    marktvoorschriften vergemakkelijken samenwerking en integratie.

    Artikel 4

    Opschalen van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas in steenkool- en koolstofintensieve regio’s

    De Commissie ondersteunt en stimuleert de penetratie van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, met name waterstof en biomethaan, in het energiesysteem van de Unie, met name in steenkool- en koolstofintensieve regio’s, teneinde het aandeel van hernieuwbaar gas te vergroten, met name in industriële processen, stadsverwarming en energieopslag, en daarbij het gebruik van vaste fossiele brandstoffen in de industrie en stadsverwarming sneller af te bouwen. De Commissie verleent tevens steun aan de omzetting van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare en koolstofarme waterstof en biomethaan, alsook aan het creëren van een beroepsbevolking die met waterstof kan werken.

    Artikel 5

    Afzonderlijke gereguleerde activa

    1.   Indien een transmissiesysteembeheerder, een distributiesysteembeheerder of een waterstofnetbeheerder gereguleerde diensten voor aardgas, waterstof of elektriciteit biedt, voldoet hij aan de eis inzake ontvlechting van de boekhouding zoals bepaald in artikel 75 van Richtlijn (EU) 2024/1788 en artikel 56 van Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad (38), en heeft hij afzonderlijke gereguleerde activa voor aardgas, waterstof of elektriciteit. Die afzonderlijk gereguleerde activa waarborgen dat:

    a)

    inkomsten uit diensten, verkregen uit het verlenen van specifieke gereguleerde diensten alleen kunnen worden gebruikt om de kapitaal- en bedrijfsuitgaven terug te verdienen met betrekking tot de activa die in de gereguleerde activa zijn opgenomen op basis waarvan de gereguleerde diensten zijn verleend;

    b)

    de waarde van de activa wordt vastgesteld als ze naar andere gereguleerde activa worden overgedragen, waarbij die waarde wordt gecontroleerd en goedgekeurd door de regulerende instantie en zo wordt vastgesteld dat er geen kruissubsidiëring plaatsvindt.

    2.   Een lidstaat staat geen financiële overdrachten tussen afzonderlijk gereguleerde diensten in de zin van lid 1 toe.

    3.   De lidstaten kunnen waterstofnetbeheerders toestaan om het terugverdienen van de kosten van waterstofnetten via nettoegangstarieven in de tijd te spreiden, zodat toekomstige gebruikers naar behoren bijdragen aan de initiële kosten van de ontwikkeling van het waterstofnet. Een dergelijke intertemporele kostentoerekening en de onderliggende methode ervan worden goedgekeurd door de regulerende instantie. De lidstaten kunnen maatregelen nemen, zoals een staatsgarantie, om het financiële risico van waterstofnetbeheerders te dekken dat gepaard gaat met het initiële tekort aan kostendekking als gevolg van de toepassing van intertemporele kostentoerekening, mits die maatregelen voldoen aan artikel 107 VWEU.

    4.   In afwijking van lid 2 kan een lidstaat financiële overdrachten toestaan tussen afzonderlijke gereguleerde diensten in de zin van lid 1, mits de regulerende instantie heeft vastgesteld dat de financiering van netten door middel van door de netgebruikers betaalde nettoegangstarieven niet haalbaar is. De regulerende instantie houdt in haar beoordeling onder meer rekening met de waarde van voorziene financiële overdrachten, de resulterende kruissubsidiëring tussen gebruikers van de respectieve netten en de kostenefficiëntie van die financiële overdrachten.

    De volgende voorwaarden zijn van toepassing op een financiële overdracht in de zin van dit lid:

    a)

    alle voor de financiële overdracht benodigde inkomsten worden als een specifieke heffing geïnd;

    b)

    de specifieke heffing wordt alleen geïnd op exitpunten van eindafnemers binnen dezelfde lidstaten als begunstigde van de financiële overdracht;

    c)

    de specifieke heffing en de financiële overdracht of de aan de berekening ten grondslag liggende methoden worden voorafgaand aan de toepassing ervan door de regulerende instantie goedgekeurd;

    d)

    de goedgekeurde specifieke heffing en financiële overdracht, en de methoden, indien goedgekeurd, worden uiterlijk dertig dagen uiterlijk op de datum van uitvoering ervan bekendgemaakt;

    e)

    de lidstaat heeft de Commissie en ACER in kennis gesteld van het feit dat hij financiële overdrachten heeft toegestaan.

    5.   De regulerende instantie mag een in lid 4 bedoelde financiële overdracht en specifieke heffing goedkeuren op voorwaarde dat:

    a)

    nettoegangstarieven worden geheven van gebruikers van de gereguleerde activa die begunstigde zijn van een financiële overdracht;

    b)

    de som van de financiële overdrachten en de inkomsten uit diensten die via de nettoegangstarieven worden geheven, niet lager is dan de toegestane of beoogde inkomsten;

    c)

    een financiële overdracht wordt goedgekeurd voor een beperkte periode, die niet langer is dan een derde van de resterende afschrijvingstermijn van de betrokken infrastructuur.

    6.   Uiterlijk op 5 augustus 2025 doet ACER aanbevelingen aan transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, waterstofnetbeheerders en regulerende instanties over de methoden om de intertemporele kostentoerekening te bepalen.

    ACER werkt de in de eerste alinea bedoelde aanbevelingen ten minste om de twee jaar bij.

    ACER kan aanbevelingen doen aan transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, waterstofnetbeheerders en de regulerende instanties ten aanzien van de methoden:

    a)

    voor de bepaling van de waarde van de activa die worden overgedragen aan andere gereguleerde activa en voor de bestemming van eventuele daaruit voortvloeiende winsten en verliezen;

    b)

    voor de berekening van de omvang en de maximale looptijd van de financiële overdracht en de specifieke heffing;

    c)

    voor de criteria om bijdragen aan de specifieke heffing toe te wijzen aan de met de gereguleerde activa verbonden eindafnemers.

    Artikel 6

    Derdentoegangsdiensten bij transmissiesysteembeheerders

    1.   Transmissiesysteembeheerders:

    a)

    bieden op niet-discriminerende basis capaciteit en diensten aan alle netgebruikers aan;

    b)

    bieden zowel vaste als afschakelbare capaciteit aan; de prijs van afschakelbare capaciteit is een afspiegeling van de waarschijnlijkheid van afschakeling;

    c)

    bieden de netgebruikers zowel lange- als kortetermijncapaciteit aan.

    Wanneer, in verband met de eerste alinea, punt a), een transmissiesysteembeheerder dezelfde dienst aan meerdere afnemers aanbiedt, geschiedt dit onder gelijkwaardige contractuele voorwaarden, met gebruikmaking van geharmoniseerde transportcontracten of een door de regulerende instantie volgens de procedure van artikel 78 of 79 van Richtlijn (EU) 2024/1788 goedgekeurde gemeenschappelijke netcode.

    2.   Uiterlijk op 5 augustus 2025

    a)

    beoordeelt de Commissie de gevolgen voor het aardgassysteem van een tariefregeling waarbij geen tarieven in rekening worden gebracht voor toegang tot transmissiesystemen op interconnectiepunten tussen lidstaten of op interconnectiepunten met derde landen waarvan de systemen twee of meer lidstaten met elkaar verbinden, en

    b)

    dient ze hierover bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in.

    Dat verslag kan zo nodig vergezeld gaan van wetgevingsvoorstellen om de in de beoordeling vastgestelde belemmeringen aan te pakken.

    3.   Transportcontracten met niet-standaardaanvangsdata of van een kortere duur dan een standaardtransportcontract van een jaar resulteren niet in willekeurig hogere of lagere tarieven die niet de marktwaarde van de dienst weerspiegelen overeenkomstig de in artikel 17, lid 1, vermelde beginselen.

    4.   Wanneer twee of meer interconnectiepunten dezelfde twee aangrenzende entry-exitsystemen met elkaar verbinden, bieden de betrokken aangrenzende transmissiesysteembeheerders de op de interconnectiepunten beschikbare capaciteiten aan op één virtueel interconnectiepunt. Ongeacht de datum van de overeenkomst wordt gecontracteerde capaciteit op de interconnectiepunten overgedragen aan het virtuele interconnectiepunt.

    Een virtueel interconnectiepunt wordt opgezet mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    de totale technische capaciteit op de virtuele interconnectiepunten is gelijk aan of hoger dan de som van de technische capaciteiten op elk van de interconnectiepunten die bijdragen tot de virtuele interconnectiepunten;

    b)

    het virtuele interconnectiepunt vergemakkelijkt het economisch en efficiënt gebruik van het systeem, met inbegrip van de voorschriften die zijn vastgesteld in de artikelen 10 en 11.

    5.   Zo nodig kunnen derdentoegangsdiensten afhankelijk worden gesteld van passende garanties van netgebruikers wat hun kredietwaardigheid betreft. Zulke garanties mogen als dusdanig geen oneerlijke marktbelemmering vormen en zijn niet-discriminerend, transparant en evenredig.

    6.   Transmissiesysteembeheerders hebben, indien nodig ten behoeve van de uitvoering van hun functies, waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdende transmissie, toegang tot het net van andere transmissiesysteembeheerders.

    7.   De leden 1 tot en met 6 doen geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om evenredige maatregelen te nemen om gedurende een vaststaande periode die, indien gerechtvaardigd, kan worden verlengd, aardgasleveringen uit de Russische Federatie en Belarus te tijdelijk beperken, door het vooraf uitbrengen van biedingen voor capaciteit door ongeacht welke individuele netgebruiker op entrypunten uit de Russische Federatie of Belarus in te perken, indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van hun essentiële veiligheidsbelangen en die van de Unie, mits dergelijke maatregelen:

    a)

    de goede werking van de interne markt voor aardgas en de grensoverschrijdende aardgasstromen tussen lidstaten niet onnodig verstoren en de leveringszekerheid van de Unie of een lidstaat niet ondermijnen;

    b)

    het energiesolidariteitsbeginsel eerbiedigen;

    c)

    worden genomen in overeenstemming met de rechten en verplichtingen van de Unie en de lidstaten ten aanzien van derde landen.

    Rekening houdend met de noodzaak om de leveringszekerheid van de Unie te waarborgen, kunnen door de lidstaten op grond van de eerste alinea genomen maatregelen tot doel hebben aardgasleveringen te diversifiëren teneinde de afhankelijkheid van Russisch aardgas geleidelijk af te bouwen, indien kan worden aangetoond dat dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn om hun essentiële veiligheidsbelangen en die van de Unie te beschermen.

    Alvorens een besluit te nemen over een maatregel als bedoeld in de eerste alinea, raadpleegt de betrokken lidstaat de Commissie en, voor zover deze maatregel in kwestie waarschijnlijk gevolgen voor hen zal hebben, andere lidstaten, de landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap, derde landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. De lidstaat in kwestie houdt zoveel mogelijk rekening met de situatie in die lidstaten en derde landen en met eventuele bezwaren die in dat verband door die lidstaten, derde landen of de Commissie naar voren zijn gebracht.

    Artikel 7

    Derdentoegangsdiensten bij waterstofnetbeheerders

    1.   Waterstofnetbeheerders bieden op niet-discriminerende basis diensten aan alle netgebruikers aan, onder gelijkwaardige contractuele voorwaarden voor dezelfde dienst. Waterstofnetbeheerders publiceren hun contractuele voorwaarden en nettoegangstarieven en, indien van toepassing, balanceringstarieven op hun website.

    2.   Marktdeelnemers krijgen de beschikking over de maximale capaciteit van een waterstofnet, met inachtneming van de systeemintegriteit en de efficiëntie en veiligheid van de netexploitatie.

    3.   De maximale duur van capaciteitscontracten is 20 jaar voor infrastructuur die vóór 1 januari 2028 is voltooid, en 15 jaar voor infrastructuur die op of na die datum is voltooid. De regulerende instanties zijn bevoegd een kortere maximale duur op te leggen indien dat nodig is voor het functioneren van de waterstofmarkt, om de concurrentie te waarborgen en om te zorgen voor toekomstige grensoverschrijdende integratie. Bij het nemen van een besluit over het opleggen van een kortere maximumduur houden de regulerende instanties onder meer rekening met de inzet van de netgebruikers om de financiering van het netwerk veilig te stellen, de negatieve gevolgen voor de planning en de herfinancieringsmogelijkheden.

    4.   Waterstoftransmissienetbeheerders implementeren en publiceren niet-discriminerende en transparante procedures voor congestiebeheer die tevens de grensoverschrijdende uitwisseling van waterstof op niet-discriminerende basis bevorderen.

    5.   Waterstofnetbeheerders beoordelen regelmatig de marktvraag naar nieuwe investeringen, met inachtneming van de leveringszekerheid en de efficiëntie van het uiteindelijke waterstofgebruik.

    6.   Waterstofnetten worden vanaf 1 januari 2033 opgezet als entry-exitsysteem.

    7.   De lidstaten kunnen besluiten lid 6 van dit artikel niet toe te passen op waterstofnetten waarvoor een afwijking krachtens artikel 52 van Richtlijn (EU) 2024/1788 geldt en die niet zijn aangesloten op een ander waterstofnet.

    8.   Vanaf 1 januari 2033, of indien een lidstaat besluit gereguleerde derdentoegang tot waterstofnetten overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn (EU) 2024/1788 toe te passen vóór 1 januari 2033, is artikel 17 van deze verordening ook van toepassing op tarieven voor toegang tot waterstofnetten en zijn de in artikel 17, leden 1, 2, 4 en 5, van deze verordening vastgelegde verplichtingen voor transmissiesysteembeheerders van toepassing op waterstofnetbeheerders. De artikelen 18 en 19 van deze verordening zijn niet van toepassing op waterstofnetten. Die artikelen zijn alleen van toepassing op aardgasnetten.

    De regulerende instanties raadplegen de regulerende instanties van rechtstreeks verbonden lidstaten en relevante belanghebbenden voordat zij een besluit nemen over de methode om waterstofnettoegangstarieven vast te stellen voor de entry- en exitpunten op grensoverschrijdende interconnectiepunten tussen de rechtstreeks verbonden lidstaten, ook voor eventuele virtuele interconnectiepunten. De regulerende instanties leggen de beoogde tariefmethode ook voor aan ACER. In afwijking van artikel 17 kunnen de regulerende instanties besluiten geen waterstofnettoegangstarieven in rekening te brengen of, indien de capaciteit via veilingen wordt toegewezen, de reserveringsprijzen op nul vast te stellen.

    Wanneer de betrokken regulerende instanties een besluit nemen over de methode waarmee de waterstofnettoegangstarieven op een interconnectiepunt tussen lidstaten zullen worden vastgelegd, passen ze de in artikel 17, leden 1, 2, 4 en 5, bedoelde tariefbeginselen toe en houden ze rekening met het resultaat van de in de tweede alinea van dit lid bedoelde raadplegingen, meer bepaald van de raadplegingen van de regulerende instanties van rechtstreeks verbonden lidstaten, en de impact van de gekozen nettoegangstarieven op de grensoverschrijdende handel en marktwerking in de rechtstreeks verbonden lidstaten.

    De regulerende instanties van rechtstreeks verbonden lidstaten kunnen ACER verzoeken een feitelijk advies uit te brengen over de methode tot vaststelling van de waterstofnettoegangstarieven of reserveringsprijzen voor de entry- en exitpunten op grensoverschrijdende interconnectiepunten tussen die lidstaten, in overeenstemming met artikel 6, lid 5, van Verordening (EU) 2019/942. ACER brengt de Commissie zo nodig hiervan op de hoogte, in overeenstemming met artikel 6, lid 6, van Verordening (EU) 2019/942. Bij de opstelling van zijn feitelijke advies voert ACER zijn beoordeling uit met inachtneming van de in artikel 17, leden 1 en 2, van deze verordening bedoelde tariefbeginselen.

    Nadere bijzonderheden voor de uitvoering van dit lid, met name de procedure voor grensoverschrijdende raadplegingen of het verzoek om een advies van ACER, worden in een op grond van artikel 72, lid 1, vastgestelde netcode bepaald.

    9.   Waterstoftransmissienetbeheerders voldoen vanaf 1 januari 2033 aan de vereisten inzake transmissiesysteembeheerders krachtens de artikelen 5, 10 en 13 bij het aanbieden van hun diensten, en publiceren de tarieven per netwerkpunt op een door het Europees netwerk van netbeheerders voor waterstof (European Network of Network Operators for Hydrogen — ENNOH) beheerd onlineplatform. Totdat een netcode inzake capaciteitstoewijzing voor waterstoftransmissienetten is vastgesteld op grond van artikel 72, lid 1, punt d), en in werking is getreden, kan die publicatie verlopen via links naar de publicatie van tarieven op de websites van waterstoftransmissienetbeheerders.

    Artikel 8

    Derdentoegangsdiensten bij aardgasopslaginstallaties, waterstofterminals, lng-installaties en waterstofopslaginstallaties

    1.   Lng-systeembeheerders, waterstofterminalbeheerders, waterstofopslagbeheerders en aardgasopslagsysteembeheerders

    a)

    bieden op niet-discriminerende basis aan alle netgebruikers diensten aan die aan de marktbehoefte voldoen. Met name wanneer een lng-systeembeheerder, een waterstofterminalbeheerder, een waterstofopslagbeheerder of een aardgasopslagsysteembeheerder dezelfde dienst aan meerdere afnemers aanbiedt, geschiedt dit onder gelijkwaardige contractuele voorwaarden;

    b)

    bieden diensten aan die aansluiten bij het gebruik van onderling verbonden aardgas- en waterstoftransportsystemen en de toegang vergemakkelijken door samenwerking met de transmissiesysteembeheerder of de waterstofnetbeheerder, en

    c)

    publiceren relevante informatie, en met name gegevens over het gebruik en de beschikbaarheid van diensten, binnen een tijdskader dat verenigbaar is met redelijke commerciële behoeften van gebruikers van lng-installaties, aardgasopslaginstallaties, waterstofterminals of waterstofopslaginstallaties en onder toezicht van de regulerende instantie.

    2.   Aardgasopslagsysteembeheerders en waterstofopslagbeheerders

    a)

    bieden zowel vaste als afschakelbare derdentoegangsdiensten aan; de prijs van afschakelbare capaciteit is een afspiegeling van de waarschijnlijkheid van afschakeling;

    b)

    bieden opslaginstallatiegebruikers zowel lange- als kortetermijndiensten aan;

    c)

    bieden opslaginstallatiegebruikers zowel gebundelde als ontvlochten diensten aan die verband houden met opslagcapaciteit.

    3.   Lng-systeembeheerders bieden gebruikers van lng-installaties zowel gebundelde als ontvlochten diensten aan binnen de lng-installatie, afhankelijk van de behoeften van de gebruikers van lng-installaties.

    4.   Lng- en aardgasopslaginstallatiecontracten en waterstofopslaginstallatie- en waterstofterminalcontracten leiden niet tot willekeurig hogere tarieven wanneer ze gesloten worden

    a)

    buiten een gasjaar met niet-standaardaanvangsdata, of

    b)

    met een kortere duur dan een standaardcontract op jaarbasis.

    5.   Zo nodig kunnen derdentoegangsdiensten afhankelijk worden gesteld van passende garanties van netgebruikers wat hun kredietwaardigheid betreft. Zulke garanties mogen als dusdanig geen oneerlijke marktbelemmering vormen en zijn niet-discriminerend, transparant en evenredig.

    6.   Contractuele grenzen met betrekking tot de vereiste minimumomvang van lng-installatie- of waterstofterminalcapaciteit en aardgas- of waterstofopslagcapaciteit berusten op technische beperkingen en vormen voor kleinere opslaggebruikers geen belemmering om toegang te verkrijgen tot opslagdiensten.

    7.   De leden 1 tot en met 6 doen geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om evenredige maatregelen te nemen om gedurende een vaststaande periode die, indien gerechtvaardigd, kan worden verlengd, lng-leveringen uit de Russische Federatie en Belarus tijdelijk te beperken, door het vooraf plaatsen door elke individuele netgebruiker van biedingen voor of het leveren van lng-installatiecapaciteit voor levering uit de Russische Federatie of Belarus aan elke individuele netgebruiker in te perken, indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van hun essentiële veiligheidsbelangen en die van de Unie, mits dergelijke maatregelen:

    a)

    de goede werking van de interne markt voor aardgas en de grensoverschrijdende aardgasstromen tussen lidstaten niet onnodig verstoren en de leveringszekerheid van de Unie of een lidstaat niet ondermijnen;

    b)

    het energiesolidariteitsbeginsel eerbiedigen;

    c)

    worden genomen in overeenstemming met de rechten en de verplichtingen van de Unie en de lidstaten ten aanzien van derde landen.

    Rekening houdend met de noodzaak om de leveringszekerheid van de Unie te waarborgen, kunnen door de lidstaten op grond van de eerste alinea genomen maatregelen tot doel hebben lng-leveringen te diversifiëren teneinde de afhankelijkheid van Russisch aardgas geleidelijk af te bouwen, indien kan worden aangetoond dat dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn om hun essentiële veiligheidsbelangen en die van de Unie te beschermen.

    Alvorens een besluit te nemen over een maatregel als bedoeld in de eerste alinea, raadpleegt de betrokken lidstaat de Commissie en, voor zover deze maatregel in kwestie waarschijnlijk gevolgen voor hen zal hebben, andere lidstaten, de landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap, derde landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. De lidstaat in kwestie houdt zoveel mogelijk rekening met de situatie in die lidstaten en derde landen en met eventuele bezwaren die in dat verband door die lidstaten, derde landen of de Commissie naar voren zijn gebracht.

    Artikel 9

    Marktvraagbeoordeling voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas door lng-systeembeheerders en aardgasopslagsysteembeheerders

    Lng-systeembeheerders en aardgasopslagsysteembeheerders beoordelen ten minste iedere twee jaar de marktvraag naar nieuwe investeringen, gericht op het gebruik van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, met inbegrip van waterstofverbindingen zoals vloeibare ammoniak en vloeibare organische waterstofdragers, in de installaties. Die beheerders brengen de relevante regulerende instanties op de hoogte van het resultaat van de beoordeling van de marktvraag. Bij de planning van nieuwe investeringen beoordelen lng-systeembeheerders en aardgasopslagsysteembeheerders de marktvraag om het gebruik van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas in hun installaties te bevorderen en houden zij rekening met de leveringszekerheid. Lng-systeembeheerders en aardgasopslagsysteembeheerders maken hun plannen voor nieuwe investeringen, gericht op het gebruik van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas in hun installaties, voor het publiek beschikbaar.

    Artikel 10

    Beginselen inzake de mechanismen voor capaciteitsallocatie en de procedures voor congestiebeheer bij transmissiesysteembeheerders

    1.   Marktdeelnemers krijgen de beschikking over de maximale capaciteit op alle relevante punten waaraan in artikel 33, lid 3, wordt gerefereerd, met inachtneming van de systeemintegriteit en de efficiëntie van de netexploitatie.

    2.   Transmissiesysteembeheerders implementeren en publiceren niet-discriminerende en transparante mechanismen voor capaciteitsallocatie, welke

    a)

    passende economische signalen geven voor een efficiënt en maximaal gebruik van de technische capaciteit, investeringen in nieuwe infrastructuur en in alternatieve oplossingen aan de vraagzijde die geen investeringen in nieuwe infrastructuur vereisen, vergemakkelijken en de grensoverschrijdende uitwisseling van aardgas bevorderen;

    b)

    zorgen voor compatibiliteit met de marktmechanismen, met inbegrip van spotmarkten en trading hubs, en tevens flexibel en in staat zijn zich aan veranderende marktomstandigheden aan te passen, en

    c)

    compatibel zijn met de nettoegangssystemen van de lidstaten.

    3.   Transmissiesysteembeheerders implementeren en publiceren niet-discriminerende en transparante procedures voor congestiebeheer die de grensoverschrijdende uitwisseling van aardgas op niet-discriminerende basis bevorderen, waarbij de beginselen van non-discriminatie en vrije concurrentie worden gerespecteerd:

    a)

    in geval van contractuele congestie biedt de transmissiesysteembeheerder ongebruikte capaciteit op de primaire markt aan, ten minste op “day-ahead”-basis en afschakelbaar, en

    b)

    netgebruikers kunnen hun ongebruikte gecontracteerde capaciteit op de secundaire markt doorverkopen of -verhuren.

    In verband met punt a) van de eerste alinea kunnen de lidstaten kennisgeving of informatieverstrekking aan de transmissiesysteembeheerder door de netgebruikers verlangen.

    4.   Transmissiesysteembeheerders beoordelen regelmatig de marktvraag naar nieuwe investeringen, met inachtneming van het gezamenlijke scenario dat is ontwikkeld voor het tienjarig netontwikkelingsplan krachtens artikel 55 van Richtlijn (EU) 2024/1788 en van de leveringszekerheid.

    Artikel 11

    Beginselen inzake mechanismen voor capaciteitsallocatie en procedures voor congestiebeheer bij aardgasopslaginstallaties, waterstofterminals, waterstofopslaginstallaties en lng-installaties

    1.   Marktdeelnemers krijgen de beschikking over de maximale capaciteit voor een aardgasopslaginstallatie, lng-installatie, waterstofopslaginstallatie of waterstofterminal met inachtneming van de systeemintegriteit en exploitatie.

    2.   Lng-systeembeheerders, waterstofopslagbeheerders, waterstofterminalbeheerders en aardgasopslagsysteembeheerders implementeren en publiceren niet-discriminerende en transparante mechanismen voor capaciteitsallocatie welke

    a)

    passende economische signalen geven voor een efficiënt en maximaal gebruik van de capaciteit en investeringen in nieuwe infrastructuur vergemakkelijken;

    b)

    zorgen voor compatibiliteit met de marktmechanismen, met inbegrip van spotmarkten en trading hubs, en tevens flexibel zijn en in staat zijn zich aan veranderende marktomstandigheden aan te passen, en

    c)

    compatibel zijn met de toegangssystemen van de netten die met de lng-opslagsystemen verbonden zijn.

    3.   Contracten voor lng-terminals, waterstofterminals en waterstof- en aardgasopslaginstallaties bevatten mechanismen om het hamsteren van capaciteit te voorkomen, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende, in geval van contractuele congestie geldende beginselen:

    a)

    de systeembeheerder biedt ongebruikte capaciteit zonder uitstel op de primaire markt aan en biedt die capaciteit, voor aardgasopslaginstallaties, ten minste op “day-ahead”-basis en afschakelbaar aan;

    b)

    gebruikers kunnen hun gecontracteerde capaciteit op de secundaire markt doorverkopen;

    c)

    uiterlijk op 5 februari 2026 waarborgen lng-systeembeheerders, waterstofterminalbeheerders, waterstofopslagbeheerders en aardgasopslagsysteembeheerders, individueel of samen met andere soortgelijke beheerders, dat er een transparant en niet-discriminerend boekingsplatform beschikbaar is voor gebruikers van lng-installaties, waterstofterminals, waterstofopslaginstallaties en aardgasopslaginstallaties, waarmee deze gebruikers hun gecontracteerde capaciteit op grond van punt b) op de secundaire markt kunnen doorverkopen.

    Artikel 12

    Verhandeling van capaciteitsrechten

    Elke transmissiesysteembeheerder, aardgasopslagsysteembeheerder, lng-systeembeheerder, waterstoftransmissienetbeheerder, waterstofterminalbeheerder en waterstofopslagbeheerder onderneemt redelijke stappen om mogelijk te maken en te bevorderen dat capaciteitsrechten vrij verhandelbaar zijn op een transparante en niet-discriminerende wijze. Ieder van deze beheerders werkt geharmoniseerde contracten en procedures voor transport, lng-installaties, waterstofterminals, aardgasopslaginstallaties en waterstofopslaginstallaties op de primaire markt uit om de secundaire handel in capaciteit te bevorderen en erkent de overdracht van primaire capaciteitsrechten voor zover daarvan door systeemgebruikers kennisgeving is gedaan.

    Van deze contracten en procedures wordt aan de regulerende instantie kennisgeving gedaan.

    Artikel 13

    Balanceringsregels en tarieven voor onbalans

    1.   De balanceringsregels worden ontworpen op eerlijke, niet-discriminerende en transparante wijze en zijn gebaseerd op objectieve criteria. De balanceringsregels zijn een afspiegeling van de werkelijke systeembehoeften, rekening houdend met de voor de transmissiesysteembeheerder beschikbare hulpmiddelen. Balanceringsregels zijn marktgericht.

    2.   Om de netgebruikers in staat te stellen tijdig corrigerende maatregelen te nemen, verstrekken de transmissiesysteembeheerders voldoende, tijdige en betrouwbare online-informatie over de balanceringsstatus van de netgebruikers.

    De verstrekte informatie is een afspiegeling van het niveau van de informatie die de transmissiesysteembeheerder tot zijn beschikking heeft en sluit aan bij de verrekeningsperiode waarover tarieven voor onbalans worden berekend.

    Voor deze informatie op grond van dit lid worden geen kosten in rekening gebracht.

    3.   De tarieven voor onbalans zijn zoveel mogelijk kostengeoriënteerd en stimuleren in voorkomende gevallen de netgebruikers om hun invoeding en onttrekking van aardgas te balanceren. Zij zijn gericht op het vermijden van kruissubsidiëring tussen de netgebruikers en houden geen belemmering in voor het betreden van de markt door nieuwkomers.

    De methoden voor de berekening van de tarieven voor onbalans en de definitieve waarden worden gepubliceerd door de regulerende instanties of de transmissiesysteembeheerder, naargelang van het geval.

    4.   De lidstaten zien erop toe dat de transmissiesysteembeheerders streven naar harmonisatie van de balanceringsstelsels en naar stroomlijning van de structuren en de niveaus van de balanceringstarieven om de handel in aardgas op het virtuele handelsplatform te bevorderen.

    Artikel 14

    Certificering van transmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders

    1.   De Commissie onderzoekt kennisgevingen van besluiten betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder of een waterstoftransmissienetbeheerder als bepaald in artikel 71, lid 6, van Richtlijn (EU) 2024/1788 onmiddellijk na ontvangst. Binnen 50 werkdagen na de datum van ontvangst van een dergelijke kennisgeving deelt de Commissie haar advies aan de betrokken regulerende instantie mee ten aanzien van de verenigbaarheid met artikel 71, lid 2, of artikel 72, alsook van artikel 60 van Richtlijn (EU) 2024/1788 voor transmissiesysteembeheerders of, voor zover van toepassing, artikel 68 van die richtlijn voor waterstoftransmissienetbeheerders.

    Bij de opstelling van haar in de eerste alinea bedoelde advies kan de Commissie om het advies van ACER over het besluit van de regulerende instantie verzoeken. In dat geval wordt de in de eerste alinea genoemde termijn van 50 werkdagen met nog eens 50 werkdagen verlengd.

    Als de Commissie binnen de in de eerste en tweede alinea bedoelde termijn geen advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.

    2.   Binnen een periode van 50 werkdagen na ontvangst van een advies van de Commissie op grond van lid 1 stelt de regulerende instantie het definitieve besluit betreffende de certificering van de transmissiesysteembeheerder of de waterstoftransmissienetbeheerder vast, waarbij zij zo veel mogelijk rekening houdt met het advies van de Commissie. Het besluit van de regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt.

    3.   De regulerende instanties of de Commissie kunnen in de loop van de procedure te allen tijde bij een transmissiesysteembeheerder, een waterstoftransmissienetbeheerder of een bedrijf dat een van de functies van productie of levering verricht, alle informatie opvragen die relevant is voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig dit artikel.

    4.   De regulerende instanties en de Commissie bewaren de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens.

    5.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 80 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door richtsnoeren te verstrekken waarin de voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven.

    6.   Wanneer de Commissie een kennisgeving betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder uit hoofde van artikel 60, lid 9, van Richtlijn (EU) 2024/1788 ontvangt, neemt zij een besluit over de certificering. De regulerende instantie voert het besluit van de Commissie uit.

    Artikel 15

    Certificering van aardgasopslagsysteembeheerders

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle aardgasopslagsysteembeheerders, met inbegrip van die welke onder zeggenschap van een transmissiesysteembeheerder staan, overeenkomstig de in dit artikel vastgelegde procedure worden gecertificeerd, hetzij door de regulerende instantie, hetzij door een bevoegde instantie die door de betrokken lidstaat is aangewezen op grond van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1938 (in beide gevallen hierna “certificeringsinstantie” genoemd).

    Dit artikel is ook van toepassing op aardgasopslagsysteembeheerders die onder zeggenschap staan van transmissiesysteembeheerders die gecertificeerd zijn op grond van Richtlijn 2009/73/EG of (EU) 2024/1788.

    2.   Uiterlijk op 1 februari 2023 of binnen 150 werkdagen vanaf de datum van ontvangst van een kennisgeving op grond van lid 9 vaardigt de certificeringsinstantie een ontwerpcertificeringsbesluit uit ten aanzien van aardgasopslagsysteembeheerders die ondergrondse aardgasopslaginstallaties met een capaciteit van meer dan 3,5 TWh beheren, indien alle aardgasopslaginstallaties, ongeacht het aantal aardgasopslagsysteembeheerders, op 31 maart 2021 en 31 maart 2022 gevuld waren tot een niveau dat gemiddeld minder dan 30 % van hun maximumcapaciteit bedroeg.

    Wat betreft de in de eerste alinea bedoelde aardgasopslagsysteembeheerders, stelt de certificeringsinstantie alles in het werk om uiterlijk op 1 november 2022 een ontwerpcertificeringsbesluit uit te vaardigen.

    Wat betreft andere dan in de eerste alinea bedoelde aardgasopslagsysteembeheerders, vaardigt de certificeringsinstantie uiterlijk op 2 januari 2024 of binnen 18 maanden na de datum van ontvangst van een kennisgeving op grond van lid 8 of lid 9 een ontwerpcertificeringsbesluit uit.

    3.   Bij de overweging van het risico voor de energieleveringszekerheid in de Unie houdt de certificeringsinstantie rekening met elk risico voor de aardgasleveringszekerheid op Unie-, nationaal of regionaal niveau, alsmede met beperkingen van dergelijke risico’s, die onder meer voortvloeien uit:

    a)

    de eigendom, de levering of andere commerciële relaties die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de stimulansen voor en het vermogen van de aardgasopslagsysteembeheerder om de ondergrondse aardgasopslaginstallatie te vullen;

    b)

    de rechten en verplichtingen van de Unie ten aanzien van een derde land uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van overeenkomsten die zijn gesloten met een of meer derde landen, waarbij de Unie partij is en waarin de energieleveringszekerheid aan de orde komt;

    c)

    de rechten en verplichtingen van de betrokken lidstaten ten aanzien van een derde land, die voortvloeien uit door de betrokken lidstaat met een of meer derde landen gesloten overeenkomsten, voor zover die overeenkomsten in overeenstemming zijn met het Unierecht, of

    d)

    andere specifieke feiten en omstandigheden van het geval.

    4.   Indien de certificeringsinstantie concludeert dat een persoon die direct of indirect zeggenschap heeft of rechten uitoefent over de aardgasopslagsysteembeheerder de energieleveringszekerheid of de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie of van een lidstaat in gevaar kan brengen, weigert de certificeringsinstantie de certificering. Als alternatief kan de certificeringsinstantie een certificeringsbesluit nemen onder voorwaarden die waarborgen dat de risico’s die negatieve gevolgen kunnen hebben voor het vullen van de ondergrondse aardgasopslaginstallaties voldoende worden beperkt, mits de werkbaarheid van de voorwaarden ten volle kan worden gewaarborgd door doeltreffende uitvoering en monitoring. Dergelijke voorwaarden kunnen met name de vereiste inhouden dat de eigenaar van het opslagsysteem of de aardgasopslagsysteembeheerder het beheer van het opslagsysteem overdraagt.

    5.   Indien de certificeringsinstantie concludeert dat de risico’s voor de aardgaslevering niet kunnen worden beperkt door voorwaarden te stellen op grond van lid 4, onder meer door van de eigenaar van het aardgasopslagsysteem of de aardgasopslagsysteembeheerder te eisen het beheer van het aardgasopslagsysteem over te dragen, en derhalve de certificering weigert:

    a)

    eist zij van de eigenaar van het aardgasopslagsysteem, de aardgasopslagsysteembeheerder of elke persoon die naar haar inzicht de energieleveringszekerheid of de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie of van een lidstaat in gevaar zou kunnen brengen, dat afstand wordt gedaan van de aandelen of rechten waarover die persoon beschikt ten aanzien van de eigendom van het aardgasopslagsysteem of van de aardgasopslagsysteembeheerder, en stelt zij een termijn vast binnen welke daarvan afstand moet worden gedaan;

    b)

    gelast zij in voorkomend geval voorlopige maatregelen om te waarborgen dat een dergelijke persoon geen zeggenschap of rechten over de eigenaar van het aardgasopslagsysteem of de aardgasopslagsysteembeheerder kan uitoefenen totdat van de aandelen of rechten afstand is gedaan, en

    c)

    treft zij passende compenserende maatregelen overeenkomstig nationaal recht.

    6.   De certificeringsinstantie stelt de Commissie onverwijld in kennis van haar ontwerpcertificeringsbesluit, met vermelding van alle relevante informatie.

    Binnen 25 werkdagen na een dergelijke kennisgeving brengt de Commissie een advies over het ontwerpcertificeringsbesluit uit aan de certificeringsinstantie. De certificeringsinstantie houdt in de hoogste mate rekening met het advies van de Commissie.

    7.   Binnen 25 werkdagen na ontvangst van het advies van de Commissie vaardigt de certificeringsinstantie het certificeringsbesluit uit.

    8.   Voordat een nieuw aangelegde ondergrondse aardgasopslaginstallatie in gebruik wordt genomen, wordt de aardgasopslagsysteembeheerder gecertificeerd overeenkomstig de leden 1 tot en met 7. De aardgasopslagsysteembeheerder stelt de certificeringsinstantie in kennis van zijn voornemen om de aardgasopslaginstallatie in gebruik te nemen.

    9.   Aardgasopslagsysteembeheerders stellen de relevante certificeringsinstantie in kennis van elke geplande transactie die een herbeoordeling van hun naleving van de in de leden 1 tot en met 4 neergelegde certificeringsvoorschriften vereist.

    10.   Certificeringsinstanties monitoren de aardgasopslagsysteembeheerders voortdurend wat betreft de naleving van de in de leden 1 tot en met 4 vastgelegde certificeringseisen. Zij stellen een nieuwe certificeringsprocedure in om de naleving in elk van de volgende omstandigheden te herbeoordelen:

    a)

    na ontvangst van een kennisgeving door de aardgasopslagsysteembeheerder op grond van lid 8 of lid 9;

    b)

    ambtshalve, indien zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten op of van beïnvloeding van een aardgasopslagsysteembeheerder ertoe zou kunnen leiden dat de vereisten van de leden 1, 2 en 3 niet worden nageleefd;

    c)

    na het met redenen omkleed verzoek van de Commissie.

    11.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om de voortdurende werking van de ondergrondse aardgasgasopslaginstallaties op hun respectieve grondgebied te waarborgen. Die ondergrondse aardgasopslaginstallaties mogen hun activiteiten alleen stopzetten indien niet aan technische en veiligheidseisen wordt voldaan of indien de certificeringsinstantie na het uitvoeren van een beoordeling en rekening houdend met een advies van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (het “ENTSB voor gas”), tot de conclusie komt dat een dergelijke stopzetting de aardgasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert.

    In voorkomend geval worden er passende compenserende maatregelen genomen, indien stopzetting van de activiteiten niet wordt toegestaan.

    12.   De Commissie kan richtsnoeren verstrekken met betrekking tot de toepassing van dit artikel.

    13.   Dit artikel is niet van toepassing op delen van lng-installaties die voor opslag worden gebruikt.

    Artikel 16

    Samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders

    1.   De transmissiesysteembeheerders werken met andere transmissiesysteembeheerders en infrastructuurbeheerders samen bij het coördineren van het onderhoud van hun respectieve netten teneinde elke storing van de transmissiediensten aan netgebruikers en transmissiesysteembeheerders in andere gebieden zoveel mogelijk te beperken.

    2.   De transmissiesysteembeheerders werken onderling en met infrastructuurbeheerders samen om de technische capaciteit binnen het entry-exitsysteem te maximaliseren en het energieverbruik voor het aardgassysteembeheer zoveel mogelijk te minimaliseren.

    Afdeling 2

    Toegang tot het net

    Artikel 17

    Tarieven voor de toegang tot netten

    1.   De door de transmissiesysteembeheerders toegepaste tarieven, of de voor de berekening daarvan gebruikte methoden die zijn goedgekeurd door de regulerende instanties op grond van artikel 78, lid 7, van Richtlijn (EU) 2024/1788, alsmede de tarieven die worden gepubliceerd op grond van artikel 31, lid 1, van die richtlijn, zijn transparant, houden rekening met de noodzaak van systeemintegriteit en verbetering ervan en zijn een afspiegeling van de werkelijke kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte, structureel vergelijkbare netbeheerder en transparant zijn, waarbij tevens wordt gelet op de nodige winst op de investeringen. De tarieven of de voor de berekening daarvan gebruikte methoden zijn niet-discriminerend.

    De tarieven kunnen ook worden vastgesteld aan de hand van marktgerichte regelingen, zoals veilingen, mits dergelijke regelingen en de eruit voortvloeiende inkomsten door de regulerende instantie worden goedgekeurd.

    De tarieven, of de methoden voor de berekening daarvan, zijn bevorderlijk voor de efficiënte handel in aardgas en voor de concurrentie en zijn tegelijk gericht op het vermijden van kruissubsidiëring tussen de netgebruikers en op het bieden van stimulansen voor investeringen en het handhaven of creëren van interoperabele transmissienetten.

    Tarieven voor netgebruikers worden op niet-discriminerende wijze en voor elk entry- en exitpunt van het transmissiesysteem apart vastgesteld. Kostenverdelingsmechanismen en methoden voor tariefbepaling voor entry- en exitpunten worden goedgekeurd door de regulerende instanties. De regulerende instanties zorgen ervoor dat nettarieven niet berekend worden op basis van contractuele paden.

    2.   De tarieven voor de toegang tot netten werken niet beperkend op de marktliquiditeit of verstorend voor de grensoverschrijdende handel van de verschillende transmissiesystemen. Indien, niettegenstaande artikel 78, lid 7, van Richtlijn (EU) 2024/1788, verschillen in de tariefstructuren de handel tussen transmissiesystemen zouden belemmeren, streven transmissiesysteembeheerders, in nauwe samenwerking met de betrokken nationale instanties, actief naar de convergentie van tariefstructuren en tariefbeginselen.

    3.   Tot en met 31 december 2025 kan de regulerende instantie een korting van maximaal 100 % toepassen op capaciteitsgebaseerde transmissie- en distributietarieven op entrypunten van en exitpunten naar ondergrondse aardgasopslaginstallaties en op entrypunten vanuit lng-installaties, tenzij en voor zover een dergelijke opslaginstallatie die met meer dan één transmissie- of distributienet is verbonden, wordt gebruikt om met een interconnectiepunt te concurreren.

    Vanaf 1 januari 2026 kan de regulerende instantie een korting van maximaal 100 % toepassen op capaciteitsgebaseerde transmissie- en distributietarieven op entrypunten van en exitpunten naar ondergrondse aardgasopslaginstallaties en op entrypunten vanuit lng-installaties om de leveringszekerheid te vergroten. De regulerende instantie onderzoekt die tariefkorting en de bijdrage ervan aan de leveringszekerheid gedurende elke reguleringsperiode opnieuw, in het kader van de periodieke raadpleging die overeenkomstig de krachtens artikel 71, lid 2, eerste alinea, punt d), goedgekeurde netcode wordt uitgevoerd.

    4.   De regulerende instanties kunnen aangrenzende entry-exitsystemen samenvoegen om volledige of gedeeltelijke regionale integratie mogelijk te maken waarbij de tarieven op de interconnectiepunten tussen de entry-exitsystemen in kwestie kunnen worden afgeschaft. Na de openbare raadplegingen door de regulerende instanties of transmissiesysteembeheerders kunnen de regulerende instanties hun goedkeuring hechten aan een gemeenschappelijk tarief en een doeltreffend compensatiemechanisme tussen transmissiesysteembeheerders voor de herverdeling van de kosten als gevolg van de afschaffing van interconnectiepunten.

    5.   Lidstaten met meer dan één stelsel van onderling verbonden entry-exitsystemen of meer dan één netbeheerder binnen één entry-exitsysteem kunnen een uniform nettarief toepassen met als doel een gelijk speelveld voor netgebruikers in het leven te roepen, op voorwaarde dat er een netplan is goedgekeurd en een compensatiemechanisme tussen de netbeheerders wordt toegepast.

    Artikel 18

    Tariefkortingen voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas

    1.   Bij het stellen van de tarieven wordt een korting voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas toegepast op:

    a)

    entrypunten vanuit installaties voor de productie van hernieuwbaar en koolstofarm gas;

    b)

    op capaciteit gebaseerde transmissietarieven op entrypunten van en exitpunten naar aardgasopslaginstallaties, tenzij een dergelijke opslaginstallatie verbonden is met meer dan één transmissie- of distributienet en gebruikt wordt om met een interconnectiepunt te concurreren.

    De korting krachtens de eerste alinea, punt a), wordt vastgelegd op 100 % voor de relevante op capaciteit gebaseerde tarieven om het injecteren van hernieuwbaar gas te doen toenemen, en op 75 % voor koolstofarm gas.

    De korting krachtens de eerste alinea, punt b), wordt vastgelegd op 100 % in de lidstaten waar het hernieuwbare gas of het koolstofarme gas voor het eerst in het systeem is geïnjecteerd.

    2.   Nadere bijzonderheden inzake de toegekende kortingen overeenkomstig lid 1 van dit artikel kunnen in de in artikel 71, lid 2, eerste alinea, punt d), bedoelde netcode betreffende tariefstructuren worden vastgelegd.

    3.   Uiterlijk op 5 augustus 2029 en vervolgens om de vijf jaar onderzoekt de Commissie het niveau van de in de leden 1 en 4 vastgelegde kortingen. De Commissie brengt verslag uit met een overzicht van de uitvoering van de kortingen en beoordeelt of het niveau van die kortingen nog altijd passend is in het licht van de meest recente ontwikkelingen op de markt. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 80 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening te wijzigen door het niveau van de in de leden 1 en 4 van dit artikel bepaalde kortingen te wijzigen.

    4.   Vanaf 5 augustus 2025 krijgen de netgebruikers een korting van 100 % op het op capaciteit gebaseerde tarief van de transmissiesysteembeheerder op interconnectiepunten tussen de lidstaten, voor hernieuwbaar gas, en 75 % voor koolstofarm gas, op overlegging aan de betrokken transmissiesysteembeheerder van een duurzaamheidsbewijs, op basis van een geldig duurzaamheidscertificaat dat is verkregen voor hernieuwbaar gas op grond van de artikelen 29 en 30 van Richtlijn (EU) 2018/2001 en geregistreerd in de in artikel 31 bis van die richtlijn bedoelde Uniedatabank en voor koolstofarm gas op basis van een geldig certificaat dat is verkregen op grond van artikel 9 van Richtlijn (EU) 2024/1788.

    Met betrekking tot de in de eerste alinea bedoelde kortingen:

    a)

    wordt transmissiesysteembeheerders voorgeschreven de korting alleen toe te kennen voor de kortst mogelijke route wat grensoverschrijdingen betreft tussen de locatie waar het specifieke bewijs van duurzaamheidsverklaring, op basis van het in de eerste alinea bedoelde certificaat, als eerste in de Uniedatabank is geregistreerd en waar het, als verbruikt beschouwd, is geschrapt, op voorwaarde dat een eventuele veilingspremie niet onder de korting valt;

    b)

    verstrekken transmissiesysteembeheerders de betrokken regulerende instantie informatie over de huidige en de verwachte volumes van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas en over de gevolgen van de toepassing van tariefkorting op hun inkomsten, en controleren en beoordelen de regulerende instanties het effect van de korting op de tariefstabiliteit;

    c)

    onderhandelen de betrokken en alle aangrenzende transmissiesysteembeheerders, zodra de inkomsten van een transmissiesysteembeheerder uit die specifieke tarieven vanwege de toepassing ervan met 10 % zijn verlaagd, over een intertransmissiesysteembeheerderscompensatiemechanisme;

    d)

    worden nadere bijzonderheden voor de uitvoering van de korting voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, zoals de berekening van de in aanmerking komende capaciteit waarop de korting van toepassing is, en de vereiste procedures, in een krachtens artikel 71 vastgestelde netcode bepaald.

    De betrokken transmissiesysteembeheerders bereiken overeenstemming over een intertransmissiesysteembeheerderscompensatiemechanisme binnen drie jaar nadat hun inkomsten uit specifieke tarieven met 10 % zijn verminderd als bedoeld in dit lid, tweede alinea, punt c). Indien binnen die termijn geen overeenstemming wordt bereikt, besluiten de betrokken regulerende instanties binnen twee extra jaren gezamenlijk over een passend intertransmissiesysteembeheerderscompensatiemechanisme. Indien de regulerende instanties geen overeenstemming bereiken, is artikel 6 van Verordening (EU) 2019/942 van toepassing. Indien de regulerende instanties binnen twee jaar geen overeenstemming kunnen bereiken, of op hun gezamenlijke verzoek, keurt ACER een individueel besluit goed, in overeenstemming met artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942.

    5.   In afwijking van de leden 1 en 4 van dit artikel kunnen de regulerende instanties besluiten geen kortingen toe te passen of lagere kortingen vast te stellen dan de in de leden 1 en 4 van dit artikel bepaalde kortingen, mits een dergelijke afwijking in overeenstemming is met de algemene tariefbeginselen van artikel 17, en met name het beginsel van kostenoriëntatie, indien aan een van de volgende criteria wordt voldaan:

    a)

    de afwijking is noodzakelijk om het transmissiesysteem efficiënt te beheren, teneinde te zorgen voor een stabiel financieel kader voor bestaande investeringen of om onnodige kruissubsidies, verstoring van de grensoverschrijdende handel of een ondoeltreffend intertransmissiesysteembeheerderscompensatiemechanisme te voorkomen;

    b)

    de toepassing van kortingen bepaald in de leden 1 en 4 is niet nodig omdat de uitrol van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas in de betrokken lidstaat in voldoende mate is gevorderd of omdat er alternatieve steunmechanismen bestaan om het gebruik van hernieuwbaar gas of koolstofarm gas te doen toenemen.

    Artikel 19

    Inkomsten van transmissiesysteembeheerders

    1.   Vanaf 5 augustus 2025 waarborgt de betreffende regulerende instantie de transparantie van de methoden, de parameters en de waarden die worden gebruikt om de toegestane of beoogde inkomsten van transmissiesysteembeheerders te bepalen. De regulerende instantie maakt de in bijlage I bedoelde informatie bekend, of vereist openbaarmaking door de betreffende transmissiesysteembeheerder, met dien verstande dat de gegevens die door de betreffende regulerende instantie als commercieel gevoelig worden beschouwd, worden beschermd. Die informatie wordt in een vrij toegankelijk, downloadbaar en read-only formaat ter beschikking gesteld, en voor zover mogelijk in een of meer courante talen.

    2.   De kosten van de transmissiesysteembeheerder worden op efficiëntie tussen de transmissiesysteembeheerders vergeleken. ACER voert die efficiëntievergelijking uit. Uiterlijk op 5 augustus 2027 en vervolgens iedere vier jaar maakt ACER een studie bekend over de vergelijking van de kostenefficiëntie van de transmissiesysteembeheerders, met dien verstande dat de gegevens die door ACER als commercieel gevoelig worden beschouwd, worden beschermd. De betreffende regulerende instanties en de transmissiesysteembeheerders verstrekken ACER alle daarvoor benodigde gegevens. Bij de periodieke vaststelling van de toegestane of beoogde inkomsten van transmissiesysteembeheerders houden de betreffende regulerende instanties rekening met die vergelijking en met de nationale omstandigheden.

    3.   De betreffende regulerende instanties beoordelen de langetermijnontwikkeling van transmissietarieven op basis van de verwachte veranderingen in hun toegestane of beoogde inkomsten en de vraag naar aardgas binnen de betreffende reguleringsperiode en, indien van toepassing, tot en met 2050. Bij die beoordeling beschouwt de regulerende instantie de informatie van de in het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan van de betrokken lidstaat beschreven strategie en de scenario’s ter schraging van het overeenkomstig artikel 55 van richtlijn (EU) 2024/1788 ontwikkelde tienjarig netontwikkelingsplan.

    Afdeling 3

    Transmissie, aardgasopslag, lng- en waterstofterminalsysteemexploitatie

    Artikel 20

    Vaste capaciteit voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas aan het transmissiesysteem

    1.   Transmissiesysteembeheerders waarborgen vaste capaciteit voor de toegang van met hun net verbonden productiefaciliteiten van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas. Daartoe ontwikkelen de transmissiesysteembeheerders, in samenwerking met de distributiesysteembeheerders, de procedures en voorwaarden, inclusief investeringen, om tweerichtingsstromen van het distributienet naar het transmissienet te waarborgen. Grote investeringen worden weerspiegeld in het tienjarig netontwikkelingsplan op grond van artikel 55, lid 2, punt a), van Richtlijn (EU) 2024/1788.

    2.   Lid 1 laat de mogelijkheid voor distributiesysteembeheerders onverlet om alternatieven voor terugstromingsinvesteringen te ontwikkelen, zoals oplossingen op het gebied van slimme netwerken of aansluiting op andere netbeheerders, met inbegrip van de rechtstreekse aansluiting van productiefaciliteiten voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas op het transmissienet. Vaste toegang tot capaciteit mag worden beperkt om capaciteit met operationele beperkingen aan te bieden, met het oog op de veiligheid van de infrastructuur en economische efficiëntie. De regulerende instantie is verantwoordelijk voor de evaluatie en goedkeuring van de voorwaarden voor voorwaardelijke capaciteit van de transmissiesysteembeheerders en zorgt ervoor dat eventuele beperkingen in de vaste capaciteit of operationele beperkingen door transmissiesysteembeheerders worden ingesteld op basis van transparante en niet-discriminerende procedures en geen onnodige belemmeringen voor de markttoegang met zich meebrengen. Geen beperkingen zijn van toepassing indien de productiefaciliteit de kosten in verband met het waarborgen van vaste capaciteit draagt.

    Artikel 21

    Grensoverschrijdende coördinatie inzake gaskwaliteit in het aardgassysteem

    1.   De transmissiesysteembeheerders werken samen om beperkingen van de grensoverschrijdende stromen ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen op interconnectiepunten tussen de lidstaten te voorkomen. Bij deze samenwerking houden de transmissiesysteembeheerders rekening met de kenmerken van de installaties van de eindafnemers van aardgas.

    Dit artikel is niet van toepassing op waterstofmengsels waarvan het waterstofgehalte dat in het aardgassysteem is gemengd hoger is dan 2 % vol.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat uiteenlopende technische specificaties, waaronder gaskwaliteitsparameters zoals zuurstofgehalte en waterstofbijmenging in het aardgassysteem, niet worden gebruikt om grensoverschrijdende aardgasstromen te beperken. Daarnaast zorgen de lidstaten ervoor dat waterstofmengsels in het aardgassysteem voldoen aan de technische specificaties die aanvaardbaar zijn voor afnemers.

    3.   Wanneer een beperking van de grensoverschrijdende stromen ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen door de betrokken transmissiesysteembeheerders bij hun normale exploitatie niet kan worden vermeden, lichten zij de betreffende regulerende instanties onverwijld in. De informatie omvat een beschrijving van en motivering voor reeds door de transmissiesysteembeheerders getroffen maatregelen.

    4.   De betreffende regulerende instanties bereiken, binnen zes maanden na ontvangst van de in lid 3 bedoelde informatie, gezamenlijk overeenstemming of zij de beperking erkennen.

    5.   Wat betreft beperkingen op grensoverschrijdende stromen als gevolg van verschillen in waterstofbijmenging in het aardgassysteem en die op grond van lid 4 zijn erkend, aanvaarden transmissiesysteembeheerders aardgasstromen met een waterstofgehalte op interconnectiepunten tussen lidstaten in het aardgassysteem, met inachtneming van de leden 6 tot en met 13, en na voltooiing van de daarin vastgestelde procedure.

    6.   Indien de betreffende regulerende instanties de beperking erkennen op grond van lid 4, verzoeken zij de betrokken transmissiesysteembeheerders dat zij, binnen een tijdsbestek van twaalf maanden vanaf de in dat lid bedoelde erkenning, successievelijk de volgende maatregelen treffen:

    a)

    samenwerking en uitwerking van technisch haalbare opties, zonder een wijziging van de gaskwaliteitsspecificaties, wat nadere afspraken over de gasstroom en aardgasbehandeling kan inhouden met als doel een einde te maken aan de erkende beperking, rekening houdend met de informatie die wordt verstrekt door de eindafnemers die rechtstreeks verbonden zijn met het aardgassysteem van de betrokken transmissiesysteembeheerder of elke andere belanghebbende die door dat proces kan worden getroffen;

    b)

    gezamenlijke uitvoering van een kosten-batenanalyse inzake de technisch haalbare opties, met als doel in economische zin doeltreffende oplossingen uit te werken met daarbij een uitsplitsing van de kosten en baten onder de categorieën van betrokken partijen;

    c)

    opstelling van een raming van de uitvoeringstijd van elke potentiële optie;

    d)

    uitvoering van een openbare raadpleging, met name van de getroffen eindafnemers die zijn aangesloten op het aardgassysteem, over de geïdentificeerde haalbare oplossingen, en vervolgens rekening houden met de resultaten van die raadpleging;

    e)

    indiening van een gezamenlijk voorstel voor een oplossing om een einde te maken aan de erkende beperking, met inbegrip van een tijdschema voor de uitvoering ervan, op basis van de kosten-batenanalyse en de resultaten van de openbare raadpleging, bij hun betreffende regulerende instanties met het oog op goedkeuring en bij de andere bevoegde nationale instanties van elke betrokken lidstaat ter informatie.

    7.   Wanneer de betrokken transmissiesysteembeheerders geen overeenstemming over een oplossing bereiken over de indiening van een gezamenlijk voorstel op grond van lid 6, punt e), stelt elke transmissiesysteembeheerder zijn regulerende instantie daarvan onverwijld in kennis.

    8.   De betreffende regulerende instanties nemen binnen zes maanden na ontvangst van de in lid 7 van dit artikel bedoelde informatie, een gezamenlijk gecoördineerd besluit op grond van artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942 om een einde te maken aan de erkende beperking, met inachtneming van de door de betrokken transmissiesysteembeheerders uitgevoerde kosten-batenanalyse, en de resultaten van de overeenkomstig lid 6, punt d), van dit artikel uitgevoerde openbare raadpleging.

    9.   In afwijking van lid 8 van dit artikel kunnen de betreffende regulerende instanties voor beperkingen op grensoverschrijdende stromen als gevolg van verschillen in waterstofbijmenging in het aardgassysteem gezamenlijk verklaren dat er geen verdere maatregelen moeten worden genomen om dergelijke beperkingen op te heffen. Het gezamenlijke gecoördineerde besluit wordt binnen zes maanden na ontvangst van de in lid 7 van dit artikel bedoelde informatie genomen overeenkomstig artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942 en houdt rekening met de kosten-batenanalyse en de resultaten van de openbare raadpleging die op grond van lid 6, punt d), van dit artikel is uitgevoerd. De betrokken regulerende instanties evalueren om de vier jaar een besluit tot handhaving van de erkende beperking op grond van dit lid.

    10.   Het in lid 8 bedoelde gezamenlijke gecoördineerde besluit van de betreffende regulerende instanties omvat een besluit over de toerekening van de investeringskosten die door elke transmissiesysteembeheerder moeten worden gedragen voor de uitvoering van de overeengekomen oplossing, alsmede over de opneming ervan in de toegestane of beoogde inkomsten van de transmissiesysteembeheerders, met inachtneming van de economische, maatschappelijke en milieukosten en -baten van de oplossing in de betrokken lidstaten en de gevolgen daarvan voor de tarieven.

    11.   ACER kan aanbevelingen doen aan de regulerende instanties over de nadere bijzonderheden van de in lid 10 bedoelde kostentoerekeningsbesluiten.

    12.   Wanneer de betreffende regulerende instanties niet tot de in lid 4 van dit artikel bedoelde overeenstemming kunnen komen, neemt ACER een besluit betreffende de beperking overeenkomstig artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942. Indien ACER de beperking erkent, vraagt het de betrokken transmissiesysteembeheerders binnen een tijdsbestek van twaalf maanden successievelijk de in lid 6 van dit artikel bedoelde maatregelen te treffen.

    13.   Wanneer de betreffende regulerende instanties niet een in de leden 8 en 10 van dit artikel bedoeld gezamenlijk gecoördineerd besluit kunnen nemen, neemt ACER een besluit betreffende de oplossing om een einde te maken aan de erkende beperking en betreffende de toerekening van de investeringskosten die moeten worden gedragen door elke transmissiesysteembeheerder voor de uitvoering van de overeengekomen oplossing of voor de verklaring die luidt dat geen verdere maatregelen moeten worden genomen uit hoofde van lid 9 van dit artikel, overeenkomstig artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942. Elk besluit tot handhaving van de erkende beperking op grond van dit lid wordt om de vier jaar door ACER geëvalueerd.

    14.   Nadere bijzonderheden voor de uitvoering van dit artikel, zoals nadere bijzonderheden inzake de kosten-batenanalyse, worden in een op grond van artikel 71, lid 2, vastgestelde netcode bepaald.

    Artikel 22

    Vermoeden van overeenstemming van praktijken met geharmoniseerde normen voor aardgas

    Praktijken die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de voorschriften van de op grond van artikel 71, lid 2, eerste alinea, punt a), vastgestelde uitvoeringshandelingen.

    Artikel 23

    Gemeenschappelijke specificaties voor biomethaan

    1.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen ter bepaling van gemeenschappelijke specificaties voor het faciliteren van het kosteneffectief opnemen van grote hoeveelheden biomethaan in het bestaande aardgassysteem, ook op grensoverschrijdende interconnectiepunten, of zij kan deze specificaties vaststellen in een netcode op grond van artikel 71, lid 2, eerste alinea, punt a), wanneer:

    a)

    die eisen niet worden bestreken door geharmoniseerde normen, of delen daarvan, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt;

    b)

    de Commissie op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 een of meer Europese normalisatieorganisaties verzocht heeft geharmoniseerde normen voor die voorschriften op te stellen en ten minste aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

    i)

    het verzoek van de Commissie is door geen van de Europese normalisatieorganisaties aanvaard;

    ii)

    de Commissie constateert onnodige vertragingen bij de vaststelling van de geharmoniseerde normen waarvoor een verzoek is ingediend;

    iii)

    een Europese normalisatieorganisatie heeft een norm opgesteld die niet volledig overeenstemt met het verzoek van de Commissie, of

    c)

    de Commissie overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 heeft besloten om de referenties van de geharmoniseerde normen of de delen daarvan, waardoor die eisen worden bestreken, te handhaven met beperkingen dan wel in te trekken.

    De in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 81, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    2.   In een vroeg stadium van de opstelling van de ontwerpuitvoeringshandeling tot vaststelling van de in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke specificaties, verzamelt de Commissie de standpunten van de betrokken instanties of deskundigengroepen die zijn opgericht uit hoofde van desbetreffende sectorale wetgeving van de Unie, en raadpleegt zij alle relevante belanghebbenden. Op basis van die raadpleging stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling op.

    3.   Praktijken die in overeenstemming zijn met gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan, worden geacht in overeenstemming te zijn met de voorschriften van de op grond van artikel 71, lid 2, eerste alinea, punt a), vastgestelde uitvoeringshandelingen, voor zover die voorschriften onder dergelijke gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan vallen.

    4.   Wanneer een geharmoniseerde norm door een Europese normalisatieorganisatie wordt vastgesteld en aan de Commissie wordt voorgesteld met het oog op de bekendmaking van de referentie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, beoordeelt de Commissie de geharmoniseerde norm overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012. Wanneer de referentie van een geharmoniseerde norm in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt, trekt de Commissie de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen, of delen daarvan die dezelfde in lid 1 van dit artikel bedoelde eisen betreffen, in.

    5.   Bij het vaststellen van de gemeenschappelijke specificaties op grond van dit artikel houdt de Commissie zoveel mogelijk rekening met de veiligheidsvoorschriften die nodig zijn voor de veilige exploitatie van het aardgassysteem, met name de veilige exploitatie van aardgasopslaginstallaties in de hele Unie.

    Artikel 24

    Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas

    Alle transmissiesysteembeheerders werken samen op Unieniveau middels het ENTSB voor gas met de bedoeling de voltooiing en goede werking van de interne markt voor aardgas en de grensoverschrijdende handel te bevorderen en een optimaal beheer, gecoördineerde werking en deugdelijke technische ontwikkeling van het aardgastransmissienet te garanderen.

    Artikel 25

    Organisatie van het ENTSB voor gas

    1.   Op eigen initiatief of op gemotiveerd verzoek van de Commissie of ACER publiceert het ENTSB voor gas ontwerpwijzigingen van de statuten, de lijst van leden of het reglement van orde, met onder meer de procedurevoorschriften voor de raadpleging van andere belanghebbenden, van het ENTSB voor gas in en dient het deze bij de Commissie en ACER in.

    2.   Binnen vier maanden na ontvangst van de in lid 1 bedoelde stukken brengt ACER, na formele raadpleging van de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen, en in het bijzonder de systeemgebruikers, inclusief afnemers, aan de Commissie advies uit over de ontwerpwijziging van de statuten, de ledenlijst en het reglement van orde van het ENTSB voor gas.

    3.   Rekening houdend met het in lid 2 bepaalde advies van ACER, en binnen drie maanden na de datum van ontvangst van dat advies brengt de Commissie advies uit over de ontwerpwijziging van de statuten, de ledenlijst en het reglement van orde van het ENTSB voor gas.

    4.   Binnen drie maanden na ontvangst van het positieve advies van de Commissie zorgt het ENTSB voor gas voor de vaststelling en publicatie van zijn herziene statuten, ledenlijst en reglement van orde.

    Artikel 26

    Taken van het ENTSB voor gas

    1.   Het ENTSB voor gas stelt op een door de Commissie overeenkomstig artikel 71, lid 9, aan hem gericht verzoek netcodes op de in lid 71, leden 1 en 2, genoemde terreinen op.

    De in artikel 71, lid 2, eerste alinea, punt d), bedoelde netcode wordt samen met het ENNOH ontwikkeld.

    2.   Het ENTSB voor gas kan op de in artikel 71, leden 1 en 2, genoemde terreinen netcodes opstellen om de in artikel 24 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, als deze netcodes geen betrekking hebben op terreinen in verband waarmee de Commissie een verzoek aan het ENTSB voor gas heeft gericht. Deze netcodes worden voor advies aan ACER voorgelegd. Het ENTSB voor gas houdt naar behoren rekening met dit advies.

    3.   Het ENTSB voor gas stelt het volgende vast:

    a)

    gemeenschappelijke netwerkbeheersinstrumenten om te zorgen voor de coördinatie van de netwerkexploitatie onder normale omstandigheden en in noodsituaties, waaronder een gemeenschappelijk indelingsschema voor incidenten, en onderzoeksplannen;

    b)

    om de twee jaar een niet-bindend Uniebreed tienjarig netontwikkelingsplan voor aardgas als bedoeld in artikel 32 (het “Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas”), waarin onder meer vooruitzichten inzake de toereikendheid van de levering zijn opgenomen;

    c)

    aanbevelingen inzake coördinatie van technische samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders van de Unie en transmissiesysteembeheerders van derde landen;

    d)

    aanbevelingen aan transmissiesysteembeheerders inzake hun technische samenwerking met distributiesysteembeheerders en waterstofnetbeheerders;

    e)

    een jaarlijks werkprogramma;

    f)

    een jaarverslag;

    g)

    jaarlijkse zomer- en winterleveringsvooruitzichten;

    h)

    uiterlijk op 1 januari 2025 en vervolgens elke twee jaar, een toezichtsverslag van de gaskwaliteit, inclusief ontwikkelingen van de gaskwaliteitparameters, ontwikkelingen van het niveau en het volume van waterstofbijmengingen in het aardgassysteem, ramingen voor de verwachte ontwikkeling van de gaskwaliteitparameters, en van het volume van waterstofbijmengingen in het aardgassysteem, het effect van waterstofbijmengingen op grensoverschrijdende stromen en informatie over gevallen met betrekking tot verschillen in specificaties van gaskwaliteit of bijmengniveaus, en de manier waarop die gevallen zijn afgehandeld, teneinde te voldoen aan de kwaliteitseisen van verschillende toepassingen van eindgebruik;

    i)

    een jaarverslag waarin ook melding wordt gemaakt van de hoeveelheid hernieuwbaar gas en koolstofarm gas die in het aardgasnet worden geïnjecteerd.

    Het in punt h) van de eerste alinea bedoelde toezichtsverslag van de gaskwaliteit omvat ook de ontwikkeling voor de in dat punt vermelde gebieden, voor zover van belang voor het distributienet, op basis van informatie van de op grond van artikel 52, lid 1, van Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad (39) opgerichte Europese entiteit van distributiesysteembeheerders (“de EU DSB-entiteit”).

    4.   De Europese vooruitzichten inzake de toereikendheid van de levering bedoeld in lid 3, punt b), bestrijken de algemene toereikendheid van het aardgassysteem om aardgas te leveren ter dekking van de huidige en de geplande vraag naar aardgas in de eerstvolgende periode van vijf jaar en in de periode tussen vijf en tien jaar na de datum van die vooruitzichten. Deze Europese vooruitzichten inzake de toereikendheid van de levering stoelen op nationale leveringsvooruitzichten die door iedere individuele transmissiesysteembeheerder worden opgesteld. De Europese vooruitzichten inzake de toereikendheid van de levering voorzien specifiek in monitoring van de vooruitgang bij de jaarlijkse productie van duurzaam biomethaan.

    Indien zowel uit de Europese vooruitzichten inzake de toereikendheid van de levering als uit de definitieve bijgewerkte geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen blijkt dat de jaarlijkse productie onvoldoende vordert of dat het aardgasverbruik in het licht van het beschikbare potentieel onvoldoende afneemt, kan de Commissie aanbevelingen doen aan de lidstaten, indien dit nodig is om de doelstellingen van de energie-unie te verwezenlijken, op grond van artikel 34 van Verordening (EU) 2018/1999.

    Het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas, bevat een modellering van het geïntegreerde net, met inbegrip van waterstofnetwerken, scenario-ontwikkeling, Europese vooruitzichten inzake de toereikendheid van de levering en een beoordeling van de veerkracht van het systeem. Dat plan bevordert het beginsel “energie-efficiëntie eerst” en de energiesysteemintegratie.

    5.   Het in lid 3, punt e), bedoelde jaarlijkse werkprogramma bevat een lijst en een beschrijving van de op te stellen netcodes, een plan voor de coördinatie van het beheer van het netwerk en een lijst van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, die moeten gerealiseerd worden in de loop van dat jaar, alsook een indicatief tijdschema.

    6.   De netcodes worden ontwikkeld voor grensoverschrijdende aangelegenheden en aangelegenheden betreffende de marktintegratie en doen geen afbreuk aan de rechten van de lidstaten om nationale netcodes vast te stellen die niet van invloed zijn op de grensoverschrijdende handel.

    7.   Het ENTSB voor gas houdt toezicht op en verricht onderzoek naar de toepassing van de netcodes en de richtsnoeren die door de Commissie overeenkomstig artikel 71, lid 13, of artikel 74, zijn vastgesteld, en het effect daarvan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften ter bevordering van de marktintegratie. Het ENTSB voor gas brengt bij ACER verslag uit over zijn bevindingen en vermeldt de resultaten van het onderzoek in het in lid 3, punt f), van dit artikel bedoelde jaarverslag.

    8.   Het ENTSB voor gas stelt alle informatie die ACER nodig heeft om zijn taken uit hoofde van artikel 27, lid 1, te vervullen, ter beschikking.

    9.   ACER onderzoekt de nationale tienjarig netontwikkelingsplannen om na te gaan of zij consistent zijn met het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas. Indien ACER inconsistenties constateert tussen een nationaal tienjarig netontwikkelingsplan en het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas, beveelt het een wijziging aan van het nationaal tienjarig netontwikkelingsplan of van het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas, indien nodig. Indien een dergelijk nationaal tienjarig netontwikkelingsplan is opgesteld overeenkomstig artikel 55 van Richtlijn (EU) 2024/1788, beveelt ACER de relevante regulerende instantie aan het nationaal tienjarig netontwikkelingsplan te wijzigen overeenkomstig artikel 55, lid 5, van die Richtlijn en stelt het de Commissie hiervan op de hoogte.

    10.   Op verzoek van de Commissie geeft het ENTSB voor gas zijn zienswijze op de vaststelling van richtsnoeren als bepaald in artikel 74.

    11.   Het ENTSB voor gas werkt samen met het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (het “ENTSB voor elektriciteit”) en met het ENNOH.

    Artikel 27

    Toezicht door ACER op het ENTSB voor gas

    1.   ACER houdt toezicht op de uitvoering van de in artikel 26, leden 1, 2 en 3, bedoelde taken van het ENTSB voor gas, en brengt over zijn bevindingen verslag uit aan de Commissie.

    ACER houdt toezicht op de toepassing van de op grond van artikel 26, lid 2, opgestelde netcodes door het ENTSB voor gas, en van de netcodes die op grond van artikel 71, leden 1 tot en met 12, zijn ontwikkeld, maar niet op grond van artikel 71, lid 13, door de Commissie zijn goedgekeurd. Indien het ENTSB voor gas er niet in is geslaagd dergelijke netcodes toe te passen, verzoekt ACER het ENTSB voor gas een naar behoren gemotiveerde uitleg te verschaffen over de redenen hiervoor. ACER stelt de Commissie op de hoogte van deze uitleg en brengt hierover advies uit.

    ACER houdt toezicht op en verricht onderzoek naar de toepassing van de netcodes en de richtsnoeren die door de Commissie overeenkomstig de artikelen 70, 71, 73 en 74 zijn aangenomen, en het effect daarvan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften ter bevordering van markt- en energiesysteemintegratie, non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en goede marktwerking, en brengt verslag uit aan de Commissie.

    2.   Het ENTSB voor gas dient de ontwerpversie van het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas, het jaarlijkse werkprogramma, met inbegrip van de informatie betreffende het raadplegingsproces en de overige in artikel 26, lid 3, bedoelde documenten, voor advies in bij ACER.

    Binnen twee maanden na de datum van ontvangst daarvan verstrekt ACER een naar behoren met redenen omkleed advies, alsmede aanbevelingen aan het ENTSB voor gas en de Commissie, als het van oordeel is dat de door het ENTSB voor gas ingediende ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma of van het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas, niet bijdraagt tot non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging, een goede werking van de markt of een voldoende niveau van voor derde partijen toegankelijke grensoverschrijdende interconnectie. Het ENTSB voor gas houdt naar behoren rekening met het advies en de aanbevelingen van ACER.

    Artikel 28

    Regulerende instanties

    Bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden uit hoofde van deze verordening zorgen de regulerende instanties ervoor dat deze verordening, de netcodes en de krachtens de artikelen 70 tot en met 74 vastgestelde richtsnoeren in acht worden genomen.

    In voorkomend geval werken zij onderling met de Commissie en met ACER samen op grond van hoofdstuk V van Richtlijn (EU) 2024/1788.

    Artikel 29

    Raadplegingen van het ENTSB voor gas

    1.   Bij de voorbereiding van de netcodes, het ontwerp van het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas en het jaarlijkse werkprogramma bedoeld in artikel 26, leden 1, 2 en 3, houdt het ENTSB voor gas in een vroeg stadium en op een open en transparante wijze een uitvoerige openbare raadpleging, overeenkomstig het in artikel 25, lid 1, bedoelde reglement van orde, waarbij alle relevante marktdeelnemers, en in het bijzonder de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen, worden betrokken. Bij de raadpleging worden ook regulerende instanties en overige nationale autoriteiten, producenten, leveranciers, netgebruikers met inbegrip van afnemers, distributiesysteembeheerders, met inbegrip van relevante (bedrijfstak)verenigingen, technische instanties en platforms van belanghebbenden, betrokken. Het ENTSB voor gas publiceert de ontwerpen van de netcodes, het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas en het jaarlijkse werkprogramma zodat belanghebbenden opmerkingen kunnen indienen en biedt belanghebbenden voldoende tijd om op doeltreffende wijze deel te nemen aan het raadplegingsproces. De raadpleging heeft tot doel de zienswijze en voorstellen van de relevante belanghebbenden in het besluitvormingsproces te identificeren.

    2.   Alle documenten en notulen van vergaderingen die met de in lid 1 bedoelde raadplegingen verband houden, worden openbaar gemaakt.

    3.   Alvorens het jaarlijkse werkprogramma en de netcodes bedoeld in artikel 26, leden 1, 2 en 3, vast te stellen, geeft het ENTSB voor gas aan hoe met de tijdens de raadpleging ontvangen opmerkingen rekening is gehouden. Waar geen rekening is gehouden met een opmerking, wordt dit gemotiveerd.

    Artikel 30

    Kosten van het ENTSB voor gas

    De kosten die verband houden met de activiteiten als bedoeld in de artikelen 24, 25, 26, 70 en 71 van deze verordening, en de in artikel 11 van Verordening (EU) 2022/869 genoemde werkzaamheden van het ENTSB voor gas, worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders en worden in aanmerking genomen bij de berekening van de tarieven. De regulerende instanties keuren deze kosten goed mits deze redelijk en passend zijn.

    Artikel 31

    Regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders

    1.   Binnen het ENTSB voor gas brengen transmissiesysteembeheerders regionale samenwerking tot stand om bij te dragen tot de uitvoering van de in artikel 26, leden 1, 2 en 3, genoemde werkzaamheden.

    2.   De transmissiesysteembeheerders bevorderen het treffen van operationele regelingen om een optimaal beheer van het netwerk te garanderen en bevorderen tevens de ontwikkeling van energiebeurzen, de gecoördineerde toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit via non-discriminerende marktgeoriënteerde oplossingen, met voldoende aandacht voor de specifieke verdiensten van impliciete veilingen voor kortetermijntoewijzingen en de integratie van balanceringsmechanismen.

    3.   Ter verwezenlijking van de in de leden 1 en 2 van dit artikel vastgestelde doelstellingen is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 80 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening, door, rekening houdend met de bestaande regionale samenwerkingsstructuren, het geografische gebied af te bakenen dat door elke regionale samenwerkingsstructuur wordt bestreken. Iedere lidstaat mag de samenwerking in meer dan één geografisch gebied bevorderen.

    Met het oog op de opstelling van de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen raadpleegt de Commissie ACER en het ENTSB voor gas.

    Artikel 32

    Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas

    Om de twee jaar gaat het ENTSB voor gas over tot de opstelling en publicatie van een Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas. Het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas bevat een modellering van het geïntegreerde net, scenario-ontwikkeling, Europese vooruitzichten inzake de toereikendheid van de levering en een beoordeling van de veerkracht van het systeem, waarin ook wordt aangegeven welke infrastructuur buiten bedrijf moet worden gesteld.

    Voor het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas, geldt met name het volgende:

    a)

    het berust op de nationale investeringsplannen en op hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2022/869;

    b)

    het berust, wat grensoverschrijdende interconnecties betreft, ook op de redelijke behoeften van verschillende netgebruikers, en bevat langetermijnverbintenissen van investeerders als bedoeld in artikel 55, lid 7, van Richtlijn (EU) 2024/1788, en

    c)

    het geeft aan waar er sprake is van een tekort aan investeringen, met name met betrekking tot de grensoverschrijdende capaciteit.

    In verband met punt c) van de tweede alinea, kan bij het Uniebreed netontwikkelingsplan voor aardgas een onderzoek worden gevoegd naar de belemmeringen voor de toename van grensoverschrijdende capaciteit van het netwerk als gevolg van verschillende goedkeuringsprocedures of -praktijken.

    Artikel 33

    Transparantievereisten voor transmissiesysteembeheerders

    1.   De transmissiesysteembeheerder publiceert gedetailleerde informatie betreffende de capaciteit en de diensten die hij aanbiedt en de toegepaste relevante voorwaarden alsook de technische informatie die nodig is opdat netgebruikers effectieve nettoegang verkrijgen.

    2.   Om transparante, objectieve en niet-discriminerende tarieven te garanderen en een efficiënt gebruik van het aardgasnet te bevorderen, publiceren de transmissiesysteembeheerders of de relevante regulerende instanties beknopte en voldoende gedetailleerde informatie over tariefderivatie, methodologie en structuur.

    3.   Met betrekking tot de aangeboden diensten publiceert iedere transmissiesysteembeheerder voor alle relevante punten, waaronder de entry- en exitpunten, regelmatig, voortschrijdend en op een gebruikersvriendelijke en gestandaardiseerde wijze numerieke informatie over technische, gecontracteerde en beschikbare capaciteit, overeenkomstig de in bijlage I vastgelegde richtsnoeren.

    4.   De relevante punten van een transmissiesysteem waarover de informatie moet worden gepubliceerd, worden door de bevoegde instanties na overleg met de netgebruikers goedgekeurd.

    5.   De transmissiesysteembeheerders publiceren de krachtens deze verordening vereiste informatie altijd op een zinvolle, duidelijk meetbare en goed toegankelijke manier en op een niet-discriminerende wijze.

    6.   Transmissiesysteembeheerders publiceren voor- en achteraf informatie over vraag en aanbod die berust op nominaties en toewijzingen, prognoses en de gerealiseerde stromen in en uit het systeem. De regulerende instantie zorgt ervoor dat al deze informatie wordt gepubliceerd. De mate van gedetailleerdheid van de gepubliceerde informatie is een afspiegeling van de informatie die de transmissiesysteembeheerder tot zijn beschikking heeft.

    Transmissiesysteembeheerders publiceren de getroffen maatregelen, de gemaakte kosten en de gegenereerde opbrengsten in verband met de balancering van het systeem.

    De betrokken marktdeelnemers verstrekken de in dit artikel bedoelde gegevens aan de transmissiesysteembeheerders.

    7.   Transmissiesysteembeheerders publiceren nadere informatie over de kwaliteit van het in hun net getransporteerde aardgas, die van invloed kan zijn op de netgebruikers, krachtens de artikelen 16 en 17 van Verordening (EU) 2015/703.

    Artikel 34

    Transparantievereisten voor aardgasopslaginstallaties, waterstofopslaginstallaties, lng-installaties en waterstofterminals

    1.   De lng-systeembeheerders, aardgasopslagsysteembeheerders, waterstofterminalbeheerders en waterstofopslagbeheerders publiceren gedetailleerde informatie over de diensten die zij aanbieden en de toegepaste relevante voorwaarden, alsook de technische informatie die nodig is opdat de gebruikers van lng-installaties, aardgasopslaginstallaties, waterstofopslaginstallaties en waterstofterminals effectieve toegang verkrijgen tot de lng-installaties, aardgasopslaginstallaties, waterstofopslaginstallaties en waterstofterminals. De regulerende instanties kunnen die beheerders verzoeken bijkomende relevante informatie voor systeemgebruikers te publiceren.

    2.   De lng-systeembeheerders bieden gebruiksvriendelijke instrumenten voor de berekening van de tarieven voor de beschikbare diensten aan.

    3.   Met betrekking tot de aangeboden diensten publiceren lng-systeembeheerders aardgasopslagsysteembeheerders, waterstofterminalbeheerders en waterstofopslagbeheerders regelmatig, voortschrijdend en op een gebruikersvriendelijke gestandaardiseerde wijze numerieke informatie over gecontracteerde en beschikbare lng-installatiecapaciteit, aardgasopslaginstallatiecapaciteit, waterstofopslaginstallatiecapaciteit en waterstofterminalcapaciteit.

    4.   Lng-systeembeheerders, aardgasopslagsysteembeheerders, waterstofterminalbeheerders en waterstofopslagbeheerders maken de bij deze verordening vereiste informatie bekend op een zinvolle, kwantificeerbare, gemakkelijk toegankelijke en niet-discriminerende wijze.

    5.   Lng-systeembeheerders, aardgasopslagsysteembeheerders, waterstofterminalbeheerders en waterstofopslagbeheerders publiceren de hoeveelheid aardgas of waterstof in elke lng-installatie, aardgasopslaginstallatie, waterstofopslaginstallatie en waterstofterminal, of — als dit overeenkomt met de manier waarop de systeemgebruikers toegang wordt verleend — groep van opslaginstallaties, de in- en uitstroom en de beschikbare lng-installatiecapaciteit, aardgasopslaginstallatiecapaciteit, waterstofopslaginstallatiecapaciteit, en waterstofterminalcapaciteit. Dit geldt ook voor de installaties die van derdentoegang vrijgesteld zijn. De informatie wordt ook verstrekt aan de transmissiesysteembeheerder of aan de waterstofnetbeheerder voor waterstofopslag en -terminals, die deze in geaggregeerde vorm voor elk systeem of subsysteem op basis van de relevante punten publiceert. De informatie wordt ten minste dagelijks geactualiseerd.

    Indien een gebruiker van een aardgas- of waterstofopslaginstallatie de enige gebruiker van een aardgasopslaginstallatie of waterstofopslaginstallatie is, kan de aardgas- of waterstofopslagsysteemgebruiker bij de regulerende instantie een met redenen omkleed verzoek om vertrouwelijke behandeling van de in de eerste alinea bedoelde informatie indienen. Indien de regulerende instantie concludeert dat het verzoek gegrond is, rekening houdend met name met de noodzaak om het belang van de opslaggebruiker bij de rechtmatige bescherming van zijn zakengeheimen waarvan de bekendmaking zijn algehele handelsstrategie zou schaden, af te wegen tegen de doelstelling om concurrerende interne markten voor aardgas en waterstof tot stand te brengen, kan zij de aardgas- of waterstofopslagsysteembeheerder toestaan om de in de eerste alinea genoemde informatie gedurende ten hoogste een jaar niet bekend te maken.

    De tweede alinea laat de in de eerste alinea genoemde verplichtingen onverlet, tenzij de geaggregeerde gegevens identiek zijn met de afzonderlijke aardgas- of waterstofopslagsysteemgegevens waarvoor de regulerende instantie de niet-bekendmaking heeft toegestaan.

    6.   Om te zorgen voor transparante, objectieve en niet-discriminerende tarieven en om een efficiënt gebruik van de infrastructuurvoorzieningen te bevorderen publiceren de lng-systeembeheerders, aardgasopslagsysteembeheerders, waterstofterminalbeheerders en waterstofopslagbeheerders of de betreffende regulerende instanties voldoende gedetailleerde informatie over tariefafwijkingen, methodologieën en tariefstructuren voor infrastructuur onder gereguleerde derdentoegang. Lng-installaties die een ontheffing is verleend op grond van artikel 78 van deze verordening, artikel 22 van Richtlijn 2003/55/EG en artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG, en aardgasopslagsysteembeheerders krachtens het onderhandelde stelsel van derdentoegang publiceren tarieven voor infrastructuur om een voldoende mate van transparantie te waarborgen.

    Lng-systeembeheerders en aardgasopslagsysteembeheerders publiceren elk op transparante, continue en gebruikersvriendelijke wijze de op grond van dit artikel vereiste informatie op één Europees platform dat door die beheerders wordt beheerd.

    Artikel 35

    Bijhouden van gegevens door systeembeheerders

    Transmissiesysteembeheerders, aardgasopslagsysteembeheerders en lng-systeembeheerders houden vijf jaar lang alle in de artikelen 33 en 34 en in bijlage I, punt 3, bedoelde informatie ter beschikking van de nationale autoriteiten, waaronder de regulerende instanties en de nationale mededingingsautoriteiten, en de Commissie.

    Afdeling 4

    Distributiesysteemexploitatie

    Artikel 36

    Vaste capaciteit voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas aan het distributiesysteem

    1.   Distributiesysteembeheerders waarborgen vaste capaciteit voor de toegang van met hun net verbonden productiefaciliteiten van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas. Daartoe ontwikkelen de transmissiesysteembeheerders, in onderlinge samenwerking en in samenwerking met de distributiesysteembeheerders, de procedures en voorwaarden, inclusief investeringen, om tweerichtingsstromen van het distributienet naar het transmissienet te waarborgen. Grote investeringen in het aardgastransmissienet die voortvloeien uit de behoefte aan extra capaciteit in het distributienet, worden weerspiegeld in het tienjarige netontwikkelingsplan overeenkomstig artikel 55, lid 2, punt a), van Richtlijn (EU) 2024/1788.

    2.   Lid 1 laat de mogelijkheid voor distributiesysteembeheerders onverlet om alternatieven voor tweerichtingsstroominvesteringen te ontwikkelen, zoals oplossingen op het gebied van slimme netwerken of aansluiting op andere netbeheerders. Vaste toegang tot capaciteit mag worden beperkt om capaciteit met operationele beperkingen aan te bieden, met het oog op economische veiligheid en economische efficiëntie van de infrastructuur. De regulerende instantie zorgt ervoor dat beperkingen van de vaste capaciteit of operationele beperkingen door distributiesysteembeheerders worden ingevoerd op basis van transparante en niet-discriminerende procedures en geen onnodige belemmeringen voor markttoegang opwerpen. Wanneer de productiefaciliteit de kosten draagt om vaste capaciteit te waarborgen, gelden er geen beperkingen.

    Artikel 37

    Samenwerking tussen distributiesysteembeheerders en transmissiesysteembeheerders

    Distributiesysteembeheerders werken onderling en met andere distributiesysteembeheerders en transmissiesysteembeheerders samen ter coördinatie van het onderhoud en de systeemontwikkeling, van nieuwe aansluitingen, van buitenbedrijfstelling en van de systeemexploitatie om systeemintegriteit te waarborgen, teneinde de capaciteit te maximaliseren en het verbruik van brandstofgas te minimaliseren.

    Artikel 38

    Transparantievereisten voor distributiesysteembeheerders

    Wanneer distributiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het gaskwaliteitsbeheer in hun netten, publiceren zij nadere informatie over de kwaliteit van het in hun netten getransporteerde aardgas, wat wellicht van invloed kan zijn op de netgebruikers, op grond van de artikelen 16 en 17 van Verordening (EU) 2015/703.

    Artikel 39

    Europese entiteit van distributiesysteembeheerders

    Distributiesysteembeheerders die een aardgassysteem exploiteren, moeten, en waterstofdistributienetbeheerders die een waterstofnet exploiteren, mogen, samenwerken op Unieniveau door middel van de EU DSB-entiteit met de bedoeling de voltooiing en de goede werking van de interne markt voor aardgas en een optimaal beheer, samen te werken bij de ontwikkeling van de waterstofmarkt en de gecoördineerde werking van distributie- en transmissiesystemen te bevorderen.

    Geregistreerde leden mogen rechtstreeks deelnemen aan de EU DSB-entiteit of zich laten vertegenwoordigen door een door een lidstaat aangeduide nationale organisatie of door een vereniging op Unieniveau.

    De kosten die verband houden met de activiteiten van de EU DSB-entiteit, worden gedragen door de distributiesysteembeheerders en waterstofdistributienetbeheerders die geregistreerd lid zijn, en worden in aanmerking genomen bij de berekening van tarieven. De regulerende instanties keuren kosten goed op voorwaarde dat zij redelijk en evenredig zijn en verstrekken een motivering wanneer zij niet worden goedgekeurd.

    Artikel 40

    Wijzigingen van de voornaamste regels en procedures voor de EU DSB-entiteit

    1.   De voornaamste regels en procedures voor de EU DSB-entiteit op grond van artikel 54 van Verordening (EU) 2019/943 zijn ook van toepassing op distributiesysteembeheerders die een aardgassysteem exploiteren en waterstofdistributienetbeheerders.

    2.   De in artikel 54, lid 2, punt f), van Verordening (EU) 2019/943 bedoelde strategische adviesraad bestaat ook uit vertegenwoordigers van organisaties die Europese distributiesysteembeheerders vertegenwoordigen die een aardgassysteem exploiteren of Europese waterstofdistributienetbeheerders.

    3.   Uiterlijk op 5 augustus 2025 dient de EU DSB-entiteit bij de Commissie en ACER de bijgewerkte ontwerpstatuten in, met inbegrip van een gedragscode, een lijst van geregistreerde leden, het bijgewerkte ontwerpreglement van orde, met onder meer de procedurevoorschriften voor de raadpleging van het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en andere belanghebbenden, en bijgewerkte financieringsvoorschriften.

    Het bijgewerkte ontwerpreglement van orde van de EU DSB-entiteit verzekert een billijke en evenwichtige vertegenwoordiging van alle deelnemende distributiesysteembeheerders, inclusief distributiesysteembeheerders die een aardgassysteem bezitten of exploiteren, en van waterstofdistributienetbeheerders.

    4.   Binnen vier maanden na ontvangst van de op grond van lid 3 ingediende stukken brengt ACER, na raadpleging van organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen en in het bijzonder van de distributiesysteemgebruikers, met inbegrip van afnemers, aan de Commissie advies uit.

    5.   Binnen drie maanden na ontvangst van het advies van ACER, brengt de Commissie, rekening houdend met het in lid 4 bedoelde advies van ACER, advies uit over de op grond van lid 3 ingediende stukken.

    6.   Binnen drie maanden na ontvangst van het positieve advies van de Commissie gaan de distributiesysteembeheerders over tot de vaststelling en publicatie van de bijgewerkte versie van de statuten, het reglement van orde en de financieringsvoorschriften van de EU DSB-entiteit.

    7.   De in lid 3 genoemde stukken worden aan de Commissie en ACER verstrekt wanneer er veranderingen aan deze stukken hebben plaatsgevonden of indien een van hen een gemotiveerd verzoek indient. De Commissie en ACER kunnen overeenkomstig het in de leden 3, 4 en 5 vastgestelde proces een advies uitbrengen.

    Artikel 41

    Aanvullende taken van de EU DSB-entiteit

    1.   De EU DSB-entiteit vervult de in artikel 55, lid 1, punten a) tot en met e), van Verordening (EU) 2019/943 genoemde taken en voert de in artikel 55, lid 2, punten c), d) en e), van die verordening genoemde werkzaamheden uit, ook ten aanzien van distributiesystemen voor aardgas- of waterstofdistributienetten.

    2.   Naast de in artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) 2019/943 genoemde taken neemt de EU DSB-entiteit deel aan de ontwikkeling van netcodes die relevant zijn voor de exploitatie en de planning van distributienetten en de gecoördineerde werking van de transmissie- en distributienetten krachtens deze verordening en bijdragen tot de beperking van vluchtige methaanemissies uit het aardgassysteem.

    Bij haar deelname aan de ontwikkeling van netcodes op grond van artikel 71 van deze verordening leeft de EU DSB-entiteit de raadplegingsvereisten die zijn vastgelegd in artikel 56 van Verordening (EU) 2019/943 na.

    3.   Naast de in artikel 55, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943 vermelde werkzaamheden moet de EU DSB-entiteit:

    a)

    samenwerken met het ENTSB voor gas en het ENNOH wat betreft het toezicht op en de tenuitvoerlegging van de op grond van deze verordening vastgestelde netcodes en richtsnoeren die relevant zijn voor het beheer en de planning van distributienetten voor aardgas en waterstof en de gecoördineerde werking van de transmissie- en distributienetten en de waterstoftransmissie- en distributienetten;

    b)

    samenwerken met het ENTSB voor gas en het ENNOH en beste praktijken vaststellen betreffende de gecoördineerde werking en de gecoördineerde planning van transmissie- en distributiesystemen en waterstoftransmissie- en distributienetten, inclusief aangelegenheden als de uitwisseling van gegevens tussen beheerders en de coördinatie van verspreide energiehulpbronnen;

    c)

    werkzaamheden verrichten inzake het aanduiden van beste praktijken voor de uitvoering van de resultaten van de beoordeling krachtens artikel 23, lid 1 ter, van Richtlijn (EU) 2018/2001 en artikel 25 van Richtlijn (EU) 2023/1791, en voor de samenwerking tussen beheerders van elektriciteitdistributiesystemen, aardgasdistributiesystemen, waterstofdistributienetten en stadsverwarming en -koelingssystemen, inclusief voor de beoordeling krachtens artikel 24, lid 8, van Richtlijn (EU) 2018/2001, met inbegrip van aanbevelingen voor de passende plaatsing van elektrolyse-installaties met het oog op het garanderen van het gebruik van afvalwarmte in een stadsverwarmingsnet.

    4.   De EU DSB-entiteit levert input aan het ENTSB voor gas voor zijn verslaglegging over gaskwaliteit met betrekking tot de distributiesystemen waar distributiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het beheer van de gaskwaliteit, als bedoeld in artikel 26, lid 3.

    5.   De EU DSB-entiteit levert input aan het ENNOH voor het op grond van artikel 59, lid 1, punt j), van deze verordening vast te stellen toezichtsverslag met betrekking tot de waterstofkwaliteit met betrekking tot de waterstofdistributienetten indien waterstofdistributienetbeheerders verantwoordelijk zijn voor het beheer van de waterstofkwaliteit, op grond van artikel 50 van Richtlijn (EU) 2024/1788.

    Afdeling 5

    Vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas, en mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof

    Artikel 42

    Mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas

    De Commissie stelt een mechanisme in voor vrijwillige vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas op grond van de artikelen 43 tot en met 49.

    Artikel 43

    Contract met een dienstverlener

    1.   In afwijking van artikel 176 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan de Commissie via de betreffende aanbestedingsprocedures op grond van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 contracten sluiten met een of meer in de Unie gevestigde entiteiten, teneinde de in artikel 42 van deze verordening genoemde doelstelling te verwezenlijken.

    2.   Wanneer de Commissie een dienstverlener selecteert, doet zij dit op basis van criteria die de integriteit van de interne markt waarborgen, de mededinging en de leveringszekerheid garanderen en voldoen aan artikel 44. De Commissie specificeert in het betreffende bestek de eisen die op de dienstverlener van toepassing zijn.

    Artikel 44

    Criteria voor de selectie van de dienstverlener

    1.   De dienstverlener wordt door de Commissie geselecteerd uit entiteiten die voldoen aan de volgende toelatingscriteria:

    a)

    de dienstverlener is gevestigd en heeft zijn operationele zetel op het grondgebied van een lidstaat;

    b)

    de dienstverlener en zijn onderaannemers zijn niet:

    i)

    onderworpen aan op grond van artikel 29 VEU en artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen van de Unie, bestaande uit een verbod om direct of indirect tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen of over te dragen of om aan hen financiering of financiële bijstand te verstrekken, of uit een bevriezing van tegoeden, of

    ii)

    direct of indirect eigendom of staan niet onder zeggenschap van, of handelen niet namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop dergelijke beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn.

    2.   Onverminderd andere zorgvuldigheidsverplichtingen, worden contractuele verplichtingen tussen de Commissie en dienstverleners vastgesteld om ervoor te zorgen dat de dienstverlener bij de uitvoering van zijn taken op grond van artikel 45 niet op directe of indirecte wijze tegoeden of economische middelen beschikbaar stelt van of ten behoeve van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die:

    a)

    onderworpen zijn aan op grond van artikel 29 VEU en artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen van de Unie, bestaande uit een verbod om direct of indirect tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen of over te dragen of om aan hen financiering of financiële bijstand te verstrekken, of uit een bevriezing van tegoeden, of

    b)

    direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop dergelijke beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn.

    3.   De dienstverlener maakt geen deel uit van een verticaal geïntegreerd bedrijf, met uitzondering van een entiteit die is ontvlochten in de zin van hoofdstuk IX van Richtlijn (EU) 2024/1788.

    Artikel 45

    Taken van de dienstverlener

    1.   De dienstverlener organiseert de taken van vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas. Met name, maar niet uitsluitend, mag de dienstverlener de volgende elementen uitvoeren:

    a)

    beoordeling en bundeling van de vraag van aardgasbedrijven en aardgasverbruikende ondernemingen;

    b)

    inzameling van aanbiedingen van aardgasleveranciers of -producenten om dergelijke aanbiedingen af te stemmen op de gebundelde vraag;

    c)

    toewijzing van leveringsaanbiedingen aan deelnemers aan de vraagbundeling, rekening houdend met een evenredige verdeling tussen kleinere en grotere deelnemers, afhankelijk van de ingediende vraagvolumes;

    d)

    alle bijbehorende ondersteunende diensten verlenen, met inbegrip van diensten om het sluiten van contracten voor de aankoop van aardgas te vergemakkelijken.

    Artikel 46

    Deelname aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas

    1.   Deelname aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas staat op niet-discriminerende basis open voor in de Unie gevestigde aardgasbedrijven en aardgasverbruikende ondernemingen. Dergelijke ondernemingen worden uitgesloten van deelname als leveranciers, producenten of aankopers, indien zij:

    a)

    onderworpen zijn aan door de Unie op grond van artikel 29 VEU en artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen, bestaande uit een verbod om direct of indirect tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen of over te dragen of om aan hen financiering of financiële bijstand te verstrekken, of uit een bevriezing van tegoeden, of

    b)

    direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop dergelijke beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn.

    2.   Er worden contractuele verplichtingen vastgesteld om ervoor te zorgen dat geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld van of ten behoeve van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die:

    a)

    onderworpen zijn aan door de Unie op grond van artikel 29 VEU en artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen, bestaande uit een verbod om direct of indirect tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen of over te dragen of om aan hen financiering of financiële bijstand te verstrekken, of uit een bevriezing van tegoeden, of

    b)

    direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop dergelijke beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn.

    3.   Aardgasbedrijven en aardgasverbruikende ondernemingen die in landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap zijn gevestigd, kunnen deelnemen aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas op voorwaarde dat de nodige maatregelen of regelingen zijn getroffen die hun deelname aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas op grond van deze afdeling mogelijk maken.

    4.   Aardgasbedrijven en aardgasverbruikende ondernemingen die deelnemen aan vraagbundeling kunnen, op transparante wijze, elementen van de voorwaarden van het aankoopcontract coördineren of gebruikmaken van gezamenlijke aankoopcontracten om betere voorwaarden te bedingen bij hun leveranciers, mits zij voldoen aan het Unierecht, met inbegrip van het mededingingsrecht van de Unie, en met name de artikelen 101 en 102 VWEU.

    5.   Deelnemers aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas brengen aan de Commissie of de betrokken dienstverlener, naargelang het geval, verslag uit over de volgende elementen van de gesloten contracten:

    a)

    volume,

    b)

    tegenpartijen,

    c)

    de duur.

    6.   Deelnemers aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas kunnen verslag uitbrengen aan de Commissie of de betrokken dienstverlener, naargelang het geval, indien matching en aanbesteding niet hebben geleid tot het sluiten van een leveringscontract.

    7.   De ontvanger van de op grond van de leden 5 en 6 gemelde informatie garandeert dat de toegang tot vertrouwelijke informatie strikt beperkt blijft tot de dienstverlener en de Commissiediensten die absoluut over deze informatie moeten kunnen beschikken. Deze informatie wordt met de nodige vertrouwelijkheid behandeld.

    Artikel 47

    Tijdelijke beperking van de deelname aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas

    1.   Om de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en van haar lidstaten te beschermen en de leveringszekerheid veilig te stellen, worden aardgasleveringen afkomstig uit, en lng-leveringen van lng-installaties in, de Russische Federatie of Belarus tot 31 december 2025 niet via het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas aangeboden.

    2.   De in lid 1 bedoelde uitsluiting is van toepassing op alle lng-leveringen vanuit een lng-installatie in de Russische Federatie of Belarus en op alle aardgasleveringen die de lidstaten of landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap via de volgende entrypunten binnenkomen:

    a)

    Greifswald,

    b)

    Lubmin II,

    c)

    Imatra,

    d)

    Narva,

    e)

    Värska,

    f)

    Luhamaa,

    g)

    Šakiai,

    h)

    Kotlovka,

    i)

    Kondratki,

    j)

    Wysokoje,

    k)

    Tieterowka,

    l)

    Mozyr,

    m)

    Kobryń,

    n)

    Sudzha (RU)/(UA),

    o)

    Belgorod (RU)/(UA),

    p)

    Valuyki (RU)/(UA),

    q)

    Serebryanka (RU)/(UA),

    r)

    Pisarevka (RU)/(UA),

    s)

    Sokhranovka (RU)/(UA),

    t)

    Prokhorovka (RU)/(UA),

    u)

    Platovo (RU)/(UA),

    v)

    Strandzha 2 (BG)/Malkoclar (TR).

    Artikel 48

    Mogelijkheid tot beperking van de deelname aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas

    1.   Vanaf 1 januari 2026 kan de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling besluiten dat aardgas afkomstig uit, of lng-leveringen van lng-installaties in, de Russische Federatie of Belarus tijdelijk wordt uitgesloten van de deelname aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas, indien dat nodig is om de essentiële veiligheidsbelangen of de leveringszekerheid van de Unie of van een lidstaat te beschermen, mits dergelijke maatregelen:

    a)

    de goede werking van de interne markt voor aardgas en de grensoverschrijdende aardgasstromen tussen lidstaten niet onnodig verstoren en de leveringszekerheid van de Unie of een lidstaat niet ondermijnen;

    b)

    het energiesolidariteitsbeginsel eerbiedigen;

    c)

    worden genomen in overeenstemming met de rechten en verplichtingen van de Unie of de lidstaten ten aanzien van derde landen.

    2.   Ruim vóór de eerste aanbestedingsronde in 2026 beoordeelt de Commissie of aan alle voorwaarden van lid 1 is voldaan, teneinde een besluit te kunnen nemen over eventuele maatregelen als bedoeld in dat lid. Een dergelijk besluit is geldig voor een periode van ten hoogste één jaar en kan indien gerechtvaardigd worden verlengd.

    De Commissie beoordeelt voortdurend of aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan en houdt het Europees Parlement en de Raad naar behoren op de hoogte van haar beoordelingen, met inbegrip van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde beoordeling.

    3.   Rekening houdend met de noodzaak om de leveringszekerheid van de Unie te waarborgen, kunnen de door de Commissie op grond van lid 1 genomen maatregelen tot doel hebben leveringen van aardgas of lng te diversifiëren teneinde de afhankelijkheid van Russisch aardgas te verminderen, indien kan worden aangetoond dat dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn om de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en die van de lidstaten te beschermen.

    4.   Besluiten als bedoeld in lid 1 bevatten een lijst van:

    a)

    alle entrypunten vanuit de Russische Federatie, Belarus of andere derde landen die als doorvoerland dienen en die niet worden gebruikt voor de aanvoer van aardgasleveringen die onderworpen zijn aan vraagbundeling en gezamenlijke aankoop, en

    b)

    alle lng-installaties in de Russische Federatie of Belarus.

    Aardgasleveranciers of -producenten die deelnemen aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas verschaffen zekerheid over de naleving van artikel 47 en de op grond van lid 1 van dit artikel vastgestelde besluiten.

    5.   De Commissie neemt passende maatregelen om de doeltreffende toepassing van dit artikel en van artikel 47 te waarborgen en kan van aardgasleveranciers of -producenten die deelnemen aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas alle nodige informatie vereisen om haar bij te staan bij die taak, met inbegrip van het verstrekken van de desbetreffende leveringsdocumenten aan de aankopers, indien dit technisch haalbaar is.

    Artikel 49

    Stuurgroep

    1.   Om de coördinatie en informatie-uitwisseling met betrekking tot het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas te vergemakkelijken, wordt de Commissie bijgestaan door een stuurgroep.

    2.   De stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en een vertegenwoordiger van de Commissie. De deelname van de lidstaten is vrijwillig en hangt met name af van de agenda van de bijeenkomsten van de stuurgroep. De vertegenwoordigers van de landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap kunnen op uitnodiging van de Commissie aan de stuurgroep deelnemen voor aangelegenheden van wederzijds belang. De stuurgroep wordt voorgezeten door de Commissie.

    Artikel 50

    Garanties

    De lidstaten kunnen ten aanzien van op hun grondgebied gevestigde deelnemers of andere relevante belanghebbenden liquiditeitssteun, met inbegrip van garanties, verstrekken aan deelnemers aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas, in voorkomend geval in overeenstemming met de staatssteunregels, met name wanneer de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat een van de in artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1938 bedoelde crisisniveaus heeft afgekondigd.

    Artikel 51

    Verslaglegging

    De Commissie brengt regelmatig verslag uit aan de stuurgroep en dient bij het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag in over de werking van het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas.

    De in het verslag opgenomen informatie omvat ten minste het volgende:

    a)

    informatie over het aantal aardgasbedrijven dat deelneemt aan het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas en de daarbij betrokken aardgasvolumes;

    b)

    informatie over het aantal gesloten contracten en de resulterende volumes aardgas die respectievelijk zijn overeengekomen en geleverd aan de Unie;

    c)

    een beschrijving van de toepasselijke regels in aanbestedingsrondes voor deelnemers aan vraagbundeling en aardgasleveranciers of -producenten;

    d)

    een overzicht van de totale kosten van het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas, met inbegrip van de kosten voor de dienstverlener;

    e)

    elke belangrijke ontwikkeling in de werking van het mechanisme voor vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van aardgas.

    Artikel 52

    Mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof

    1.   De Commissie kan een mechanisme instellen ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof, met inbegrip van de in lid 2 genoemde elementen die moeten worden uitgevoerd in het kader van de activiteiten van de Europese waterstofbank. Dat vrijwillige mechanisme kan tot en met 31 december 2029 van kracht zijn.

    2.   De Commissie kan met analoge toepassing van de in de artikelen 43 en 44 bepaalde procedure met de betreffende dienstverlener een contract sluiten voor de uitvoering van, met name, maar niet uitsluitend, de volgende elementen:

    a)

    verzameling en verwerking van marktgegevens over bijvoorbeeld de beschikbaarheid van infrastructuur of de ontwikkeling van stromen en prijzen van waterstof, om de transparantie van de marktontwikkeling van waterstof te vergroten;

    b)

    verzameling en beoordeling van de vraag van onttrekkers;

    c)

    inzameling van aanbiedingen voor waterstof van leveranciers;

    d)

    toegang tot relevante en noodzakelijke informatie die op grond van dit lid is verzameld voor leveranciers en onttrekkers, mits zij daarmee instemmen en op grond van de mededingingsregels van de Unie.

    3.   Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in deze verordening vastgestelde decarbonisatiedoelstellingen, kunnen de lidstaten zorgen voor liquiditeitssteun, met inbegrip van garanties, voor waterstof in het kader van de activiteiten van de Europese waterstofbank en in overeenstemming met de regels inzake staatssteun, voor zover van toepassing.

    4.   De coördinatie en informatie-uitwisseling met betrekking tot het in lid 1 bedoelde mechanisme kan worden vergemakkelijkt door de desbetreffende coördinatiegroep, los van de deskundigengroepen inzake aardgas.

    In het geval van waterstof wordt een dergelijke coördinatiegroep opgericht en voert zij haar activiteiten uit in het kader van die van de Europese waterstofbank.

    5.   Vóór het verstrijken van het in lid 1 bedoelde mechanisme, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met haar beoordeling van dat mechanisme. De Commissie beoordeelt met name de bijdrage van dat mechanisme aan de ontwikkeling van de waterstofmarkt in de Unie.

    In voorkomend geval kan die beoordeling vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel om een mechanisme te ontwikkelen voor vrijwillige vraagbundeling en de gezamenlijke aankoop van waterstof.

    Artikel 53

    Deelname aan het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof

    1.   Deelname aan het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof staat op niet-discriminerende basis open voor in de Unie gevestigde waterstofbedrijven en waterstofverbruikende ondernemingen. Dergelijke ondernemingen worden uitgesloten van deelname als leveranciers en onttrekkers, indien zij:

    a)

    onderworpen zijn aan op grond van artikel 29 VEU en artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen van de Unie, bestaande uit een verbod om direct of indirect tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen of over te dragen of om aan hen financiering of financiële bijstand te verstrekken, of uit een bevriezing van tegoeden, of

    b)

    direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop dergelijke beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn.

    2.   Er worden contractuele verplichtingen vastgesteld om ervoor te zorgen dat geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld van of ten behoeve van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die:

    a)

    onderworpen zijn aan op grond van artikel 29 VEU en artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen van de Unie, bestaande uit een verbod om direct of indirect tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen of over te dragen of om aan hen financiering of financiële bijstand te verstrekken, of uit een bevriezing van tegoeden, of

    b)

    direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop dergelijke beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn.

    3.   Waterstofbedrijven en waterstofverbruikende ondernemingen die in landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap zijn gevestigd, kunnen deelnemen aan het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof op voorwaarde dat de nodige maatregelen of regelingen zijn getroffen die hun deelname aan het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof op grond van dit artikel en de artikelen 52 en 54 mogelijk maken.

    Artikel 54

    Mogelijkheid tot beperking van de deelname aan het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof

    1.   De Commissie kan door middel van een uitvoeringshandeling besluiten dat aanbiedingen van waterstofleveringen afkomstig uit de Russische Federatie of Belarus tijdelijk wordt uitgesloten van de inzameling via het mechanisme ter ondersteuning van de marktontwikkeling van waterstof, indien dat nodig is om de essentiële veiligheidsbelangen of de leveringszekerheid van de Unie of van een lidstaat te beschermen, mits dergelijke maatregelen:

    a)

    de goede werking van de interne markt voor waterstof niet onnodig verstoren en de leveringszekerheid van de Unie of een lidstaat niet ondermijnen;

    b)

    het energiesolidariteitsbeginsel eerbiedigen;

    c)

    worden genomen in overeenstemming met de rechten en verplichtingen van de Unie of de lidstaten ten aanzien van derde landen.

    2.   Ruim vóór de eerste inzameling van aanbiedingen beoordeelt de Commissie of aan alle voorwaarden van lid 1 is voldaan, teneinde een besluit te kunnen nemen over eventuele maatregelen als bedoeld in dat lid. Een dergelijk besluit is geldig voor een periode van ten hoogste één jaar en kan indien gerechtvaardigd worden verlengd.

    De Commissie beoordeelt voortdurend of aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan en houdt het Europees Parlement en de Raad naar behoren op de hoogte van haar beoordelingen, met inbegrip van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde beoordeling.

    3.   De Commissie neemt passende maatregelen om de doeltreffende toepassing van dit artikel te waarborgen.

    HOOFDSTUK III

    REGELS BETREFFENDE DE WATERSTOFNETTEN

    Artikel 55

    Grensoverschrijdende coördinatie met betrekking tot waterstofkwaliteit

    1.   Waterstoftransmissienetbeheerders werken samen om beperkingen van de grensoverschrijdende waterstofstromen ten gevolge van waterstofkwaliteitsverschillen te voorkomen, teneinde te voldoen aan de kwaliteitseisen van verschillende toepassingen voor eindgebruik overeenkomstig de toepasselijke waterstofkwaliteitsnormen.

    2.   Wanneer een beperking van de grensoverschrijdende stromen ten gevolge van waterstofkwaliteitsverschillen door de betrokken waterstoftransmissienetbeheerders bij hun normale exploitatie niet kan worden vermeden, lichten zij de betreffende regulerende instanties onverwijld in. De informatie omvat een beschrijving van en de motivering voor reeds door de waterstoftransmissienetbeheerders getroffen maatregelen.

    3.   De betreffende regulerende instanties bereiken, binnen zes maanden na ontvangst van de in lid 2 bedoelde informatie, gezamenlijk overeenstemming of zij de beperking erkennen.

    4.   Indien de betreffende regulerende instanties de beperking erkennen op grond van lid 3, verzoeken zij de betrokken waterstoftransmissienetbeheerders, binnen een tijdsbestek van twaalf maanden vanaf de in dat lid bedoelde erkenning, successievelijk de volgende maatregelen te treffen:

    a)

    samenwerking en uitwerking van technisch haalbare opties met als doel een einde te maken aan de erkende beperking;

    b)

    gezamenlijke uitvoering van een kosten-batenanalyse inzake de technisch haalbare opties, met als doel in economische zin doeltreffende oplossingen uit te werken met daarbij een uitsplitsing van de kosten en baten onder de categorieën van betrokken partijen;

    c)

    opstelling van een raming van de uitvoeringstijd van elke potentiële optie;

    d)

    uitvoering van een openbare raadpleging over de geïdentificeerde haalbare oplossingen, en vervolgens rekening houden met de resultaten van die raadpleging;

    e)

    indiening van een gezamenlijk voorstel, op basis van de kosten-batenanalyse en de resultaten van de openbare raadpleging, voor een oplossing om een einde te maken aan de erkende beperking, met inbegrip van een tijdschema voor de uitvoering ervan, bij hun betreffende regulerende instanties met het oog op goedkeuring en bij de andere bevoegde nationale instanties van elke betrokken lidstaat ter informatie.

    5.   Wanneer de betrokken waterstoftransmissienetbeheerders geen overeenstemming over een oplossing bereiken over de indiening van een gezamenlijk voorstel op grond van lid 4, punt e), stelt elke waterstoftransmissienetbeheerder zijn regulerende instantie daarvan onverwijld in kennis.

    6.   De betreffende regulerende instanties nemen binnen zes maanden na ontvangst van de in lid 5 van dit artikel bedoelde informatie, overeenkomstig artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942, een gezamenlijk gecoördineerd besluit om een einde te maken aan de erkende beperking, met inachtneming van de door de betrokken waterstoftransmissienetbeheerders uitgevoerde kosten-batenanalyse en de resultaten van de op grond van lid 4, punt d), van dit artikel uitgevoerde openbare raadpleging.

    7.   Het in lid 6 bedoelde gezamenlijk gecoördineerd besluit van de betreffende regulerende instanties omvat een besluit over de toerekening van de door elke waterstoftransmissienetbeheerder te dragen investeringskosten voor de uitvoering van de overeengekomen oplossing, alsook de opname ervan in de tarieven na 1 januari 2033, met inachtneming van de economische, maatschappelijke en milieukosten en -baten van de oplossing in de betrokken lidstaten.

    8.   ACER kan aanbevelingen doen aan de regulerende instanties over de nadere bijzonderheden van de in lid 7 bedoelde kostentoerekeningsbesluiten.

    9.   Wanneer de betreffende regulerende instanties niet tot de in lid 3 van dit artikel bedoelde overeenstemming kunnen komen, neemt ACER een besluit betreffende de beperking, overeenkomstig artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942. Indien ACER de beperking erkent, verzoekt het de betrokken waterstoftransmissienetbeheerders binnen een tijdsbestek van twaalf maanden successievelijk de in lid 4 van dit artikel bedoelde maatregelen te treffen.

    10.   Indien de betreffende regulerende instanties niet een in de leden 6 en 7 van dit artikel bedoeld gezamenlijk gecoördineerd besluit kunnen nemen, neemt ACER een besluit betreffende de oplossing om een einde te maken aan de erkende beperking en betreffende de toerekening van de investeringskosten die worden gedragen door de waterstoftransmissienetbeheerder voor de uitvoering van de overeengekomen oplossing, overeenkomstig artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942.

    11.   Nadere bijzonderheden over de uitvoering van dit artikel, inclusief bijzonderheden over een gemeenschappelijke bindende specificatie van waterstofkwaliteit voor grensoverschrijdende waterstofinterconnectoren, kosten-batenanalyses voor de verwijdering van grensoverschrijdende stroombeperkingen ten gevolge van waterstofkwaliteitsverschillen, interoperabiliteitsvoorschriften voor grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur, inclusief interconnectieovereenkomsten, eenheden, gegevensuitwisseling, en communicatie- en informatieverstrekking onder de relevante marktdeelnemers, worden in een op grond van artikel 72, lid 1, punt b), opgestelde netcode vastgesteld.

    Artikel 56

    Samenwerking tussen waterstofdistributienetbeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders

    Waterstofdistributienetbeheerders werken onderling en met waterstoftransmissienetbeheerders samen ter coördinatie van het onderhoud, de ontwikkeling van het waterstofnet, nieuwe aansluitingen, de buitengebruikstelling en de exploitatie van het waterstofsysteem om de integriteit van het waterstofsysteem te waarborgen, teneinde de capaciteit ervan te maximaliseren en het verbruik voor de werking van het waterstofsysteem te minimaliseren.

    Artikel 57

    Europees netwerk van waterstofnetbeheerders

    1.   Waterstoftransmissienetbeheerders werken samen op Unieniveau via het ENNOH, met de bedoeling de ontwikkeling en goede werking van de interne markt voor waterstof en de grensoverschrijdende handel te bevorderen en het optimale beheer, de gecoördineerde werking en de deugdelijke technische ontwikkeling van het Europees waterstoftransmissienet te garanderen.

    2.   Het ENNOH werkt nauw samen met het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas om synergieën in kaart te brengen en systeemintegratie voor alle energiedragers te bevorderen teneinde de algehele efficiëntie van het energiesysteem te faciliteren.

    3.   Het ENNOH bestaat uit waterstoftransmissienetbeheerders die op grond van artikel 71 van Richtlijn (EU) 2024/1788 zijn gecertificeerd.

    Waterstoftransmissienetbeheerders komen vanaf het begin van de door de regulerende instantie uitgevoerde certificeringsprocedure in aanmerking voor het lidmaatschap van het ENNOH, mits zij:

    a)

    vervolgens, binnen 24 maanden nadat zij lid zijn geworden van het ENNOH, positief worden gecertificeerd overeenkomstig artikel 14 van deze verordening en artikel 71 van Richtlijn (EU) 2024/1788, en

    b)

    binnen vier jaar nadat zij lid zijn geworden van het ENNOH ten minste een waterstofinfrastructuurproject met een definitief investeringsbesluit ontwikkelen.

    Het lidmaatschap van de waterstoftransmissienetbeheerders van het ENNOH vervalt indien het in de tweede alinea, punt a), bedoelde definitieve certificeringsbesluit niet wordt genomen binnen 24 maanden nadat zij lid zijn geworden van het ENNOH of indien het in de tweede alinea, punt b) bedoelde definitieve investeringsbesluit niet wordt genomen binnen vier jaar nadat zij lid zijn geworden van het ENNOH.

    4.   In afwijking van lid 3 van dit artikel komt een waterstoftransmissienetbeheerder die een afwijking van artikel 68 van Richtlijn (EU) 2024/1788 geniet, in aanmerking voor het lidmaatschap van het ENNOH mits de beheerder gevestigd is in een lidstaat waar geen andere waterstoftransmissienetbeheerder lid is van het ENNOH op grond van lid 3 van dit artikel. De lidstaten kunnen een dergelijke waterstoftransmissienetbeheerder voordragen en dienen dergelijke voordracht in bij het ENNOH, de Commissie en ACER. De voordracht kan te allen tijde door de lidstaten worden ingetrokken. Wanneer de waterstoftransmissienetbeheerder geen definitief investeringsbesluit heeft genomen over een waterstofinfrastructuurproject beheerder binnen vier jaar nadat hij lid is geworden van het ENNOH, vervalt het lidmaatschap van die beheerder.

    5.   Lidstaten die geen waterstoftransmissienetbeheerder hebben aangewezen maar die voornemens zijn een waterstoftransmissienet te ontwikkelen overeenkomstig hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, kunnen een entiteit voordragen als geassocieerde partner binnen het ENNOH. De betrokken lidstaat dient op grond van dit lid een voordracht in bij het ENNOH, de Commissie en ACER. Een dergelijke voordracht kan te allen tijde door de betrokken lidstaat worden ingetrokken. Die voordracht vervalt indien de in de betrokken lidstaat gevestigde waterstoftransmissienetbeheerder lid wordt van het ENNOH.

    6.   Het ENNOH handelt bij de uitvoering van zijn functies uit hoofde van het Unierecht in het belang van een goed werkende en geïntegreerde interne markt voor waterstof en draagt bij tot de efficiënte en duurzame verwezenlijking van de in het beleidskader voor klimaat en energie vastgelegde doelstellingen, en in het bijzonder tot de efficiënte integratie van uit hernieuwbare energiebronnen geproduceerde waterstof en tot verbetering van de energie-efficiëntie, met behoud van de zekerheid van het waterstofsysteem. Het ENNOH beschikt over voldoende personele en financiële middelen om zijn taken uit te voeren.

    7.   De waterstoftransmissienetbeheerders dienen uiterlijk op 1 september 2024 bij de Commissie en ACER de ontwerpstatuten, een ledenlijst en het ontwerpreglement van orde, met inbegrip van de procedurevoorschriften voor de raadpleging van belanghebbenden, van het op te richten ENNOH in.

    8.   De waterstoftransmissienetbeheerders dienen bij de Commissie en ACER ontwerpamendementen op de statuten, de ledenlijst of het reglement van orde van het ENNOH in.

    9.   Binnen vier maanden na ontvangst van de in lid 7 bedoelde ontwerpen en de in lid 8 bedoelde ontwerpamendementen op de statuten, de ledenlijst of het reglement van orde brengt ACER, na raadpleging van de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen, en in het bijzonder de waterstofsysteemgebruikers, inclusief afnemers, aan de Commissie advies uit over die ontwerpen en die ontwerpamendementen op de statuten, de ledenlijst en het reglement van orde.

    10.   Rekening houdend met het in lid 9 bedoelde advies van ACER brengt de Commissie binnen drie maanden na de datum van ontvangst van dat advies een advies uit over de ontwerpen en de ontwerpamendementen op de statuten, de ledenlijst en het reglement van orde.

    11.   Binnen drie maanden na ontvangst van het positieve advies van de Commissie gaan de waterstoftransmissienetbeheerders over tot de vaststelling en publicatie van de statuten, de ledenlijst en het reglement van orde van het ENNOH.

    12.   De in lid 7 bedoelde documenten worden aan de Commissie en ACER voorgelegd indien daarin veranderingen worden aangebracht of indien de Commissie of ACER daartoe een met redenen omkleed verzoek indient. De Commissie en ACER brengen hun adviezen uit overeenkomstig de leden 9, 10 en 11.

    Artikel 58

    Overgang naar het ENNOH

    Totdat het ENNOH is opgericht, is het ENTSB voor gas verantwoordelijk voor de ontwikkeling van Uniebrede netontwikkelingsplannen voor aardgas en waterstof als bedoeld in de artikelen 32 en 60. Bij de uitvoering van die taak waarborgt het ENTSB voor gas de doeltreffende raadpleging en inclusie van alle marktdeelnemers, ook waterstofdeelnemers.

    Artikel 59

    Taken van het ENNOH

    1.   Het ENNOH heeft de volgende taken:

    a)

    het ontwikkelt op de in artikel 72 vermelde terreinen netcodes om de in artikel 57 genoemde doelstellingen te verwezenlijken;

    b)

    het ontwikkelt samen met het ENTSB voor gas de in artikel 72, lid 1, punt f), bedoelde netcodes;

    c)

    het gaat eens in de twee jaar over tot de vaststelling en publicatie van een niet-bindend, tienjarig Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof bedoeld in artikel 60 (hierna “het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof”), dat tevens een prognose voor de toereikendheid van de Europese levering omvat;

    d)

    het werkt samen met het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en de EU-DSB-entiteit;

    e)

    het ontwikkelt aanbevelingen voor waterstoftransmissienetbeheerders inzake hun technische samenwerking met waterstofdistributienetbeheerders en met transmissie- en distributiesysteembeheerders in de Unie;

    f)

    het ontwikkelt aanbevelingen inzake de coördinatie van technische samenwerking tussen waterstofnetbeheerders uit de Unie en waterstofnetbeheerders uit derden landen;

    g)

    het stelt een jaarlijks werkprogramma vast;

    h)

    het stelt een jaarverslag op;

    i)

    het voorziet in een jaarlijkse prognose voor de levering van waterstof voor de lidstaten waar waterstof wordt gebruikt voor de opwekking van elektriciteit;

    j)

    het stelt uiterlijk op 15 mei 2026 en vervolgens eens in de twee jaar een toezichtsverslag met betrekking tot de waterstofkwaliteit op, inclusief ontwikkelingen en ramingen voor de verwachte ontwikkeling van de waterstofkwaliteitsparameters, en informatie over gevallen met betrekking tot verschillen in waterstofkwaliteitsspecificaties en de manier waarop die gevallen zijn afgehandeld;

    k)

    het stimuleert cyberbeveiliging en gegevensbescherming in samenwerking met bevoegde instanties en gereguleerde entiteiten;

    l)

    het ontwikkelt en bevordert beste praktijken voor de opsporing, monitoring en beperking van waterstoflekken.

    2.   Het ENNOH houdt toezicht op en analyseert de toepassing van de netcodes en richtsnoeren die door de Commissie overeenkomstig de artikelen 72, 73 en 74 zijn vastgesteld, en het effect daarvan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften ter bevordering van de ontwikkeling en integratie van de waterstofmarkt. Het ENNOH brengt bij ACER verslag uit over zijn bevindingen en neemt de resultaten van de analyse op in het in lid 1, punt h), van dit artikel bedoelde jaarverslag.

    3.   Het ENNOH publiceert de notulen van zijn algemene vergaderingen, van de bijeenkomsten van het bestuur en van de bijeenkomsten van de comités en voorziet het publiek regelmatig van informatie over zijn besluitvorming en activiteiten.

    4.   Het in lid 1, punt g), bedoelde jaarlijkse werkprogramma bevat een lijst en een beschrijving van de op te stellen netcodes, een plan voor de coördinatie van het beheer van het waterstofnet, een lijst van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die moeten worden gerealiseerd in de loop van dat jaar, alsook een indicatief tijdschema.

    5.   Het ENNOH stelt alle informatie ter beschikking die ACER nodig heeft om zijn taken uit hoofde van artikel 64 te vervullen. Om het ENNOH in staat te stellen aan dat vereiste te voldoen, verstrekken de waterstoftransmissienetbeheerders de vereiste informatie aan het ENNOH.

    6.   Op verzoek van de Commissie geeft het ENNOH zijn zienswijze op de vaststelling van de in artikel 74 bedoelde richtsnoeren.

    Artikel 60

    Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof

    1.   Het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof bevat een modellering van het geïntegreerde waterstofnet, een scenario-ontwikkeling, een prognose voor de toereikendheid van de Europese levering en een beoordeling van de veerkracht van het systeem.

    Voor het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof geldt met name het volgende:

    a)

    het bouwt voort op de in artikel 55 van Richtlijn (EU) 2024/1788 en in hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2022/869 bepaalde nationale plannen voor de ontwikkeling van het waterstoftransmissienet;

    b)

    het berust, wat grensoverschrijdende interconnecties betreft, ook op de redelijke behoeften van verschillende netgebruikers, en bevat langetermijnverbintenissen van investeerders als bedoeld in artikel 55, lid 7, van Richtlijn (EU) 2024/1788, en

    c)

    het brengt in kaart waar sprake is van een tekort aan investeringen, met name met betrekking tot de nodige grensoverschrijdende capaciteit, voor de uitrol van de in punt 3 van bijlage I bij Verordening (EU) 2022/869 bedoelde prioritaire corridors voor waterstof en elektrolyse-installaties.

    Wat betreft de tweede alinea, punt c), kan bij het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof een evaluatie worden gevoegd van de belemmeringen voor de toename van de grensoverschrijdende capaciteit van het net als gevolg van verschillende goedkeuringsprocedures of -praktijken. Deze evaluatie kan in voorkomend geval vergezeld gaan van een alomvattend plan om deze belemmeringen weg te nemen en de uitrol van de prioritaire corridors voor waterstof en elektrolyse-installaties te bespoedigen.

    2.   ACER brengt in voorkomend geval een advies uit over de nationale plannen voor de ontwikkeling van het waterstoftransmissienet om na te gaan of de plannen in overeenstemming zijn met het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof. Indien ACER inconsistenties constateert tussen een nationaal plan voor de ontwikkeling van het waterstoftransmissienet en het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof, beveelt het, naargelang het geval, een wijziging aan van het nationale plan voor de ontwikkeling van het waterstoftransmissienet of het Uniebrede netontwikkelingsplan voor waterstof.

    3.   Bij de ontwikkeling van het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof werkt het ENNOH samen met het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas, met name bij de ontwikkeling van de kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem en de onderling samenhangende energiemarkt en het netmodel, inclusief elektriciteits-, aardgas- en waterstoftransportinfrastructuur alsmede aardgasopslag, waterstofopslag, lng- en waterstofterminals, en elektrolyse-installaties als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) 2022/869, de scenario’s voor de in artikel 12 van die verordening bedoelde tienjarige netontwikkelingsplannen en de in artikel 13 van die verordening bedoelde inventarisatie van leemten in de infrastructuur.

    Artikel 61

    Geïntegreerde netplanning op EU-niveau

    1.   Gedurende de overgangsperiode tot 1 januari 2027 ontwikkelt het ENTSB voor gas het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof voor 2026, met de volledige betrokkenheid van waterstoftransmissienetbeheerders en samen met het ENNOH, zodra dit is opgericht. Het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof voor 2026 bestaat uit twee aparte hoofdstukken: een hoofdstuk over waterstof en een hoofdstuk over aardgas. Het ENTSB voor gas doet het ENNOH onverwijld en vóór 1 januari 2027 alle informatie toekomen, met inbegrip van de gegevens en analyses die het tijdens de voorbereiding van de Uniebrede netontwikkelingsplannen voor waterstof heeft verzameld.

    2.   Het ENNOH ontwikkelt op grond van dit artikel en artikel 60 het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof voor 2028.

    3.   Het ENNOH werkt nauw samen met het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas om geïntegreerde Uniebrede netontwikkelingsplannen te ontwikkelen op grond van respectievelijk de artikelen 32 en 60 van deze verordening en artikel 30 van Verordening (EU) 2019/943. Die samenwerking omvat in het bijzonder het volgende:

    a)

    het ENNOH ontwikkelt samen met het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas één reeks gezamenlijke scenario’s voor de tienjarige netontwikkelingsplannen op grond van artikel 12 van Verordening (EU) 2022/869;

    b)

    het ENNOH, het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas werken samen en stellen in het kader van de Uniebrede tienjarige netontwikkelingsplannen elk gecoördineerde verslagen op over leemten in de infrastructuur op grond van artikel 13 van Verordening (EU) 2022/869;

    c)

    binnen zes maanden na de goedkeuring van het verslag over de gezamenlijke scenario’s krachtens artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) 2022/869 en vervolgens eens in de twee jaar, publiceert het ENNOH de verslagen over leemten in de infrastructuur die worden opgesteld in het kader van de Uniebrede tienjarige netontwikkelingsplannen;

    d)

    het ENNOH stelt samen met het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas op grond van artikel 11 van Verordening (EU) 2022/869 één ontwerpmethodologie per sector op voor het maken van een kosten-batenanalyse van waterstof voor het gehele energiesysteem, alsook een consequent en geleidelijk geïntegreerd model, die stroken met de op grond van artikel 11 van Verordening (EU) 2022/869 door het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas ontwikkelde methodologieën en transparantie bieden met betrekking tot de meest kostenefficiënte oplossingen voor alle energiedragers, waaronder oplossingen die niet berusten op infrastructuur;

    e)

    de in punt d) van dit lid bedoelde methodologieën worden toegepast voor de voorbereiding van elk volgend Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof dat op grond van artikel 60 van deze verordening door het ENNOH wordt ontwikkeld;

    f)

    het ENNOH ontwikkelt de gezamenlijke scenario’s, de verslagen over leemten in de infrastructuur, de ontwerpmethodologie per sector en het geïntegreerde model overeenkomstig de artikelen 11, 12 en 13 van Verordening (EU) 2022/869;

    g)

    wanneer besluiten moeten worden genomen om voor alle energiedragers systeemefficiëntie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4), van Richtlijn (EU) 2023/1791 te waarborgen, draagt de Commissie er zorg voor dat het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH nauw samenwerken;

    h)

    het ENNOH, het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas werken op efficiënte, inclusieve en transparante wijze samen, vergemakkelijken het nemen van besluiten bij consensus en ontwikkelen de nodige werkregelingen om die samenwerking mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat zij eerlijk worden vertegenwoordigd.

    Het ENNOH kan samen met het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas werkgroepen oprichten om zijn verplichtingen uit hoofde van de eerste alinea, punten a), b) en d), na te komen en zorgt ervoor dat de waterstof-, elektriciteits- en aardgassector eerlijk en gelijk in de werkgroepen worden vertegenwoordigd.

    Artikel 62

    Kosten van het ENNOH

    De kosten die met de uitvoering van de in artikel 59 bedoelde taken van het ENNOH verbonden zijn, worden gedragen door de waterstoftransmissienetbeheerders en worden in aanmerking genomen bij de berekening van de tarieven. De regulerende instanties keuren deze kosten goed mits deze redelijk en passend zijn.

    Artikel 63

    Raadplegingen van het ENNOH

    1.   Bij de voorbereiding van de voorstellen krachtens de in artikel 59 bedoelde taken raadpleegt het ENNOH uitvoerig, in een vroeg stadium en op een openbare, open en transparante wijze, overeenkomstig het in artikel 57 bedoelde reglement van orde, alle betrokken marktdeelnemers en, in het bijzonder, de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen. Het raadplegingsproces biedt ruimte voor opmerkingen van belanghebbenden vóór de definitieve goedkeuring van het voorstel, teneinde de zienswijzen en voorstellen van alle betrokken belanghebbenden in het besluitvormingsproces te verwerken. Bij die raadpleging worden ook de regulerende instanties en andere nationale instanties, producenten, netgebruikers, met inbegrip van afnemers, technische instanties en platforms van belanghebbenden betrokken.

    2.   Alle documenten en notulen van vergaderingen die met de in lid 1 bedoelde raadplegingen verband houden, worden openbaar gemaakt.

    3.   Alvorens de in artikel 59 bedoelde voorstellen vast te stellen, geeft het ENNOH aan hoe met de tijdens de raadpleging ontvangen opmerkingen rekening is gehouden. Waar geen rekening is gehouden met een opmerking, wordt dit gemotiveerd.

    Artikel 64

    Toezicht door ACER op het ENNOH

    1.   ACER houdt toezicht op de uitvoering van de in artikel 59 bedoelde taken van het ENNOH en brengt over zijn bevindingen verslag uit aan de Commissie.

    2.   ACER houdt toezicht op de toepassing van de netcodes en richtsnoeren die door de Commissie; zoals vastgelegd in de artikelen 72, 73 en 74, zijn vastgesteld. Indien het ENNOH er niet in is geslaagd dergelijke netcodes of richtsnoeren toe te passen, verzoekt ACER het ENNOH een naar behoren met redenen omklede uitleg te verschaffen over de redenen daarvoor. ACER stelt de Commissie in kennis van deze uitleg en brengt daarover advies uit.

    3.   Het ENNOH legt de ontwerpversies van het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof, het jaarlijkse werkprogramma, met inbegrip van de informatie over het raadplegingsproces, en de overige in artikel 59 bedoelde documenten voor advies aan ACER voor.

    Binnen twee maanden na de datum van ontvangst verstrekt ACER een naar behoren met redenen omkleed advies alsmede aanbevelingen aan het ENNOH en de Commissie als het van oordeel is dat de door het ENNOH ingediende ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma of het Uniebreed netontwikkelingsplan voor waterstof niet bijdraagt tot non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging, een goede werking van de markt of een toereikend niveau van grensoverschrijdende interconnectie. Het ENNOH houdt naar behoren rekening met het advies en de aanbevelingen van ACER.

    Artikel 65

    Regionale samenwerking tussen waterstoftransmissienetbeheerders

    1.   Binnen het ENNOH brengen waterstoftransmissienetbeheerders regionale samenwerking tot stand om bij te dragen tot de uitvoering van de in artikel 59 bedoelde taken.

    2.   De waterstoftransmissienetbeheerders bevorderen operationele regelingen om een optimaal beheer van het net te garanderen, en waarborgen eveneens de interoperabiliteit van het onderling verbonden waterstofsysteem van de Unie, ter vergemakkelijking van de commerciële en operationele samenwerking tussen aangrenzende waterstoftransmissienetbeheerders.

    Artikel 66

    Transparantievereisten voor waterstofnetbeheerders

    1.   De waterstofnetbeheerder publiceert gedetailleerde informatie over de diensten die hij aanbiedt en de toegepaste voorwaarden ter zake, alsook de technische informatie die nodig is opdat waterstofnetgebruikers effectieve toegang kunnen krijgen tot het net.

    2.   Om transparante, objectieve en niet-discriminerende tarieven te garanderen en een efficiënt gebruik van het waterstofnet te bevorderen, publiceren de waterstofnetbeheerders of de bevoegde regulerende instanties met ingang van 1 januari 2031 gedetailleerde informatie over tariefderivatie, methodologie en structuur.

    3.   De waterstofnetbeheerders publiceren nadere informatie over de kwaliteit van de in hun netten getransporteerde waterstof, die van invloed kan zijn op de netgebruikers.

    4.   De relevante punten van een waterstofnet waarover de informatie moet worden gepubliceerd, worden door de bevoegde instanties na overleg met de waterstofnetgebruikers goedgekeurd.

    5.   De waterstofnetbeheerders publiceren de bij deze verordening vereiste informatie altijd op een zinvolle, duidelijk meetbare, goed toegankelijke en niet-discriminerende manier.

    6.   De waterstofnetbeheerders publiceren vooraf en achteraf informatie over vraag en aanbod, inclusief een periodieke prognose en de opgeslagen informatie. De regulerende instantie zorgt ervoor dat al deze informatie wordt gepubliceerd. De mate van gedetailleerdheid van de gepubliceerde informatie is een afspiegeling van de informatie die de waterstofnetbeheerder tot zijn beschikking heeft.

    7.   De betrokken marktdeelnemers verstrekken de in dit artikel bedoelde gegevens aan de waterstofnetbeheerders.

    8.   Nadere bijzonderheden over de uitvoering van de transparantievereisten voor waterstofnetbeheerders, met inbegrip van nadere bijzonderheden over de inhoud, de regelmaat en de vorm van de informatieverstrekking door de waterstofnetbeheerders, worden in een overeenkomstig artikel 72, lid 2, opgestelde netcode vastgelegd.

    Artikel 67

    Bijhouden van gegevens in het waterstofsysteem

    Waterstofnetbeheerders, waterstofopslagbeheerders en waterstofterminalbeheerders houden vijf jaar lang alle in de artikelen 34 en 66 en in bijlage I, punt 4, bedoelde informatie ter beschikking van de nationale autoriteiten, waaronder de regulerende instanties en de nationale mededingingsautoriteiten, en de Commissie.

    Artikel 68

    Vermoeden van overeenstemming van praktijken met geharmoniseerde normen voor waterstof

    Praktijken die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de voorschriften van de op grond van artikel 72, lid 1, punt b), vastgestelde gedelegeerde handelingen.

    Artikel 69

    Gemeenschappelijke specificaties voor waterstof

    1.   De Commissie kan gemeenschappelijke specificaties vastleggen in een netcode op grond van artikel 72, lid 1, punt b), van deze verordening, of kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot vaststelling van gemeenschappelijke specificaties voor de voorschriften van artikel 50 van Richtlijn (EU) 2024/1788, indien:

    a)

    die voorschriften niet vallen onder geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt;

    b)

    de Commissie op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 een of meer Europese normalisatieorganisaties verzocht heeft geharmoniseerde normen voor die voorschriften op te stellen en ten minste aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

    i)

    het verzoek van de Commissie is door geen van de Europese normalisatieorganisaties aanvaard;

    ii)

    de Commissie constateert onnodige vertragingen bij de vaststelling van de geharmoniseerde normen waarvoor een verzoek is ingediend;

    iii)

    een Europese normalisatieorganisatie heeft een norm vastgesteld die niet volledig overeenstemt met het verzoek van de Commissie, of

    c)

    de Commissie overeenkomstig de in artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 bedoelde procedure heeft besloten de referenties van de geharmoniseerde normen of delen daarvan, waaronder die voorschriften vallen, te handhaven met beperkingen dan wel in te trekken.

    De in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 81, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    2.   In een vroeg stadium van de opstelling van de ontwerpuitvoeringshandeling tot vaststelling van de in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke specificaties verzamelt de Commissie de standpunten van de betrokken instanties of deskundigengroepen die zijn opgericht uit hoofde van de desbetreffende sectorale wetgeving van de Unie, en raadpleegt zij naar behoren alle relevante belanghebbenden. Op basis van die raadpleging stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling op.

    3.   Praktijken die in overeenstemming zijn met gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan, worden geacht in overeenstemming te zijn met de voorschriften van de op grond van artikel 72, lid 1, punt b), vastgestelde gedelegeerde handelingen, voor zover die voorschriften onder dergelijke gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan vallen.

    4.   Wanneer een geharmoniseerde norm door een Europese normalisatieorganisatie wordt vastgesteld en aan de Commissie wordt voorgesteld met het oog op de bekendmaking van de referentie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, beoordeelt de Commissie de geharmoniseerde norm overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012. Wanneer de referentie van een geharmoniseerde norm in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt, trekt de Commissie de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen, of delen daarvan die dezelfde in lid 1 van dit artikel bedoelde voorschriften betreffen, in.

    HOOFDSTUK IV

    NETCODES EN RICHTSNOEREN

    Artikel 70

    Vaststelling van netcodes en richtsnoeren

    1.   De Commissie kan met inachtneming van de in de artikelen 71 tot en met 74 vastgelegde bevoegdheden gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen vaststellen. Dergelijke handelingen kunnen worden vastgesteld als netcodes op basis van door het ENTSB voor gas of het ENNOH opgestelde tekstvoorstellen of, wanneer zodanig in de krachtens artikel 71, lid 3, vastgestelde prioriteitenlijst is besloten, door de EU-DSB-entiteit, in voorkomend geval in samenwerking met het ENTSB voor gas, het ENNOH en ACER krachtens de in de artikelen 71, 72 en 73 vastgestelde procedure, of als richtsnoeren krachtens de in artikel 74 vastgestelde procedure.

    2.   De netcodes en richtsnoeren:

    a)

    voorzien in de minimale harmonisering die vereist is om de met deze verordening beoogde doelstellingen te verwezenlijken;

    b)

    houden, in voorkomend geval, rekening met specifieke regionale kenmerken;

    c)

    gaan niet verder dan voor de doeleinden van punt a) noodzakelijk is, en

    d)

    zijn met ingang van 5 augustus 2026 van toepassing op alle interconnectiepunten in de Unie en de entrypunten van en exitpunten naar derde landen.

    3.   De regulerende instanties kunnen tot 5 februari 2026 bij de Commissie een verzoek indienen om afwijking van de toepassing van de in lid 1 bedoelde netcodes en richtsnoeren bij entrypunten van en exitpunten naar derde landen krachtens lid 2, punt d). Het verzoek om afwijking wordt gelijktijdig bij de Commissie en bij ACER ingediend. Binnen drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek om afwijking doet ACER de Commissie een met redenen omkleed advies toekomen.

    De Commissie neemt een besluit over het verzoek om afwijking, rekening houdend met het met redenen omklede advies van ACER en nadat zij heeft beoordeeld of de regulerende instantie:

    a)

    heeft aangetoond dat een netcode of richtsnoer, of een specifiek element van die handelingen, niet op doeltreffende wijze bij entrypunten van en exitpunten naar derde landen kan worden toegepast. In het geval van interconnectiepunten met derde landen die zich krachtens een tussen de Unie en die derde landen gesloten overeenkomst verplicht moeten aanpassen aan het energieacquis van de Unie, met inbegrip van deze verordening, maar waar de toepassing of uitvoering niet is voltooid, wordt in het verzoek om afwijking vermeld welke bepalingen van deze verordening in het betrokken derde land niet op doeltreffende wijze zijn toegepast of uitgevoerd of welke technische voorschriften in het betrokken derde land, of het gebrek daaraan, de toepassing van de specifieke bepalingen van de desbetreffende netcode of het desbetreffende richtsnoer in de weg staan;

    b)

    heeft uitgelegd welke maatregelen zijn getroffen om de belemmeringen voor de toepassing van de specifieke bepalingen van de desbetreffende netcode of het desbetreffende richtsnoer weg te nemen;

    c)

    heeft aangetoond dat de afwijking geen afbreuk doet aan de goede werking van de interne markt voor aardgas, noch aan de leveringszekerheid van de Unie of van een lidstaat.

    De afwijking beperkt zich tot de specifieke bepalingen die niet op doeltreffende wijze kunnen worden uitgevoerd en wordt voor een beperkte termijn toegekend.

    Artikel 71

    Vaststelling van netcodes voor aardgas

    1.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 80 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door netcodes vast te stellen op de volgende terreinen:

    a)

    voorschriften inzake de zekerheid en betrouwbaarheid van het net, inclusief voorschriften inzake de operationele zekerheid van het net en betrouwbaarheidsvoorschriften ter waarborging van de servicekwaliteit van het net;

    b)

    voorschriften inzake netaansluiting, inclusief voorschriften inzake de aansluiting van de productiefaciliteiten voor hernieuwbaar gas en koolstofarm gas en procedures voor aansluitingsverzoeken;

    c)

    operationele procedures voor noodgevallen, inclusief beschermingsplannen voor systemen, herstelplannen, marktinteractie, informatie-uitwisseling en communicatie-instrumenten en -installaties;

    d)

    voorschriften inzake de handel in verband met de technische en operationele verstrekking van diensten voor nettoegang en systeembalancering;

    e)

    energie-efficiëntie van aardgasnetten en -componenten, alsmede energie-efficiëntie met betrekking tot de netplanning en investeringen die de meest energie-efficiënte oplossing vanuit een systeemperspectief mogelijk maken;

    f)

    cyberbeveiligingsaspecten van grensoverschrijdende aardgasstromen, alsmede voorschriften inzake gemeenschappelijke minimumvereisten, planning, toezicht, rapportage en crisisbeheer.

    2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot vaststelling van netcodes op de volgende terreinen:

    a)

    interoperabiliteitsvoorschriften voor het aardgassysteem ter uitvoering van artikel 21 van deze verordening en de artikelen 10, 39 en 44 van Richtlijn (EU) 2024/1788, inclusief voorschriften inzake interconnectieovereenkomsten, voorschriften inzake de beheersing van de gasstroom en meetbeginselen voor de hoeveelheid aardgas en de gaskwaliteit, voorschriften inzake toewijzing en matching, een gemeenschappelijk stelsel van eenheden, gegevensuitwisseling, gaskwaliteit, inclusief voorschriften voor het beheer van grensoverschrijdende beperkingen ten gevolge van verschillen in de gaskwaliteit, verschillen op het gebied van odorisatiepraktijken of verschillen op het gebied van het volume van waterstofbijmengingen in het aardgassysteem, kosten-batenanalyses voor de verwijdering van grensoverschrijdende stroombeperkingen, de Wobbe-indexclassificatie, beperkende maatregelen, aanvaardbare minimumniveaus voor gaskwaliteitparameters die van belang zijn voor de ongehinderde grensoverschrijdende biomethaanstroom, bijvoorbeeld het zuurstofgehalte, korte- en langetermijncontrole van de gaskwaliteit, informatieverstrekking en samenwerking tussen de betrokken marktdeelnemers, rapportage over de gaskwaliteit, transparantie en communicatieprocedures, onder meer onder uitzonderlijke omstandigheden;

    b)

    voorschriften inzake capaciteitstoewijzing en congestiebeheer tot uitvoering van de artikelen 8 tot en met 11 van deze verordening en artikel 31 van Richtlijn (EU) 2024/1788, inclusief voorschriften inzake samenwerking inzake onderhoudsprocedures en capaciteitsberekening die van invloed zijn op de capaciteitstoewijzing, de normalisatie van capaciteitsproducten en -eenheden inclusief bundeling, de toewijzingsmethode inclusief veilingalgoritmen, de volgorde en procedure voor bestaande, incrementele, vaste en afschakelbare capaciteit, capaciteitsboekingsplatforms, overboekings- en terugkoopregelingen, korte- en langetermijn-“use-it-or-lose-it”-regelingen of andere congestiebeheerregelingen om het hamsteren van capaciteit te voorkomen;

    c)

    voorschriften inzake balancering inclusief netgerelateerde voorschriften inzake nominatieprocedures, voorschriften voor tarieven voor onbalans, vereffeningsprocedures die verband houden met de dagelijkse onbalansheffing en voorschriften inzake operationele balancering tussen de netten van de transmissiesysteembeheerders ter uitvoering van de artikelen 8 tot en met 11 van deze verordening en artikel 39, lid 5, van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    d)

    voorschriften inzake geharmoniseerde transmissietariefstructuren ter uitvoering van de artikelen 17 en 18 van deze verordening en artikel 78, lid 7, van Richtlijn (EU) 2024/1788, inclusief voorschriften inzake de toepassing van een referentieprijsmethode, de bijbehorende raadplegings- en publicatievereisten, ook voor de toegestane of beoogde inkomsten, alsmede de berekening van reserveringsprijzen voor standaard capaciteitsproducten, kortingen voor lng-terminal en opslag, procedures voor de uitvoering van de levering van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas, in voorkomend geval inclusief algemene beginselen voor intertransmissiesysteembeheerderscompensatiemechanismen krachtens artikel 17, lid 4, en artikel 18 van deze verordening;

    e)

    voorschriften ter bepaling van de waarde van de overgedragen activa en de specifieke heffing.

    De in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 81, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    3.   Na raadpleging van ACER, het ENTSB voor gas, het ENNOH, de EU-DSB-entiteit en andere betrokken belanghebbenden stelt de Commissie eens in de drie jaar een prioriteitenlijst op met de in de leden 1 en 2 vermelde terreinen waarmee bij de ontwikkeling van netcodes rekening moet worden gehouden.

    Indien het onderwerp van de netcode rechtstreeks verband houdt met het beheer van het distributiesysteem en niet primair verband houdt met het transmissiesysteem, kan de Commissie de EU-DSB-entiteit verplichten om in samenwerking met het ENTSB voor gas een redactiecomité bijeen te roepen en een voorstel voor een netcode bij ACER in te dienen.

    4.   De Commissie verzoekt ACER haar binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie niet-bindende kaderrichtsnoeren voor te leggen waarin duidelijke en objectieve beginselen zijn vervat voor de ontwikkeling van specifieke netcodes met betrekking tot de terreinen die op de prioriteitenlijst zijn vermeld. Het verzoek van de Commissie kan voorwaarden omvatten waaraan de kaderrichtsnoeren moeten voldoen. Die kaderrichtsnoeren dragen bij tot marktintegratie, non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en de goede werking van de markt. Op het met redenen omklede verzoek van ACER kan de Commissie de termijn voor het indienen van de kaderrichtsnoeren verlengen.

    5.   Gedurende een termijn van ten minste twee maanden raadpleegt ACER het ENTSB voor gas, het ENNOH, de EU-DSB-entiteit en andere betrokken belanghebbenden op een open en transparante manier over de kaderrichtsnoeren.

    6.   Op verzoek van de Commissie overeenkomstig lid 4 legt ACER kaderrichtsnoeren voor.

    7.   Indien de Commissie van oordeel is dat de kaderrichtsnoeren niet bijdragen tot marktintegratie, non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en de goede werking van de markt, kan zij ACER verzoeken de kaderrichtsnoeren binnen een redelijke termijn te evalueren en opnieuw aan de Commissie voor te leggen.

    8.   Indien ACER binnen de door de Commissie overeenkomstig lid 4 of lid 7 vastgestelde termijn geen kaderrichtsnoeren voorlegt dan wel opnieuw kaderrichtsnoeren voorlegt, ontwikkelt de Commissie de desbetreffende kaderrichtsnoeren.

    9.   De Commissie verzoekt het ENTSB voor gas, of, indien daarin is voorzien in de in lid 3 bedoelde prioriteitenlijst, de EU-DSB-entiteit, in samenwerking met het ENTSB voor gas, binnen een redelijke termijn, die ten hoogste twaalf maanden beloopt na ontvangst van het verzoek van de Commissie, een voorstel voor een netcode aan ACER voor te leggen dat in overeenstemming is met de desbetreffende kaderrichtsnoeren.

    10.   Het ENTSB voor gas, of, indien daarin is voorzien in de in lid 3 bedoelde prioriteitenlijst, de EU-DSB-entiteit, in samenwerking met het ENTSB voor gas, roept een redactiecomité bijeen dat bijstand verleent tijdens het proces van de ontwikkeling van netcodes. Het redactiecomité bestaat uit vertegenwoordigers van ACER, het ENTSB voor gas, het ENNOH en, waar passend, de EU-DSB-entiteit, alsmede een beperkt aantal van de belangrijkste betrokken belanghebbenden. Het ENTSB voor gas of, indien daarin is voorzien in de in lid 3 bedoelde prioriteitenlijst, de EU-DSB-entiteit, in samenwerking met het ENTSB voor gas, ontwikkelt op verzoek van de Commissie op grond van lid 9 voorstellen voor netcodes op de in de leden 1 en 2 genoemde terreinen.

    11.   ACER herziet het voorstel voor een netcode en waarborgt dat dit strookt met de desbetreffende kaderrichtsnoeren en bijdraagt tot marktintegratie, niet-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en de goede werking van de markt, en legt de herziene netcode binnen zes maanden na ontvangst van het voorstel aan de Commissie voor. ACER houdt in het aan de Commissie voorgelegde voorstel rekening met de door alle betrokken partijen tijdens de opstelling van het voorstel voor een netcode onder leiding van het ENTSB voor gas of de EU-DSB-entiteit verstrekte zienswijzen, en raadpleegt de betrokken belanghebbenden over het aan de Commissie voor te leggen herziene voorstel voor een netcode.

    12.   Als het ENTSB voor gas of de EU-DSB-entiteit niet binnen de door de Commissie op grond van lid 9 vastgestelde termijn een netcode heeft ontwikkeld, kan de Commissie ACER verzoeken op basis van de desbetreffende kaderrichtsnoeren een ontwerpnetcode op te stellen. ACER kan nadere raadpleging voeren ter voorbereiding van een ontwerpnetcode op grond van dit lid. ACER legt een op grond van dit lid opgestelde ontwerpnetcode voor aan de Commissie, eventueel vergezeld van de aanbeveling om de netcode goed te keuren.

    13.   Indien het ENTSB voor gas of de EU-DSB-entiteit geen netcode heeft ontwikkeld of ACER geen ontwerpnetcode heeft ontwikkeld als bedoeld in lid 12, kan de Commissie op eigen initiatief of op voorstel van ACER overeenkomstig lid 11 een of meer netcodes goedkeuren op de in de leden 1 en 2 genoemde terreinen.

    14.   Als de Commissie op eigen initiatief voorstelt een netcode goed te keuren als bedoeld in lid 13, raadpleegt zij gedurende een termijn van ten minste twee maanden ACER, het ENTSB voor gas en alle betrokken belanghebbenden over de ontwerpnetcode.

    15.   Dit artikel laat het in artikel 74 neergelegde recht van de Commissie om de richtsnoeren vast te stellen en te wijzigen onverlet. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van het ENTSB voor gas om niet-bindende richtsnoeren te ontwikkelen op de in de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde terreinen voor zover deze richtsnoeren geen betrekking hebben op de terreinen die deel uitmaken van een door de Commissie aan het ENTSB voor gas gericht verzoek. Het ENTSB voor gas legt dergelijke richtsnoeren voor advies voor aan ACER en houdt naar behoren rekening met dit advies.

    Artikel 72

    Vaststelling van netcodes voor waterstof

    1.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 80 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door netcodes vast te stellen op de volgende terreinen:

    a)

    energie-efficiëntie van waterstofnetten en -componenten, alsmede energie-efficiëntie met betrekking tot netplanning en investeringen die de meest energie-efficiënte oplossing vanuit een systeemperspectief mogelijk maken;

    b)

    interoperabiliteitsvoorschriften voor het waterstofnet, inclusief voorschriften inzake interconnectieovereenkomsten, eenheden, gegevensuitwisseling, transparantie, communicatie, informatieverstrekking en samenwerking tussen de betrokken marktdeelnemers, en waterstofkwaliteit, inclusief gemeenschappelijke specificaties op interconnectiepunten en normalisatie, odorisatie, kosten-batenanalyses voor de verwijdering van beperkingen op grensoverschrijdende stromen ten gevolge van waterstofkwaliteitsverschillen en rapportage over de waterstofkwaliteit;

    c)

    voorschriften inzake het financiële vergoedingsstelsel voor grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur bedoeld in artikel 59 van Richtlijn (EU) 2024/1788;

    d)

    voorschriften inzake capaciteitstoewijzing en congestiebeheer, inclusief voorschriften inzake samenwerking bij onderhoudsprocedures en capaciteitsberekening die van invloed zijn op de capaciteitstoewijzing, de normalisatie van capaciteitsproducten en -eenheden inclusief bundeling, de toewijzingsmethode inclusief veilingalgoritmen, de volgorde en procedure voor bestaande, incrementele, vaste en afschakelbare capaciteit, capaciteitsboekingsplatforms, overboekings- en terugkoopregelingen, korte- en langetermijn-“use-it-or-lose-it”-regelingen of andere congestiebeheerregelingen om het hamsteren van capaciteit te voorkomen;

    e)

    voorschriften inzake geharmoniseerde tariefstructuren voor toegang tot het waterstofnet, inclusief voorschriften inzake tarieven op interconnectiepunten als bedoeld in artikel 7, lid 8, voorschriften inzake de toepassing van een referentieprijsmethode, de bijbehorende raadplegings- en publicatievereisten, ook voor de toegestane of beoogde inkomsten, alsmede de berekening van reserveringsprijzen voor standaard capaciteitsproducten en toegestane inkomsten;

    f)

    voorschriften ter bepaling van de waarde van de overgedragen activa en de specifieke heffing;

    g)

    voorschriften ter bepaling van de intertemporele kostentoerekening;

    h)

    voorschriften inzake balancering, waaronder netgerelateerde voorschriften inzake de nominatieprocedure, voorschriften inzake de tarieven voor onbalans en voorschriften inzake operationele balancering tussen de netten van de waterstofnetbeheerders, tarieven voor onbalans, vereffeningsprocedures inzake de dagelijkse onbalansheffing en de operationele balancering tussen de netten van de waterstofnetbeheerders;

    i)

    cyberbeveiligingsaspecten van grensoverschrijdende waterstofstromen, inclusief voorschriften inzake gemeenschappelijke minimumvereisten, planning, toezicht, rapportage en crisisbeheer.

    2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot vaststelling van netcodes op het gebied van transparantievoorschriften ter uitvoering van artikel 66, met inbegrip van nadere bijzonderheden met betrekking tot de inhoud, de regelmaat en de vorm van de informatieverstrekking door de waterstofnetbeheerders en ter uitvoering van bijlage I, punt 4, met inbegrip van nadere bijzonderheden met betrekking tot de vorm en de inhoud van de informatie die netgebruikers nodig hebben voor doeltreffende toegang tot het net, informatie die op relevante punten moet worden gepubliceerd, en nadere bijzonderheden over de tijdschema’s.

    De in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 81, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    3.   Na raadpleging van ACER, het ENNOH en, in voorkomend geval, het ENTSB voor gas of de EU-DSB-entiteit, alsmede andere betrokken belanghebbenden, stelt de Commissie eens in de drie jaar een prioriteitenlijst op met de in de leden 1 en 2 van dit artikel vermelde terreinen waarmee bij de ontwikkeling van netcodes rekening moet worden gehouden. Binnen een jaar na de oprichting van het ENNOH als voorzien in artikel 57 stelt de Commissie de eerste prioriteitenlijst voor de ontwikkeling van waterstofnetcodes vast.

    4.   De Commissie verzoekt ACER haar binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie niet-bindende kaderrichtsnoeren voor te leggen waarin duidelijke en objectieve beginselen zijn vervat voor de ontwikkeling van specifieke netcodes met betrekking tot de terreinen die op de prioriteitenlijst zijn vermeld. Het verzoek van de Commissie kan voorwaarden omvatten waaraan de kaderrichtsnoeren moeten voldoen. Die kaderrichtsnoeren dragen bij tot marktintegratie, non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en de goede werking van de markt. Op het met redenen omklede verzoek van ACER kan de Commissie de termijn voor het indienen van de kaderrichtsnoeren verlengen.

    5.   Gedurende een termijn van ten minste twee maanden raadpleegt ACER het ENNOH en, in voorkomend geval, het ENTSB voor gas, alsmede andere betrokken belanghebbenden, op een open en transparante manier over de kaderrichtsnoeren.

    6.   Op verzoek van de Commissie overeenkomstig lid 4 legt ACER kaderrichtsnoeren voor.

    7.   Indien de Commissie van oordeel is dat de kaderrichtsnoeren niet bijdragen tot marktintegratie, non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en de goede werking van de markt, kan zij ACER verzoeken de kaderrichtsnoeren binnen een redelijke termijn te evalueren en opnieuw aan de Commissie voor te leggen.

    8.   Indien ACER binnen de door de Commissie uit hoofde van lid 4 of lid 7 vastgestelde termijn geen kaderrichtsnoeren voorlegt dan wel opnieuw kaderrichtsnoeren voorlegt, ontwikkelt de Commissie de desbetreffende kaderrichtsnoeren.

    9.   De Commissie verzoekt het ENNOH binnen een redelijke termijn, die ten hoogste twaalf maanden beloopt na ontvangst van het verzoek van de Commissie, een voorstel voor een netcode aan ACER voor te leggen dat in overeenstemming is met de desbetreffende kaderrichtsnoeren.

    10.   Het ENNOH roept een redactiecomité bijeen dat bijstand verleent tijdens het proces van de ontwikkeling van netcodes. Het redactiecomité bestaat uit vertegenwoordigers van ACER, het ENTSB voor gas, het ENTSB voor elektriciteit en, waar passend, de EU-DSB-entiteit, alsmede een beperkt aantal van de belangrijkste betrokken belanghebbenden. Het ENNOH ontwikkelt op verzoek van de Commissie op grond van lid 9 voorstellen voor netcodes op de in de leden 1 en 2 genoemde terreinen.

    11.   ACER herziet het voorstel voor een netcode om te waarborgen dat deze strookt met de desbetreffende kaderrichtsnoeren en bijdraagt tot marktintegratie, niet-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en de goede werking van de markt en legt de herziene netcode binnen zes maanden na ontvangst van het voorstel aan de Commissie voor. ACER houdt in het aan de Commissie voorgelegde voorstel rekening met de door alle betrokken partijen tijdens de opstelling van het voorstel voor een netcode onder leiding van het ENNOH verstrekte zienswijzen, en raadpleegt de betrokken belanghebbenden over het aan de Commissie voor te leggen voorstel voor een netcode.

    12.   Als het ENNOH niet binnen de door de Commissie op grond van lid 9 vastgestelde termijn een netcode heeft ontwikkeld, kan de Commissie ACER verzoeken op basis van de desbetreffende kaderrichtsnoeren een ontwerpnetcode op te stellen. ACER kan met het oog op de ontwikkeling van een ontwerpnetcode op grond van dit lid nadere raadpleging voeren. ACER legt een op grond van dit lid opgestelde ontwerpnetcode voor aan de Commissie, eventueel vergezeld van de aanbeveling om de netcode goed te keuren.

    13.   Indien het ENNOH geen netcode heeft ontwikkeld of ACER geen ontwerpnetcode heeft ontwikkeld als bedoeld in lid 12, kan de Commissie op eigen initiatief of op voorstel van ACER op grond van lid 11 een of meer netcodes goedkeuren op de in de leden 1 en 2 genoemde terreinen.

    14.   Indien de Commissie voorstelt op eigen initiatief zoals bedoeld in lid 13 een netcode goed te keuren, raadpleegt zij gedurende een termijn van ten minste twee maanden ACER, het ENNOH, het ENTSB voor gas en alle betrokken belanghebbenden over de ontwerpnetcode.

    15.   Dit artikel laat het in artikel 74 neergelegde recht van de Commissie om de richtsnoeren vast te stellen en te wijzigen onverlet. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van het ENNOH om niet-bindende richtsnoeren te ontwikkelen op de in de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde terreinen voor zover deze richtsnoeren geen betrekking hebben op de terreinen die deel uitmaken van een door de Commissie aan het ENNOH gericht verzoek. Het ENNOH legt dergelijke richtsnoeren voor advies voor aan ACER en houdt naar behoren rekening met dit advies.

    Artikel 73

    Wijziging van netcodes

    1.   De Commissie is bevoegd de netcodes te wijzigen op de in artikel 71, leden 1 en 2, en artikel 72, leden 1 en 2, genoemde terreinen en in overeenstemming met de desbetreffende procedure die in die artikelen is vastgelegd.

    2.   Personen die belang kunnen hebben bij een op grond van de artikelen 70, 71, 72 en van dit artikel vastgestelde netcode, waaronder het ENTSB voor gas, het ENNOH, de EU-DSB-entiteit, regulerende instanties, transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, systeemgebruikers en consumenten, kunnen ACER ontwerpwijzigingen voor die netcode voorleggen. ACER kan ook op eigen initiatief wijzigingen voorstellen.

    3.   ACER kan de Commissie met redenen omklede wijzigingsvoorstellen doen waarin wordt uitgelegd hoe deze stroken met de in artikel 70 van deze verordening beschreven doelstellingen van de netcodes. Indien het van mening is dat een wijzigingsvoorstel toelaatbaar is en indien het wijzigingen voorstelt op eigen initiatief, raadpleegt ACER alle betrokken belanghebbenden overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2019/942.

    Artikel 74

    Richtsnoeren

    1.   De Commissie is bevoegd op de in dit artikel genoemde terreinen bindende richtsnoeren vast te stellen.

    2.   De Commissie is bevoegd richtsnoeren vast te stellen op de terreinen waarop dergelijke handelingen ook op grond van de in de artikelen 71 en 72 vastgelegde netcodeprocedure kunnen worden ontwikkeld. Deze richtsnoeren worden vastgesteld in de vorm van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen, naargelang de in deze verordening vastgestelde relevante bevoegdheidsdelegatie.

    3.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 80 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door de vaststelling van richtsnoeren op de volgende terreinen:

    a)

    bijzonderheden met betrekking tot derdentoegangsdiensten, waaronder met betrekking tot de aard, duur en andere eisen betreffende deze diensten, in overeenstemming met de artikelen 6, 7 en 8;

    b)

    bijzonderheden met betrekking tot de beginselen inzake de mechanismen voor capaciteitstoewijzing en inzake de toepassing van de procedures voor congestiebeheer bij contractuele congestie, in overeenstemming met de artikelen 10 en 11;

    c)

    bijzonderheden met betrekking tot de verstrekking van informatie en definitie van de technische informatie die nodig is opdat netgebruikers effectieve toegang kunnen krijgen tot het systeem, en de definitie van alle voor de transparantievereisten relevante punten, alsook de op alle relevante punten te publiceren informatie en het tijdschema voor de publicatie van deze informatie, in overeenstemming met de artikelen 33 en 34;

    d)

    bijzonderheden met betrekking tot de tariefmethode in verband met de grensoverschrijdende handel in aardgas, in overeenstemming met de artikelen 17 en 18.

    4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 80 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage I vastgelegde richtsnoeren te wijzigen ter specificatie van:

    a)

    de bijzonderheden met betrekking tot de te publiceren informatie inzake de methode voor de bepaling van de gereguleerde inkomsten van transmissiesysteembeheerder, overeenkomstig de artikelen 33 en 34;

    b)

    de bijzonderheden met betrekking tot de beginselen inzake de mechanismen voor capaciteitstoewijzing en procedures voor congestiebeheer ter uitvoering van de artikelen 10 en 11;

    c)

    de bijzonderheden met betrekking tot de technische informatie die nodig is opdat netgebruikers effectieve toegang kunnen krijgen tot het aardgassysteem ter uitvoering van artikel 33, lid 1;

    d)

    de bijzonderheden met betrekking tot de definitie van alle relevante punten, de te publiceren informatie en het schema voor de transparantievereisten ter uitvoering van artikel 33;

    e)

    de bijzonderheden met betrekking tot de vorm en de inhoud van de technische informatie over nettoegang die door waterstofnetbeheerders moet worden gepubliceerd ter uitvoering van artikel 66.

    5.   Wanneer de Commissie richtsnoeren wijzigt, raadpleegt zij:

    a)

    ACER, het ENTSB voor gas en de EU-DSB-entiteit en, in voorkomend geval, andere belanghebbenden wanneer het gaat om richtsnoeren met betrekking tot aardgas;

    b)

    ACER, het ENNOH en de EU-DSB-entiteit en, in voorkomend geval, andere belanghebbenden wanneer het gaat om richtsnoeren met betrekking tot waterstof.

    Artikel 75

    Recht van de lidstaten om gedetailleerdere maatregelen te treffen

    Deze verordening doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om maatregelen te handhaven of in te voeren die gedetailleerdere voorschriften bevatten dan die welke in deze verordening, in de in artikel 74 bedoelde richtsnoeren of in de in de artikelen 70 tot en met 73 bedoelde netcodes zijn vervat, mits die maatregelen voldoen aan het Unierecht.

    Artikel 76

    Informatieverstrekking en vertrouwelijkheid

    1.   De lidstaten en de regulerende instanties verstrekken de Commissie op verzoek de informatie die voor de handhaving van deze verordening noodzakelijk is, met inbegrip van de op grond van deze verordening vastgestelde richtsnoeren en netcodes.

    2.   De Commissie stelt een redelijke termijn vast voor de informatieverstrekking, rekening houdend met de complexiteit en de urgentie van de gevraagde informatie.

    3.   Indien de betrokken lidstaat of de betrokken regulerende instantie de informatie niet binnen de door de Commissie bepaalde termijn verstrekt, kan de Commissie alle voor de handhaving van deze verordening noodzakelijke informatie rechtstreeks van de betrokken ondernemingen verlangen.

    Wanneer de Commissie een verzoek om informatie tot een onderneming richt, doet zij tegelijkertijd een afschrift van het verzoek toekomen aan de lidstaat of de betrokken regulerende instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan de zetel van de onderneming gevestigd is.

    4.   In haar verzoek noemt de Commissie de rechtsgrond van het verzoek, de voor de informatieverstrekking vastgestelde termijn, het doel van het verzoek, alsmede de sancties waarin artikel 77, lid 2, voorziet voor het verstrekken van onjuiste, onvolledige en misleidende informatie.

    5.   Tot het verstrekken van de gevraagde informatie zijn verplicht de eigenaren van een onderneming of degenen die hen vertegenwoordigen, en, in het geval van rechtspersonen, de natuurlijke personen die volgens het recht of hun oprichtingsakte bevoegd zijn hun te vertegenwoordigen. Indien naar behoren tot handelen gemachtigde advocaten de informatie namens hun cliënten verstrekken, blijft de cliënt volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.

    6.   Indien een onderneming de gevraagde informatie binnen de door de Commissie vastgestelde termijn niet dan wel onvolledig verstrekt, kan de Commissie bij besluit de te verstrekken informatie vereisen. In dat besluit wordt gespecificeerd welke informatie gevraagd wordt en wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de informatie moet worden verstrekt. In het besluit worden de sancties vermeld waarin artikel 77, lid 2, voorziet. In het besluit wordt tevens gewezen op het recht om bij het Hof van Justitie van de Europese Unie beroep tegen het besluit in te stellen.

    De Commissie doet tegelijkertijd een afschrift van haar besluit toekomen aan de lidstaat waar zich de verblijfplaats van de betrokken persoon bevindt, dan wel waar de zetel van de onderneming of de regulerende instantie van die lidstaat gevestigd is.

    7.   De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie mag slechts ter handhaving van deze verordening worden aangewend.

    De Commissie mag de uit hoofde van deze verordening verkregen informatie niet openbaar maken indien die informatie onder het beroepsgeheim valt.

    Artikel 77

    Sancties

    1.   De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening, de op grond van de artikelen 70 tot en met 74 vastgestelde netcodes en richtsnoeren en de in bijlage I vastgelegde richtsnoeren, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van die voorschriften en maatregelen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mee.

    2.   De Commissie kan bij besluit aan ondernemingen boeten opleggen van ten hoogste 1 % van de totale omzet over het voorgaande boekjaar indien die ondernemingen opzettelijk of uit onachtzaamheid onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verschaffen in antwoord op een op grond van artikel 76, lid 4, tot hen gericht verzoek om informatie, dan wel verzuimen informatie te verschaffen binnen de termijn die bij een krachtens artikel 76, lid 6, eerste alinea, uitgevaardigd besluit is vastgesteld. Wanneer de Commissie het bedrag van een boete vaststelt, houdt zij rekening met de ernst van de niet-naleving door de onderneming van de op grond van de artikelen 70 tot en met 74 vastgestelde netcodes en richtsnoeren en de in bijlage I vastgelegde richtsnoeren.

    3.   Op grond van lid 1 opgelegde sancties en krachtens lid 2 vastgestelde besluiten zijn niet van strafrechtelijke aard.

    HOOFDSTUK V

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 78

    Nieuwe aardgas- en waterstofinfrastructuur

    1.   Grote nieuwe aardgasinfrastructuur, dat wil zeggen interconnectoren, lng-installaties en aardgasopslaginstallaties, kunnen op verzoek voor een vastgestelde periode worden ontheven van de toepassing van de bepalingen van deze verordening, met uitzondering van artikel 34, leden 5 en 6, en van de toepassing van artikel 31, lid 1, artikel 32, artikel 33, artikel 60, artikel 78, leden 7 en 9, en artikel 79, lid 1, van Richtlijn (EU) 2024/1788.

    Grote nieuwe waterstofinfrastructuur, dat wil zeggen interconnectoren, waterstofterminals en ondergrondse waterstofopslaginstallaties, kunnen op verzoek voor een vastgestelde periode worden ontheven van de toepassing van de bepalingen van deze verordening, met uitzondering van artikel 34, leden 5 en 6, en van de toepassing van de artikelen 35, 36, 37 en 68 van Richtlijn (EU) 2024/1788.

    Een dergelijke ontheffing is onderworpen aan elk van de volgende voorwaarden:

    a)

    de investering versterkt de mededinging bij de levering van aardgas of waterstof, en versterkt de leveringszekerheid;

    b)

    de investering draagt bij tot het koolstofvrij maken en de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie en er werd toe besloten met toepassing van het beginsel “energie-efficiëntie eerst”;

    c)

    het investeringsrisico is zo groot dat de investering niet wordt gedaan als er geen ontheffing wordt verleend;

    d)

    de infrastructuur is eigendom van een natuurlijke of rechtspersoon die op zijn minst qua rechtsvorm gescheiden is van de systeembeheerders in wier systemen die infrastructuur wordt gebouwd;

    e)

    er worden tarieven in rekening gebracht bij de gebruikers van die infrastructuur;

    f)

    de ontheffing gaat niet ten koste van de mededinging op de relevante markten waarop de investering waarschijnlijk een effect zal hebben, van de goede werking van de geïntegreerde interne markt voor aardgas of waterstof, van de goede werking van de betrokken gereguleerde systemen, van het koolstofvrij maken of van de leveringszekerheid van de Unie;

    g)

    voor de infrastructuur is geen Uniefinanciering voor werkzaamheden verleend uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad (40).

    De in de derde alinea bedoelde voorwaarden worden beoordeeld met inachtneming van het beginsel van energiesolidariteit. De bevoegde nationale instanties nemen de situatie in de andere betrokken lidstaten in acht en wegen mogelijke negatieve gevolgen af tegen de gunstige gevolgen op hun grondgebied.

    2.   De in lid 1 bedoelde ontheffing is ook van toepassing op een aanzienlijke capaciteitsverhoging van bestaande infrastructuur en op wijzigingen van die infrastructuur die het mogelijk maken nieuwe bronnen voor de levering van hernieuwbaar gas en koolstofarm gas te ontwikkelen.

    3.   De regulerende instantie kan per geval een besluit nemen over de in de leden 1 en 2 bedoelde vrijstelling.

    Voordat een besluit over de ontheffing wordt genomen, gaat de regulerende instantie, of in voorkomend geval, een andere bevoegde instantie van de betrokken lidstaat, over tot raadpleging van:

    a)

    de regulerende instanties van de lidstaten wier markten waarschijnlijk een effect zullen ondervinden van de nieuwe infrastructuur, en

    b)

    de nationale regulerende instanties van de derde landen wier betrokken infrastructuur verbonden is met het Unienet dat onder het rechtsgebied van een lidstaat valt en begint of eindigt in een of meer derde landen.

    Indien de geraadpleegde autoriteiten van de derde landen niet binnen een redelijke periode of binnen een vastgelegde termijn van ten hoogste drie maanden reageren, kan de betrokken regulerende instantie het vereiste besluit nemen.

    4.   Wanneer de betrokken infrastructuur is gelegen op het grondgebied van meer dan één lidstaat, kan ACER, binnen twee maanden vanaf de datum waarop de laatste van de regulerende instanties een verzoek om ontheffing heeft ontvangen, een advies aan de regulerende instanties van de lidstaten in kwestie doen toekomen. Het besluit van de regulerende instanties kan op een dergelijk advies worden gebaseerd.

    Indien alle betrokken regulerende instanties binnen zes maanden vanaf de datum waarop de laatste regulerende instantie het verzoek om ontheffing heeft ontvangen, overeenstemming hebben bereikt over dit verzoek, stellen zij ACER op de hoogte van hun besluit. Indien de betrokken infrastructuur een transmissieleiding is tussen een lidstaat en een derde land kan de regulerende instantie of, in voorkomend geval, een andere bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, alvorens een besluit over de ontheffing te nemen, de bevoegde autoriteit van dat derde land raadplegen, teneinde ervoor te zorgen dat, wat de betrokken infrastructuur betreft, deze verordening consequent wordt toegepast op het grondgebied en, in voorkomend geval, in de territoriale wateren van die lidstaat. Indien de geraadpleegde autoriteit van het derde land niet binnen een redelijke periode of vastgelegde termijn van ten hoogste drie maanden reageert, kan de betrokken regulerende instantie het noodzakelijke besluit nemen.

    ACER voert, in overeenstemming met artikel 10 van Verordening (EU) 2019/942, de taken waarmee de regulerende instanties van de betrokken lidstaten uit hoofde van dit artikel worden belast, uit:

    a)

    indien alle betrokken regulerende instanties niet in staat zijn gebleken overeenstemming te bereiken binnen zes maanden vanaf de datum waarop de laatste van deze regulerende instanties het verzoek om ontheffing heeft ontvangen, of

    b)

    naar aanleiding van een gezamenlijk verzoek van de betrokken regulerende instanties.

    Alle betrokken regulerende instanties kunnen gezamenlijk verzoeken de in de derde alinea, punt a), bedoelde termijn met ten hoogste drie maanden te verlengen.

    5.   Alvorens een besluit vast te stellen raadpleegt ACER de betrokken regulerende instanties en de aanvragers.

    6.   Een ontheffing kan gelden voor het geheel of voor gedeelten van de capaciteit van de nieuwe infrastructuur, of van de bestaande infrastructuur met aanzienlijk verhoogde capaciteit.

    Bij de besluitvorming over de ontheffing wordt per geval nagegaan of er voorwaarden gesteld moeten worden met betrekking tot de duur van de ontheffing en de niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur. Bij de vaststelling van deze voorwaarden wordt met name rekening gehouden met de aan te leggen extra capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de geplande looptijd van het project en de nationale omstandigheden.

    Voordat een ontheffing wordt verleend, besluit de regulerende instantie over de voorschriften en de mechanismen voor het beheer en/of de toewijzing van de capaciteit. De voorschriften omvatten de eis dat alle potentiële gebruikers van de infrastructuur wordt verzocht hun belangstelling voor het inkopen van capaciteit aan te geven alvorens de toewijzing van capaciteit in de nieuwe infrastructuur, inclusief voor eigen gebruik, plaatsvindt. De regulerende instantie eist dat de voorschriften voor het congestiebeheer de verplichting omvatten om ongebruikte capaciteit op de markt aan te bieden, en eist dat gebruikers van de infrastructuur het recht krijgen de door hen ingekochte capaciteit te verhandelen op de secundaire markt. Bij haar beoordeling van de in lid 1, punten a), c) en f), bedoelde criteria houdt de regulerende instantie rekening met de resultaten van de capaciteitstoewijzingsprocedure.

    Het ontheffingsbesluit, met inbegrip van eventuele voorwaarden als bedoeld in de tweede alinea van dit lid, wordt naar behoren met redenen omkleed en wordt gepubliceerd.

    7.   Bij de beoordeling of belangrijke nieuwe infrastructuur op grond van lid 1, punt a), van dit artikel naar verwachting de leveringszekerheid zal versterken, overweegt de bevoegde instantie in hoeverre de nieuwe infrastructuur de naleving door de lidstaten van hun verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2017/1938 op regionaal en nationaal niveau naar verwachting zal verbeteren.

    8.   Indien een andere instantie dan de regulerende instantie bevoegd is voor de vaststelling van ontheffingsbesluiten kunnen de lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of ACER, naargelang het geval, vóór de vaststelling van het formele ontheffingsbesluit een advies inzake het verzoek om ontheffing aan die bevoegde instantie in de betrokken lidstaat moet voorleggen. Dat advies wordt samen met het besluit bekendgemaakt.

    9.   De bevoegde instantie doet na ontvangst onverwijld een afschrift van ieder verzoek om ontheffing toekomen aan de Commissie. De bevoegde instantie stelt de Commissie onverwijld in kennis van het ontheffingsbesluit, alsook van alle relevante informatie. De informatie kan in geaggregeerde vorm aan de Commissie worden voorgelegd om haar in staat te stellen het ontheffingsbesluit te beoordelen en omvat in het bijzonder:

    a)

    de gedetailleerde redenen op grond waarvan de regulerende instantie of de lidstaat de ontheffing heeft verleend of geweigerd, samen met een verwijzing naar het desbetreffende punt of de desbetreffende punten van lid 1 waarin de voorwaarden zijn vastgesteld waarop dat besluit is gebaseerd, met inbegrip van de financiële informatie ter staving van de noodzaak van een ontheffing;

    b)

    de analyse van de gevolgen voor de mededinging en de goede werking van de interne markt die het verlenen van de ontheffing met zich meebrengt;

    c)

    de motivering omtrent de duur van de ontheffing en het gedeelte van de totale capaciteit van de infrastructuur waarvoor de ontheffing is verleend;

    d)

    indien de ontheffing betrekking heeft op een interconnector, het resultaat van het overleg met de betrokken regulerende instanties;

    e)

    de bijdrage van de infrastructuur aan de diversifiëring van de levering.

    10.   Binnen vijftig werkdagen na ontvangst van de kennisgeving uit hoofde van lid 9 kan de Commissie een besluit vaststellen waarbij zij de kennisgevende instanties verzoekt het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of in te trekken. De Commissie kan, voordat zij het ontheffingsbesluit vaststelt, de uit hoofde van artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad (41) opgerichte Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering verzoeken advies uit te brengen over de vraag of de ontheffing bijdraagt tot de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie. Die termijn kan met vijftig werkdagen worden verlengd indien de Commissie om aanvullende informatie verzoekt. Deze extra termijn begint op de dag na de datum van ontvangst van de volledige informatie. Ook deze termijn kan met instemming van zowel de Commissie als de kennisgevende instanties worden verlengd.

    Wanneer de opgevraagde informatie niet binnen de in het verzoek om informatie vastgestelde termijn wordt verstrekt, wordt de kennisgeving als ingetrokken beschouwd, tenzij, alvorens die termijn afloopt, de termijn is verlengd met de instemming van zowel de Commissie als de regulerende instantie of tenzij de regulerende instantie de Commissie er in een met redenen omklede verklaring van op de hoogte heeft gebracht dat zij de kennisgeving als volledig beschouwt.

    De regulerende instantie voldoet binnen een termijn van een maand aan het besluit van de Commissie om het ontheffingsbesluit te wijzigen of in te trekken en stelt de Commissie daarvan in kennis.

    De Commissie bewaart de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens.

    Indien de Commissie een ontheffingsbesluit goedkeurt, verliest die goedkeuring haar effect:

    a)

    twee jaar na de vaststelling daarvan indien de bouw van de infrastructuur nog niet van start is gegaan;

    b)

    vijf jaar na de vaststelling daarvan indien de infrastructuur nog niet operationeel is geworden, tenzij de Commissie vaststelt dat de vertraging het gevolg is van grote hindernissen die buiten de macht liggen van de persoon aan wie de ontheffing is verleend.

    11.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 80 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door richtsnoeren vast te stellen voor de toepassing van de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden en voor de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van de leden 3, 6, 8 en 9 van dit artikel.

    Artikel 79

    Afwijkingen

    Deze verordening is niet van toepassing op in de lidstaten gelegen aardgastransmissiesystemen, voor de duur van ontheffingen die zijn verleend uit hoofde van artikel 86 van Richtlijn (EU) 2024/1788.

    Artikel 80

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.   De in artikel 14, lid 5, artikel 18, lid 3, artikel 31, lid 3, artikel 71, lid 1, artikel 72, lid 1, artikel 74, leden 3 en 4, en artikel 78, lid 11, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 4 augustus 2024.

    3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 14, lid 5, artikel 18, lid 3, artikel 31, lid 3, artikel 71, lid 1, artikel 72, lid 1, artikel 74, leden 3 en 4, en artikel 78, lid 11, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

    5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    6.   Een op grond van artikel 14, lid 5, artikel 18, lid 3, artikel 31, lid 3, artikel 71, lid 1, artikel 72, lid 1, artikel 74, lid 3 of lid 4, of artikel 78, lid 11, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 81

    Comitéprocedure

    1.   De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is opgericht bij artikel 91 van Richtlijn (EU) 2024/1788 ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Artikel 82

    Evaluatie en verslaglegging

    1.   Uiterlijk op 31 december 2030 evalueert de Commissie deze verordening en dient zij hiertoe een verslag, indien passend, vergezeld van wetgevingsvoorstellen, in bij het Europees Parlement en de Raad.

    2.   Uiterlijk op 5 augustus 2029 kan de Commissie een verslag opstellen waarin wordt beoordeeld hoe een sterkere systeemintegratie mogelijk kan worden gemaakt en verdere synergieën tussen de sectoren waterstof, elektriciteit en aardgas kunnen worden benut, met inbegrip van een beoordeling van de mogelijkheid van nauwere samenwerking tussen of integratie van het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH. Dat verslag gaat, indien passend, vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

    Artikel 83

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1227/2011

    Verordening (EU) nr. 1227/2011 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In artikel 2, punt 1, b), artikel 2, punten 4 en 5, artikel 3, lid 3, artikel 3, lid 4, punt c), artikel 4, lid 1, en artikel 8, lid 5, wordt de term “elektriciteit of aardgas” vervangen door de term “elektriciteit, waterstof of aardgas”.

    2)

    In artikel 6, lid 2, punten a) en b), wordt de term “elektriciteitsmarkten en gasmarkten” vervangen door de term “elektriciteitsmarkten, waterstofmarkten en gasmarkten”.

    Artikel 84

    Wijzigingen van Verordening (EU) 2017/1938

    Verordening (EU) 2017/1938 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 1 wordt vervangen door:

    “Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze verordening worden bepalingen vastgesteld die erop gericht zijn de gasleveringszekerheid veilig te stellen door de goede en continue werking van de interne markt voor gas te waarborgen, door toe te staan dat buitengewone maatregelen kunnen worden genomen, waaronder een solidariteitsmaatregel als uiterste middel, wanneer de markt niet meer in staat is de gevraagde hoeveelheid gas te leveren, en door duidelijk de verantwoordelijkheden van de aardgasbedrijven, de lidstaten en de Unie te omschrijven en toe te wijzen met betrekking tot zowel preventieve actie als reacties op concrete verstoringen van de gaslevering. Deze verordening stelt, in een geest van solidariteit, tevens transparante mechanismen in voor de coördinatie van de planning voor, en reacties op, noodsituaties op nationaal, regionaal en Unieniveau.”.

    2)

    Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 1 wordt geschrapt;

    b)

    het volgende punt wordt toegevoegd:

    “32.

    “gas”: aardgas zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Richtlijn (EU) 2024/1788 (*1).

    (*1)  Richtlijn (EU) 2024/1788 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2023/1791 en tot intrekking van Richtlijn 2009/73/EG (PB L, 2024/1788, 15.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1788/oj).”."

    3)

    Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   Uiterlijk op 1 november 2026 verricht het ENTSB-G een Uniebrede simulatie van gasleverings- en -infrastructuurverstoringsscenario’s, met inbegrip van scenario’s van een langdurige verstoring van één leveringsbron. De simulatie omvat de identificatie en evaluatie van noodcorridors voor de levering van gas en bepaalt tevens welke lidstaten de vastgestelde risico's kunnen aanpakken, onder meer met betrekking tot gasopslag en lng, alsook scenario’s om te onderzoeken wat de gevolgen zijn van een verminderde vraag naar gas dankzij energiebesparingen of energie-efficiëntiemaatregelen. De Uniebrede simulatie van gasleverings- en -infrastructuurverstoringsscenario’s en de methode voor de simulatie worden door het ENTSB-G vastgesteld, in overleg met de GCG. Het ENTSB-G neemt een passend transparantieniveau in acht en biedt toegang tot de in zijn scenario’s gebruikte aannamen. De Uniebrede simulatie van gasleverings- en -infrastructuurverstoringsscenario’s wordt om de vier jaar herhaald, totdat de omstandigheden een hogere frequentie rechtvaardigen.”

    ;

    b)

    in lid 4 wordt punt e) vervangen door:

    “e)

    er wordt rekening gehouden met risico’s die verband houden met de zeggenschap over de voor de gasleveringszekerheid relevante infrastructuur, waaronder bijvoorbeeld het risico op onderinvestering, waardoor diversificatie wordt ondermijnd, misbruik van bestaande infrastructuur, inclusief het hamsteren van opslagcapaciteit of schendingen van het Unierecht;”.

    4)

    Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt geschrapt;

    b)

    in lid 3 wordt de derde alinea vervangen door:

    “De regionale hoofdstukken bevatten passende en doeltreffende grensoverschrijdende maatregelen, ook met betrekking tot gasopslag en lng, mits de lidstaten die de maatregelen uitvoeren en tot dezelfde of andere risicogroepen behoren en die daar op grond van de in artikel 7, lid 1, bedoelde simulatie en de gemeenschappelijke risico-evaluatie de gevolgen van ondervinden, daarmee instemmen.”.

    5)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 8 bis

    Maatregelen inzake cyberbeveiliging

    1.   Bij de vaststelling van de preventieve actieplannen en de noodplannen nemen de lidstaten passende maatregelen inzake cyberbeveiliging in acht.

    2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 19 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening door sectorspecifieke voorschriften te bepalen voor met cyberbeveiliging samenhangende aspecten van grensoverschrijdende gasstromen, inclusief regels over gemeenschappelijke minimumvereisten, planning, toezicht, rapportage en crisisbeheer.

    3.   Voor de opstelling van de in lid 2 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen werkt de Commissie nauw samen met het Agentschap, het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (European Union Agency for Cybersecurity — ENISA), ENTSB-G, en een beperkt aantal belangrijke betrokken belanghebbenden, alsmede entiteiten met bestaande vaardigheden inzake cyberbeveiliging binnen hun eigen bevoegdheid, zoals operationele centra voor cyberbeveiliging (Security Operation Centres — SOC’s) die voor gereguleerde entiteiten van belang zijn en computer security incident response teams (CSIRT), zoals bedoeld in artikel 10 van Richtlijn (EU) 2022/2555 van het Europees Parlement en de Raad (*2).

    (*2)  Richtlijn (EU) 2022/2555 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 en Richtlijn (EU) 2018/1972 en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2016/1148 (NIS 2-richtlijn) (PB L 333 van 27.12.2022, blz. 80).”."

    6)

    In artikel 9 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

    a)

    punt e) wordt vervangen door:

    “e)

    de overige preventieve maatregelen voor het tegengaan van de risico-evaluatie geïdentificeerde risico’s, zoals maatregelen betreffende de noodzaak om interconnecties tussen naburige lidstaten en de energie-efficiëntie te verbeteren, het hamsteren van capaciteit te voorkomen, de gasvraag te beperken of de mogelijkheid om in voorkomend geval gasaanvoerroutes en bronnen van gaslevering en het regionale gebruik van bestaande opslag- en lng-capaciteiten te diversifiëren, teneinde alle afnemers van gas zo goed mogelijk te kunnen blijven voorzien;”

    ;

    b)

    het volgende punt wordt toegevoegd:

    “l)

    informatie over maatregelen inzake cyberveiligheid, als bedoeld in artikel 8 bis.”.

    7)

    In artikel 11 wordt het volgende lid ingevoegd:

    “7 bis.   In afwijking van artikel 6, leden 1, 2 en 3, artikel 6 ter, lid 1, derde alinea, punt a), artikel 6 quater, lid 2, tweede alinea, punt b), en artikel 10, lid 1, punt l), kunnen de lidstaten in uitzonderlijke omstandigheden besluiten tijdelijke maatregelen te nemen om het niet-essentiële gasverbruik van beschermde afnemers te reduceren, met name wanneer een van de crisisniveaus op grond van lid 1 van dit artikel of een noodsituatie op regionaal of Unieniveau op grond van artikel 12 wordt afgekondigd. Dergelijke tijdelijke maatregelen zijn beperkt tot niet-essentieel gasverbruik. Daarbij wordt rekening gehouden met de volgende elementen:

    a)

    de gevolgen van een verstoring op leveringsketens die van zeer groot maatschappelijk belang zijn;

    b)

    de mogelijke negatieve gevolgen in andere lidstaten, in het bijzonder op leveringsketens van downstreamsectoren die van zeer groot maatschappelijk belang zijn;

    c)

    de mogelijk langdurige schade aan industriële installaties;

    d)

    de mogelijkheden om het verbruik te verminderen en producten in de Unie te vervangen.

    Dergelijke uitzonderlijke maatregelen worden alleen genomen nadat de bevoegde autoriteiten de voorwaarden voor het bepalen van dergelijke niet-essentiële gasvolumes hebben beoordeeld.

    Als gevolg van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde maatregelen wordt de reductie van het niet-essentiële gasverbruik van kwetsbare afnemers, zoals gedefinieerd door de lidstaten overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn (EU) 2024/1788 vermeden.”.

    8)

    In artikel 12, lid 6, wordt de tweede alinea vervangen door:

    “Binnen drie dagen na kennisgeving van het verzoek van de Commissie wijzigt de lidstaat of de bevoegde instantie de maatregel en stelt deze de Commissie daarvan in kennis, of licht deze de Commissie in over de redenen waarom er niet kan worden ingestemd met het verzoek. In dat geval kan de Commissie, binnen drie dagen nadat zij is ingelicht, haar verzoek wijzigen of intrekken dan wel een vergadering beleggen met de lidstaat of de bevoegde instantie en, indien de Commissie dat noodzakelijk acht, met de GCG om de zaak te bespreken. De Commissie motiveert haar verzoek tot wijziging van de maatregelen uitvoerig. De lidstaat of de bevoegde instantie wijzigt zijn/haar maatregel of neemt maatregelen om de naleving van lid 5 te waarborgen, voor zover dit technisch en veilig mogelijk is voor de integriteit van het gassysteem. De lidstaat of de bevoegde instantie stelt de Commissie op de hoogte van de vastgestelde maatregelen.”.

    9)

    Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de leden 3, 4 en 5 worden vervangen door:

    “3.   Een solidariteitsmaatregel wordt genomen als uiterste middel en is van toepassing mits de verzoekende lidstaat:

    a)

    een crisis heeft afgekondigd krachtens artikel 11;

    b)

    ondanks de toepassing van de in artikel 11, lid 3, bedoelde maatregel niet in staat is geweest het tekort in de gaslevering aan zijn door solidariteit beschermde afnemers te dekken of, indien een lidstaat tijdelijke maatregelen heeft genomen om het niet-essentiële gasverbruik van beschermde afnemers te reduceren overeenkomstig artikel 11, lid 7 bis, te voorzien in de essentiële volumes van het gasverbruik voor zijn door solidariteit beschermde afnemers;

    c)

    alle marktgebaseerde maatregelen (“vrijwillige maatregelen”), alle niet-marktgebaseerde maatregelen (“verplichte maatregelen”), en andere in zijn noodplan vervatte maatregelen heeft uitgeput;

    d)

    een expliciet verzoek heeft gericht aan de Commissie en aan de bevoegde instanties van alle lidstaten waarmee hij rechtstreeks of, op grond van lid 2, via een derde land is verbonden; dit verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de in punt c) van dit lid bedoelde maatregelen die zijn toegepast.

    3 bis.   De lidstaten die op grond van lid 1 verplicht zijn solidariteit te verstrekken, kunnen van het solidariteitsaanbod de leveringen aan hun door solidariteit beschermde afnemers aftrekken of, indien een lidstaat tijdelijke maatregelen heeft genomen om het niet-essentiële gasverbruik van beschermde afnemers te verminderen overeenkomstig artikel 11, lid 7 bis, te voorzien in de essentiële volumes van het gasverbruik voor zijn door solidariteit beschermde afnemers.

    4.   De lidstaten die een verzoek om solidariteit ontvangen, doen aanbiedingen in eerste instantie op basis van vrijwillige maatregelen aan de vraagzijde, zo veel en zo lang als mogelijk, en pas daarna op basis van niet-marktgebaseerde maatregelen.

    Indien marktgebaseerde maatregelen voor de lidstaat die solidariteit verstrekt onvoldoende blijken om het tekort in de gaslevering aan de door solidariteit beschermde afnemers in de verzoekende lidstaat te dekken, kan de lidstaat die solidariteit verstrekt niet-marktgebaseerde maatregelen invoeren om aan de verplichtingen van de leden 1 en 2 te voldoen.

    5.   Indien meer dan één lidstaat solidariteit zou kunnen verstrekken aan een verzoekende lidstaat, kiest de verzoekende lidstaat, na alle lidstaten die solidariteit moeten verstrekken te hebben geraadpleegd, het meest voordelige aanbod op grond van kosten, leveringstermijn, betrouwbaarheid en diversificatie van de gaslevering. Indien de beschikbare marktgebaseerde aanbiedingen niet blijken te volstaan om het tekort in de gaslevering aan de door solidariteit beschermde afnemers in de verzoekende lidstaat te verhelpen of indien de verzoekende lidstaat tijdelijke maatregelen heeft genomen om het niet-essentiële gasverbruik van beschermde afnemers te verminderen overeenkomstig artikel 11, lid 7 bis, het tekort in de gaslevering van de essentiële gasverbruiksvolumes aan zijn door solidariteit beschermde afnemers, zijn de lidstaten die solidariteit moeten leveren, verplicht niet-marktgebaseerde maatregelen te activeren.”

    ;

    b)

    lid 8 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    in de eerste alinea wordt de aanhef vervangen door:

    “Solidariteit uit hoofde van deze verordening wordt verstrekt op basis van compensatie. De lidstaat die om solidariteit verzoekt, betaalt meteen, of zorgt voor de spoedige betaling van, een billijke compensatie aan de solidariteit verstrekkende lidstaat.

    Indien twee lidstaten overeenstemming hebben bereikt over de nodige technische en juridische regelingen op grond van lid 10 (solidariteitsovereenkomst), heeft die billijke compensatie ten minste betrekking op:”

    ;

    ii)

    de tweede en derde alinea worden vervangen door:

    “Billijke compensatie uit hoofde van de eerste en tweede alinea omvat onder meer alle redelijke kosten die de solidariteit verstrekkende lidstaat maakt als gevolg van een verplichting om compensatie te betalen krachtens de door het Unierecht gewaarborgde grondrechten en de voor de toepassing van dit artikel geldende internationale verplichtingen, alsmede andere redelijke kosten die uit het betalen van compensatie op grond van nationale compensatieregelingen voortvloeien.

    De lidstaten stellen de nodige maatregelen vast, in het bijzonder de technische, juridische en financiële regelingen uit hoofde van lid 10, tot uitvoering van de eerste, tweede en derde alinea van dit lid. Dergelijke maatregelen kunnen voorzien in de praktische regelingen voor spoedige betaling.”

    ;

    c)

    de volgende leden worden ingevoegd:

    “8 bis.   Als twee lidstaten geen overeenstemming bereiken over de nodige technische, juridische en financiële regelingen op grond van lid 10 door middel van een solidariteitsovereenkomst, is de levering van gas uit hoofde van de verplichting van lid 1 in geval van een noodsituatie onderworpen aan de voorwaarden van dit lid.

    De compensatie voor de solidariteitsmaatregel mag niet meer bedragen dan de redelijke kosten. Tenzij zowel de om solidariteit verzoekende lidstaat als de solidariteit verstrekkende lidstaat anders overeenkomen, omvat de compensatie:

    a)

    de prijs voor gas in de solidariteit verstrekkende lidstaat;

    b)

    de kosten van opslag en vervoer;

    c)

    proceskosten voor daarmee verband houdende gerechtelijke of arbitrageprocedures waarbij de solidariteit verstrekkende lidstaat betrokken is;

    d)

    andere indirecte kosten die niet door de gasprijs worden gedekt, zoals de vergoeding van financiële of andere schade als gevolg van gedwongen afschakeling van afnemers in verband met het verlenen van solidariteit.

    Tenzij de om solidariteit verzoekende lidstaat en de solidariteit verstrekkende lidstaat een andere prijs overeenkomen, komt de prijs voor het aan de om solidariteit verzoekende lidstaat geleverde gas overeen met de day-aheadmarktprijs in de solidariteit verstrekkende lidstaat op de dag voorafgaand aan het verzoek om solidariteit of de overeenkomstige day-aheadmarktprijs op het dichtstbijzijnde toegankelijke virtuele handelspunt, of op een overeengekomen hub op de dag voorafgaand aan het verzoek om solidariteit. De compensatie voor de gasvolumes die worden geleverd in het kader van een solidariteitsverzoek wordt rechtstreeks door de om solidariteit verzoekende lidstaat betaald aan de solidariteit verstrekkende lidstaat of aan de entiteit die beide lidstaten vermelden in hun antwoord op het solidariteitsverzoek en in de bevestiging van ontvangst en van het af te nemen volume.

    De lidstaat waaraan het verzoek om een solidariteitsmaatregel is gericht, verstrekt de solidariteitsmaatregelen zo spoedig mogelijk en uiterlijk de aangegeven leveringstermijn voor het verzoek. Een lidstaat kan weigeren solidariteit te verstrekken aan een om solidariteit verzoekende lidstaat mits de lidstaat aan wie het verzoek is gericht aantoont dat:

    a)

    hij niet voldoende gas heeft voor de aan de door solidariteit beschermde afnemers te leveren volumes, of

    b)

    hij niet over voldoende interconnectiecapaciteit beschikt, zoals bepaald in artikel 13, lid 7, of de gasstromen via een derde land beperkt zijn.

    Een dergelijke weigering is strikt beperkt tot de gasvolumes waarop een van de in de vierde alinea bedoelde beperkingen of beide beperkingen van toepassing zijn.

    Naast de standaardregels waarin dit lid voorziet, kunnen lidstaten afspraken maken over technische regelingen en over de coördinatie van het verlenen van solidariteit. Dit artikel doet geen afbreuk aan de bestaande regelingen voor de veilige en betrouwbare werking van het gassysteem.

    8 ter.   Als twee lidstaten geen overeenstemming bereiken over de nodige technische, juridische en financiële regelingen op grond van lid 10 door middel van een solidariteitsovereenkomst, richt de lidstaat die om toepassing van de solidariteitsmaatregelen verzoekt, een solidariteitsverzoek aan een andere lidstaat, waarin ten minste de volgende informatie wordt vermeld:

    a)

    de contactgegevens van de bevoegde autoriteit van de lidstaat;

    b)

    indien van toepassing, de contactgegevens van de betrokken transmissiesysteembeheerders van de lidstaat;

    c)

    indien van toepassing, de contactgegevens van de derde partij die namens de lidstaat optreedt;

    d)

    de leveringstermijn, met inbegrip van het moment van de eerst mogelijke levering en de verwachte duur van de leveringen;

    e)

    de leverings- en interconnectiepunten;

    f)

    het gasvolume in kWh voor elk interconnectiepunt;

    g)

    de gaskwaliteit.

    Het solidariteitsverzoek wordt tegelijkertijd gericht aan de lidstaten die potentieel solidariteitsmaatregelen kunnen toepassen, aan de Commissie en aan de op grond van artikel 10, lid 1, punt g), aangewezen crisismanagers.

    De lidstaten die een solidariteitsverzoek ontvangen, sturen een antwoord waarin zij de in de eerste alinea, punten a), b) en c), bedoelde contactgegevens vermelden en aangeven welk volume en kwaliteit zij aan de interconnectiepunten en op het in de eerste alinea, punten d) tot en met g), bedoelde gevraagde tijdstip kunnen leveren. Indien het volume dat door middel van vrijwillige maatregelen kan worden geleverd, ontoereikend is, wordt in het antwoord het volume vermeld dat het gevolg is van een eventuele beperking, van de vrijgave van strategische voorraden of van de toepassing van andere maatregelen.

    Solidariteitsverzoeken worden ten minste 48 uur vóór de aangegeven leveringstermijn van gas ingediend.

    Solidariteitsverzoeken worden binnen 18 uur beantwoord. De bevestiging van het door de om solidariteit verzoekende lidstaat af te nemen volume vindt plaats binnen zes uur na ontvangst van het solidariteitsaanbod, en minstens 24 uur voor het aangegeven tijdstip van levering van het gas. Het verzoek kan worden ingediend voor een periode van één dag of meerdere dagen, en het antwoord komt overeen met de gevraagde duur. Indien er verscheidene solidariteit verstrekkende lidstaten zijn en er met een of meer daarvan bilaterale regelingen bestaan, prevaleren die regelingen tussen de lidstaten die een bilaterale regeling hebben gesloten. De standaardregels waarin dit lid voorziet, zijn alleen van toepassing op de andere lidstaten die in solidariteit voorzien.

    De Commissie kan de toepassing van solidariteit faciliteren, met name door middel van een model dat toegankelijk is op een beveiligd onlineplatform waarmee verzoeken en aanbiedingen in realtime kunnen worden verzonden.

    8 quater.   Indien een solidariteitsmaatregel overeenkomstig de leden 1 en 2 is verstrekt, is het uiteindelijke bedrag van de door de verzoekende lidstaat betaalde billijke compensatie onderworpen aan controle achteraf door de nationale regulerende instanties van de verstrekkende lidstaat en de verzoekende lidstaat, binnen drie maanden na het einde van de noodsituatie.

    Indien de nationale regulerende instanties geen overeenstemming hebben bereikt over de berekening van het definitieve bedrag van de billijke compensatie, stellen zij de relevante bevoegde instanties, de Commissie en het Agentschap daarvan onverwijld in kennis. In dat geval, of op gezamenlijk verzoek van de nationale regulerende instanties, berekent het Agentschap het passende niveau van de billijke compensatie voor de indirecte kosten die zijn gemaakt als gevolg van de verlening van solidariteit en verstrekt het binnen drie maanden na de datum van verwijzing naar het Agentschap een feitelijk advies. Alvorens een dergelijk feitelijk advies te verstrekken, raadpleegt het Agentschap de nationale regulerende instanties en de relevante bevoegde autoriteiten.

    De in de tweede alinea bedoelde termijn van drie maanden kan worden verlengd met een extra periode van twee maanden waarbinnen het Agentschap om verdere informatie verzoekt. Deze extra periode begint op de dag na de datum van ontvangst van de volledige informatie. De verzoekende lidstaat wordt geraadpleegd en geeft advies over de voltooiing van de controle achteraf. De instantie die deze controle achteraf uitvoert, is bevoegd om, naar aanleiding van het overleg met de verzoekende lidstaat, een rectificatie van het compensatiebedrag te vereisen, met inachtneming van het advies van de verzoekende lidstaat. De conclusies van de controle achteraf worden doorgezonden aan de Commissie, die daarmee rekening houdt bij haar verslag over de noodsituatie op grond van artikel 14, lid 3.”

    ;

    d)

    de leden 10 en 11 worden vervangen door:

    “10.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gas wordt geleverd aan door solidariteit beschermde afnemers in de verzoekende lidstaat overeenkomstig de leden 1 en 2, en stellen alles in het werk om overeenstemming te bereiken over technische, juridische en financiële regelingen. Deze technische, juridische en financiële regelingen worden overeengekomen tussen de lidstaten die rechtstreeks of, overeenkomstig lid 2, via een derde land met elkaar verbonden zijn, en worden in hun respectievelijke noodplannen omschreven. Deze regelingen kunnen onder meer betrekking hebben op de volgende elementen:

    a)

    de operationele veiligheid van netwerken;

    b)

    de toepassing van gasprijzen en de methode voor het bepalen ervan, rekening houdend met het effect op de werking van de markt;

    c)

    het gebruik van interconnecties, met inbegrip van bidirectionele capaciteit en ondergrondse gasopslag;

    d)

    gasvolumes of de methode voor het bepalen ervan;

    e)

    de categorieën van kosten die onder de regeling voor billijke en spoedige compensatie moeten vallen, welke onder meer betrekking kunnen hebben op de schade geleden door bedrijfstakken die gekort zijn in hun leveringen;

    f)

    een indicatie van de methode voor de berekening van de billijke compensatie.

    De financiële regeling die de lidstaten onderling overeenkomen voordat om solidariteit wordt verzocht, bevat bepalingen ter berekening van de billijke compensatie van minstens alle relevante en redelijke kosten die bij het verstrekken van solidariteit worden gemaakt, en de verbintenis dat die compensatie zal worden betaald.

    Compensatiemechanismen bevatten prikkels om deel te nemen aan marktgebaseerde oplossingen, zoals veilingen en vraagresponsmechanismen. Deze mechanismen creëren geen perverse prikkels, onder meer in financiële zin, waardoor marktdeelnemers maatregelen zouden uitstellen totdat niet-marktgebaseerde maatregelen worden toegepast. Alle compensatiemechanismen of ten minste de samenvattingen ervan worden in de noodplannen opgenomen.

    Indien nieuwe en aanzienlijke redelijke kosten ontstaan die in de billijke compensatie moeten worden opgenomen, als gevolg van gerechtelijke procedures op grond van lid 8, tweede alinea, punt c), na afronding van de controle achteraf, stelt de verstrekkende lidstaat de verzoekende lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis. De nationale regulerende instanties en, in voorkomend geval, het Agentschap voeren een nieuwe controle achteraf uit op grond van lid 8 quater. Het resultaat van die nieuwe controle achteraf doet geen afbreuk aan de verplichting voor een verstrekkende lidstaat om schade aan afnemers te vergoeden uit hoofde van het nationale recht, noch aan hun recht op een billijke compensatie.

    11.   Zolang een lidstaat in het gasverbruik van zijn door solidariteit beschermde afnemers kan voorzien met eigen productie, wordt het niet noodzakelijk geacht om met het oog op het ontvangen van solidariteit technische, juridische en financiële regelingen te sluiten met lidstaten waarmee hij rechtstreeks of, overeenkomstig lid 2, via een derde land, verbonden is. Dit doet geen afbreuk aan de verplichting van de relevante lidstaat om solidariteit te verstrekken aan andere lidstaten uit hoofde van dit artikel.”

    ;

    e)

    de leden 12, 13 en 14 worden geschrapt;

    f)

    lid 15 wordt vervangen door:

    “15.   Onmiddellijk nadat het einde van een noodsituatie is afgekondigd of wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 8, eerste alinea, concludeert dat de afkondiging van een noodsituatie niet of niet langer gerechtvaardigd is, zijn de in de leden 1 en 2 van dit artikel vastgestelde verplichtingen niet meer van toepassing.”.

    10)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 13 bis

    Samenwerking tussen indirect verbonden lidstaten die gebruikmaken van marktgebaseerde maatregelen (vrijwillige maatregelen)

    1.   Onverminderd het beginsel van energiesolidariteit is dit artikel van toepassing wanneer lidstaten die indirect via een andere lidstaat zijn verbonden en op grond van lid 2 van dit artikel een verzoek om vrijwillige bijdrage hebben ontvangen, bijdragen aan de levering van de gevraagde gasvolumes op grond van artikel 13, lid 1 of lid 2, door middel van vrijwillige maatregelen als bedoeld in artikel 13, lid 3, punt c).

    2.   De uit hoofde van artikel 13 om solidariteit verzoekende lidstaat kan een verzoek om een vrijwillige bijdrage op basis van marktgebaseerde maatregelen tegelijkertijd naar een of meer andere, indirect verbonden lidstaten richten om het voordeligste aanbod of de meest voordelige combinatie van aanbiedingen te zoeken, op basis van de kosten, de leveringssnelheid, de betrouwbaarheid en de diversificatie van de gasleveringen op grond van artikel 13, lid 4.

    Verzoeken uit hoofde van de eerste alinea van dit artikel worden ten minste 48 uur vóór de aangegeven gasleveringstermijn ingediend bij de indirect verbonden lidstaten die mogelijk gasvolumes kunnen leveren op basis van vrijwillige maatregelen, bij de Commissie en bij de op grond van artikel 10, lid 1, punt g), aangewezen crisisbeheerders. Deze verzoeken bevatten ten minste de in artikel 13, lid 8 ter, eerste alinea, genoemde gegevens.

    De lidstaten die het verzoek uit hoofde van de eerste alinea van dit artikel ontvangen, antwoorden de verzoekende lidstaat en stellen de Commissie en de op grond van artikel 10, lid 1, punt g), aangewezen crisisbeheerders binnen 18 uur in kennis, waarbij zij aangeven of zij gasvolumes kunnen aanbieden op basis van vrijwillige maatregelen. Het antwoord bevat ten minste de in artikel 13, lid 8 bis, genoemde gegevens. De lidstaten kunnen hierop antwoorden door aan te geven dat zij niet in staat zijn om met behulp van marktgebaseerde maatregelen bij te dragen.

    3.   Wanneer de som van de gasvolumes die voortvloeien uit de aanbiedingen op grond van artikel 13, leden 1 en 2, en de aanbiedingen op grond van dit artikel, de vereiste volumes niet bereikt, worden aanbiedingen op grond van dit artikel automatisch geselecteerd.

    Wanneer de som van de gasvolumes die voortvloeien uit de aanbiedingen op grond van artikel 13, leden 1 en 2 en de aanbiedingen uit hoofde van dit artikel de vereiste volumes overschrijdt, wordt bij de selectie van aanbiedingen op grond van artikel 13, lid 4, rekening gehouden met aanbiedingen op grond van dit artikel, en zoekt de verzoekende lidstaat, na raadpleging van alle betrokken lidstaten, het voordeligste aanbod, of een combinatie van aanbiedingen uit hoofde van artikel 13 of dit artikel, op basis van kosten, leveringssnelheid, betrouwbaarheid en diversificatie. Indien de verzoekende lidstaten bijdragen uit hoofde van dit artikel selecteren, wordt het verzoek uit hoofde van artikel 13, leden 1 en 2, dienovereenkomstig verlaagd.

    De verzoekende lidstaat stelt de betreffende lidstaat in kennis van het gekozen af te nemen volume binnen zes uur na ontvangst van het aanbod, en minstens 24 uur voor het aangegeven tijdstip van levering van het gas.

    4.   Indien een indirect verbonden lidstaat op basis van marktgebaseerde maatregelen een vrijwillige bijdrage levert aan de verzoekende lidstaat op grond van de leden 1 en 2 van dit artikel, bedraagt de billijke compensatie niet meer dan redelijke kosten en kan deze de in artikel 13, lid 8 bis, tweede alinea, bedoelde kosten omvatten. Het definitieve bedrag van de billijke compensatie is onderworpen aan het in artikel 13, lid 8 quater, beschreven mechanisme van controle achteraf.

    5.   De transmissiesysteembeheerders van de betrokken lidstaten werken samen en wisselen informatie uit met behulp van het door het ENTSB-G op grond van artikel 3, lid 6, ingestelde Reco-systeem voor gas, teneinde binnen zes uur na een verzoek van een lidstaat of de Commissie de beschikbare interconnectiecapaciteit vast te stellen. Het ENTSB-G stelt de Commissie en de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten dienovereenkomstig in kennis.”.

    11)

    In artikel 14, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door:

    “Na een noodsituatie verstrekt de in lid 1 bedoelde bevoegde instantie de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na het einde van de noodsituatie een gedetailleerde evaluatie van de noodsituatie en van de doeltreffendheid van de ten uitvoer gelegde maatregelen, inclusief een evaluatie van de economische effecten van de noodsituatie, de effecten op de elektriciteitssector en de bijstand die verleend is aan en/of ontvangen is van de Unie en haar lidstaten. Indien van toepassing, omvat die evaluatie een nadere omschrijving van de omstandigheden die hebben geleid tot activering van het in artikel 13 bedoelde mechanisme en de voorwaarden waarop de ontbrekende gasleveringen zijn ontvangen, met inbegrip van de prijs en de betaalde financiële compensatie, en, indien van toepassing, de redenen waarom de solidariteitsaanbiedingen niet zijn aanvaard en/of het gas niet is geleverd. Die evaluatie wordt ter beschikking gesteld van de GCG en wordt meegenomen bij het actualiseren van de preventieve actieplannen en noodplannen.”.

    12)

    Aan artikel 17 bis wordt het volgende lid toegevoegd:

    “2.   Het verslag dat uiterlijk op 28 februari 2025 door de Commissie moet worden ingediend, bevat ook een algemene beoordeling van de toepassing van de artikelen 6 bis tot en met 6 quinquies, artikel 7, lid 1, artikel 7, lid 4, punt g), de artikelen 13 en 13 bis, artikel 16, lid 3, de artikelen 17 bis en 18 bis, artikel 20, lid 4, en de bijlagen I bis en I ter. Het verslag gaat, indien passend, vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening.”.

    13)

    Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in lid 2 wordt de volgende zin ingevoegd na de eerste zin:

    “De in artikel 8 bis, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 4 augustus 2024.”

    ;

    b)

    in lid 3 wordt de eerste zin vervangen door:

    “3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 8, artikel 7, lid 5, artikel 8, lid 5, en artikel 8 bis, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken.”

    ;

    c)

    in lid 6 wordt de eerste zin vervangen door:

    “6.   Een op grond van artikel 3, lid 8, artikel 7, lid 5, artikel 8, lid 5, of artikel 8 bis, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken.”.

    14)

    Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in afdeling 5, eerste alinea, punt a), tweede alinea, wordt na het tweede streepje “maatregelen om aanvoerroutes en bronnen van gas te diversifiëren” het volgende streepje toegevoegd:

    “—

    maatregelen om het hamsteren van capaciteit te voorkomen,”

    ;

    b)

    in afdeling 11.3, eerste alinea, punt a), tweede alinea, wordt na het tweede streepje “de maatregelen om aanvoerroutes en bronnen van gas te diversifiëren” het volgende streepje toegevoegd:

    “—

    maatregelen om het hamsteren van capaciteit te voorkomen,”.

    Artikel 85

    Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/942

    Verordening (EU) 2019/942 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    in artikel 2 wordt punt a) vervangen door:

    “a)

    brengt advies uit en doet aanbevelingen aan transmissiesysteembeheerders, het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het Europees netwerk van netbeheerders voor waterstof (European Network of Network Operators for Hydrogen — ENNOH), de EU DSB-entiteit, regionale coördinatiecentra en benoemde elektriciteitsmarktbeheerders, en door transmissiesysteembeheerders voor aardgas opgerichte entiteiten, lng-systeembeheerders, aardgasopslagsysteembeheerders of waterstofopslagbeheerders of waterstofnetbeheerders;”.

    2)

    In artikel 3, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door:

    “Op verzoek van ACER verstrekken de regulerende instanties, het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het ENNOH, de regionale coördinatiecentra, de EU DSB-entiteit, de transmissiesysteembeheerders voor aardgas, waterstofnetbeheerders, de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders en door transmissiesysteembeheerders voor aardgas opgerichte entiteiten, lng-systeembeheerders, aardgasopslagsysteembeheerders of waterstofopslagbeheerders of waterstofterminalbeheerders aan ACER de informatie die ACER uit hoofde van deze verordening voor de uitvoering van de taken van ACER nodig heeft, tenzij ACER die informatie reeds heeft gevraagd en ontvangen.”.

    3)

    Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:

    “1.   ACER brengt de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde van het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943, van het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1789 van het Europees Parlement en de Raad (*3), van het ENNOH overeenkomstig artikel 57, lid 9, van Verordening (EU) 2024/1789 en van de EU DSB-entiteit overeenkomstig artikel 53, lid 3, van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 40, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1789.

    2.   ACER oefent toezicht uit op de uitvoering van de taken van het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) 2019/943, van het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2024/1789, van het ENNOH overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EU) 2024/1789 en van de EU DSB-entiteit als bedoeld in artikel 55 van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 41 van Verordening (EU) 2024/1789.

    3.   ACER kan advies uitbrengen aan:

    a)

    het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 30, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2019/943, aan het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1789 en aan het ENNOH overeenkomstig artikel 59, lid 1, van die verordening, over de netcodes;

    b)

    het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 32, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943, aan het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1789, en aan het ENNOH overeenkomstig artikel 60, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1789 over de ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma, het ontwerp van netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt, en andere relevante documenten als genoemd in artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 26, lid 3, en artikel 59, lid 1, van Verordening (EU) 2024/1789, daarbij rekening houdend met de doelstellingen van non-discriminatie, effectieve mededinging en de juiste en zekere werking van de interne markten voor elektriciteit, waterstof en aardgas;

    c)

    de EU DSB-entiteit over de ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma en andere relevante documenten die worden bedoeld in artikel 55, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 41, lid 3, van Verordening (EU) 2024/1789, daarbij rekening houdend met de doelstellingen van non-discriminatie, effectieve mededinging en de juiste en zekere werking van de interne markten voor elektriciteit, waterstof en aardgas.

    (*3)  Verordening (EU) 2024/1789 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1227/2011, (EU) 2017/1938, (EU) 2019/942 en (EU) 2022/869 en Besluit (EU) 2017/684, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 715/2009 (PB L, 2024/1789, 15.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1789/oj).”;"

    b)

    de leden 6, 7 en 8 worden vervangen door:

    “6.   De relevante regulerende instanties plegen overleg om gezamenlijk te bepalen of het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het ENNOH, de EU DSB-entiteit of regionale coördinatiecentra tekortschieten in hun Unierechtelijke verplichtingen, en zij nemen passende maatregelen overeenkomstig artikel 59, lid 1, punt c), en artikel 62, lid 1, punt f), van Richtlijn (EU) 2019/944 of artikel 78, lid 1, punt e), van Richtlijn (EU) 2024/1788 van het Europees Parlement en de Raad (**).

    ACER geeft op verzoek van een of meer regulerende instanties of op eigen initiatief een met redenen omkleed advies en een aanbeveling aan het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het ENNOH, de EU DSB-entiteit of de regionale coördinatiecentra over de naleving van hun verplichtingen.

    7.   Indien uit een met redenen omkleed advies van ACER blijkt dat het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het ENNOH, de EU DSB-entiteit of een regionaal coördinatiecentrum mogelijkerwijs tekortschiet in zijn respectieve verplichtingen, nemen de betrokken regulerende instanties met eenparigheid van stemmen gecoördineerde besluiten waarin zij vaststellen of is tekortgeschoten in de relevante verplichtingen en, in voorkomend geval, welke maatregelen het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het ENNOH, de EU DSB-entiteit of het regionaal coördinatiecentrum dient te nemen om die niet-nakoming te verhelpen. Indien de regulerende instanties binnen vier maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het met redenen omkleed advies van ACER geen dergelijk gecoördineerd besluit aannemen met eenparigheid van stemmen, wordt de zaak op grond van artikel 6, lid 10, voorgelegd aan ACER.

    8.   Indien het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het ENNOH, de EU DSB-entiteit of een regionaal coördinatiecentrum een op grond van lid 6 of lid 7 van dit artikel vastgestelde niet-nakoming van hun verplichtingen niet binnen drie maanden hebben verholpen, of indien de bevoegde regulerende instantie in de lidstaat waar de entiteit gevestigd is, geen maatregelen heeft genomen om de naleving te waarborgen, richt ACER aan de regulerende instantie een aanbeveling om overeenkomstig artikel 59, lid 1, punt c), en artikel 62, lid 1, punt f), van Richtlijn (EU) 2019/944 of artikel 78, lid 1, punt f), van richtlijn (EU) 2024/1788, maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het ENNOH, de EU DSB-entiteit of de regionale coördinatiecentra hun verplichtingen nakomen, en stelt het de Commissie daarvan in kennis.

    (**)  Richtlijn (EU) 2024/1788 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2023/1791 en tot intrekking van Richtlijn 2009/73/EG (PB L, 2024/1788, 15.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1788/oj.”."

    4)

    In artikel 5 wordt lid 1 vervangen door:

    “1.   ACER neemt deel aan de ontwikkeling van netcodes in overeenstemming met artikel 59 van Verordening (EU) 2019/943 en de artikelen 71 en 72 van Verordening (EU) 2024/1789 en van richtsnoeren overeenkomstig artikel 61, lid 6, van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 74, lid 5, van Verordening (EU) 2024/1789. Het moet met name:

    a)

    niet-bindende kaderrichtsnoeren bij de Commissie indienen wanneer het hierom wordt verzocht uit hoofde van artikel 59, lid 4, van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 71, lid 4, of artikel 72, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1789. ACER beziet de kaderrichtsnoeren en dient ze opnieuw bij de Commissie in wanneer het hierom wordt verzocht uit hoofde van artikel 59, lid 7, van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 71, lid 7, of artikel 72, lid 7, van Verordening (EU) 2024/1789;

    b)

    de netcode herzien overeenkomstig artikel 59, lid 11, van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 71, lid 11, of artikel 72, lid 11, van Verordening (EU) 2024/1789. Bij zijn herziening houdt ACER rekening met de door de betrokken partijen tijdens het opstellen van die herziene netcode onder leiding van het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het ENNOH of de EU DSB-entiteit verstrekte zienswijzen; ACER raadpleegt de relevante belanghebbenden officieel over de aan de Commissie voor te leggen versie. ACER kan daartoe, in voorkomend geval, een beroep doen op het bij de netcodes opgerichte opstellingscomité. ACER brengt bij de Commissie verslag uit over het resultaat van de raadplegingen. Vervolgens legt ACER de netcode herzien overeenkomstig artikel 59, lid 11, van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 71, lid 11, of artikel 72, lid 11, van Verordening (EU) 2024/1789 aan de Commissie voor. Indien het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het ENNOH of de EU DSB-entiteit er niet in slaagt een netcode te ontwikkelen, stelt ACER een ontwerpnetcode op en dient deze bij de Commissie in wanneer het hierom wordt verzocht uit hoofde van artikel 59, lid 12, van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 71, lid 12, of artikel 72, lid 12, van Verordening (EU) 2024/1789;

    c)

    overeenkomstig artikel 32, lid 1, van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 27, lid 1, of artikel 64, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1789 een naar behoren met redenen omkleed advies uitbrengen aan de Commissie wanneer het ENTSB voor elektriciteit of het ENTSB voor gas, het ENNOH of de EU DSB-entiteit geen uitvoering heeft gegeven aan een van de netcodes die zijn opgesteld uit hoofde van artikel 30, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 26, lid 1, of artikel 59, lid 1, punt a, van Verordening (EU) 2024/1789, of aan een netcode die is vastgesteld overeenkomstig artikel 59, leden 3 tot en met 12, van Verordening (EU) 2019/943, artikel 71, leden 3 tot en met 12, of artikel 72, leden 3 tot en met 12, van Verordening (EU) 2024/1789, maar die door de Commissie niet is aangenomen uit hoofde van artikel 59, lid 13, van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 71, lid 13, of artikel 72, lid 13, van Verordening (EU) 2024/1789;

    d)

    toezicht uitoefenen op en de implementatie analyseren van de netcodes die door de Commissie zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EU) 2019/943 en de artikelen 71 en 72 van Verordening (EU) 2024/1789 en de richtsnoeren die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 61 van Verordening (EU) 2019/943, en artikel 74 van Verordening (EU) 2024/1789, alsmede de weerslag ervan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften die gericht zijn op het vergemakkelijken van de marktintegratie, alsmede non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en het juist functioneren van de markt, en verslag uitbrengen aan de Commissie.”.

    5)

    Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 3 wordt vervangen door:

    “3.   Uiterlijk op 5 juli 2022 en vervolgens om de vier jaar dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de onafhankelijk van de regulerende instanties op grond van artikel 57, lid 7, van Richtlijn (EU) 2019/944 en artikel 76, lid 6, van Richtlijn (EU) 2024/1788.”

    ;

    b)

    lid 5 wordt vervangen door:

    “5.   ACER brengt op verzoek van een of meer regulerende instanties of de Commissie een feitelijk advies uit over de vraag of een besluit van een regulerende instantie in overeenstemming is met de netcodes en richtsnoeren als bedoeld in Verordening (EU) 2019/943, Verordening (EU) 2024/1789, Richtlijn (EU) 2019/944 of Richtlijn (EU) 2024/1788, met andere relevante bepalingen van die richtlijnen of verordeningen of met artikel 13 van Verordening (EU) 2017/1938.”

    ;

    c)

    de volgende leden worden ingevoegd:

    “9 bis.   ACER doet aanbevelingen aan transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, waterstofnetbeheerders en regulerende instanties met betrekking tot de methoden voor het vaststellen van de intertemporele kostentoerekening op grond van artikel 5, lid 6, eerste alinea, van Verordening (EU) 2024/1789.

    ACER kan aanbevelingen doen aan transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, waterstofnetbeheerders en regulerende instanties met betrekking tot de gereguleerde activa op grond van artikel 5, lid 6, derde alinea, van Verordening (EU) 2024/1789.

    9 ter.   ACER kan aanbevelingen doen aan de regulerende instanties inzake de toewijzing van de kosten van oplossingen voor beperkingen van de grensoverschrijdende stromen ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen op grond van artikel 21, lid 11, van Verordening (EU) 2024/1789.

    9 quater.   ACER kan aanbevelingen doen aan de regulerende instanties inzake de toewijzing van de kosten van oplossingen voor beperkingen van de grensoverschrijdende stromen ten gevolge van verschillen in waterstofkwaliteit op grond van artikel 55, lid 8, van Verordening (EU) 2024/1789.

    9 quinquies.   ACER publiceert een monitoringsrapport inzake de congestie in interconnectiepunten op grond van afdeling 2.2.1, punt 2, van bijlage I bij Verordening (EU) 2024/1789.”

    ;

    d)

    lid 10 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de eerste alinea wordt vervangen door:

    “ACER is bevoegd om individuele beslissingen te nemen over reguleringskwesties met gevolgen voor de grensoverschrijdende handel of de grensoverschrijdende systeemveiligheid waarvoor een gezamenlijk besluit van ten minste twee regulerende instanties vereist is, wanneer dergelijke bevoegdheden aan de regulerende instanties zijn toegekend op grond van een van de volgende rechtshandelingen:

    a)

    een volgens de gewone wetgevingsprocedure vastgestelde wetgevingshandeling van de Unie;

    b)

    de in de artikelen 59, 60 en 61 van Verordening (EU) 2019/943 bedoelde netcodes en richtsnoeren die vóór 4 juli 2019 zijn aangenomen en latere herzieningen van deze netcodes en richtsnoeren;

    c)

    de in de artikelen 59, 60 en 61 van Verordening (EU) 2019/943 bedoelde netcodes en richtsnoeren vastgesteld als uitvoeringshandelingen op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad;

    d)

    richtsnoeren op grond van bijlage I bij Verordening (EU) 2024/1789, of

    e)

    netcodes en richtsnoeren als bedoeld in de artikelen 71 tot en met 74 van Verordening (EU) 2024/1789.”

    ;

    ii)

    in de tweede alinea wordt punt a) vervangen door:

    “a)

    indien de bevoegde regulerende instanties niet in staat zijn gebleken overeenstemming te bereiken binnen zes maanden vanaf de datum waarop het geval naar de laatste van deze regulerende instanties is verwezen, of binnen vier maanden vanaf die datum met betrekking tot gevallen uit hoofde van artikel 4, lid 7, van deze verordening, of artikel 59, lid 1, punt c), of artikel 62, lid 1, punt f), van Richtlijn (EU) 2019/944, of artikel 78, lid 1, punt f), van Verordening (EU) 2024/1788;”

    ;

    iii)

    de derde en vierde alinea worden vervangen door:

    “De bevoegde regulerende instanties kunnen gezamenlijk verzoeken om verlenging van de in de tweede alinea, punt a), van dit lid bedoelde periode met maximaal zes maanden, behalve met betrekking tot gevallen uit hoofde van artikel 4, lid 7, van deze verordening, of artikel 59, lid 1, punt c), of artikel 62, lid 1, punt f), van Richtlijn (EU) 2019/944, of artikel 78, lid 1, punt f), van Richtlijn (EU) 2024/1788.

    Wanneer de bevoegdheid om over de in de eerste alinea van dit lid bedoelde grensoverschrijdende kwesties te beslissen, is overgedragen aan regulerende instanties in nieuwe netcodes of richtsnoeren als bedoeld in de artikelen 59, 60 en 61 van Verordening (EU) 2019/943 die na 4 juli 2019 als gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld, is ACER enkel bevoegd om beslissingen te nemen op vrijwillige basis op grond van punt b) van de tweede alinea van dit lid, op verzoek van ten minste 60 % meerderheid van de bevoegde regulerende instanties. Indien er slechts twee regulerende instanties bij betrokken zijn, kan een van hen de zaak doorverwijzen naar ACER.”

    ;

    e)

    in lid 12 wordt punt a) vervangen door:

    “a)

    neemt ACER een besluit binnen zes maanden vanaf de datum van de verwijzing, of binnen vier maanden vanaf die datum met betrekking tot gevallen op grond van artikel 4, lid 7, van deze verordening, of artikel 59, lid 1, punt c), of artikel 62, lid 1, punt f), van Richtlijn (EU) 2019/944, of artikel 78, lid 1, punt f), van Richtlijn (EU) 2024/1788, en”.

    6)

    In artikel 14 wordt lid 1 vervangen door:

    “1.   Bij de uitvoering van zijn taken, in het bijzonder bij de opstelling van kaderrichtsnoeren overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EU) 2019/943 of de artikelen 71 en 72 van Verordening (EU) 2024/1789, alsmede bij het voorstellen van wijzigingen van netcodes uit hoofde van artikel 60 van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 73 van Verordening (EU) 2024/1789, raadpleegt ACER uitvoerig en in een vroeg stadium, marktdeelnemers, transmissiesysteembeheerders, waterstoftransmissienetbeheerders, consumenten, eindgebruikers, en in voorkomend geval mededingingsautoriteiten, ongeacht hun respectieve bevoegdheden, waarbij het, in het bijzonder bij de uitvoering van taken betreffende de transmissiesysteembeheerders en waterstoftransmissienetbeheerders, op een open en doorzichtige wijze opereert.”.

    7)

    Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   ACER ziet, in nauwe samenwerking met de Commissie, de lidstaten en de relevante nationale instanties, met inbegrip van de regulerende instanties, en onverminderd de bevoegdheden van de mededingingsautoriteiten, toe op de groothandels- en kleinhandelsmarkten voor elektriciteit en aardgas, met name de niveaus en de vorming van de kleinhandels- en groothandelsprijzen, om de relevante autoriteiten in staat te stellen tot het opsporen van mogelijk concurrentieverstorend, oneerlijk of ondoorzichtig gedrag van marktdeelnemers, en met betrekking tot de naleving van de in Richtlijn (EU) 2019/944 en Verordening (EU) 2024/1788 vastgestelde consumentenrechten, de gevolgen van marktontwikkelingen voor huishoudelijke afnemers, de toegang tot de netten, met inbegrip van de toegang tot elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, de vooruitgang met betrekking tot het niveau van interconnectoren, potentiële belemmeringen van grensoverschrijdende handel, inclusief het effect van waterstofbijmengingen in het aardgassysteem en belemmeringen van de grensoverschrijdende biomethaanstroom, regelgevende belemmeringen voor nieuwkomers op de markt en kleinere marktdeelnemers, met inbegrip van energiegemeenschappen en hernieuwbare-energiegemeenschappen van burgers, staatsinterventies die voorkomen dat prijzen de werkelijke schaarste weergeven, zoals die welke omschreven zijn in artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) 2019/943, de prestaties van de lidstaten op het gebied van zekerheid van de elektriciteitsvoorziening, op basis van de resultaten van de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 23 van die verordening, met name rekening houdend met de in artikel 17 van Verordening (EU) 2019/941 bedoelde evaluatie achteraf.

    ACER ziet, in nauwe samenwerking met de Commissie, de lidstaten en de relevante nationale instanties, met inbegrip van de regulerende instanties, en onverminderd de bevoegdheden van de mededingingsautoriteiten, toe op de waterstofmarkten, met name de gevolgen van de marktontwikkelingen voor waterstofafnemers, de toegang tot de waterstofnetten, met inbegrip van de toegang tot waterstof uit hernieuwbare bronnen, de vooruitgang met betrekking tot interconnectoren en potentiële belemmeringen van grensoverschrijdende handel.”

    ;

    b)

    lid 2 wordt vervangen door:

    “2.   ACER publiceert jaarlijks een verslag over de resultaten van zijn toezichtsactiviteiten als bedoeld in lid 1. In dat verslag geeft het aan welke obstakels eventueel de voltooiing van de interne markten voor elektriciteit, aardgas en waterstof in de weg staan.”

    ;

    c)

    de volgende leden worden toegevoegd:

    “6.   ACER publiceert studies waarin de kostenefficiëntie van de transmissiesysteembeheerders van de Unie wordt vergeleken op grond van artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1789.

    7.   ACER geeft adviezen die een geharmoniseerd formaat bieden voor de publicatie van technische informatie inzake de toegang tot waterstoftransmissienetten en publiceert een monitoringsrapport inzake de congestie in interconnectiepunten op grond van de in bijlage I bij Verordening (EU) 2024/1789 vastgelegde richtsnoeren.”.

    Artikel 86

    Wijzigingen van Verordening (EU) 2022/869

    Verordening (EU) 2022/869 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    De artikelen 11, 12 en 13 worden vervangen door:

    “Artikel 11

    Kosten-batenanalyse voor het gehele energiesysteem

    1.   Het ENTSB voor elektriciteit en het in artikel 57 van Verordening (EU) 2024/1789 van het Europees Parlement en de Raad (*4) bedoelde Europees netwerk van waterstofnetbeheerders voor gas (European Network of Network Operators for Hydrogen — ENNOH) stellen coherente ontwerpmethodologieën per sector vast, met inbegrip van het in lid 10 van dit artikel bedoelde model voor het energienetwerk en de energiemarkt, met het oog op een geharmoniseerde kosten-batenanalyse op Unieniveau voor het gehele energiesysteem voor projecten op de Unielijst die binnen de energie-infrastructuurcategorieën van punt 1), a), b), d) en f), en punt 3) van bijlage II bij deze verordening vallen.

    De in de eerste alinea van dit lid bedoelde methodologieën worden uitgewerkt overeenkomstig de in bijlage V vastgestelde beginselen, zijn gebaseerd op gemeenschappelijke aannamen die projectvergelijking mogelijk maken en stroken met de streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie voor 2030 en de doelstelling inzake klimaatneutraliteit van de Unie voor 2050, alsmede met de in bijlage IV uiteengezette regels en indicatoren.

    De in de eerste alinea van dit lid bedoelde methodologieën worden toegepast ter voorbereiding van elk daaropvolgend Uniebreed tienjarig netontwikkelingsplan dat op grond van artikel 30 van Verordening (EU) 2019/943 wordt ontwikkeld door het ENTSB voor elektriciteit, of door het ENNOH op grond van artikel 60 van Verordening (EU) 2024/1789.

    Uiterlijk op 24 april 2023 publiceert het ENTSB voor elektriciteit zijn coherente ontwerpmethodologie per sector en doet het deze toekomen aan de lidstaten, de Commissie en het Agentschap, nadat het tijdens het in lid 2 van dit artikel bedoelde raadplegingsproces input van de relevante belanghebbenden heeft verzameld. Elke methodologie voor een kosten-batenanalyse van waterstof voor het gehele energiesysteem die uiterlijk op 1 september 2024 door het ENTSB voor gas is ontwikkeld, wordt goedgekeurd overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde procedure. Uiterlijk op 1 december 2025 publiceert het ENNOH zijn coherente ontwerpmethodologie per sector en doet het deze toekomen aan de lidstaten, de Commissie en het Agentschap, nadat het tijdens het raadplegingsproces op grond van artikel 61, lid 3, punt d), van Verordening (EU) 2024/1789 input van de relevante belanghebbenden heeft verzameld.

    2.   Voorafgaand aan de indiening van hun respectieve ontwerpmethodologieën bij de lidstaten, de Commissie en het Agentschap overeenkomstig lid 1, publiceren het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH voorlopige ontwerpmethodologieën, organiseren zij een uitgebreid raadplegingsproces en winnen zij aanbevelingen in bij de lidstaten en ten minste de organisaties die alle relevante belanghebbenden vertegenwoordigen, met inbegrip van de uit hoofde van artikel 52, lid 1, van Verordening (EU) 2019/943 opgerichte Europese entiteit van distributiesysteembeheerders (de “EU-DSB-entiteit”), verenigingen die betrokken zijn bij de markten voor elektriciteit, aardgas en waterstof, verwarming en koeling, belanghebbenden op het vlak van koolstofafvang en -opslag en koolstofafvang en -gebruik, onafhankelijke aankoopgroeperingen, vraagresponsoperatoren, organisaties die betrokken zijn bij energie-efficiëntieoplossingen, verenigingen van energieverbruikers, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en, indien dit passend wordt geacht, de nationale regulerende instanties en andere nationale instanties.

    Binnen drie maanden na de bekendmaking van de voorlopige ontwerpmethodologieën uit hoofde van de eerste alinea kan elke in die alinea bedoelde belanghebbende een aanbeveling indienen.

    De krachtens artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad (*5) opgerichte Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering kan op eigen initiatief een advies over de ontwerpmethodologieën uitbrengen.

    In voorkomend geval zorgen de lidstaten en de in de eerste alinea bedoelde belanghebbenden voor de indiening en openbaarmaking van hun aanbevelingen en zorgt de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering voor de indiening en openbaarmaking van zijn advies bij het Agentschap en, naargelang het geval, bij het ENTSB voor elektriciteit of het ENNOH.

    Het raadplegingsproces is open, tijdig en transparant. Het ENTSB voor elektriciteit en het ENNOH stellen een verslag op over het raadplegingsproces en maken dit openbaar.

    Wanneer zij geen of slechts gedeeltelijk rekening hebben gehouden met de aanbevelingen van de lidstaten of de belanghebbenden, alsook met de aanbevelingen van nationale instanties, of met het advies van de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering, motiveren het ENTSB voor elektriciteit en het ENNOH dit.

    3.   Binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van de ontwerpmethodologieën, samen met de tijdens het raadplegingsproces ontvangen input en het verslag over de raadpleging, brengt het Agentschap bij het ENTSB voor elektriciteit en het ENNOH advies uit. Het Agentschap stelt het ENTSB voor elektriciteit, het ENNOH, de lidstaten en de Commissie in kennis van zijn advies en maakt dit bekend op de website van het Agentschap.

    4.   Binnen drie maanden na ontvangst van de ontwerpmethodologieën kunnen de lidstaten advies uitbrengen bij het ENTSB voor elektriciteit en het ENNOH en bij de Commissie. Om de raadpleging te vergemakkelijken, kan de Commissie specifieke vergaderingen van de groepen organiseren om de ontwerpmethodologieën te bespreken.

    5.   Binnen drie maanden na ontvangst van de adviezen van het Agentschap en de lidstaten, als bedoeld in de leden 3 en 4, wijzigen het ENTSB voor elektriciteit en het ENNOH hun respectieve methodologieën om ten volle rekening te houden met de adviezen van het Agentschap en de lidstaten en dienen zij deze vervolgens samen met het advies van het Agentschap ter goedkeuring in bij de Commissie. De Commissie neemt haar besluit binnen drie maanden na indiening van de methodologieën door respectievelijk het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH.

    6.   Binnen een termijn van twee weken na de goedkeuring door de Commissie overeenkomstig lid 5, maken het ENTSB voor elektriciteit en het ENNOH hun respectieve methodologieën op hun websites bekend. Zij publiceren de desbetreffende inputgegevens en andere relevante netwerk-, load-flow- en marktgegevens in een voldoende nauwkeurige vorm en met inachtneming van beperkingen uit hoofde van het nationaal recht en relevante vertrouwelijkheidsovereenkomsten. De Commissie en het Agentschap zorgen ervoor dat de ontvangen gegevens vertrouwelijk behandeld worden, zowel door henzelf als door andere partijen die namens hen analytische werkzaamheden uitvoeren op basis van deze gegevens.

    7.   De methodologieën worden op gezette tijden geactualiseerd en verbeterd overeenkomstig de in de leden 1 tot en met 6 beschreven procedure. Zij worden met name gewijzigd na indiening van het in lid 10 bedoelde energienetwerk- en marktmodel. Mits zij daartoe een passende rechtvaardiging en een tijdschema geven, kunnen het Agentschap — op eigen initiatief of naar aanleiding van een naar behoren gemotiveerd verzoek van nationale regulerende instanties of belanghebbenden, en na formele raadpleging van de organisaties die alle relevante belanghebbenden vertegenwoordigen als bedoeld in lid 2, eerste alinea — en de Commissie verzoeken om dergelijke actualiseringen en verbeteringen, met motivering en een tijdslijn. Het Agentschap maakt de verzoeken van nationale regulerende instanties of belanghebbenden bekend, evenals alle relevante niet commercieel gevoelige documenten die aanleiding geven tot een verzoek van het Agentschap om actualisering of verbetering.

    8.   Voor projecten die vallen binnen de energie-infrastructuurcategorieën van punt 1), c) en e), en de punten 2), 4) en 5), van bijlage II, zorgt de Commissie voor de ontwikkeling van methodologieën voor een geharmoniseerde kosten-batenanalyse op het niveau van de Unie voor het gehele energiesysteem. Deze methodologieën zijn wat baten en kosten betreft verenigbaar met de door het ENTSB voor elektriciteit en het ENNOH ontwikkelde methodologieën. Met de hulp van nationale regulerende instanties bevordert het Agentschap de samenhang tussen deze methodologieën en de door het ENTSB voor elektriciteit en het ENNOH uitgewerkte methodologieën. De methodologieën worden op transparante wijze ontwikkeld, met inbegrip van een uitgebreide raadpleging van de lidstaten en alle relevante belanghebbenden.

    9.   Om de drie jaar zorgt het Agentschap voor de vaststelling en openbaarmaking van een reeks indicatoren met bijbehorende referentiewaarden om vergelijking mogelijk te maken van de investeringskosten per eenheid voor vergelijkbare projecten van de energie-infrastructuurcategorieën die zijn opgenomen in bijlage II. Projectontwikkelaars verstrekken de gevraagde gegevens aan de nationale regulerende instanties en aan het Agentschap.

    Het Agentschap maakt uiterlijk op 24 april 2023 de eerste indicatoren voor de infrastructuurcategorieën van de punten 1), 2) en 3) van bijlage II openbaar, voor zover er gegevens beschikbaar zijn om robuuste indicatoren en referentiewaarden te berekenen. Deze referentiewaarden kunnen door het ENTSB voor elektriciteit en het ENNOH worden gebruikt voor de kosten-batenanalyses die worden gemaakt voor de daaropvolgende Uniebrede tienjarige netontwikkelingsplannen.

    Het Agentschap maakt uiterlijk op 24 april 2025 de eerste indicatoren voor de energie-infrastructuurcategorieën vastgesteld in de punten 4) en 5) van bijlage II openbaar.

    10.   Uiterlijk op 31 oktober 2025 dienen het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH, na een in lid 2, eerste alinea, bedoeld uitgebreid raadplegingsproces met belanghebbenden, gezamenlijk bij de Commissie en het Agentschap een consistent en geleidelijk geïntegreerd model in dat zorgt voor samenhang tussen de methodologieën per sector op basis van gemeenschappelijke aannamen, onder meer voor elektriciteits-, aardgas- en waterstoftransmissie-infrastructuur, alsook voor aardgasopslaginstallaties, vloeibaar aardgas en elektrolyse-installaties, dat betrekking heeft op de prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur beschreven in bijlage I en wordt opgesteld volgens de in bijlage V vastgestelde beginselen.

    11.   Het model bedoeld in lid 10 omvat ten minste de onderlinge verbanden tussen de desbetreffende sectoren in alle stadia van de infrastructuurplanning, in het bijzonder scenario’s, technologieën en ruimtelijke resolutie, het in kaart brengen van leemten in de infrastructuur, met name met betrekking tot grensoverschrijdende capaciteit, en projectbeoordeling.

    12.   Na goedkeuring van het in lid 10 bedoelde model door de Commissie overeenkomstig de in de leden 1 tot en met 5 omschreven procedure wordt dit model geïntegreerd in de in lid 1 bedoelde methodologieën, die dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    13.   Het model en de coherente kosten-batenmethodologieën per sector worden ten minste om de vijf jaar, te beginnen vanaf de goedkeuring ervan overeenkomstig lid 10 en indien nodig vaker, bijgewerkt overeenkomstig de in lid 7 bedoelde procedure.

    14.   Tot en met 1 januari 2027 is dit artikel van toepassing met inachtneming van de overgangsbepalingen van artikel 61 van Verordening (EU) 2024/1789.

    Artikel 12

    Scenario’s voor de tienjarige netontwikkelingsplannen

    1.   Uiterlijk op 24 januari 2023 publiceert het Agentschap, na een uitgebreid raadplegingsproces met de Commissie, de lidstaten, het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, de EU-DSB-entiteit en ten minste de organisaties die verenigingen vertegenwoordigen die betrokken zijn bij de markten voor elektriciteit, gas en waterstof, verwarming en koeling, belanghebbenden op het vlak van koolstofafvang en -opslag en koolstofafvang en -gebruik, onafhankelijke aankoopgroeperingen, vraagresponsoperatoren, organisaties die betrokken zijn bij energie-efficiëntieoplossingen, verenigingen van energieverbruikers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, de kaderrichtsnoeren voor de door het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH te ontwikkelen gezamenlijke scenario’s. Die kaderrichtsnoeren worden indien nodig regelmatig bijgewerkt. Bij het raadplegingsproces voor bijwerking van de kaderrichtsnoeren wordt ook het ENNOH betrokken.

    In de kaderrichtsnoeren als bedoeld in de eerste alinea worden criteria vastgesteld voor een transparante, niet-discriminerende en robuuste ontwikkeling van scenario’s waarbij rekening wordt gehouden met beste praktijken op het gebied van infrastructuurbeoordeling en netontwikkelingsplanning. De kaderrichtsnoeren hebben ook tot doel ervoor te zorgen dat de onderliggende scenario’s van het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH volledig in overeenstemming zijn met het “energie-efficiëntie eerst”-beginsel, de streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie voor 2030 en haar doelstelling inzake klimaatneutraliteit voor 2050, en houden rekening met de meest recente beschikbare scenario’s van de Commissie en, indien van toepassing, de nationale energie- en klimaatplannen.

    De Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering kan op eigen initiatief input leveren over de wijze waarop kan worden gewaarborgd dat scenario’s voldoen aan de streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie voor 2030 en haar doelstelling inzake klimaatneutraliteit voor 2050. Het Agentschap houdt in de in de eerste alinea bedoelde kaderrichtsnoeren naar behoren rekening met deze input.

    Het Agentschap motiveert wanneer het geen of slechts gedeeltelijk rekening heeft gehouden met de aanbevelingen van de lidstaten, belanghebbenden en de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering.

    2.   Het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH volgen de kaderrichtsnoeren van het Agentschap bij de ontwikkeling van de gezamenlijke scenario’s die moeten worden gebruikt voor de Uniebrede tienjarige netontwikkelingsplannen.

    De gezamenlijke scenario’s omvatten tevens een langetermijnperspectief tot 2050 en ook, waar passend, tussentijdse stappen.

    3.   Het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH nodigen de organisaties die alle relevante belanghebbenden vertegenwoordigen uit, met inbegrip van de EU-DSB-entiteit, verenigingen die betrokken zijn bij de markten voor elektriciteit, aardgas en waterstof, verwarming en koeling, belanghebbenden op het vlak van koolstofafvang en -opslag en koolstofafvang en -gebruik, onafhankelijke aankoopgroeperingen, vraagresponsoperatoren, organisaties die betrokken zijn bij energie-efficiëntieoplossingen, verenigingen van energieverbruikers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, om deel te nemen aan het proces voor de ontwikkeling van de scenario’s, met name in verband met belangrijke elementen als aannamen en hoe deze tot uiting komen in de scenariogegevens.

    4.   Het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH publiceren het ontwerpverslag over de gezamenlijke scenario’s en leggen dit ter advies voor aan het Agentschap, de lidstaten en de Commissie.

    De Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering kan op eigen initiatief een advies uitbrengen over het verslag over de gezamenlijke scenario’s.

    5.   Binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van het ontwerpverslag over de gezamenlijke scenario’s, samen met de tijdens het raadplegingsproces ontvangen input en een verslag over de wijze waarop daarmee rekening is gehouden, brengt het Agentschap bij het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het ENNOH, de lidstaten en de Commissie zijn advies uit waarin wordt nagegaan of is voldaan aan de in lid 1, eerste alinea, bedoelde kaderrichtsnoeren, met inbegrip van eventuele aanbevelingen voor wijzigingen.

    Binnen diezelfde termijn kan de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering op eigen initiatief een advies uitbrengen over de verenigbaarheid van scenario’s met de streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie voor 2030 en haar doelstelling inzake klimaatneutraliteit voor 2050.

    6.   Binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van het in lid 5 bedoelde advies hecht de Commissie, rekening houdend met de adviezen van het Agentschap en de lidstaten, haar goedkeuring aan het ontwerpverslag over de gezamenlijke scenario’s of verzoekt het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH om dit te wijzigen.

    Het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH motiveren hoe zij een eventueel verzoek om wijzigingen van de Commissie hebben behandeld.

    Indien de Commissie het verslag over de gezamenlijke scenario’s niet goedkeurt, brengt zij een met redenen omkleed advies uit aan het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH.

    7.   Binnen een termijn van twee weken na de goedkeuring van het verslag over de gezamenlijke scenario’s overeenkomstig lid 6, maken het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH dit verslag bekend op hun websites. Zij publiceren tevens de bijbehorende input- en outputgegevens in een voldoende duidelijke en nauwkeurige vorm zodat een derde de resultaten ervan kan reproduceren, met inachtneming van het nationale recht, relevante vertrouwelijkheidsovereenkomsten en gevoelige informatie.

    8.   Tot en met 1 januari 2027 is dit artikel van toepassing met inachtneming van de overgangsbepalingen van artikel 61 van Verordening (EU) 2024/1789.

    Artikel 13

    In kaart brengen van leemten in de infrastructuur

    1.   Binnen zes maanden na de goedkeuring van het verslag over de gezamenlijke scenario’s krachtens artikel 12, lid 6, en vervolgens om de twee jaar, publiceren het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH de verslagen over leemten in de infrastructuur die worden opgesteld in het kader van de Uniebrede tienjarige netontwikkelingsplannen.

    Bij de beoordeling van de leemten in de infrastructuur baseren het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH hun analyse op de scenario’s die uit hoofde van artikel 12 zijn opgesteld, passen zij het “energie-efficiëntie eerst”-beginsel toe en nemen zij met prioriteit alle relevante andere oplossingen dan nieuwe infrastructuur in overweging. Bij het overwegen van nieuwe infrastructuuroplossingen wordt bij de beoordeling van de leemten in de infrastructuur rekening gehouden met alle betreffende kosten, onder meer voor versterking van netwerken.

    De beoordeling van de leemten in de infrastructuur is met name gericht op leemten in de infrastructuur die mogelijk gevolgen hebben voor de verwezenlijking van de streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie voor 2030 en haar doelstelling inzake klimaatneutraliteit voor 2050.

    Voorafgaand aan de bekendmaking van hun respectieve verslagen organiseren het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH een uitgebreid raadplegingsproces met alle relevante belanghebbenden, met inbegrip van de EU-DSB-entiteit, verenigingen die betrokken zijn bij de markten voor elektriciteit, aardgas en waterstof, verwarming en koeling, belanghebbenden op het vlak van koolstofafvang en -opslag en koolstofafvang en -gebruik, onafhankelijke aankoopgroeperingen, vraagresponsoperatoren, organisaties die betrokken zijn bij energie-efficiëntieoplossingen, verenigingen van energieverbruikers, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, het Agentschap en alle vertegenwoordigers van de lidstaten die deel uitmaken van de in bijlage I opgenomen relevante prioritaire corridors voor energie-infrastructuur.

    2.   Het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH leggen hun respectieve ontwerpverslag over leemten in de infrastructuur ter advies voor aan het Agentschap, de Commissie en de lidstaten.

    3.   Binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van het verslag over leemten in de infrastructuur, samen met de tijdens het raadplegingsproces ontvangen input en een verslag over de wijze waarop daarmee rekening is gehouden, brengt het Agentschap bij het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas of het ENNOH, de Commissie en de lidstaten advies uit en maakt het dit advies openbaar.

    4.   Binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van het in lid 3 bedoelde advies van het Agentschap stelt de Commissie, rekening houdend met het advies van het Agentschap en met input van de lidstaten, haar advies op en legt zij dit voor aan het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas of het ENNOH.

    5.   Het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas en het ENNOH passen hun verslagen over leemten in de infrastructuur aan met inachtneming van het advies van het Agentschap en overeenkomstig de adviezen van de Commissie en de lidstaten, en maken deze verslagen openbaar.

    6.   Tot en met 1 januari 2027 is dit artikel van toepassing met inachtneming van de overgangsbepalingen van artikel 61 van Verordening (EU) 2024/1789.

    (*4)  Verordening (EU) 2024/1789 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1227/2011, (EU) 2017/1938, (EU) 2019/942 en (EU) 2022/869 en Besluit (EU) 2017/684, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 715/2009 (PB L, 2024/1789, 15.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1789/oj)."

    (*5)  Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13).”."

    2)

    Aan artikel 31 wordt het volgende lid toegevoegd:

    “5.   In de bijlagen bij deze verordening wordt elke verwijzing naar “het ENTSB voor gas” gelezen als “het ENTSB voor gas en het ENNOH” voor de toepassing van de overgangsbepalingen op grond van artikel 61 van Verordening (EU) 2024/1789. Vanaf 1 januari 2027 wordt elke verwijzing naar “het ENTSB voor gas” gelezen als “het ENNOH”.”.

    Artikel 87

    Wijziging van Besluit (EU) 2017/684

    De in Besluit (EU) 2017/684 bepaalde kennisgevingsverplichtingen met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten op het gebied van energie met betrekking tot aardgas wordt uitgelegd als omvattende intergouvernementele overeenkomsten met betrekking tot waterstof, inclusief waterstofcomponenten zoals ammoniak en vloeibare organische waterstofdragers.

    Artikel 88

    Intrekking

    Verordening (EG) nr. 715/2009 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage III bij deze verordening.

    Artikel 89

    Inwerkingtreding

    1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 5 februari 2025.

    2.   In afwijking van lid 1 van dit artikel:

    a)

    zijn artikel 11, lid 3, punt b), artikel 34, lid 6, en artikel 84 van toepassing met ingang van 1 januari 2025;

    b)

    is afdeling 5 van toepassing met ingang van 1 januari 2025, met uitzondering van de artikelen 42, 43, 44, 52, 53 en 54, die van toepassing zijn met ingang van 4 augustus 2024.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 13 juni 2024.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    R. METSOLA

    Voor de Raad

    De voorzitter

    H. LAHBIB


    (1)   PB C 323 van 26.8.2022, blz. 101.

    (2)   PB C 498 van 30.12.2022, blz. 83.

    (3)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 mei 2024.

    (4)  Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36).

    (5)  Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

    (6)  Resolutie van het Europees Parlement van 10 juli 2020 over een alomvattende Europese benadering van energieopslag (2019/2189(INI)) (PB C 371 van 15.9.2021, blz. 58).

    (7)  Verordening (EU) 2023/857 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/842 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en van Verordening (EU) 2018/1999 (PB L 111 van 26.4.2023, blz. 1).

    (8)  Verordening (EU) 2023/957 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2015/757 om maritieme vervoersactiviteiten in het EU-emissiehandelssysteem op te nemen en te voorzien in de monitoring, rapportage en verificatie van emissies van aanvullende broeikasgassen en emissies van aanvullende scheepstypes (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 105).

    (9)  Verordening (EU) 2023/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in het zeevervoer, en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 234 van 22.9.2023, blz. 48).

    (10)  Verordening (EU) 2023/2405 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer (ReFuelEU Luchtvaart) (PB L, 2023/2405, 31.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2405/oj).

    (11)  Richtlijn (EU) 2023/959 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 134).

    (12)  Richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (PB L 231 van 20.9.2023, blz. 1).

    (13)  Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad (PB L, 2023/2413, 31.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/2413/oj).

    (14)  Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 1).

    (15)  Richtlijn (EU) 2024/1788 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2023/1791 en tot intrekking van Richtlijn 2009/73/EG (PB L, 2024/1788, 15.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/1788/oj).

    (16)  Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2009, (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943, en Richtlijnen 2009/73/EG en (EU) 2019/944, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 347/2013 (PB L 152 van 3.6.2022, blz. 45).

    (17)  Verordening (EU) 2024/1787 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de vermindering van methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942 (PB L, 2024/1787, 15.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/reg/2024/1787/oj).

    (18)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

    (19)  Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 22).

    (20)  Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 984/2013 (PB L 72 van 17.3.2017, blz. 1).

    (21)  Verordening (EU) nr. 312/2014 van de Commissie van 26 maart 2014 tot vaststelling van een netcode inzake gasbalancering van transmissienetten (PB L 91 van 27.3.2014, blz. 15).

    (22)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

    (23)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

    (24)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

    (25)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

    (26)  Verordening (EU) 2015/703 van de Commissie van 30 april 2015 tot vaststelling van een netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling (PB L 113 van 1.5.2015, blz. 13).

    (27)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

    (28)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

    (29)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).

    (30)  Besluit (EU) 2017/684 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied, en tot intrekking van Besluit nr. 994/2012/EU (PB L 99 van 12.4.2017, blz. 1).

    (31)  Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57).

    (32)  Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).

    (33)  Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).

    (34)  Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2022 tot wijziging van Verordeningen (EU) 2017/1938 en (EG) nr. 715/2009 wat betreft gasopslag (PB L 173 van 30.6.2022, blz. 17).

    (35)  Verordening (EU) 2022/2576 van de Raad van 19 december 2022 inzake de bevordering van solidariteit via een betere coördinatie van de aankoop van gas, betrouwbare prijsbenchmarks en de uitwisseling van gas over de grenzen heen (PB L 335 van 29.12.2022, blz. 1).

    (36)  Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1).

    (37)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

    (38)  Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 125).

    (39)  Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 54).

    (40)  Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 (PB L 249 van 14.7.2021, blz. 38).

    (41)  Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13).


    BIJLAGE I

    Richtsnoeren

    1.   Te publiceren informatie over de methode om de gereguleerde inkomsten van de transmissiesysteembeheerder te bepalen

    De in de punten 1 tot en met 5 bedoelde informatie wordt door de regulerende instantie of de transmissiesysteembeheerder, zoals door de regulerende instantie beslist, voorafgaand aan de tariefperiode gepubliceerd.

    Die informatie wordt afzonderlijk verstrekt voor transmissieactiviteiten waar de transmissiesysteembeheerder een onderdeel vormt van een grotere commerciële entiteit of houdstermaatschappij.

    1.

    De entiteit die verantwoordelijk is voor de berekening, vaststelling en goedkeuring van de verschillende componenten van de methode.

    2.

    Een beschrijving van de methode, inclusief ten minste een beschrijving van:

    a)

    de algemene methode, zoals een inkomstenplafond, hybride, cost-plus of tariefbenchmarking;

    b)

    de methode om de gereguleerde activa (regulatory asset base — RAB) te bepalen, inclusief:

    i)

    de methode om de initiële (begin-) waarde van de activa vast te stellen, zoals die wordt toegepast bij het begin van de desbetreffende reguleringsperiode en als er nieuwe activa aan de RAB worden toegevoegd;

    ii)

    de methode om activa opnieuw te beoordelen;

    iii)

    toelichtingen over de waardeontwikkeling van de activa;

    iv)

    de behandeling van buiten gebruik gestelde activa;

    v)

    de op de RAB toegepaste afschrijvingsmethode, met inbegrip van eventuele op de waarde toegepaste wijzigingen;

    c)

    de methode om de kapitaalkosten te bepalen;

    d)

    de methode om de totale uitgaven (TOTEX) vast te stellen, of, indien van toepassing, de exploitatiekosten (OPEX) en kapitaaluitgaven (CAPEX);

    e)

    de methode om de kostenefficiëntie vast te stellen, indien van toepassing;

    f)

    de toegepaste methode om de inflatie te bepalen;

    g)

    de methode om premies en prikkels vast te stellen, indien van toepassing;

    h)

    niet-controleerbare kosten;

    i)

    binnen de houdstermaatschappij verrichte diensten, indien van toepassing.

    3.

    De waarden van de parameters die in de methode worden gebruikt:

    a)

    de gedetailleerde waarden van de parameters die deel uitmaken van de kosten van eigen vermogen en vreemd vermogen, of de gewogen gemiddelde kapitaalkosten, in percentages;

    b)

    afzonderlijk op pijpleidingen en compressoren toegepaste afschrijvingstermijnen, in jaren;

    c)

    wijzigingen van de afschrijvingstermijn of in de versnelling van de afschrijving op activa;

    d)

    efficiëntiestreefcijfers, in percentages;

    e)

    inflatie-indices;

    f)

    premies en prikkels.

    4.

    De waarde van de kosten en uitgaven die worden gebruikt om de toegestane of beoogde inkomsten te berekenen, in euro’s en in lokale valuta, van:

    a)

    de RAB per activatype, uitgesplitst per jaar tot de volledige afschrijving ervan, inclusief:

    i)

    de aan de RAB toegevoegde investeringen, per activatype;

    ii)

    de afschrijving per activatype, of de volledige afschrijving van de activa;

    b)

    de kapitaalkosten, inclusief de kosten van eigen vermogen en vreemd vermogen;

    c)

    operationele uitgaven;

    d)

    premies en prikkels, afzonderlijk per post.

    5.

    Door de transmissiesysteembeheerder te verstrekken financiële indicatoren. Indien de transmissiesysteembeheerder onderdeel vormt van een grotere houdstermaatschappij of onderneming, worden die waarden afzonderlijk voor de transmissiesysteembeheerder verstrekt, inclusief:

    a)

    inkomsten voor aftrek van rente, belastingen en afschrijvingen (EBITDA);

    b)

    inkomsten voor aftrek van rente en belastingen (EBIT);

    c)

    opbrengst van de activa I (ROA) = EBITDA/RAB;

    d)

    opbrengst van de activa II (ROA) = EBIT/RAB;

    e)

    rendement eigen vermogen (ROE) = Profit/Equity:

    i)

    rendement op het geïnvesteerd vermogen (ROCE);

    ii)

    hefboomratio;

    iii)

    nettoschuld/(nettoschuld + eigen vermogen);

    iv)

    nettoschuld/EBITDA.

    De regulerende instantie of de transmissiesysteembeheerder verstrekt een vereenvoudigd tariefmodel met inbegrip van de uitgesplitste parameters en waarden van de methode, aan de hand waarvan de toegestane of beoogde inkomsten van de transmissiesysteembeheerder kunnen worden nagerekend.

    6.

    De transmissiesysteembeheerders houden dagelijks een logboek bij van de werkelijke onderhouds- en stroomstoringen die zich hebben voorgedaan en stellen dit op verzoek ter beschikking van de regulerende instantie. Deze informatie wordt op verzoek eveneens ter beschikking gesteld van consumenten die door een storing zijn getroffen.

    2.   Beginselen inzake de mechanismen voor capaciteitsallocatie en de procedures voor congestiebeheer bij transmissiesysteembeheerders en de toepassing van deze procedures bij contractuele congestie

    2.1.   Beginselen inzake de mechanismen voor capaciteitsallocatie en de procedures voor congestiebeheer bij transmissiesysteembeheerders

    1.

    De mechanismen voor capaciteitsallocatie en de procedures voor congestiebeheer zijn bevorderlijk voor de ontwikkeling van concurrentie en de liquide verhandeling van capaciteit en zijn compatibel met de marktmechanismen, inclusief de spotmarkten en trading hubs. Zij zijn flexibel en aanpasbaar aan veranderende marktomstandigheden.

    2.

    In deze mechanismen en procedures wordt rekening gehouden met de integriteit van het betrokken systeem en met de leveringszekerheid.

    3.

    Deze mechanismen en procedures belemmeren de toetreding van nieuwe marktdeelnemers niet en creëren evenmin overmatige hinderpalen voor het betreden van de markt. Zij beletten niet dat marktdeelnemers, inclusief nieuwkomers op de markten bedrijven met een klein marktaandeel, effectief concurreren.

    4.

    Door middel van deze mechanismen en procedures worden passende economische signalen gegeven voor de efficiënte en maximale benutting van technische capaciteit en worden investeringen in nieuwe infrastructuur aangemoedigd.

    5.

    Netgebruikers worden ingelicht over het soort omstandigheden dat de beschikbaarheid van gecontracteerde capaciteit kan beïnvloeden. De informatie over afschakeling komt overeen met het informatieniveau waarover de transmissiesysteembeheerder beschikt.

    6.

    Indien het om systeemintegriteitsredenen moeilijk is de contractuele leveringsverplichtingen na te komen, brengen de transmissiesysteembeheerders de netgebruikers op de hoogte en zoeken ze onverwijld een niet-discriminerende oplossing.

    De transmissiesysteembeheerders raadplegen netgebruikers over procedures alvorens deze uit te voeren en komen ze met de regulerende instantie overeen.

    2.2.   Procedures voor congestiebeheer bij contractuele congestie

    2.2.1.   Algemene bepalingen

    1.

    Dit punt is van toepassing op interconnectiepunten tussen aangrenzende entry-exitsystemen, ongeacht of zij fysiek dan wel virtueel zijn, tussen twee of meer lidstaten of binnen dezelfde lidstaat voor zover die punten onderhevig zijn aan boekingsprocedures van gebruikers. Dit punt kan ook van toepassing zijn op entrypunten van en exitpunten naar derde landen, dit naargelang van de beslissing van de relevante regulerende instantie. Exitpunten naar eindgebruikers en distributienetwerken, entrypunten vanuit lng-terminals en productiefaciliteiten en entry-exitpunten van en naar aardgasopslaginstallaties vallen niet onder het bepaalde in dit punt.

    2.

    Op basis van de door de transmissiesysteembeheerders bekendgemaakte informatie op grond van punt 3 van deze bijlage en, waar van toepassing, gevalideerd door de regulerende instanties, publiceert ACER een monitoringsrapport inzake de congestie in interconnectiepunten met betrekking tot de in het voorgaande jaar verkochte vastecapaciteitsproducten; daarbij wordt, voor zover mogelijk, rekening gehouden met de handel in capaciteit op de secundaire markt en het gebruik van afschakelbare capaciteit.

    Het monitoringsrapport wordt iedere twee jaar bekendgemaakt. ACER publiceert maximaal eenmaal per jaar aanvullende verslagen op met redenen omkleed verzoek van de Commissie.

    3.

    Alle additionele capaciteit die beschikbaar komt door de toepassing van één van de procedures voor congestiebeheer als bedoeld in de punten 2.2.2 tot en met 2.2.5, wordt door de betreffende transmissiesysteembeheerders aangeboden in het gereguleerde allocatieproces.

    2.2.2.   Capaciteitstoename door overboekings- en terugkoopregeling

    1.

    De transmissiesysteembeheerders stellen een stimuleringsregeling voor overboeking en terugkoop voor teneinde additionele capaciteit op vaste basis aan te bieden; zij leggen die regeling ten uitvoer na goedkeuring door de regulerende instantie. Voordat tot uitvoering wordt overgegaan legt de relevante regulerende instantie de voorgestelde regeling voor aan de regulerende instanties van de aangrenzende lidstaten en houdt rekening met hun opvattingen. Onder additionele capaciteit wordt de vaste capaciteit verstaan die wordt aangeboden boven op de technische capaciteit van een interconnectiepunt, als berekend op grond van artikel 6, lid 1.

    2.

    De overboekings- en terugkoopregeling vormt een stimulans voor transmissiesysteembeheerders om additionele capaciteit beschikbaar te stellen, rekening houdend met de technische voorwaarden, zoals de calorische waarde, de temperatuur en het verwachte verbruik, van het desbetreffende entry-exitsysteem en de capaciteiten van aangrenzende netwerken. Voor de herberekening van de technische of additionele capaciteit van het entry-exitsysteem hanteren de transmissiesysteembeheerders een dynamische aanpak.

    3.

    De aan de overboekings- en terugkoopregeling verbonden stimulans weerspiegelt de risico’s welke de transmissiesysteembeheerders lopen wanneer zij additionele capaciteit aanbieden. Die regeling wordt zodanig opgezet dat de inkomsten uit de verkoop van additionele capaciteit en de kosten die het gevolg zijn van de terugkoopregeling of van maatregelen op grond van punt 6, worden gedeeld tussen de transmissiesysteembeheerders en de netgebruikers. De regulerende instanties beslissen over de verdeling van de inkomsten en de kosten over de transmissiesysteembeheerder en de netgebruiker.

    4.

    Met als doel de inkomsten van de transmissiesysteembeheerder te bepalen wordt de technische capaciteit, in het bijzonder de afgestane capaciteit, alsook, wanneer van toepassing, de capaciteit ten gevolge van de toepassing van vaste day-ahead-“use-it-or-lose-it”- en langetermijn-“use-it-or-lose-it”-mechanismen, geacht te zijn toegewezen vóór elke additionele capaciteit.

    5.

    Bij de bepaling van de additionele capaciteit houdt de transmissiesysteembeheerder rekening met statistische scenario’s voor de op interconnectiepunten op enig moment verwachte hoeveelheid fysiek ongebruikte capaciteit. Daarbij wordt ook rekening gehouden met een risicoprofiel voor het aanbieden van additionele capaciteit die niet leidt tot een buitensporige terugkoopverplichting. In het kader van de overboekings- en terugkoopregeling wordt ook een raming gemaakt van de waarschijnlijkheid dat capaciteit moet worden teruggekocht op de markt en de daaraan verbonden kosten. Mede op basis daarvan wordt de hoeveelheid additioneel ter beschikking te stellen capaciteit bepaald.

    6.

    Wanneer dat noodzakelijk is om de systeemintegriteit in stand te houden, passen de transmissiesysteembeheerders een marktgebaseerde terugkoopprocedure toe waarbij de netgebruikers capaciteit kunnen aanbieden. De netgebruikers worden geïnformeerd over de van toepassing zijnde terugkoopprocedure. De toepassing van een terugkoopprocedure laat de voor noodsituaties geldende maatregelen onverlet.

    7.

    Voordat zij een terugkoopprocedure toepassen, verifiëren de transmissiesysteembeheerders of alternatieve technische en commerciële maatregelen de systeemintegriteit op een meer kosteneffectieve wijze in stand kunnen houden.

    8.

    Wanneer zij een overboekings- en terugkoopregeling voorstellen, verstrekt de transmissiesysteembeheerder alle relevante gegevens, ramingen en modellen aan de regulerende instantie zodat die de regeling kan beoordelen. De transmissiesysteembeheerder brengt geregeld aan de regulerende instantie verslag uit over de werking van de regeling en verstrekt, op verzoek van de regulerende instantie, alle relevante gegevens. De regulerende instantie kan de transmissiesysteembeheerder verzoeken de regeling te herzien.

    2.2.3.   Mechanisme voor vaste day-ahead-“use-it-or-lose-it”

    1.

    De regulerende instanties eisen van de transmissiesysteembeheerders dat zij per netgebruiker op interconnectiepunten minimaal de in punt 3 neergelegde regels toepassen met betrekking het wijzigen van de initiële nominatie wanneer op basis van het jaarlijkse monitoringsrapport van ACER als bedoeld in punt 2 van punt 2.2.1 is aangetoond dat op interconnectiepunten, tegen de reserveprijs wanneer gebruik wordt gemaakt van veilingen, in de loop van de capaciteitstoewijzingsprocedures de vraag groter is dan het aanbod voor producten voor gebruik in hetzij dat jaar zelf hetzij een van de daaropvolgende twee jaren:

    a)

    voor minimaal drie vastecapaciteitsproducten met een looptijd van één maand;

    b)

    voor minimaal twee vastecapaciteitsproducten met een looptijd van één kwartaal;

    c)

    voor minimaal één vastecapaciteitsproduct met een looptijd van één jaar of langer, of

    d)

    wanneer gedurende ten minste zes maanden geen vastecapaciteitsproduct met een looptijd van één maand of langer aangeboden is.

    2.

    Wanneer op basis van het jaarlijkse monitoringsrapport van ACER als bedoeld in punt 2 van punt 2.2.1 is aangetoond dat een situatie als beschreven in punt 1 zich in de komende drie jaar waarschijnlijk niet opnieuw zal voordoen, bijvoorbeeld omdat capaciteit beschikbaar komt ten gevolge van fysieke uitbreiding van het netwerk of de beëindiging van langetermijncontracten, kunnen de betrokken regulerende instanties beslissen het mechanisme voor vaste day-ahead-“use-it-or-lose-it” te beëindigen.

    3.

    Vaste hernominatie is toegestaan tot maximaal 90 % en minimaal 10 % van de door de netgebruiker op een interconnectiepunt gecontracteerde capaciteit. Indien echter de nominatie betrekking heeft op meer dan 80 % van de gecontracteerde capaciteit, mag de helft van het niet-genomineerde volume in opwaartse zin worden gehernomineerd. Indien de nominatie betrekking heeft op niet meer dan 20 % van de gecontracteerde capaciteit, mag de helft van het genomineerde volume in neerwaartse zin worden gehernomineerd. De toepassing van dit punt laat de voor noodsituaties geldende maatregelen onverlet.

    4.

    De oorspronkelijke houder van de gecontracteerde capaciteit kan het restant van zijn geboekte vaste capaciteit op afschakelbare basis hernomineren.

    5.

    Punt 3 is niet van toepassing op netgebruikers — personen of ondernemingen en de ondernemingen waarover zij zeggenschap hebben in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) — die beschikken over minder dan 10 % van de gedurende het voorgaande jaar op het interconnectiepunt aangeboden gemiddelde technische capaciteit.

    6.

    Op interconnectiepunten waar een mechanisme van vaste day-ahead-“use-it-or-lose-it” overeenkomstig punt 3 wordt toegepast, stelt de regulerende instantie een evaluatie op van de relatie met de overboekings- en terugkoopregeling op grond van punt 2.2.2, wat kan uitmonden in een besluit van de regulerende instantie om op die interconnectiepunten punt 2.2.2 niet toe te passen. Een dergelijk besluit wordt onverwijld ter kennis gebracht van het ACER en de Commissie.

    7.

    Een regulerende instantie kan ertoe beslissen op een interconnectiepunt een mechanisme voor vaste day-ahead-“use-it-or-lose-it” op grond van punt 3 toe te passen. Voordat zij een dergelijk besluit vaststelt, raadpleegt de regulerende instantie de regulerende instanties van de aangrenzende lidstaten. Bij de vaststelling van een dergelijk besluit houdt de regulerende instantie rekening met de adviezen van de regulerende instanties van die aangrenzende lidstaten.

    2.2.4.   Teruggeven van gecontracteerde capaciteit

    De transmissiesysteembeheerders aanvaarden elk teruggave van vaste capaciteit die door een netgebruiker op een interconnectiepunt gecontracteerd is, met uitzondering van capaciteitsproducten met een looptijd van een dag of korter. De netgebruiker behoudt zijn rechten en verplichtingen overeenkomstig het capaciteitscontract totdat de capaciteit door de transmissiesysteembeheerders wordt geheralloceerd en in de mate dat de capaciteit door de transmissiesysteembeheerder niet is geheralloceerd. Teruggegeven capaciteit wordt pas geacht te zijn geheralloceerd nadat alle beschikbare capaciteit gealloceerd is. De transmissiesysteembeheerder stelt de netgebruiker onverwijld in kennis van elke herallocatie van de door die gebruiker teruggegeven capaciteit. De specifieke voorwaarden voor het teruggeven van capaciteit, in het bijzonder wanneer meerdere netgebruikers hun capaciteit teruggeven, worden vastgesteld door de regulerende instantie.

    2.2.5.   Mechanisme voor langetermijn-“use-it-or-lose-it”

    1.

    De regulerende instanties eisen van transmissiesysteembeheerders dat zij door een netgebruiker op een interconnectiepunt systematisch onderbenutte gecontracteerde capaciteit geheel of gedeeltelijk intrekken wanneer die netgebruiker zijn ongebruikte capaciteit niet tegen redelijke voorwaarden heeft verkocht of aangeboden en wanneer andere netgebruikers om vaste capaciteit verzoeken. Gecontracteerde capaciteit wordt geacht systematisch onderbenut te zijn, met name wanneer:

    a)

    de netgebruiker tussen 1 april tot en met 30 september en 1 oktober tot en met 31 maart minder dan gemiddeld 80 % van zijn gecontracteerde capaciteit met een effectieve contractduur van meer dan één jaar gebruikt, waarvoor geen afdoende redenen kunnen worden gegeven, of

    b)

    de netgebruiker systematisch bijna 100 % van zijn gecontracteerde capaciteit nomineert en naar beneden hernomineert met het doel de in punt 3 van punt 2.2.3 neergelegde regels te omzeilen.

    2.

    De toepassing van een vast day-ahead-“use-it-or-lose-it”-mechanisme wordt niet geacht een rechtvaardiging te zijn om de toepassing van punt 1 te voorkomen.

    3.

    Intrekking heeft tot gevolg dat de netgebruiker zijn gecontracteerde capaciteit gedurende een bepaalde periode of tijdens de rest van de effectieve contractuele termijn geheel of gedeeltelijk verliest. De netgebruiker behoudt zijn rechten en verplichtingen overeenkomstig het capaciteitscontract totdat de capaciteit door de transmissiesysteembeheerders wordt geheralloceerd en in de mate dat de capaciteit door de transmissiesysteembeheerder niet is geheralloceerd.

    4.

    De transmissiesysteembeheerders verstrekken de regulerende instanties op gezette tijden alle gegevens die vereist zijn voor de monitoring van de mate waarin de gecontracteerde capaciteit met effectieve contractuele looptijd van meer dan één jaar of repeterende kwartalen die minimaal twee jaar bestrijken, wordt gebruikt.

    3.   Definitie van de technische informatie die netgebruikers nodig hebben om effectieve toegang tot het aardgassysteem te kunnen verkrijgen, definitie van alle voor de transparantievereisten relevante punten en de op alle relevante punten te publiceren informatie en het tijdschema voor de publicatie van die informatie

    3.1.   Definitie van de technische informatie die netgebruikers nodig hebben om effectieve toegang tot het systeem te kunnen verkrijgen

    3.1.1.   Wijze van informatieverstrekking

    1.

    De transmissiesysteembeheerders verstrekken alle in punt 3.1.2 en de punten 3.3.1) tot en met 3.3.5) bedoelde informatie op de volgende wijze:

    a)

    op een website die voor het publiek toegankelijk is, gratis en zonder dat het nodig is zich te registreren of zich anderszins bij de transmissiesysteembeheerder in te schrijven;

    b)

    op geregelde en voortschrijdende wijze; de frequentie waarmee de informatie wordt verstrekt hangt af van de wijzigingen die worden aangebracht en de looptijd van de dienstverlening;

    c)

    op gebruiksvriendelijke wijze;

    d)

    op een zinvolle, duidelijk meetbare, gemakkelijk toegankelijke en niet-discriminerende wijze;

    e)

    in een downloadbaar formaat, overeengekomen tussen de transmissiesysteembeheerders en de regulerende instanties op basis van een advies over een geharmoniseerd formaat dat zal worden verstrekt door ACER, en dat een kwantitatieve en vergelijkende analyse mogelijk maakt;

    f)

    in consistente eenheden; de eenheid van energie-inhoud is kWh (met een referentie-verbrandingstemperatuur van 298,15 K) en de eenheid van volume is m3 (bij 273,15 K en 1,01325 bar). De constante conversiefactor naar energie-inhoud moet worden gegeven. Boven op het bovengenoemde formaat is ook publicatie in andere eenheden mogelijk;

    g)

    in de officiële talen van de lidstaat en in het Engels;

    h)

    alle gegevens worden beschikbaar gesteld op een Uniebreed, op kostenefficiënte basis door het ENTSB voor gas ingericht centraal platform.

    2.

    De transmissiesysteembeheerders verstrekken tijdig en zodra zij daarover beschikken nadere gegevens over alle feitelijke wijzigingen van de in punt 3.1.2 en de punten 3.3.1) tot en met 3.3.5) bedoelde informatie.

    3.1.2.   Inhoud van de te verstrekken informatie

    1.

    De transmissiesysteembeheerders publiceren ten minste de volgende informatie over hun systemen en diensten:

    a)

    een gedetailleerde en uitvoerige beschrijving van de verschillende aangeboden diensten en de bijbehorende heffingen;

    b)

    de verschillende typen transportcontracten die voor deze diensten beschikbaar zijn;

    c)

    de netcode en/of de standaardvoorwaarden waarin de rechten en verantwoordelijkheden van alle netgebruikers worden beschreven, inclusief:

    i)

    de geharmoniseerde transportcontracten en andere relevante documenten;

    ii)

    indien relevant voor de toegang tot het systeem, voor alle relevante punten als genoemd in punt 3.2, een specificatie van relevante gaskwaliteitsparameters, met inbegrip van ten minste de calorimetrische warmtewaarde (gross calorific value), de Wobbe-index en het zuurstofgehalte, en de aansprakelijkheid van of de conversiekosten voor de netgebruikers indien het geleverde gas buiten die specificaties valt;

    iii)

    indien relevant voor de toegang tot het systeem, voor alle relevante punten informatie betreffende de drukeisen;

    iv)

    de procedure in het geval van afschakeling van afschakelbare capaciteit, met inbegrip van, wanneer van toepassing, het tijdschema, de omvang en de classificatie van afzonderlijke afschakelingen, bijvoorbeeld pro rata of op basis van eerstgekomen-laatst afgeschakeld;

    d)

    de geharmoniseerde procedures die worden toegepast wanneer gebruik wordt gemaakt van het transmissiesysteem, inclusief de definitie van kernbegrippen;

    e)

    voorzieningen inzake capaciteitsallocatie en congestiebeheer en ter voorkoming van hamsteren; procedures voor hergebruik;

    f)

    de regels die ten aanzien van de transmissiesysteembeheerder van toepassing zijn op de handel in capaciteit op de secundaire markt;

    g)

    de balanceringsregels en methoden voor de berekening van tarieven voor onbalans;

    h)

    in voorkomende gevallen, de flexibiliteits- en tolerantiewaarden die zonder afzonderlijke vergoeding in het transport en de andere diensten inbegrepen zijn, alsook de daarbovenop aangeboden flexibiliteit en de overeenkomstige tarieven;

    i)

    een gedetailleerde beschrijving van het aardgassysteem van de transmissiesysteembeheerder met vermelding van de relevante interconnectiepunten daarvan, als omschreven in punt 3.2, alsook de namen van de beheerders van de interconnectiesystemen of -faciliteiten;

    j)

    de regels voor verbinding met het door de transmissiesysteembeheerder geëxploiteerde aardgassysteem;

    k)

    informatie betreffende mechanismen in het geval van noodsituaties, voor zover dit de verantwoordelijkheid van de transmissiesysteembeheerder betreft, zoals maatregelen die kunnen leiden tot het afsluiten van afnemersgroepen en andere algemene aansprakelijkheidsregels die gelden voor de transmissiesysteembeheerder;

    l)

    de door de transmissiesysteembeheerders overeengekomen procedures bij interconnectiepunten, van belang voor toegang van netgebruikers tot de desbetreffende transmissiesystemen, met betrekking tot de interoperabiliteit van het netwerk, overeengekomen nominatie- en matchingsprocedures en andere overeengekomen procedures die bepalingen bevatten betreffende de toewijzing van gasstromen en balancering, inclusief de gebruikte methoden;

    m)

    de transmissiesysteembeheerders publiceren een gedetailleerde en volledige beschrijving van de methodologie en de procedures, inclusief informatie over de gebruikte parameters en de centrale aannamen die worden gebruikt om de technische capaciteit te berekenen.

    3.2.   Definitie van alle voor de transparantie-eisen relevante punten

    1.

    Tot de relevante punten behoren ten minste:

    a)

    alle entry- en exitpunten naar en van een door een transmissiesysteembeheerder beheerd net, met uitzondering van de exitpunten die zijn verbonden met een afzonderlijke eindafnemer, met uitzondering van de entrypunten die direct verbonden zijn met een productiefaciliteit van één afzonderlijke producent binnen de Unie;

    b)

    alle entry- en exitpunten die de balanceringszones van een transmissiesysteembeheerder verbinden;

    c)

    alle punten die het netwerk van een transmissiesysteembeheerder verbinden met een lng-terminal, met fysieke aardgashubs en met opslag- en productiefaciliteiten, tenzij voor deze productiefaciliteiten een uitzondering geldt op grond van punt a);

    d)

    alle punten die het net van een bepaalde transmissiesysteembeheerder verbinden met de infrastructuur voor het aanbieden van ondersteunende diensten.

    2.

    Informatie voor eindafnemers en voor productiefaciliteiten, die zijn uitgesloten van de omschrijving van de relevante punten als gegeven onder punt 3.2.1, a), wordt, minimaal per balanceringszone, in samengevoegde vorm gepubliceerd. Voor de toepassing van deze bijlage wordt de samenvoeging van afzonderlijke eindafnemers en van productiefaciliteiten die niet onder de in punt 3.2.1, a), vastgestelde omschrijving van relevante punten vallen, geacht één relevant punt te zijn.

    3.

    Wanneer punten tussen twee of meer transmissiesysteembeheerders uitsluitend door de betrokken transmissiesysteembeheerders worden beheerd, zonder contractuele of operationele betrokkenheid van de systeemgebruikers, of wanneer dergelijke punten een transmissiesysteem verbinden met een distributiesysteem en er geen contractuele congestie is in die punten, worden de transmissiesysteembeheerders voor die punten vrijgesteld van de verplichting tot publicatie van de in punt 3.3 bedoelde informatie. De regulerende instantie kan van de transmissiesysteembeheerder eisen de uit hoofde van punt 3.3 te verstrekken informatie te publiceren voor alle of voor groeperingen van de vrijgestelde punten. In een dergelijk geval wordt de informatie, wanneer die beschikbaar is voor de transmissiesysteembeheerder, in samengevoegde vorm en op betekenisvol niveau, ten minste per balanceringszone, gepubliceerd. Voor de toepassing van deze bijlage wordt de samenvoeging van deze punten geacht één relevant punt te zijn.

    3.3.   De op alle relevante punten te publiceren informatie en het tijdschema voor de publicatie van die informatie

    1.

    Op alle relevante punten publiceren de transmissiesysteembeheerders de in de tweede alinea, punten a) t/m g), van genoemde informatie voor alle geleverde diensten en ondersteunende diensten, met name informatie inzake blending, ballasting en conversie. Die informatie wordt gepubliceerd in numerieke vorm, voor periodes van een uur of een dag, naargelang van de kleinste referentieperiode voor capaciteitsboeking en renominatie en de kleinste afrekeningsperiode waarvoor tarieven voor onbalans worden aangerekend. Wanneer de kortste referentieperiode niet gelijk is aan een dag, wordt de in de tweede alinea, punten a) t/m g), bedoelde informatie ook beschikbaar gesteld per periode van een dag.

    De volgende informatie en de actualisering daarvan wordt door de systeembeheerder gepubliceerd zodra deze beschikbaar is (in “near real time”):

    a)

    de technische capaciteit voor stromen in beide richtingen;

    b)

    de totale gecontracteerde vaste en afschakelbare capaciteit in beide richtingen;

    c)

    de nominaties en renominaties in beide richtingen;

    d)

    de beschikbare vaste en afschakelbare capaciteit in beide richtingen;

    e)

    de feitelijke fysieke stromen;

    f)

    de geplande en feitelijke afschakeling van afschakelbare capaciteit;

    g)

    de geplande en niet-geplande afschakeling van vaste diensten, alsmede de informatie betreffende het herstel van dergelijke vaste diensten (bv. onderhoud van het systeem en de waarschijnlijke duur van afschakeling ten gevolge van dergelijk onderhoud); geplande afschakelingen worden ten minste 42 dagen van tevoren gepubliceerd;

    h)

    het voorkomen van wettelijk geldige, maar onsuccesvolle verzoeken voor vastecapaciteitsproducten met een looptijd van één maand of langer, inclusief het aantal en het volume van dergelijke onsuccesvolle verzoeken;

    i)

    in het geval van veilingen, waar en wanneer vastecapaciteitsproducten met een looptijd van één maand of langer zijn verrekend tegen tarieven die hoger liggen dan het reservetarief;

    j)

    waar en wanneer geen vastecapaciteitsproduct met een looptijd van één maand of langer is aangeboden in het kader van het normale allocatieproces;

    k)

    de totale capaciteit die beschikbaar is gesteld dankzij de toepassing van de procedures voor congestiebeheer als neergelegd in de punten 2.2.2 tot en met 2.2.5 per gehanteerde procedure voor congestiebeheer.

    2.

    Voor alle relevante punten wordt de in punt 3.3.1, a), b), en d), bedoelde informatie ten minste 24 maanden van tevoren gepubliceerd.

    3.

    Voor alle relevante punten publiceren de transmissiesysteembeheerders historische gegevens betreffende de in punt 3.3.1, a) t/m g), bedoelde informatie, telkens voor de afgelopen vijf jaar.

    4.

    Voor alle relevante punten publiceren de transmissiesysteembeheerders op dagbasis de gemeten calorimetrische warmtewaarde, de Wobbe-index, de in het aardgassysteem bijgemengde waterstof, het methaangehalte en het zuurstofgehalte. Voorlopige cijfers worden gepubliceerd uiterlijk drie dagen volgende op de desbetreffende gasdag. Definitieve cijfers worden gepubliceerd binnen drie maanden na het aflopen van de desbetreffende maand.

    5.

    Voor alle relevante punten publiceren de transmissiesysteembeheerders de beschikbare capaciteit, meer bepaald de geboekte en technische capaciteit, op jaarbasis gedurende alle jaren waarin capaciteit is gecontracteerd plus één jaar en dit ten minste voor de komende tien jaar. Die informatie wordt minimaal om de maand of vaker, wanneer nieuwe informatie beschikbaar komt, geactualiseerd. De publicatie heeft betrekking op de periode waarin capaciteit op de markt wordt aangeboden.

    3.4.   Te publiceren informatie betreffende het transmissiesysteem en tijdschema voor de publicatie van deze informatie

    1.

    Wanneer deze informatie voor de transmissiesysteembeheerder beschikbaar is, zorgen de transmissiesysteembeheerders voor de publicatie, dagelijks en elke dag geactualiseerd, van de samengevoegde hoeveelheden van de op de secundaire markt aangeboden en gecontracteerde capaciteit die wordt verkocht door één netgebruiker aan een andere netgebruiker. Die informatie omvat de volgende specificaties:

    a)

    de interconnectiepunten waar de capaciteit is verkocht;

    b)

    het type capaciteit, d.w.z. entry, exit, vast, afschakelbaar;

    c)

    de hoeveelheid en looptijd van de capaciteitsgebruiksrechten;

    d)

    het type verkoop, bijvoorbeeld overdracht of toewijzing;

    e)

    het totale aantal handelsverrichtingen of overdrachten;

    f)

    andere bij de transmissiesysteembeheerder bekende voorwaarden als bedoeld in punt 3.3.

    Voor zover dergelijke informatie wordt verstrekt door een derde partij, worden de transmissiesysteembeheerders vrijgesteld van deze bepaling.

    2.

    De transmissiesysteembeheerders publiceren de geharmoniseerde voorwaarden waaronder capaciteitstransacties, bijvoorbeeld overdrachten en toewijzingen, door hen worden aanvaard. Die voorwaarden omvatten minimaal:

    a)

    een beschrijving van de gestandaardiseerde producten die kunnen worden verkocht op de secundaire markt;

    b)

    de aanlooptijd voor de uitvoering/aanvaarding/registratie van transacties op de secundaire markt; in het geval van vertraging moeten de redenen daarvan bekend worden gemaakt;

    c)

    de door de verkoper of derde partij, als bedoeld in punt 3.4.1), aan de transmissiesysteembeheerder gerichte kennisgeving met de naam van koper en verkoper en de capaciteitsspecificaties als bedoeld in punt 3.4.1).

    Voor zover dergelijke informatie wordt verstrekt door een derde partij, worden de transmissiesysteembeheerders vrijgesteld van die bepaling.

    3.

    Wat de balanceringsdienst van zijn systeem betreft, verstrekt elke transmissiesysteembeheerder elke netgebruiker, voor elke balanceringsperiode, gegevens over zijn specifieke preliminaire onbalansvolumen en kosten per individuele netgebruiker, en dit uiterlijk één maand na het einde van de balanceringsperiode. De definitieve gegevens met betrekking tot gebruikers die worden bevoorraad overeenkomstig gestandaardiseerde belastingsprofielen, mogen tot 14 maanden later worden verstrekt. Voor zover dergelijke informatie wordt verstrekt door een derde partij, worden de transmissiesysteembeheerders vrijgesteld van die bepaling. Bij het verstrekken van die informatie wordt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht genomen.

    4.

    Wanneer flexibiliteitsdiensten, andere dan toegestane afwijkingen, worden aangeboden voor derdentoegang publiceren de transmissiesysteembeheerders dagelijks prognoses voor de volgende dag inzake de maximale hoeveelheid flexibiliteit, het geboekte flexibiliteitsniveau en de beschikbaarheid van flexibiliteit voor de markt van de volgende gasdag. De transmissiesysteembeheerders publiceren achteraf ook de samengevoegde gegevens over het gebruik van alle flexibiliteitsdiensten tegen het einde van elke gasdag. Wanneer de regulerende instantie ervan overtuigd is dat dergelijke informatie eventueel misbruik door de netgebruikers tot gevolg kan hebben, kan zij de transmissiesysteembeheerder vrijstellen van die verplichting.

    5.

    Per balanceringszone publiceren de transmissiesysteembeheerders de hoeveelheid gas in het transmissiesysteem bij het begin van elke gasdag en de prognose betreffende de hoeveelheid aardgas in het transmissiesysteem op het einde van elke gasdag. De prognose betreffende de hoeveelheid aardgas op het einde van de gasdag wordt gedurende de gehele gasdag per uur geactualiseerd. Als tarieven voor onbalans worden aangerekend op uurbasis, maakt de transmissiesysteembeheerder de hoeveelheid gas in het transmissiesysteem op uurbasis bekend. Als alternatief kunnen de transmissiesysteembeheerders per balanceringszone ook de samengevoegde gegevens publiceren betreffende de onbalans van alle gebruikers bij het begin van elke balanceringsperiode en de prognose voor de samengevoegde onbalanspositie van alle gebruikers tegen het einde van elke gasdag. Wanneer de regulerende instantie ervan overtuigd is dat dergelijke informatie eventueel misbruik door de netgebruikers tot gevolg kan hebben, kan zij de transmissiesysteembeheerder vrijstellen van die verplichting.

    6.

    De transmissiesysteembeheerders bieden gebruiksvriendelijke instrumenten voor de berekening van de tarieven aan.

    7.

    De transmissiesysteembeheerders houden gedurende ten minste vijf jaar ter beschikking van de relevante nationale autoriteiten gegevens bij over alle capaciteitscontracten en andere relevante informatie in verband met de berekening van en het verstrekken van toegang tot beschikbare capaciteit, in het bijzonder de individuele nominaties en onderbrekingen van de voorziening. De transmissiesysteembeheerders houden gedurende ten minste vijf jaar documentatie bij met alle relevante informatie uit hoofde van de punten 3.3.4) en 3.3.5) en zij stellen deze informatie op verzoek ter beschikking van de regulerende instantie. Beide partijen nemen de commerciële vertrouwelijkheid in acht.

    8.

    De transmissiesysteembeheerders publiceren ten minste eenmaal per jaar, binnen een vooraf bepaalde termijn, alle geplande onderhoudsperioden die van invloed kunnen zijn op de uit de transportcontracten voortvloeiende rechten van de netgebruikers alsmede desbetreffende operationele informatie, met een adequate vooraankondiging. Dit houdt in dat onverwijld en op niet-discriminerende wijze alle wijzigingen van geplande onderhoudsperioden worden gepubliceerd en niet-gepland onderhoud wordt bekendgemaakt zodra de transmissiesysteembeheerders over deze informatie beschikken. Gedurende de onderhoudsperioden publiceren de transmissiesysteembeheerders regelmatig geactualiseerde informatie betreffende nadere bijzonderheden over het onderhoud, alsmede de verwachte duur en het effect ervan.

    4.   Het formaat en de inhoud van de publicatie van technische informatie over nettoegang door waterstofnetbeheerders en de informatie die op relevante punten moet worden gepubliceerd, en de tijdschema’s

    4.1.   Het formaat van de publicatie van technische informatie over nettoegang

    1.

    Waterstofnetbeheerders verstrekken op de volgende wijze alle informatie die netgebruikers nodig hebben om daadwerkelijk toegang te verkrijgen tot het in de punten 4.2 en 4.3 bedoelde net:

    a)

    op een website die voor het publiek toegankelijk is, gratis en zonder dat het nodig is zich te registreren of zich anderszins bij de waterstofnetbeheerder in te schrijven;

    b)

    op geregelde en voortschrijdende wijze; de frequentie waarmee de informatie wordt verstrekt hangt af van de wijzigingen die worden aangebracht en de looptijd van de dienstverlening;

    c)

    op gebruiksvriendelijke wijze;

    d)

    op een duidelijke, kwantificeerbare, gemakkelijk toegankelijke en niet-discriminerende wijze;

    e)

    in een downloadbaar formaat, overeengekomen tussen de waterstofnetbeheerders en de regulerende instanties op basis van een advies over een geharmoniseerd formaat dat zal worden verstrekt door ACER, en dat een kwantitatieve analyse mogelijk maakt;

    f)

    in consistente eenheden; de eenheid van energie-inhoud is kWh en de eenheid van volume is m3; de constante conversiefactor naar energie-inhoud moet worden gegeven; bovendien is ook publicatie in andere eenheden mogelijk;

    g)

    in de officiële talen van de lidstaat en in het Engels;

    h)

    alle gegevens worden vanaf 1 oktober 2026 beschikbaar gesteld op een Uniebreed, op kostenefficiënte basis door het ENNOH ingericht centraal platform.

    2.

    De waterstofnetbeheerders verstrekken tijdig en zo snel zij daarover beschikken nadere gegevens over alle feitelijke wijzigingen van de in de punten 4.2 en 4.3 bedoelde informatie.

    4.2.   De inhoud van de publicatie van technische informatie over nettoegang

    1.

    De waterstofnetbeheerders publiceren ten minste de volgende informatie over hun systemen en diensten:

    a)

    een gedetailleerde en uitvoerige beschrijving van de verschillende aangeboden diensten en de bijbehorende tarieven;

    b)

    de verschillende typen transportcontracten die voor die diensten beschikbaar zijn;

    c)

    de netcodes en/of de standaardvoorwaarden waarin de rechten en verantwoordelijkheden van alle netgebruikers worden beschreven, inclusief:

    i)

    de geharmoniseerde transportcontracten en andere relevante documenten;

    ii)

    indien relevant voor de toegang tot het net, voor alle relevante punten, een specificatie van relevante waterstofkwaliteitsparameters, en de aansprakelijkheid van of de conversiekosten voor de netgebruikers indien de waterstof buiten die specificaties valt;

    iii)

    indien relevant voor de toegang tot het systeem, voor alle relevante punten informatie betreffende de drukeisen;

    d)

    de geharmoniseerde procedures die worden toegepast wanneer gebruik wordt gemaakt van het waterstofnet, inclusief de definitie van kernbegrippen;

    e)

    in voorkomende gevallen, de flexibiliteits- en tolerantiewaarden die zonder afzonderlijke vergoeding in het transport en de andere diensten inbegrepen zijn, alsook de daarbovenop aangeboden flexibiliteit en de overeenkomstige tarieven;

    f)

    een gedetailleerde beschrijving van het waterstofnet van de waterstofnetbeheerder, met vermelding van de relevante interconnectiepunten daarvan, als omschreven onder punt 2, alsook de namen van de beheerders van de onderling verbonden netten of faciliteiten;

    g)

    de regels voor verbinding met het door de waterstofnetbeheerder geëxploiteerde net;

    h)

    informatie betreffende mechanismen in het geval van noodsituaties, voor zover dit de verantwoordelijkheid van de waterstofnetbeheerder betreft, zoals maatregelen die kunnen leiden tot het afsluiten van afnemersgroepen en andere algemene aansprakelijkheidsregels die gelden voor de waterstofnetbeheerder;

    i)

    de door de waterstofnetbeheerders overeengekomen procedures bij interconnectiepunten die van belang zijn voor de toegang van netgebruikers tot de desbetreffende waterstofnetten, met betrekking tot de interoperabiliteit van het netwerk.

    2.

    Tot de relevante punten behoren ten minste:

    a)

    alle entry- en exitpunten naar en van een door een waterstofnetbeheerder beheerd waterstofnet, met uitzondering van de exitpunten die zijn verbonden met een afzonderlijke eindafnemer, met uitzondering van de entrypunten die direct verbonden zijn met een productiefaciliteit of één afzonderlijke producent binnen de Unie;

    b)

    alle entry- en exitpunten die de netten van een waterstofnetbeheerder verbinden;

    c)

    alle punten die het netwerk van een waterstofnetbeheerder verbinden met een lng-terminal, met waterstofterminals, met fysieke aardgashubs en met opslag- en productiefaciliteiten, tenzij voor die productiefaciliteiten een uitzondering geldt op grond van punt a);

    d)

    alle punten die het net van een bepaalde waterstofnetbeheerder verbinden met de infrastructuur voor het aanbieden van ondersteunende diensten.

    3.

    Informatie voor eindafnemers en productiefaciliteiten, die van de omschrijving van de relevante punten in punt 2, a), uitgesloten is, wordt in samengevoegde vorm gepubliceerd en als één relevant punt beschouwd.

    4.3.   Informatie die op relevante punten moet worden gepubliceerd, en de tijdschema’s

    1.

    Op alle relevante punten publiceren de waterstofnetbeheerders de in de tweede alinea, punten a) t/m g), genoemde informatie voor alle diensten in numerieke vorm, voor perioden van een uur of een dag.

    De volgende informatie en de actualisering daarvan wordt in “near real time” gepubliceerd:

    a)

    de technische capaciteit voor stromen in beide richtingen;

    b)

    de totale gecontracteerde capaciteit in beide richtingen;

    c)

    de nominaties en renominaties in beide richtingen;

    d)

    de beschikbare capaciteit in beide richtingen;

    e)

    de feitelijke fysieke stromen;

    f)

    de geplande en feitelijke afschakeling van capaciteit;

    g)

    de geplande en niet-geplande afschakeling van diensten; geplande afschakelingen worden ten minste 42 dagen van tevoren gepubliceerd.

    2.

    Voor alle relevante punten wordt de in punt 1, a), b), en d), bedoelde informatie ten minste 24 maanden van tevoren gepubliceerd.

    3.

    Voor alle relevante punten publiceren de waterstofnetbeheerders historische gegevens betreffende de in punt 1, a) t/m f), bedoelde informatie, telkens voor de afgelopen vijf jaar.

    4.

    Voor alle relevante punten publiceren de waterstofnetbeheerders de zuiverheid van de waterstof en verontreinigende stoffen, op dagbasis. Voorlopige cijfers worden uiterlijk binnen drie dagen gepubliceerd. Definitieve cijfers worden gepubliceerd binnen drie maanden na het aflopen van de desbetreffende maand.

    5.

    Nadere bijzonderheden voor de uitvoering van de punten 4.1, 4.2 en 4.3, zoals bijzonderheden over de vorm en de inhoud van die informatie die netgebruikers nodig hebben voor doeltreffende toegang tot het netwerk, de informatie die op relevante punten moet worden gepubliceerd en nadere bijzonderheden over de tijdschema’s, worden in een op grond van artikel 70 vastgestelde netcode bepaald.

    (1)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de EG-concentratieverordening) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).


    BIJLAGE II

    Ingetrokken verordening met overzicht van de opeenvolgende wijzigingen ervan

    Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36)

     

    Besluit 2010/685/EU van de Commissie (PB L 293 van 11.11.2010, blz. 67)

     

    Besluit 2012/490/EU van de Commissie (PB L 231 van 28.8.2012, blz. 16)

     

    Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39)

    (Alleen artikel 22)

    Besluit (EU) 2015/715 van de Commissie (PB L 114 van 5.5.2015, blz. 9)

     

    Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1)

    (Alleen artikel 50)

    Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 3.6.2022, blz. 45)

    (Alleen artikel 25)

    Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 30.6.2022, blz. 17)

    (Alleen artikel 2)


    BIJLAGE III

    Concordantietabel

    Verordening (EG) nr. 715/2009

    Deze verordening

    Artikel 1, eerste alinea, aanhef

    Artikel 1, eerste alinea, aanhef

    Artikel 1, eerste alinea, punt a)

    Artikel 1, eerste alinea, punt a)

    Artikel 1, eerste alinea, punt b)

    Artikel 1, eerste alinea, punt c)

    Artikel 1, eerste alinea, punt b)

    Artikel 1, tweede, derde en vierde alinea

    Artikel 1, tweede, derde en vierde alinea

    Artikel 2, lid 1, aanhef

    Artikel 2, lid 1, aanhef

    Artikel 2, lid 1, punt 1)

    Artikel 2, lid 1, punt 1)

    Artikel 2, lid 1, punt 2)

    Artikel 2, lid 1, punt 2)

    Artikel 2, lid 1, punt 3)

    Artikel 2, lid 1, punt 3)

    Artikel 2, lid 1, punt 4)

    Artikel 2, lid 1, punt 4)

    Artikel 2, lid 1, punt 5)

    Artikel 2, lid 1, punt 5)

    Artikel 2, lid 1, punt 6)

    Artikel 2, lid 1, punt 6)

    Artikel 2, lid 1, punt 7)

    Artikel 2, lid 1, punt 7)

    Artikel 2, lid 1, punt 8)

    Artikel 2, lid 1, punt 8)

    Artikel 2, lid 1, punt 9)

    Artikel 2, lid 1, punt 9)

    Artikel 2, lid 1, punt 10)

    Artikel 2, lid 1, punt 10)

    Artikel 2, lid 1, punt 11)

    Artikel 2, lid 1, punt 11)

    Artikel 2, lid 1, punt 12)

    Artikel 2, lid 1, punt 12)

    Artikel 2, lid 1, punt 13)

    Artikel 2, lid 1, punt 13)

    Artikel 2, lid 1, punt 14)

    Artikel 2, lid 1, punt 14)

    Artikel 2, lid 1, punt 15)

    Artikel 2, lid 1, punt 15)

    Artikel 2, lid 1, punt 16)

    Artikel 2, lid 1, punt 16)

    Artikel 2, lid 1, punt 17)

    Artikel 2, lid 1, punt 17)

    Artikel 2, lid 1, punt 18)

    Artikel 2, lid 1, punt 18)

    Artikel 2, lid 1, punt 19)

    Artikel 2, lid 1, punt 19)

    Artikel 2, lid 1, punt 20)

    Artikel 2, lid 1, punt 20)

    Artikel 2, lid 1, punt 21)

    Artikel 2, lid 1, punt 21)

    Artikel 2, lid 1, punt 22)

    Artikel 2, lid 1, punt 22)

    Artikel 2, lid 1, punt 23)

    Artikel 2, lid 1, punt 23)

    Artikel 2, lid 1, punt 24)

    Artikel 2, lid 1, punt 24)

    Artikel 2, lid 1, punt 25)

    Artikel 2, lid 1, punt 25)

    Artikel 2, lid 1, punt 26)

    Artikel 2, lid 1, punt 26)

    Artikel 2, lid 1, punt 27)

    Artikel 2, lid 1, punt 27)

    Artikel 2, lid 1, punt 28)

    Artikel 2, lid 1, punt 28)

    Artikel 2, lid 1, punt 29)

    Artikel 2, lid 1, punten 30) tot en met 83)

    Artikel 2, lid 2

    Artikel 2, lid 2

    Artikelen 3, 4 en 5

    Artikel 14, lid 1

    Artikel 6, lid 1

    Artikel 6, lid 2

    Artikel 14, lid 2

    Artikel 6, lid 3

    Artikel 6, lid 4

    Artikel 14, lid 3

    Artikel 6, lid 5

    Artikel 6, leden 6 en 7

    Artikel 7

    Artikel 15, leden 1 en 2

    Artikel 8, leden 1 en 2

    Artikel 8, lid 3

    Artikel 15, lid 3

    Artikel 8, lid 4

    Artikel 15, lid 4

    Artikel 8, lid 5

    Artikel 15, lid 5

    Artikel 8, lid 6

    Artikel 8, lid 7

    Artikel 9

    Artikel 16, leden 1, 2 en 3

    Artikel 10, leden 1, 2 en 3

    Artikel 16, lid 5

    Artikel 10, lid 4

    Artikel 16, lid 4

    Artikel 17

    Artikel 11

    Artikel 22

    Artikel 12

    Artikel 21

    Artikel 13

    Artikel 3

    Artikel 14

    Artikel 3 bis

    Artikel 15

    Artikel 16

    Artikel 13

    Artikel 17, leden 1, 2 en 3

    Artikel 17, leden 4 en 5

    Artikelen 18 tot en met 23

    Artikel 4

    Artikel 24

    Artikel 5

    Artikel 25

    Artikel 8, leden 1, 2 en 3

    Artikel 26, leden 1 en 2, en artikel 26, lid 3, eerste alinea, punten a), b), c), e), f) en g)

    Artikel 26, lid 3, eerste alinea, punten d), h) en i)

    Artikel 26, lid 3, tweede alinea

    Artikel 8, lid 4

    Artikel 26, lid 4, eerste alinea

    Artikel 26, lid 4, tweede en derde alinea

    Artikel 8, leden 5, 7, 8 en 9

    Artikel 26, leden 5 tot en met 8

    Artikel 8, leden 11 en 12

    Artikel 26, leden 9 en 10

    Artikel 26, lid 11

    Artikel 9

    Artikel 27

    Artikel 24

    Artikel 28

    Artikel 10

    Artikel 29

    Artikel 11

    Artikel 30

    Artikel 12

    Artikel 31

    Artikel 8, lid 10

    Artikel 32

    Artikel 18, leden 1 tot en met 6

    Artikel 33, leden 1 tot en met 6

    Artikel 33, lid 7

    Artikel 19, lid 1

    Artikel 34, lid 1

    Artikel 34, lid 2

    Artikel 19, leden 2 tot en met 5

    Artikel 34, leden 3, 4 en 5, en artikel 34, lid 6, eerste alinea

    Artikel 34, lid 6, tweede alinea

    Artikel 20

    Artikel 35

    Artikelen 36 tot en met 70

    Artikel 8, lid 6, punten a), b), f), h) en l)

    Artikel 71, lid 1, punten a) tot en met e)

    Artikel 71, lid 1, punt f)

    Artikel 8, lid 6, punten e), g), j) en k)

    Artikel 71, lid 2, punten a) tot en met d)

    Artikel 71, lid 2, punt e)

    Artikel 8, lid 6, punten c), d) en i)

    Artikel 6, leden 1, 2 en 3

    Artikel 71, leden 3, 4 en 5

    Artikel 71, lid 6

    Artikel 6, leden 4, 5 en 6

    Artikel 71, leden 7, 8 en 9

    Artikel 71, lid 10

    Artikel 6, leden 7 en 8

    Artikel 6, leden 9 tot en met 12

    Artikel 71, leden 11 tot en met 14

    Artikel 71, lid 15

    Artikel 72

    Artikel 7

    Artikel 73

    Artikel 23

    Artikel 74

    Artikel 26

    Artikel 75

    Artikel 25

    Artikel 76, leden 1 en 2

    Artikel 76, leden 3 tot en met 7

    Artikel 27, leden 1 en 2

    Artikel 77, leden 1 en 3

    Artikel 77, lid 2

    Artikel 78

    Artikel 30

    Artikel 79

    Artikel 80

    Artikel 28, lid 1

    Artikel 81, lid 1

    Artikel 28, lid 2

    Artikel 81, leden 2 en 3

    Artikelen 82 tot en met 87

    Artikel 31

    Artikel 88

    Artikel 32

    Artikel 89

    Bijlage I

    Bijlage I

    Bijlage II

    Bijlage III

    Bijlage III


    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1789/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top