This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32017L2108
Directive (EU) 2017/2108 of the European Parliament and of the Council of 15 November 2017 amending Directive 2009/45/EC on safety rules and standards for passenger ships (Text with EEA relevance. )
Richtlijn (EU) 2017/2108 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot wijziging van Richtlijn 2009/45/EG inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (Voor de EER relevante tekst. )
Richtlijn (EU) 2017/2108 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot wijziging van Richtlijn 2009/45/EG inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (Voor de EER relevante tekst. )
PB L 315 van 30.11.2017, p. 40–51
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
30.11.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 315/40 |
RICHTLIJN (EU) 2017/2108 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 november 2017
tot wijziging van Richtlijn 2009/45/EG inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Een betere toepassing van Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is nodig om, aan de hand van de gemeenschappelijke veiligheidsnormen waarin de richtlijn voorziet, een hoog veiligheidsniveau en aldus het vertrouwen van passagiers te handhaven, en om een gelijk speelveld in stand te houden. Richtlijn 2009/45/EG dient uitsluitend van toepassing te zijn op de passagiersschepen en -vaartuigen waarvoor de veiligheidsnormen van die richtlijn zijn ontwikkeld. Een aantal specifieke types schepen, en met name tenders, zeilschepen en schepen voor het vervoer van niet bij de exploitatie van het schip betrokken geschoold personeel naar bijvoorbeeld offshore-installaties, mogen derhalve niet binnen haar toepassingsgebied vallen. |
(2) |
Door schepen vervoerde tenders worden gebruikt om passagiers rechtstreeks over te brengen van passagiersschepen naar de wal en terug, waarbij de kortste veilige zeeroute wordt gevolgd. Zij zijn niet geschikt en mogen niet worden gebruikt voor andere soorten diensten zoals toeristische rondvaarten langs de kust. Dergelijke rondvaarten moeten worden uitgevoerd door schepen die voldoen aan de eisen voor passagiersschepen van de kuststaat, zoals bepaald in onder meer de IMO-richtsnoeren (MSC.1/Circ. 1417 betreffende richtsnoeren voor tenders van passagiersschepen). De lidstaten en de Commissie moeten ertoe bijdragen dat de IMO zich buigt over een herziening van de richtsnoeren, teneinde de veiligheid te verbeteren. De Commissie moet beoordelen of de richtsnoeren een verplicht karakter moeten krijgen. |
(3) |
Passagiersschepen die niet mechanisch worden voortgestuwd, vallen buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/45/EG. Zeilschepen mogen niet volgens die richtlijn worden gecertificeerd, aangezien hun mechanische voortstuwing uitsluitend bedoeld is als hulpmiddel en voor noodgevallen. De Commissie moet daarom uiterlijk in 2020 onderzoeken of gemeenschappelijke Europese voorschriften nodig zijn voor deze categorie passagiersschepen. |
(4) |
Offshore-installaties worden bediend door vaartuigen die industrieel personeel vervoeren. Dat industrieel personeel moet een verplichte veiligheidsopleiding met succes afronden en moet voldoen aan bepaalde verplichte medische geschiktheidscriteria. Zij moeten daarom onder andere en specifieke veiligheidsvoorschriften vallen die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. De lidstaten en de Commissie moeten actieve ondersteuning verlenen aan de lopende IMO-activiteiten op het gebied van veiligheidsnormen voor offshore-vaartuigen naar aanleiding van IMO-resolutie MSC.418(97). |
(5) |
Uit het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT) is gebleken dat niet alle lidstaten uit aluminium vervaardigde schepen op grond van Richtlijn 2009/45/EG certificeren. Hierdoor ontstaat een ongelijke situatie die indruist tegen de doelstelling om een gelijk en hoog veiligheidsniveau te waarborgen voor passagiers van binnenlandse scheepvaart in de Unie. Ter vermijding van een niet-uniforme toepassing door verschillende interpretaties van de definitie van aluminium als gelijkwaardig materiaal en de toepasbaarheid van de overeenkomstige veiligheidsnormen, wat zou resulteren in verschillende interpretaties van het toepassingsgebied van de richtlijn, moet de definitie van „gelijkwaardig materiaal” in Richtlijn 2009/45/EG worden verduidelijkt. De lidstaten moeten striktere brandpreventiemaatregelen kunnen treffen, overeenkomstig de bepalingen van onderhavige richtlijn inzake aanvullende veiligheidseisen. |
(6) |
Een aanzienlijk aantal passagiersschepen vervaardigd uit een aluminiumlegering zorgt voor regelmatige en frequente maritieme verbindingen tussen havens binnen een lidstaat. Omdat naleving van de vereisten van deze richtlijn ernstige gevolgen zou hebben voor zulk vervoer en de daarmee verband houdende sociaaleconomische effecten, en financiële en technische implicaties zou hebben voor bestaande en nieuwe schepen, moeten die lidstaten gedurende een beperkte periode de mogelijkheid hebben om hun nationale recht op dergelijke passagiersschepen toe te passen, waarbij een passend veiligheidsniveau moet worden gehandhaafd. |
(7) |
Om de juridische duidelijkheid en samenhang te verbeteren en zo het veiligheidsniveau te verhogen, moeten een aantal definities en verwijzingen worden bijgewerkt en in overeenstemming worden gebracht met de internationale of Uniale regelgeving. Daarbij is het essentieel dat het huidige toepassingsgebied van Richtlijn 2009/45/EG niet wordt gewijzigd. Met name de definitie van traditioneel schip moet beter worden afgestemd op Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), zonder afbreuk te doen aan de huidige criteria inzake bouwjaar en materiaaltype. De definitie van „plezierjacht” en „pleziervaartuig” moet beter worden afgestemd op het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS-verdrag van 1974). |
(8) |
In het licht van het evenredigheidsbeginsel is gebleken dat de huidige bindende eisen op basis van het SOLAS-verdrag van 1974 moeilijk aanpasbaar zijn voor kleine passagiersschepen met een lengte van minder dan 24 meter. Bovendien worden kleine schepen meestal niet uit staal vervaardigd. Daarom is slechts een zeer klein aantal van die schepen gecertificeerd op grond van Richtlijn 2009/45/EG. Omdat zich geen specifieke veiligheidsproblemen voordoen en de Richtlijn 2009/45/EG niet in passende normen voorziet, moeten schepen met een lengte van minder dan 24 meter derhalve van het toepassingsgebied van die richtlijn worden uitgesloten en moeten zij worden onderworpen aan specifieke veiligheidsnormen van de lidstaten, die beter in staat zijn om te oordelen of voor die schepen plaatselijke vaarbeperkingen in termen van afstand tot de kust of havens en weersomstandigheden moeten worden opgelegd. Bij het vaststellen van die normen moeten de lidstaten door de Commissie te publiceren richtsnoeren in aanmerking nemen. Die richtsnoeren moeten in voorkomend geval rekening houden met alle internationale overeenkomsten en verdragen van de IMO, en moeten vermijden dat bijkomende eisen worden ingevoerd die verder gaan dan de bestaande internationale regels. De Commissie wordt verzocht die richtsnoeren zo snel mogelijk aan te nemen. |
(9) |
Om de definities van zeegebieden in Richtlijn 2009/45/EG verder te vereenvoudigen en de lasten voor de lidstaten zo veel mogelijk te beperken, moeten overbodige of ontoereikende criteria worden geschrapt. Zonder afbreuk te doen aan het veiligheidsniveau, moet de definitie van zeegebieden waarbinnen schepen van klasse C en D mogen varen, worden vereenvoudigd door het criterium „waar schipbreukelingen aan land kunnen gaan” en door „de afstand tot het toevluchtsoord” uit de definitie van die zeegebieden te schrappen. De geschiktheid van een specifieke kustlijn als toevluchtsoord is een dynamische parameter die alleen per geval kan worden beoordeeld door de lidstaten. Eventuele exploitatiebeperkingen voor een bepaalde schip in verband met de afstand tot een toevluchtsoord moeten in het veiligheidscertificaat van het passagiersschip worden opgenomen. |
(10) |
Omdat Griekenland specifieke geografische en weerkundige kenmerken heeft en een groot aantal eilanden telt dat regelmatig en frequent moet worden bediend, zowel via verbindingen met het vasteland als via onderlinge verbindingen, en er daardoor veel maritieme verbindingen mogelijk zijn, moet Griekenland kunnen afwijken van de verplichting om zeegebieden vast te stellen. In plaats daarvan moet Griekenland passagiersschepen kunnen indelen volgens de specifieke zeeroute die zij volgen, waarbij tegelijk voor de klassen passagiersschepen dezelfde criteria en dezelfde veiligheidsnormen blijven gelden. |
(11) |
Ter vermijding van de ongewenste negatieve effecten van de huidige bepalingen, waarbij omgebouwde vrachtschepen soms niet als nieuwe passagiersschepen worden beschouwd, moet worden verduidelijkt dat de ombouwvereisten niet enkel voor bestaande passagiersschepen gelden, maar voor alle schepen. |
(12) |
Aangezien een havenstaat overeenkomstig Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) kan overgaan tot inspectie van een passagiersschip of een hogesnelheidspassagiersvaartuig dat onder een andere vlag dan de vlag van die havenstaat vaart en binnenlandse reizen maakt, zijn de specifieke bepalingen van artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2009/45/EG overbodig geworden en moeten zij worden geschrapt. |
(13) |
In het licht van de verschillen tussen eisen inzake lekstabiliteit in het SOLAS-verdrag van 1974 en de specifieke Unie-eisen inzake lekstabiliteit voor ro-ropassagiersschepen uit Richtlijn 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), moeten de noodzaak van Richtlijn 2003/25/EG en de meerwaarde daarvan worden beoordeeld aan de hand van de vraag of die eisen in het SOLAS-verdrag van 1974 hetzelfde veiligheidsniveau garanderen. |
(14) |
De Commissie dient een databank op te zetten en te onderhouden om de transparantie te verhogen en de aanmelding van vrijstellingen, gelijkwaardige maatregelen en aanvullende veiligheidsmaatregelen door de lidstaten te faciliteren. In die databank moeten zowel het ontwerp als de aangenomen versie van de aangemelde maatregelen worden opgenomen. De getroffen maatregelen moeten openbaar worden gemaakt. |
(15) |
In het licht van de bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) ingevoerde wijzigingen, moeten de aan de Commissie voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/45/EG verleende bevoegdheden dienovereenkomstig worden bijgewerkt. Er moeten uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7). |
(16) |
Om rekening te houden met de ontwikkelingen op internationaal niveau en de opgedane ervaring en om de transparantie te verbeteren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU zo nodig handelingen vast te stellen tot niet-toepassing, in het kader van deze richtlijn, van wijzigingen aan de internationale instrumenten en tot bijwerking van de technische eisen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Om met name een gelijke betrokkenheid bij de voorbereiding van gedelegeerde handelingen te waarborgen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die de gedelegeerde handelingen voorbereiden. |
(17) |
Aangezien de specifieke verwijzingen in artikel 14 naar lopende IMO-werkzaamheden verouderd zijn, moet dat artikel worden geschrapt. Wel blijven de algemene doelstellingen van het internationale optreden om de veiligheid van passagiersschepen te verbeteren en een gelijk speelveld in te richten relevant, en moeten zij worden nagestreefd in overeenstemming met de Verdragen. Daartoe moeten de lidstaten en de Commissie zich binnen het IMO-kader inspannen voor de herziening en verbetering van de voorschriften van het SOLAS-verdrag van 1974. |
(18) |
Het is belangrijk dat door de lidstaten opgelegde sancties naar behoren worden uitgevoerd, en dat zij doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. |
(19) |
In het licht van de volledige monitoringcyclus van inspecties door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) moet de Commissie de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/45/EG uiterlijk 21 december 2026 evalueren en hierover een verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad. De lidstaten moeten samenwerken met de Commissie om alle voor die evaluatie vereiste informatie te verzamelen. |
(20) |
Om onevenredige administratieve lasten te vermijden voor lidstaten zonder zeegrens en zonder zeehavens en zonder schepen onder hun vlag die onder deze richtlijn vallen, moeten die lidstaten van de bepalingen van deze richtlijn kunnen afwijken. Dit betekent dat zij, zolang aan die voorwaarden is voldaan, niet gehouden zijn deze richtlijn om te zetten. |
(21) |
De menselijke factor is een fundamenteel onderdeel van scheepvaartveiligheid en de daarmee verband houdende procedures. Om een hoog veiligheidsniveau te handhaven, is het noodzakelijk rekening te houden met het verband tussen veiligheid, leef- en arbeidsomstandigheden aan boord en opleiding, waaronder opleiding inzake grensoverschrijdende reddingsoperaties en noodgevallen, overeenkomstig de internationale voorschriften. De lidstaten en de Commissie moeten dan ook op internationaal niveau een proactieve rol spelen om de sociale omstandigheden van zeevarenden aan boord van schepen te monitoren en te verbeteren. |
(22) |
Om de uitvoering te vergemakkelijken, moet EMSA de Commissie en de lidstaten ondersteunen in overeenstemming met de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad (8). |
(23) |
Richtlijn 2009/45/EG moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 2009/45/EG
Richtlijn 2009/45/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Toepassingsgebied 1. Deze richtlijn is van toepassing op de volgende passagiersschepen en -vaartuigen, ongeacht de vlag waaronder zij varen, wanneer zij voor binnenlandse reizen worden gebruikt:
Elke lidstaat moet, in zijn hoedanigheid van havenstaat, ervoor zorgen dat passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen die varen onder de vlag van een staat die geen lidstaat is, volledig aan de eisen van deze richtlijn voldoen voordat zij mogen worden gebruikt voor binnenlandse reizen in die lidstaat. 2. Deze richtlijn is niet van toepassing op:
3. Lidstaten zonder zeehavens en zonder passagiersschepen of -vaartuigen onder hun vlag die onder deze richtlijn vallen, mogen afwijken van de bepalingen van deze richtlijn, behalve van de verplichting in de tweede alinea. De lidstaten die wensen gebruik te maken van een dergelijke afwijking, delen de Commissie uiterlijk op 21 december 2019 mee of aan de voorwaarden is voldaan en houden de Commissie vervolgens jaarlijks op de hoogte van elke verdere wijziging. Deze lidstaten mogen onder deze richtlijn vallende passagiersschepen of -vaartuigen niet toestaan onder hun vlag te varen zolang zij de richtlijn niet hebben omgezet en uitgevoerd.”. |
3) |
Artikel 4 wordt vervangen door: „Artikel 4 Categorieën zeegebieden en klassen passagiersschepen 1. Zeegebieden worden in de volgende categorieën onderverdeeld:
2. Elke lidstaat:
3. In afwijking van de verplichting om een lijst van zeegebieden op te stellen, kan Griekenland een lijst van zeeroutes in Griekenland opstellen, en waar nodig actualiseren, met gebruikmaking van dezelfde criteria als voor de categorieën in lid 1. 4. Passagiersschepen worden, naargelang van het zeegebied waarin zij mogen varen, ingedeeld in de volgende klassen:
5. Voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen gelden de categorieën van hoofdstuk 1 (1.4.10) en (1.4.11) van de High Speed Craft Code van 1994, dan wel van hoofdstuk 1 (1.4.12) en (1.4.13) van de High Speed Craft Code van 2000.”. |
4) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 10 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De in artikel 10, leden 3 en 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 10, leden 3 en 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van zeven jaar met ingang van 20 december 2017. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 10, leden 3 en 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. 5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 6. Een overeenkomstig artikel 10, lid 3 of 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.”. |
11) |
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
Artikel 14 wordt geschrapt. |
15) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 16 bis Evaluatie De Commissie evalueert de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en deelt de resultaten van die evaluatie uiterlijk 22 december 2026 mee aan het Europees Parlement en de Raad.”. |
16) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Omzetting
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 21 december 2019 de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Zij passen die bepalingen toe met ingang van 21 december 2019.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 15 november 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
M. MAASIKAS
(1) PB C 34 van 2.2.2017, blz. 167.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 4 oktober 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 oktober 2017.
(3) Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (PB L 163 van 25.6.2009, blz. 1).
(4) Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).
(5) Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).
(6) Richtlijn 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen (PB L 123 van 17.5.2003, blz. 22).
(7) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(8) Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1).