Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R0467

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 467/2010 van de Raad van 25 mei 2010 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot silicium verzonden vanuit de Republiek Korea, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, en van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

PB L 131 van 29.5.2010, p. 1–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/05/2015

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2010/467/oj

29.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 467/2010 VAN DE RAAD

van 25 mei 2010

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot silicium verzonden vanuit de Republiek Korea, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, en van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9 en artikel 11, leden 2 en 3,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

In maart 2004 stelde de Raad na een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen bij Verordening (EG) nr. 398/2004 (2) een definitief antidumpingrecht in op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC”). Het definitieve recht, van toepassing op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, bedroeg 49 %. De oorspronkelijke maatregelen zijn ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2200/90 (3).

(2)

In januari 2007 is het definitieve antidumpingrecht bij Verordening (EG) nr. 42/2007 van de Raad (4) uitgebreid tot de invoer van uit de Republiek Korea verzonden silicium, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek

(3)

Na de publicatie in oktober 2008 van het bericht van het naderende vervallen van de antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van silicium van oorsprong uit de VRC (5) ontving de Commissie op 1 december 2008 een verzoek om een nieuw onderzoek op basis van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Daarnaast heeft de Commissie op 18 december 2008 een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening ontvangen.

(4)

Het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen is ingediend door Euroalliages (Liaison Committee of the Ferro-Alloy Industry) namens producenten in de Unie die samen een groot deel, in dit geval 100 %, van de totale productie van silicium in de Unie voor hun rekening nemen. Het verzoek werd ingediend omdat gevreesd werd dat het vervallen van de maatregelen zou leiden tot voortzetting van de dumping en herhaling van de schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(5)

Het verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek is ingediend door EUSMET (European Users of Silicon Metal) en is beperkt tot het onderzoek naar dumping. Het verzoek was gebaseerd op voorlopig bewijsmateriaal waaruit bleek dat de omstandigheden op grond waarvan de maatregelen waren vastgesteld, waren gewijzigd en de nieuwe omstandigheden van blijvende aard waren.

(6)

Nadat de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, had vastgesteld dat er voldoende bewijs was om overeenkomstig artikel 11, lid 2, respectievelijk lid 3, van de basisverordening een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een tussentijds nieuw onderzoek te openen, heeft zij een bericht van opening van deze nieuwe onderzoeken in het Publicatieblad van de Europese Unie  (6) gepubliceerd („bericht van opening”).

3.   Onderzoek

(7)

De Commissie heeft de producenten in de Unie die het verzoek hebben ingediend, de producenten-exporteurs in de VRC, de importeurs/handelaren, de haar bekende betrokken gebruikers in de Unie en hun verenigingen, alsook de autoriteiten in de VRC in kennis gesteld van de opening van de nieuwe onderzoeken.

(8)

Gezien het grote aantal in de verzoeken genoemde Chinese producenten-exporteurs werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van dumping en van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping van een steekproef gebruik te maken.

(9)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of het noodzakelijk was aan de hand van een steekproef te werk te gaan — en, zo ja, deze ook samen te stellen —, werd aan alle producenten-exporteurs gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar overeenkomstig het bericht van opening basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008.

(10)

De Commissie heeft antwoorden ontvangen van elf ondernemingen of groepen van ondernemingen in de VRC. Na onderzoek van de door deze ondernemingen ingediende informatie werd evenwel duidelijk dat slechts weinig antwoorden afkomstig waren van ondernemingen die silicium van eigen productie naar de Europese Unie uitvoerden. Daarom werd besloten dat het voor producenten-exporteurs in de VRC niet noodzakelijk was aan de hand van een steekproef te werk te gaan.

(11)

Alle hierboven genoemde ondernemingen of groepen van ondernemingen in de VRC hebben tevens te kennen gegeven dat zij om een individueel onderzoek zouden vragen in overeenstemming met artikel 17, lid 3, van de basisverordening.

(12)

De Commissie heeft aanvraagformulieren voor behandeling als marktgerichte onderneming (BMO) of individuele behandeling (IB) naar de haar bekende betrokken Chinese producenten-exporteurs gestuurd. Van drie Chinese exporteurs heeft de Commissie een verzoek om BMO of, indien uit het onderzoek zou blijken dat zij niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldeded, om IB ontvangen. Eén van die exporteurs heeft zijn verzoek later evenwel ingetrokken, terwijl de twee andere tijdens het onderzoektijdvak (OT) geen silicium van eigen productie naar de Europese Unie bleken te hebben uitgevoerd. De verzoeken van deze twee ondernemingen werden bijgevolg niet onderzocht.

(13)

Daarnaast dienden zes andere Chinese ondernemingen of groepen van ondernemingen aanvraagformulieren voor IB in. Tijdens het onderzoek zetten drie ondernemingen hun medewerking evenwel stop. Van de drie resterende groepen van ondernemingen verkocht er één het betrokken product aan een niet-verbonden handelaar. Tijdens het onderzoek kon niet met zekerheid worden vastgesteld of de markt van de Unie de eindbestemming van de verkoop was. Aangezien deze groep van ondernemingen bijgevolg niet als een producent-exporteur kan worden beschouwd, moest het verzoek om individuele behandeling worden verworpen. Zoals vermeld in overweging 30 zijn de bevindingen voor één onderneming die in de zin van artikel 18 van de basisverordening onvoldoende medewerking had verleend, op de beschikbare gegevens gebaseerd. Het verzoek om IB van de resterende onderneming werd ontvankelijk bevonden.

(14)

Van de twee resterende ondernemingen die om opname in de steekproef en om een individueel onderzoek hadden verzocht, beantwoordde er uiteindelijk slechts één de vragenlijst binnen de in het bericht van opening gestelde termijn. Die onderneming voerde het betrokken product evenwel niet uit naar de uniale markt.

(15)

De Commissie heeft alle haar bekende belanghebbenden een vragenlijst toegezonden, evenals de partijen die daarom binnen de in het bericht van opening vastgestelde termijn hadden verzocht.

(16)

Zij heeft de belanghebbenden ook in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en binnen de in het bericht van opening vermelde termijn een verzoek in te dienen om te worden gehoord.

(17)

De Commissie heeft ingevulde vragenlijsten ontvangen van de producenten in de Unie die het verzoek hadden ingediend, twaalf gebruikers, twee verenigingen van gebruikers, zes exporteurs/producenten in China en drie producenten in het referentieland.

(18)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van de dumping en de daaruit voortvloeiende schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

 

Producenten in de Unie die het verzoek hebben ingediend:

Ferroatlantica SL, Madrid, Spanje

Ferropem SAS, Chambery, Frankrijk

RW Silicium GmbH, Pocking, Duitsland

 

Producenten-exporteurs in de VRC:

Jinneng Group

Datong Jinneng Industrial Silicon Co., Datong

Shanghai Jinneng International Trade Co., Ltd, Shanghai

Chongqing Trust-Glory New Metal Group

Sichuan Dechang County Guo Yan Silicon Co. Ltd, Dechang

Chongqing Trust-Glory New Metal Co., Ltd, Chongqing

Bluestar Group

Bluestar Silicon Materials Co., Ltd, Lanzhou

China Bluestar International Chemical Co., Ltd, Peking

Jingyu Sunny Silicon Co., Ltd, Jingyu

Mudanjiang Group

Mudanjiang Shunda Chemical Co., Ltd, Mudanjiang

Dongning Xinshun Guangfu Material Co., Ltd, Dongning

DC/JYKN group

Dalian DC Silicon Co., Ltd, Dalian- Sichuan Jinyang Kangning Silicon Co. Ltd, Leshan

 

Producenten in het referentieland (Brazilië):

Globe Metais Industria e Comercio SA, Breu Branco

Companhia Brasileira Carbureto de Calcio, Santos Dumont

Rima Industrial S/A, Belo Horizonte

 

Gebruikers:

 

Aluminiumindustrie:

Trimet Aluminium AG, Essen, Duitsland

Raffmetal S.p.A., Brescia, Italië

Vedani Carlo Metalli S.p.A., Milaan, Italië

 

Chemische industrie:

Momentive Performance Materials GmbH, Leverkusen, Duitsland

Wacker Chemie AG, München, Duitsland

Dow Corning Ltd, Cardiff, Verenigd Koninkrijk

4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(19)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 (het „tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”).

(20)

Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2005 tot het eind van het TNO („de beoordelingsperiode”).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(21)

Het betrokken product is hetzelfde als dat van de vorige onderzoeken, namelijk siliciummetaal van oorsprong uit de VRC, momenteel ingedeeld onder de GN-code 2804 69 00 (bevattende minder dan 99,99 gewichtspercenten silicium). Gezien de huidige bewoording van de gecombineerde nomenclatuur, moet in plaats van „siliciummetaal” thans „silicium” worden gelezen. Silicium met een hogere zuiverheidsgraad (meer dan 99,99 gewichtspercenten), dat voornamelijk wordt gebruikt bij de productie van elektronische halfgeleiders, is ingedeeld onder een andere GN-code en valt niet onder deze procedure.

(22)

Silicium wordt geproduceerd in elektrische vlamboogovens door siliciumoxide te reduceren met behulp van diverse koolstofhoudende stoffen. Het wordt in de vorm van brokken, korrels of poeder in de handel gebracht volgens internationaal aanvaarde technische specificaties wat de zuiverheid betreft.

(23)

Silicium wordt hoofdzakelijk gebruikt door twee industrieën, namelijk de chemische industrie voor de productie van methylchloorsilanen, trichloorsilanen en tetrachloorsilicium, en de aluminiumindustrie voor de productie van smelterijen van primair en secondair aluminium bestemd voor de vervaardiging van gegoten legeringen voor verschillende industrieën, met name de automobielindustrie en de bouwnijverheid.

2.   Soortgelijk product

(24)

Zoals bij de vorige onderzoeken bij het vervallen van de maatregelen is ook bij dit onderzoek gebleken dat silicium dat wordt vervaardigd in de VRC en naar de Unie wordt uitgevoerd, silicium dat wordt vervaardigd en verkocht in het referentieland (Brazilië) en silicium dat door de producenten in de Unie die het verzoek hebben ingediend in de Unie wordt vervaardigd en verkocht dezelfde fysieke en chemische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt.

(25)

Derhalve is geconcludeerd dat al deze producten geacht moeten worden soortgelijke producten te zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgerichte onderneming

(26)

Zoals vermeld in overweging 12 hebben de drie ondernemingen die om BMO hebben verzocht tijdens het onderzoek ofwel geen silicium van eigen productie naar de Europese Unie uitgevoerd, ofwel hun verzoek om BMO ingetrokken. Er werd bijgevolg aan geen enkele onderneming BMO toegekend.

2.   Individuele behandeling („IB”)

(27)

Gewoonlijk wordt overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening voor landen waarop dat artikel van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht vastgesteld, als er een recht wordt vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat zij aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen en voor IB in aanmerking komen, daarvan worden uitgezonderd.

(28)

Voor de duidelijkheid worden deze criteria hieronder kort samengevat:

a)

zij zijn geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijnde ondernemingen of joint ventures die vrij zijn kapitaal en winsten te repatriëren;

b)

zij zijn vrij de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden vast te stellen;

c)

het grootste deel van de aandelen is in het bezit van privépersonen, en er moet worden aangetoond dat de onderneming voldoende vrij is van staatsinmenging;

d)

zij gebruiken bij de omrekening van valuta’s marktkoersen;

e)

de staatsinmenging is niet dusdanig dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(29)

De in overweging 12 vermelde onderneming die eerst om BMO had verzocht, maar dat verzoek later heeft ingetrokken, heeft ook haar verzoek om IB ingetrokken. Dat verzoek werd bijgevolg niet nader onderzocht.

(30)

Van de zes ondernemingen of groepen van ondernemingen die alleen om IB hadden verzocht, hebben er drie hun medewerking stopgezet en heeft er één niet binnen de vastgestelde termijnen de nodige informatie verstrekt en aldus het onderzoek aanmerkelijk belemmerd in de zin van artikel 18 van de basisverordening. Zij zijn bijgevolg als niet-medewerkende ondernemingen beschouwd en de bevindingen zijn wat hen betreft overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening op de beschikbare gegevens gebaseerd.

(31)

Overeenkomstig artikel 18, lid 4, van de basisverordening zijn de vier betrokken ondernemingen of groepen van ondernemingen in kennis gesteld van het feit dat waarschijnlijk gebruik zou worden gemaakt van de beschikbare gegevens, en van de redenen daarvoor, en zijn zij in de gelegenheid gesteld nadere toelichtingen te verstrekken. Geen van de vier ondernemingen heeft evenwel nieuwe bewijzen of gegevens verstrekt die de reeds verstrekte gegevens hadden kunnen vervolledigen of de conclusie hadden kunnen wijzigen dat artikel 18 van de basisverordening op hen van toepassing was.

(32)

Zoals vermeld in overweging 13 kan één van de twee resterende groepen van ondernemingen niet als producent-exporteur van het betrokken product worden beschouwd en werd zijn verzoek om IB bijgevolg niet onderzocht.

(33)

De resterende exporteur bleek aan alle voorwaarden van artikel 9, lid 5, van de basisverordening te voldoen.

(34)

Uit het bovenstaande wordt geconcludeerd dat aan de Jinneng Group IB moet worden toegekend.

3.   Normale waarde

3.1.   Referentieland

(35)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten-exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend, worden vastgesteld aan de hand van de prijzen of de berekende waarde in een referentieland. Ofschoon Noorwegen in het oorspronkelijke onderzoek en in de daaropvolgende nieuwe onderzoeken bij het vervallen van de maatregelen als referentieland is gebruikt, is uit het huidige onderzoek gebleken dat de omstandigheden op de Noorse markt sindsdien aanzienlijk zijn veranderd. De binnenlandse productie in Noorwegen daalde namelijk met ongeveer 20 % tussen 2005 en 2008 en de invoer van silicium in Noorwegen vertegenwoordigde 97 % van het binnenlandse verbruik. Tijdens het OT bevoorraadde er slechts één binnenlandse producent de binnenlandse markt.

(36)

Daarom werd in het bericht van opening overwogen Brazilië op voorstel van beide indieners van het verzoek als geschikt derde land met een markteconomie te gebruiken. Tijdens het onderzoek is inderdaad gebleken dat Brazilië de op één na grootste producent van silicium ter wereld is, na de VRC, en dat de Braziliaanse markt zeer concurrerend is met 7 siliciumproducenten, die verschillende kwaliteiten van silicium produceren. Brazilië wordt ook als een open markt beschouwd, die — vooral uit de VRC — grote hoeveelheden importeert. Hoewel zij daarom werden gevraagd, heeft geen van de belanghebbenden opmerkingen gemaakt over de keuze van Brazilië.

(37)

Gezien het bovenstaande werd op grond van de beschikbare gegevens op het ogenblik van de keuze geconcludeerd dat Brazilië het geschiktste referentieland was.

3.2.   Vaststelling van de normale waarde in het referentieland

(38)

Drie producenten in Brazilië hebben meegewerkt en hebben informatie verstrekt over de kosten en de verkoop van silicium op de Braziliaanse binnenlandse markt. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde voor de producenten-exporteurs aan wie geen BMO is toegekend, vastgesteld aan de hand van de gecontroleerde gegevens van deze producenten, zoals hieronder uiteengezet.

(39)

Er werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke in representatieve hoeveelheden verkochte soort van het betrokken product overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening kon worden beschouwd als verkoop in het kader van een normale handelstransactie. Hiertoe werd voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het OT vastgesteld.

(40)

Wanneer meer dan 80 % van de totale verkoop van een productsoort was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. Deze prijs werd berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die soort in het OT, ongeacht of die verkopen winstgevend waren of niet.

(41)

Wanneer de winstgevende verkoop van een soort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van alleen de winstgevende verkopen van die soort.

(42)

Afhankelijk van de productsoort werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van alle verkopen of van de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van uitsluitend de winstgevende verkoop op de binnenlandse markt van het referentieland, uitgaande van de gecontroleerde gegevens van drie producenten in dat land.

4.   Uitvoerprijs

(43)

Alle uitvoer naar de Europese Unie door de enige producent-exporteur aan wie IB is toegekend verliep via een in de VRC gevestigde verbonden handelaar en werd later doorverkocht aan niet-verbonden afnemers in de Unie. In dit geval is de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld.

(44)

De bedrijfstak van de Unie voerde aan dat de uitvoerprijzen niet vrij werden vastgesteld in de zin van artikel 9, lid 5, onder b), van de basisverordening. Er werd met name geargumenteerd dat de Chinese douaneautoriteiten en de exporteurs „prijsonderhandelingen” voerden om een „redelijk” prijsniveau vast te stellen. Het bewijsmateriaal dat in dit verband werd verstrekt, betrof evenwel niet silicium, en er werd eveneens geoordeeld dat deze zogenoemde „onderhandelingen” geen invloed hadden op de prijs die aan de eindafnemers werd aangerekend, omdat die het resultaat was van vrije onderhandelingen tussen de partijen. Dit argument moest bijgevolg worden verworpen.

(45)

De bedrijfstak van de Unie voerde voorts aan dat de onderneming waaraan IB was toegekend, in handen was van de overheid, inputsubsidies ontving en aanzienlijke handelsactiviteiten ontplooide waardoor de maatregelen konden worden ontweken. Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat de exporteur in kwestie tijdens het TNO niet langer in handen was van de overheid, zodat er geen zodanige overheidsinmenging was in zijn handelsactiviteiten dat de maatregelen konden worden ontweken. Het argument inzake de inputsubsidies werd ongegrond geacht. Bijgevolg moesten deze argumenten worden afgewezen.

5.   Vergelijking

(46)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken op basis van de prijs af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Voor zover van toepassing en gerechtvaardigd, zijn de gevraagde correcties uitgevoerd voor vervoer, fysieke kenmerken, inspectiekosten, op- en overslag en verpakking. Er is ook een correctie uitgevoerd overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), omdat de verbonden handelaar functies van een op commissiebasis werkende agent bleek te vervullen.

(47)

Uit het onderzoek is gebleken dat tijdens het OT uitvoerrechten werden geheven op silicium. Aangezien de rechten gevolgen hadden voor de vergelijkbaarheid van de prijzen, werd het passend geacht de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder k), van de basisverordening te corrigeren voor andere factoren die van invloed zijn op de prijsvergelijking.

(48)

De normale waarde en de uitvoerprijs zijn vergeleken op hetzelfde niveau van indirecte belasting, namelijk inclusief btw.

(49)

Er werd aangevoerd dat bij de berekening van de normale waarde rekening moest worden gehouden met het feit dat de btw op de aankoop van grondstoffen terugbetaalbaar was. De btw op dergelijke aankopen bleek evenwel aftrekbaar te zijn ongeacht de terugbetalingsregeling voor de btw op uitgevoerde goederen en ongeacht de bestemming van de goederen. De terugbetaalbaarheid van de btw op aankopen van grondstoffen is bijgevolg een neutrale factor, die geen gevolgen heeft voor de vergelijkbaarheid van de uitvoerprijs en de normale waarde. Dit argument moest daarom worden afgewezen.

(49)

Er werd eveneens geargumenteerd dat de methodologie die werd toegepast om rekening te houden met de indirecte belastingen verschilde van die welke in andere gevallen werd toegepast, en dat de btw op de uitvoer van de uitvoerprijs had moeten worden afgetrokken. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening wordt alleen de normale waarde voor de indirecte belastingen gecorrigeerd, en dat uitsluitend onder de in het bovengenoemde artikel vermelde voorwaarden, waaraan in dit geval niet is voldaan. Het argument werd daarom afgewezen.

6.   Dumpingmarge

6.1.   Voor de onderneming waaraan IB is toegekend

(51)

De dumpingmarge voor de enige producent-exporteur aan wie IB is toegekend, werd vastgesteld door de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen af fabriek per productcodenummer (PCN) te vergelijken met de overeenkomstige normale waarde van het referentieland zoals hierboven vastgesteld.

(52)

De dumpingmarge voor de enige producent-exporteur aan wie IB is toegekend, uitgedrukt in procenten van de cif-invoerprijs, grens Unie, vóór inklaring, bedraagt 16,3 %.

6.2.   Voor alle andere exporteurs/producenten

(53)

Voor de berekening van de voor het hele land geldende dumpingmarge, die ook op alle andere niet-medewerkende exporteurs/producenten in de VRC van toepassing is, is eerst de mate van medewerking vastgesteld. De mate van medewerking was laag: zij vertegenwoordigde minder dan 1 % van de totale invoer uit de VRC. Daarom werd de dumpingmarge voor de niet-medewerkende ondernemingen vastgesteld door de in Eurostat opgenomen gemiddelde waarde van silicium bij invoer uit China, naar behoren gecorrigeerd na uitsluiting van de verkoop door de onderneming waaraan IB was toegekend, te vergelijken met de respectieve normale waarde van het referentieland zoals hierboven vastgesteld.

(54)

Eén partij voerde aan dat het niveau van medewerking niet correct was beoordeeld omdat één medewerkende exporteur aanzienlijke hoeveelheden silicium naar de Unie had uitgevoerd. Er werd geargumenteerd dat de informatie van die exporteur in deze omstandigheden had moeten worden gebruikt om de dumpingmarge voor het hele land te berekenen, zoals is gebeurd in het in overweging 1 vermelde nieuwe onderzoek. Deze argumenten moesten worden verworpen omdat de prijzen die deze onderneming aan zijn verbonden onderneming in de Unie aanrekende, niet marktconform bleken te zijn.

(55)

Een ander argument dat werd aangevoerd, was dat de gegevens van de medewerkende importeurs hadden moeten worden gebruikt om de dumpingmarge voor het hele land vast te stellen. Zoals vermeld in overweging 54 verliep een groot deel van de invoer door deze medewerkende partijen niet marktconform en werden de prijzen bijgevolg onbetrouwbaar geacht. De resterende invoer werd kwantitatief onvoldoende representatief geacht om er het recht voor het hele land op te baseren. Dit argument werd derhalve verworpen.

(56)

Na de mededeling van feiten en overwegingen is voor de vaststelling van de dumpingmarge voor het hele land rekening gehouden met opmerkingen betreffende productmix van de normale waarde. Voor de vergelijking werd bijgevolg de informatie van de medewerkende importeurs over productsoorten gebruikt.

(57)

Zo bedraagt de dumpingmarge voor het hele land 19,0 % van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring.

D.   BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN EN WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DUMPING

1.   Blijvende aard van de gewijzigde omstandigheden

(58)

Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd onderzocht of de gewijzigde omstandigheden met betrekking tot dumping redelijkerwijs als van blijvende aard konden worden aangemerkt.

(59)

Teneinde na te gaan of de tijdens het TNO vastgestelde dumpingmarge van blijvende aard is, is de ontwikkeling van de uitvoerprijzen en van de normale waarde onderzocht.

(60)

De dumpingmarge die tijdens het laatste nieuwe onderzoek is vastgesteld (7), namelijk 12,5 %, benadert de tijdens de huidige procedure vastgestelde marge meer dan het niveau van de huidige maatregelen.

(61)

Uit gegevens van Eurostat blijkt dat de uitvoerprijzen na het TNO tijdens de eerste negen maanden van 2009 met ongeveer 15 % zijn gedaald.

(62)

Uit het onderzoek is gebleken dat de normale waarde tijdens dezelfde periode in vergelijkbare mate is gedaald. Bijgevolg zou de dumpingmarge voor de uitvoer van silicium tijdens de eerste negen maanden van 2009 vergelijkbaar zijn met die welke tijdens het TNO is vastgesteld.

(63)

Uit het bovenstaande blijkt dat de Chinese uitvoerprijzen de wereldprijzen sterker benaderen dan toen de maatregelen oorspronkelijk werden ingesteld (8).

(64)

Op grond van het bovenstaande is geconcludeerd dat de tijdens het TNO vastgestelde dumpingmarge van blijvende aard is.

2.   Waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping op het tijdens het tussentijdse nieuwe onderzoek vastgestelde niveau

(65)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd onderzocht of het waarschijnlijk is dat de intrekking van de maatregelen tot een voortzetting van dumping op het tijdens het tussentijdse nieuwe onderzoek vastgestelde niveau zou leiden.

(66)

Wat de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping betreft, is de ontwikkeling van productie en productiecapaciteit onderzocht, evenals de waarschijnlijke ontwikkeling van de uitvoer naar de Europese Unie en markten van andere derde landen.

3.   Productiecapaciteit, productiehoeveelheid en verbruik in de VRC

(67)

De totale productiecapaciteit van silicium in de VRC moest worden geschat. Volgens de door de betrokken partijen verstrekte statistieken (9) bedroeg de totale capaciteit 2,2 miljoen ton in 2008, maar uit het onderzoek is gebleken dat dit cijfer duidelijk overschat was omdat geen rekening werd gehouden met de sluiting van een aanzienlijk aantal hoogovens (onder meer ingevolge de herstructurering van de siliciumindustrie, de economische crisis en de aardbeving in de provincie Sichuan in 2008), en evenmin met de onstabiele energievoorziening in bepaalde regio’s, wat in werkelijkheid tot een lagere capaciteit leidde dan die welke in de beschikbare statistieken was opgenomen. Na de passende correcties werd de werkelijke productiecapaciteit op ongeveer 1,5 miljoen ton geschat, wat neerkwam op een stijging met minstens 25 % in vergelijking met de capaciteit in 2002 (het onderzoektijdvak van het vorige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen vermeld in overweging 1), die toen tussen de 600 000 t en de 1,2 miljoen ton werd geschat (10).

(68)

EUSMET voerde aan dat het een gedetailleerde berekening van de productiecapaciteit in China had ingediend en daarbij een exploitatiecoëfficiënt van 40 % had gehanteerd. EUSMET schatte zijn capaciteit op 1,16 miljoen ton. Dit argument werd evenwel ongegrond bevonden, vooral omdat voor de gebruikte exploitatiecoëfficiënt geen bewijsmateriaal werd verstrekt. De exploitatiecoëfficiënt die de Commissie toepast, is gebaseerd op gecontroleerde gegevens van de belangrijkste medewerkende producenten in de VRC en wordt dan ook geacht het betrouwbaarst te zijn. Dit argument moest bijgevolg worden verworpen.

(69)

Dezelfde partij voerde ook aan dat ovens met een capaciteit die gelijk is aan of kleiner is dan een bepaalde referentiecapaciteit bij overheidsbesluit zouden worden stilgelegd, waardoor de totale capaciteit in China nog verder zou dalen. Het onderzoek heeft echter aangetoond dat het desbetreffende overheidsbeleid niet voor heel China geldt. EUSMET heeft geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit bleek over hoeveel ovens het in totaal gaat of wat de gevolgen voor de totale capaciteit zijn. Het onderzoek heeft evenmin een significante daling van de capaciteit op grond hiervan aan het licht gebracht. Dit argument moest daarom worden afgewezen.

(70)

EUSMET voerde voorts aan dat de productiecapaciteit de door de VRC in 2008 verkochte hoeveelheden, namelijk 960 000 t, zou benaderen, maar onderbouwde deze bewering niet met bewijsmateriaal. Bovendien hadden diverse factoren een effect op de verkochte hoeveelheden (zoals productie voor voorraden, levering van grondstoffen en logistieke problemen veroorzaakt door de Olympische Spelen); daarom werd geoordeeld dat de verkochte hoeveelheden niet kunnen worden gelijkgesteld met de productiecapaciteit. Dit argument moest daarom worden afgewezen.

(71)

Tijdens het onderzoek is op grond van de beschikbare informatie gebleken dat de geproduceerde hoeveelheid silicium aanzienlijk is gestegen, namelijk met 79 %, van 535 000 t in 2002 tot 960 000 t tijdens het TNO. Volgens voorzichtige schattingen bedroegen de reservecapaciteiten ongeveer 540 000 t tijdens het TNO; dat is bijna het totale EU-verbruik tijdens het TNO en bijna het dubbele van het Chinese binnenlandse verbruik van silicium tijdens die periode (zie overweging 72).

(72)

Het onderzoek heeft ook uitgewezen dat het Chinese verbruik, dat tijdens het TNO ongeveer 280 000 t bedroeg, tijdens de komende jaren waarschijnlijk zal toenemen, zoals in overweging 73 wordt vermeld. De stijging van het verbruik moet worden gezien als een combinatie van factoren en beleidsmaatregelen in de silicium- en de downstreamindustrie. De downstreamindustrie in de VRC groeit en er zijn investeringen gedaan en voor de nabije toekomst gepland om aan de groeiende behoefte aan downstreamproducten te voldoen. Bovendien hebben de Chinese autoriteiten voor verschillende landen (zoals Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Japan en de Verenigde Staten) invoerbeperkingen opgelegd voor een belangrijk downstreamproduct (siloxaan), dat in grote hoeveelheden uit die landen werd betrokken.

(73)

Hoewel de precieze gevolgen van deze beleidsmaatregelen en van de herstructurering van de siliciumindustrie moeilijk kunnen worden ingeschat, hebben verschillende belanghebbenden aangegeven dat de vraag in de VRC tegen eind 2011 tot ongeveer 580 000 t zou stijgen. Deze schatting werd redelijk geacht.

(74)

Zelfs indien de binnenlandse vraag zoals voorspeld zou stijgen en de Chinese uitvoer naar andere markten even hoog zou blijven als in 2008 (zie overweging 79) zou er nog steeds een aanzienlijke overcapaciteit zijn (van ongeveer 240 000 t in 2011). Gezien het lopende herstructureringsproces is het waarschijnlijk dat niet alleen de vraag maar ook de productiecapaciteit en de productiehoeveelheden in de VRC zullen stijgen.

(75)

Wat de waarschijnlijke stijging van de productiecapaciteit in de VRC betreft, heeft EUSMET informatie verstrekt over verschillende geplande installaties voor de productie van silicium, waarvan de meeste er volgens EUSMET niet zullen komen. Deze bewering was uitsluitend op opmerkingen van leden van EUSMET gebaseerd en was niet onderbouwd. EUSMET argumenteerde ook dat de waarschijnlijke stijging van de Chinese productiecapaciteit grotendeels voor rekening komt van een project dat een producent in de Unie heeft gepland, en dat de productiecapaciteit van de VRC met 100 000 t/jaar zou doen toenemen. De door EUSMET verstrekte informatie werd niet gestaafd en het argument moest bijgevolg worden afgewezen.

(76)

In dat verband argumenteerde EUSMET dat het Chinese binnenlandse verbruik veel sterker is gestegen dan de productie, en zou blijven stijgen. De in de VRC geproduceerde hoeveelheden volstaan bijgevolg niet om te voldoen aan de vraag op de Chinese binnenlandse markt. Zoals hierboven is vermeld, staat het buiten kijf dat de Chinese binnenlandse vraag in de toekomst zal stijgen. Zoals hierboven uiteengezet, bevestigden de bevindingen van het onderzoek de beweringen van EUSMET evenwel niet. EUSMET heeft de stijging van de vraag noch de toekomstige productievolumen in China gekwantificeerd, en heeft evenmin andere informatie of bewijzen overgelegd tot staving van zijn argument, dat dan ook moest worden afgewezen.

4.   Omvang en prijzen van de invoer uit de VRC in de Europese Unie en de markten van andere derde landen

(77)

Tijdens de beoordelingsperiode is de Chinese uitvoer naar de Europese Unie ondanks de geldende maatregelen met 113 % gestegen. Hoewel de prijzen tijdens het TNO zijn gestegen, bleven zij tijdens de hele beoordelingsperiode onder de verkoopprijzen die de bedrijfstak van de Unie in de Europese Unie aanrekende. Zoals in de overwegingen 54 en 62 is vermeld, werd silicium zowel tijdens als na het TNO tegen aanzienlijke dumpingprijzen naar de Europese Unie uitgevoerd.

(78)

De prijzen in de Europese Unie waren nog steeds hoger dan die op de markten van andere derde landen. Dat verklaart ten dele de grote belangstelling van de Chinese exporteurs voor de markt van de Unie, ondanks de geldende antidumpingmaatregelen. De conclusie dat de Chinese exporteurs veel belangstelling hebben voor de markt van de Unie wordt nog versterkt door het feit dat Chinese exporteurs de geldende antidumpingmaatregelen ontweken door overlading via de Republiek Korea (11).

5.   Omvang en prijzen van de Chinese uitvoer naar derde landen

(79)

De hoeveelheden die uit China naar markten van andere derde landen werden uitgevoerd, waren aanzienlijk en overtroffen de naar de Europese Unie uitgevoerde hoeveelheden. De fob-prijzen voor derde landen lagen echter gemiddeld 4 % tot 14 % lager dan de respectieve uitvoerprijs naar de Europese Unie in 2008 en tijdens de eerste negen maanden van 2009 (12).

(80)

EUSMET argumenteerde dat de Commissie bij haar bevinding inzake hogere gemiddelde Chinese uitvoerprijzen naar de Unie geen rekening heeft gehouden met de productmix op andere markten. EUSMET heeft geen bewijzen ingediend tot staving van dit argument. Het verstrekte geen informatie of verklaring over de mate waarin de productmix van de uitvoer naar andere derde landen verschillend zou zijn. Het bewijsmateriaal dat EUSMET in verband met de prijsverschillen tussen productsoorten had overgelegd, betrof voorts uitsluitend de EU-markt en een periode lang vóór het TNO, namelijk 2001/2002. Daarom kon dit niet als een voldoende accurate basis worden beschouwd om de prijsverschillen tussen productsoorten tijdens en na het TNO vast te stellen. De informatie die voor het TNO beschikbaar was, gaf er in ieder geval geen aanleiding toe de conclusies in overweging 79 te wijzigen. Dit argument werd dan ook afgewezen.

(81)

Met uitzondering van de Verenigde Staten, dat door hoge antidumpingrechten (van 139,49 %) tegen silicium van oorsprong uit de VRC is beschermd, had de Chinese uitvoer vrije toegang tot andere belangrijke markten van derde landen.

(82)

EUSMET voerde aan dat de Aziatische markt de belangrijkste bestemming van Chinees silicium zou worden en dat de Japanse en de Koreaanse markt aanzienlijk zouden groeien. Er wordt niet betwist dat Azië de belangrijkste bestemming voor Chinees silicium is. Er wordt tijdens de volgende jaren weliswaar een stijging van het verbruik op de Japanse en Zuid-Koreaanse markt verwacht, maar niet in die mate dat die de significante Chinese overcapaciteit kan absorberen. Uit het onderzoek is bovendien gebleken dat de Japanse markt, die de belangrijkste exportmarkt is voor China, verzadigd is met Chinees silicium.

(83)

EUSMET argumenteerde dat indien de maatregelen vervallen, de leveringspatronen voor de gebruikers uit de chemische industrie daarvan geen gevolgen zullen ondervinden. Deze bewering werd evenwel niet door het onderzoek bevestigd, aangezien verschillende gebruikers (toepassingen in de chemische en de aluminiumindustrie) verklaarden dat zij inderdaad grotere hoeveelheden uit China zouden betrekken indien de maatregelen zouden vervallen. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(84)

Gezien het bovenstaande wordt verwacht dat Chinese reservecapaciteiten naar de markt van de Unie zullen worden verzonden mochten de maatregelen vervallen.

(85)

Aangezien de invoer in de Europese Unie tijdens het TNO tegen dumpingprijzen gebeurde, is voortzetting van de dumping bij het vervallen van de maatregelen zeer waarschijnlijk. Dat wordt bevestigd door de ontwikkeling na het TNO, waar silicium uit de VRC nog steeds werd ingevoerd tegen prijzen die lager waren dan die tijdens het TNO (zie overweging 131).

6.   Conclusie

(86)

Uit het onderzoek is gebleken dat de hoeveelheden van het betrokken product die tijdens de beoordelingsperiode naar de Europese Unie zijn uitgevoerd, behoorlijk zijn gestegen en dat de dumpingmarge voor deze producten in het TNO aanzienlijk was.

(87)

Gezien de beschikbare reservecapaciteiten in de VRC tijdens het TNO en ondanks de stijgende binnenlandse vraag, is het zeer waarschijnlijk dat grote hoeveelheden silicium tegen dumpingprijzen naar de Europese Unie zullen worden uitgevoerd indien de maatregelen vervallen. De binnenlandse vraag in de VRC zal de reservecapaciteiten namelijk niet kunnen opnemen en de EU-markt is de enige significante markt waarnaar overcapaciteiten kunnen worden uitgevoerd. De EU-markt is namelijk een aantrekkelijke markt voor Chinese uitvoer omdat de prijzen die aan EU-verbruikers worden aangerekend, gemiddeld hoger liggen dan die welke aan verbruikers in derde landen worden aangerekend. Dat de Chinese exporteurs belang stellen in de EU-markt wordt ook bevestigd door ontwijkingspraktijken in het verleden.

(88)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de dumping waarschijnlijk zou worden voortgezet.

E.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

(89)

De drie producenten in de Unie die de klacht hebben ingediend, hebben de vragenlijsten beantwoord en ten volle aan het onderzoek meegewerkt. De productie van de klagers maakt de totale productie in de Unie uit in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

F.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

1.   Opmerking vooraf

(90)

De specifieke gegevens betreffende de bedrijfstak van de Unie en het verbruik in de Unie moesten overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening in de vorm van een index worden weergegeven omdat de bedrijfstak van de Unie slechts drie producenten telt, waarvan er twee tot dezelfde groep behoren. De Eurostatgegevens moesten worden gecorrigeerd om rekening te houden met de gegevens inzake de invoer van silicium waarvoor de lidstaten een vertrouwelijke behandeling hadden gevraagd; ook die gegevens moesten om die reden in de vorm van een index worden weergegeven.

2.   Verbruik in de Unie

Tabel 1

Verbruik in de Unie (op basis van de omvang van de verkoop)

 

2005

2006

2007

TNO

Index

100

115

118

121

Ontwikkeling op jaarbasis

15 %

3 %

3 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst en gecorrigeerde statistieken van Eurostat.

(91)

Om het verbruik in de Unie te berekenen, werd de omvang van de verkoop in de Unie door de bedrijfstak van de Unie opgeteld bij de omvang van de invoer uit derde landen, gebaseerd op gecorrigeerde Eurostatgegevens.

(92)

Zoals uit tabel 1 blijkt, is het verbruik in de Unie, aldus berekend, in de beoordelingsperiode aanzienlijk toegenomen, namelijk met 21 %.

3.   Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer uit de VRC

Tabel 2

Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer uit de VRC

Index

2005

2006

2007

TNO

Omvang van de invoer

100

183

168

213

Marktaandeel

100

159

143

176

Cif-invoerprijs (EUR/ton)

100

106

120

188

Bron: Gecorrigeerde statistieken van Eurostat.

(93)

Tijdens de beoordelingsperiode is de omvang van de invoer uit de VRC met 113 % gestegen, terwijl het verbruik in de Unie met 21 % steeg. De cijfers bevatten de invoer van silicium uit de Republiek Korea, aangezien de maatregelen in 2007 na een antiontwijkingsprocedure tot dat land zijn uitgebreid. Ondanks de geldende antidumpingmaatregelen steeg het Chinese marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode met 76 procentpunten en ligt het aanzienlijk hoger dan het marktaandeel van 3,9 % in 2002, het TNO van het vorige onderzoek. Voor de grote meerderheid, namelijk ongeveer 90 % van de uit de VRC ingevoerde hoeveelheden, gold evenwel de regeling actieve veredeling met schorsing van de betaling van rechten.

(94)

De gemiddelde invoerprijzen uit de VRC namen tijdens de beoordelingsperiode met 88 % toe. De grootste prijsstijging deed zich evenwel tussen 2007 en het eind van het TNO voor.

(95)

De gemiddelde prijs af fabriek van de bedrijfstak van de Unie werd met de gemiddelde Chinese cif-invoerprijzen grens Unie vergeleken. Deze prijzen zijn afgeleid van gecorrigeerde Eurostatcijfers en omvatten kosten na invoer, antidumping- en invoerrechten. Uit de vergelijking is gebleken dat de Chinese invoerprijzen de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO niet onderboden. De gemiddelde Chinese invoerprijzen bevatten ook de verkoop van Chinees silicium dat voor actieve veredeling bestemd was. De prijzen van voor actieve veredeling bestemd silicium, dat de grote meerderheid van de Chinese invoer vertegenwoordigde, bleken tijdens het TNO gemiddeld 15 % hoger te liggen dan de prijzen van silicium voor het vrije verkeer.

(96)

Op grond van het bovenstaande is geconstateerd dat indien er geen maatregelen hadden gegolden, de Chinese invoerprijzen voor hoeveelheden die voor het vrije verkeer zijn bestemd de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 12 % zouden hebben onderboden.

4.   Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer uit andere derde landen

Tabel 3

Invoer uit andere derde landen (hoeveelheid)

Index

2005

2006

2007

TNO

Noorwegen

100

114

100

113

Brazilië

100

113

123

93

Rusland

100

39

114

116

Bosnië-Herzegovina

100

202

165

174

Andere derde landen

100

110

101

118

Totaal

100

112

112

110

Marktaandeel

100

97

95

91

Bron: Eurostat.


Tabel 4

Invoer uit andere derde landen (gemiddelde prijzen)

Index

2005

2006

2007

TNO

Noorwegen

100

93

101

128

Brazilië

100

98

108

149

Rusland

100

130

116

170

Bosnië-Herzegovina

100

102

116

163

Andere derde landen

100

112

116

119

Totaal

100

100

108

145

Bron: Eurostat.

(97)

Terwijl de totale hoeveelheden silicium die uit andere derde landen dan de VRC en de Republiek Korea werden ingevoerd tijdens de beoordelingsperiode met 10 % stegen, daalde het marktaandeel van die invoer tijdens het TNO met negen procentpunten. De belangrijkste exporteurs naar de Unie waren Brazilië, Noorwegen en Rusland; Bosnië-Herzegovina was een nieuwe exporteur.

(98)

De prijzen van de invoer uit die landen stegen tijdens de beoordelingsperiode met 45 %. Zij lagen gemiddeld 15 % boven de Chinese prijzen, behalve tijdens het TNO, toen zij 5 % lager lagen.

5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

5.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie

Index

2005

2006

2007

TNO

Productie

100

94

108

107

Ontwikkeling op jaarbasis

–6 %

14 %

0 %

Productiecapaciteit

100

102

112

114

Ontwikkeling op jaarbasis

2 %

11 %

2 %

Bezettingsgraad

100

92

96

94

Ontwikkeling op jaarbasis

–8 %

3 %

–2 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst.

(99)

De productie van de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode met 7 % toe. De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie vertoonde tijdens de beoordelingsperiode dankzij investeringen een totale stijging van 14 %. De bezettingsgraad nam tijdens de beoordelingsperiode evenwel met 6 % af. Deze ontwikkeling moet worden gezien tegen de achtergrond van de aanzienlijke toename (21 %) van het verbruik in de Unie in die periode.

5.2.   Voorraden

Tabel 6

Voorraden

 

2005

2006

2007

TNO

Index

100

91

82

82

Ontwikkeling op jaarbasis

–9 %

–9 %

0 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst.

(100)

De voorraden namen tijdens de beoordelingsperiode met 18 % af. Dat was toe te schrijven aan een grote vraag, in het bijzonder in 2007 en tijdens het TNO, die uitzonderlijk gunstige perioden in de economische cyclus waren. In 2005 vertegenwoordigden de voorraden ongeveer 27 % van de verkoop door de bedrijfstak van de Unie in de Europese Unie, terwijl zij tijdens het TNO daalden tot 19 % van die verkoop.

5.3.   Verkoop, marktaandeel en prijzen

Tabel 7

Omvang en waarde van de verkoop

 

2005

2006

2007

TNO

Omvang van de verkoop (index)

100

103

116

118

Ontwikkeling op jaarbasis

3 %

13 %

2 %

Waarde van de verkoop (index)

100

105

132

178

Ontwikkeling op jaarbasis

5 %

27 %

45 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst.


Tabel 8

Marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie

 

2005

2006

2007

TNO

Index

100

89

98

98

Ontwikkeling op jaarbasis

–11 %

9 %

–1 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst en gecorrigeerde statistieken van Eurostat.


Tabel 9

Verkoopprijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Unie

 

2005

2006

2007

TNO

Index

100

102

114

150

Ontwikkeling op jaarbasis

2 %

12 %

37 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst.

(101)

De productie van de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode met 18 % toe. Door een grotere vraag op de siliciummarkt steeg tegelijkertijd de waarde van de verkoop met 78 %, met grote stijgingen in 2007 en tijdens het TNO. Niettemin daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO met twee procentpunten. De daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie en de daling van zijn bezettingsgraad tijdens de beoordelingsperiode, zoals vermeld in overweging 99, wezen erop dat de bedrijfstak van de Unie er niet in slaagde om, met name wat zijn marktaandeel betrof, ten volle van de gestegen vraag en het gestegen verbruik op de siliciummarkt te profiteren.

(102)

De verkoopprijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Unie stegen in 2007 en tijdens het TNO aanzienlijk doordat er tijdens die twee jaren een grote vraag was op de siliciummarkt, wat tot uitzonderlijk hoge prijzen leidde. Tijdens de beoordelingsperiode stegen de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 50 %. Vooral door de belangrijke stijging van de verkoopprijzen en de minder grote stijging van de productiekosten verbeterde de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk.

5.4.   Factoren die van invloed waren op de prijzen in de Unie

(103)

Omdat de vraag in de gehele beoordelingsperiode hoog was, stegen de prijzen aanzienlijk. De prijzen van de invoer uit derde landen, inclusief uit de VRC, volgden dezelfde stijgende trend als de prijzen van de bedrijfstak van de Unie.

(104)

Tijdens de beoordelingsperiode stegen de gemiddelde productiekosten per eenheid met 21 %, terwijl de gemiddelde verkoopprijs per eenheid met 50 % steeg.

5.5.   Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

Tabel 10

Werkgelegenheid

 

2005

2006

2007

TNO

Index

100

93

91

100

Ontwikkeling op jaarbasis

–7 %

–2 %

9 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst.


Tabel 11

Productiviteit

 

2005

2006

2007

TNO

Index

100

101

119

108

Ontwikkeling op jaarbasis

1 %

18 %

–11 %

Bron: gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst


Tabel 12

Loon (EUR/werknemer)

 

2005

2006

2007

TNO

Index

100

94

107

117

Ontwikkeling op jaarbasis

–6 %

13 %

10 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst.

(105)

De werkgelegenheid bleef over het algemeen stabiel tijdens de beoordelingsperiode, terwijl de gemiddelde lonen met 17 % stegen. Tijdens dezelfde periode steeg de productiviteit met 8 % dankzij een stijging van de geproduceerde hoeveelheid.

5.6.   Winstgevendheid

Tabel 13

Winstgevendheid

 

2005

2006

2007

TNO

Index

100

161

389

671

Ontwikkeling op jaarbasis

61 %

228 %

282 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst.

(106)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie verzesvoudigde bijna tussen 2005 en het eind van het TNO en bereikte tijdens het TNO een hoog niveau. Deze grotere winsten in 2007 en tijdens het TNO waren het resultaat van hogere verkoopprijzen dankzij een grote vraag op de siliciummarkt, die op zijn beurt aan de bijzonder gunstige economische omstandigheden te danken was. Deze grotere winsten konden worden geboekt ondanks een stijging van de productiekosten met 21 % tijdens die periode.

5.7.   Investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

Tabel 14

Investeringen en rendement van investeringen

 

2005

2006

2007

TNO

Index

100

135

310

717

Ontwikkeling op jaarbasis

35 %

174 %

408 %

Rendement van investeringen

7 %

14 %

47 %

96 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst.

(107)

Tijdens de beoordelingsperiode stegen de investeringen aanzienlijk, zij verzesvoudigden namelijk, waardoor ongeveer 30 % van de gemaakte winst naar investeringen ging. De bedrijfstak van de Unie investeerde in een vergroting van de productiecapaciteit door nieuwe machines te installeren of bestaande machines te moderniseren en gaf daardoor blijk van zijn belangstelling voor de siliciummarkt in de Unie. De bedrijfstak van de Unie investeerde daarnaast ook in het metallurgisch procedé van silicium met een hoge zuiverheidsgraad voor gebruik in de zonne-energie-industrie. De vooruitzichten voor dit nieuwe product zijn zeer goed.

(108)

Uit het onderzoek is ook gebleken dat het rendement van investeringen, d.w.z. de nettowinst vóór belastingen op het product uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de aan het product toegerekende vaste activa, tijdens de beoordelingsperiode sterk was toegenomen. Tijdens het onderzoek kon niet worden aangetoond dat de bedrijfstak van de Unie grote problemen had om kapitaal aan te trekken.

5.8.   Kasstroom

Tabel 15

Kasstroom

 

2005

2006

2007

TNO

Index

100

114

348

672

Ontwikkeling op jaarbasis

14 %

233 %

325 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst.

(109)

De positieve trend voor de kasstroom kwam min of meer overeen met die voor de winstgevendheid en gaf tijdens de beoordelingsperiode een significante stijging te zien.

5.9.   Groei

(110)

De bedrijfstak van de Unie slaagde er tijdens de beoordelingsperiode niet in ten volle te profiteren van de aanzienlijke stijging van het verbruik: hij produceerde namelijk op 80 % van zijn capaciteit en verloor twee procentpunten van zijn marktaandeel. Ondanks de geldende maatregelen profiteerde hoofdzakelijk de Chinese invoer van het gestegen verbruik met de grote hoeveelheden die onder de regeling actieve veredeling waren geplaatst.

5.10.   Hoogte van de dumpingmarge

(111)

Tijdens het TNO was er ondanks de van kracht zijnde maatregelen nog steeds sprake van aanmerkelijke dumping, ook al was de dumpingmarge lager dan bij het oorspronkelijke onderzoek; dit blijkt zowel uit de cijfers van de enige producent-exporteur die medewerking verleende en aan wie IB was toegekend als uit berekeningen op basis van de beschikbare gegevens.

5.11.   Herstel van de effecten van eerdere dumping

(112)

In een positieve economische context slaagde de bedrijfstak van de Unie erin van eerdere dumping te herstellen, met name wat verkoophoeveelheden, verkoopprijzen en winstgevendheid betrof. De dumpingmarges bleven evenwel aanzienlijk.

5.12.   Uitvoer door de bedrijfstak van de Unie

Tabel 16

Door de bedrijfstak van de Unie uitgevoerde hoeveelheid

 

2005

2006

2007

TNO

Index

100

72

168

27

Ontwikkeling op jaarbasis

–28 %

96 %

– 141 %

Bron: Gecontroleerde antwoorden van de bedrijfstak van de Unie op de vragenlijst.

(113)

Tijdens de beoordelingsperiode en hoofdzakelijk tijdens het TNO daalde de uitvoer van silicium door de bedrijfstak van de Unie met meer dan de helft. Hoewel deze daling comparatief gezien spectaculair mag lijken, is zij in absolute cijfers niet zo groot omdat de bedrijfstak van de Unie niet op de uitvoer gericht is. De producenten in de Unie zijn sterk op de markt van de Unie gericht. Een aantal producenten in de Unie hebben echter verbonden ondernemingen buiten de Unie die op die markten produceren en verkopen, waardoor de behoefte aan uitvoer uit de Unie daalt.

5.13.   Conclusie over de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(114)

De antidumpingmaatregelen hadden een duidelijk positief effect op de situatie van de bedrijfstak van de Unie. Tijdens de beoordelingsperiode vertoonden alle belangrijke schade-indicatoren, zoals productie, productiviteit, voorraden, verkochte hoeveelheden, verkoopprijzen, investeringen, winstgevendheid en kasstroom, een positieve ontwikkeling. De winst die tijdens het TNO is geboekt, was te danken aan de uitzonderlijk gunstige periode van de economische cyclus.

(115)

De licht dalende trend van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie kan op schade wijzen in de zin dat de bedrijfstak van de Unie er, ondanks de beschikbare productiecapaciteit, niet in slaagde van het gestegen verbruik te profiteren.

(116)

Gezien de positieve ontwikkeling van de indicatoren voor de bedrijfstak van de Unie kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode geen aanmerkelijke schade heeft geleden. Daarom werd onderzocht of het waarschijnlijk is dat er opnieuw schade ontstaat wanneer de maatregelen vervallen.

G.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DE SCHADE

1.   Samenvatting van de analyse van de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping en herhaling van schade veroorzakende dumping

(117)

Ondanks de geldende maatregelen steeg de Chinese invoer aanzienlijk en palmde China grotendeels het marktaandeel in dat de invoer uit derde landen had verloren. De producenten-exporteurs in de VRC bleven tegen aanzienlijke dumpingprijzen uitvoeren. Er is dan ook geen reden om te veronderstellen dat zij die dumping niet zullen voortzetten. Indien er geen maatregelen hadden gegolden, zouden de Chinese invoerprijzen voor hoeveelheden die voor het vrije verkeer zijn bestemd tijdens het TNO bovendien de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 12 % hebben onderboden.

(118)

In januari 2007 zijn de maatregelen na een antiontwijkingsprocedure uitgebreid tot de invoer van uit de Republiek Korea verzonden silicium, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea. De uitbreiding van de maatregelen had een positieve uitwerking, aangezien de invoer van silicium uit de Republiek Korea sterk daalde.

(119)

Uit het onderzoek is gebleken dat de Chinese producenten tijdens het TNO over aanzienlijke reservecapaciteiten beschikten, namelijk over ongeveer 540 000 t. Zoals in overweging 74 is uiteengezet, wordt er ondanks de verwachte stijging van de vraag in de VRC mee gerekend dat de overcapaciteit tijdens de volgende jaren zal blijven bestaan.

(120)

Zoals reeds eerder vermeld, is de markt van de Unie een belangrijke afzetmarkt voor de VRC, aangezien er voor de VRC op de andere belangrijke exportmarkt, de Verenigde Staten, hoge antidumpingmaatregelen gelden, waardoor die zowat ontoegankelijk is voor uitvoer uit China.

(121)

Er is vastgesteld dat de Chinese invoerprijzen gemiddeld 15 % lager waren dan de invoerprijzen van derde landen, en slechts tijdens het TNO 5 % hoger lagen. Gezien de belangstelling van de Chinese producenten-exporteurs voor de markt van de Unie, wordt verwacht dat wanneer de maatregelen worden ingetrokken, een enorme exporthoeveelheid tegen lagere prijzen dan die van derde landen op de markt van de Unie zal terechtkomen, wat de prijzen over het algemeen sterk zal drukken.

(122)

EUSMET argumenteerde dat het marktaandeel van de invoer uit derde landen (56 %) in vergelijking met het relatief kleine marktaandeel van de Chinese invoer doorslaggevender gevolgen zou hebben gehad voor het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO, vooral omdat de prijzen van de invoer uit derde landen 5 % lager waren dan de prijzen van de invoer uit China. In dat verband is vastgesteld dat, ondanks het feit dat de prijzen van de invoer uit derde landen tijdens het TNO 5 % lager waren dan die van de invoer uit de VRC, het marktaandeel van de invoer uit derde landen tussen 2007 en het eind van het TNO met 4 % is gedaald, terwijl het marktaandeel van de invoer uit de VRC 34 % is gestegen (zie de tabellen 2 en 3). Tijdens die periode bleef het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie stabiel. In deze omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat de invoer uit derde landen doorslaggevende gevolgen had voor het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO.

(123)

Er werd geargumenteerd dat de Commissie bij de evaluatie van de waarschijnlijke ontwikkeling van de Chinese uitvoerprijzen geen rekening heeft gehouden met de waarschijnlijke stijging van de productiekosten door met name hogere elektriciteitskosten, onvoldoende energievoorziening, hogere investeringskosten, hogere inflatie en hogere grondstoffenprijzen en internationale vervoerskosten. Zelfs al zouden de elektriciteitskosten in China stijgen, dan nog is dat niet het enige significante kostenelement. Voorts is geen enkele aanwijzing verstrekt over de omvang van een dergelijke stijging en de gevolgen daarvan voor de totale kosten en de daaruit voortvloeiende verkoopprijzen. De andere elementen berusten louter op speculatie en/of zijn onvoldoende onderbouwd of gekwantificeerd om er zinvolle conclusies uit te kunnen trekken. De uitvoerprijzen zijn ook niet noodzakelijk op het niveau van de productiekosten gebaseerd: het prijsniveau kan ook nog worden beïnvloed door verschillende andere factoren, zoals het overheidsbeleid of vraag en aanbod.

(124)

Ook is gebleken dat de Chinese uitvoerprijzen tijdens het TNO op markten van derde landen waar geen antidumpingrechten golden, lager waren dan die bij uitvoer naar de Unie.

(125)

Daarom luidde de conclusie dat voortzetting van de dumping waarschijnlijk is en dat het gevaar bestaat dat, wanneer de maatregelen worden ingetrokken, de omvang van de invoer met dumping toeneemt, waardoor de prijzen in de Unie onder druk komen te staan, althans op korte termijn. Gezien het bovenstaande wijst niets erop dat de prijzen van de VRC zullen stijgen. Aangezien dit de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie en zijn tijdens het TNO geconstateerde financiële herstel negatief zal beïnvloeden, is het bijgevolg waarschijnlijk dat de schade zich zal herhalen.

2.   Effect van de invoer met dumping op de bedrijfstak van de Unie — Aanwijzingen en waarschijnlijke ontwikkeling na afloop van het TNO

(126)

Tijdens een periode met een stijgend verbruik daalden het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie en het marktaandeel van de invoer uit derde landen, terwijl het marktaandeel van de invoer uit China aanzienlijk steeg. Gezien deze tegengestelde indicatoren (algemeen herstel van de bedrijfstak van de Unie, maar verlies van marktaandeel) en het feit dat het TNO een uitzonderlijk gunstige periode in de economische cyclus was, werd een onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen na het TNO, teneinde een duidelijker beeld te krijgen van de waarschijnlijke toekomstige trend. Er mag niet uit het oog worden verloren dat de waarschijnlijkheid dat er als gevolg van de prijsdruk opnieuw schade zal ontstaan, ook kan worden versterkt door de mondiale economische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de vraag en het verbruik.

(127)

Op grond van gecorrigeerde Eurostatgegevens en de informatie van de bedrijfstak van de Unie over de ontwikkeling van verkoophoeveelheden en -prijzen in de Unie tijdens de periode van januari 2009 tot en met september 2009, kon een duidelijke en permanente neerwaartse trend in de door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie verkochte hoeveelheden worden geconstateerd. De verkochte hoeveelheden bedroegen 52 % van de hoeveelheden die in de overeenkomstige negen maanden van 2008 werden verkocht, maar door langetermijncontracten en productieverminderingen bleven de gemiddelde verkoopprijzen op hetzelfde niveau als in 2008.

(128)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie kende een significante negatieve ontwikkeling. De winstniveaus daalden permanent en werden erg laag, lager zelfs dan de tijdens het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde streefwinst van 6,5 %.

(129)

Door de wereldwijde economische crisis daalde de vraag in de Unie aanzienlijk. Dat had negatieve gevolgen voor de verkochte hoeveelheden en de winstgevendheid op de markt van de Unie. De financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie verslechterde, waardoor de bedrijfstak van de Unie kwetsbaarder werd. In die omstandigheden zou de bedrijfstak van de Unie de negatieve gevolgen van een stijging van de invoer met dumping uit de VRC niet kunnen te boven komen. Deze situatie zal door de druk van deze invoer waarschijnlijk nog verslechteren.

(130)

De Chinese invoer daalde, zowel wat de hoeveelheden als wat de prijzen betrof, maar de hoeveelheden daalden sterker. De Chinese invoerprijzen daalden meer dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie (8 % tegen 2 % respectievelijk). Tijdens de periode na het TNO is geen prijsonderbieding of prijsbederf geconstateerd. Indien er evenwel geen maatregelen hadden gegolden, zouden de Chinese invoerprijzen de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 3 % hebben onderboden, en zou het prijsbederf 11 % hebben bedragen. Daarnaast is geconstateerd dat, indien de maatregelen zouden zijn opgeheven, de invoerprijzen voor hoeveelheden die voor de vrije markt waren bestemd de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 22 % zouden hebben onderboden en het prijsbederf 38 % zou hebben bedragen.

(131)

De Chinese uitvoerprijzen op markten van derde landen die niet door antidumpingrechten beschermd waren, bleken ook veel lager te liggen dan die op de markt van de Unie in vergelijking met die welke tijdens het TNO zijn vastgesteld, zoals vermeld in overweging 123. Hieruit blijkt dat de neerwaartse druk op de prijzen groter wordt tijdens een periode van economische neergang.

(132)

Op grond van bovenstaande overwegingen en de duidelijke verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie luidde de conclusie dat er waarschijnlijk opnieuw schade zou optreden wanneer de maatregelen vervallen.

3.   Conclusies betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van de schade

(133)

Het wordt waarschijnlijk geacht dat, wanneer de maatregelen worden ingetrokken, de invoer met dumping uit de VRC in de Unie aanzienlijk zal stijgen en een neerwaartse druk op de prijzen tot gevolg zal hebben. Door een dergelijke situatie zouden niet alleen de substantiële investeringen door de bedrijfstak van de Unie om zijn productie te ontwikkelen en te moderniseren in gevaar komen, maar ook de ontwikkeling van een nieuwe productie, namelijk die van silicium voor zonnecellen, die een toekomstige markt vormt. De waarschijnlijkheid van herhaling van de schade wordt bovendien versterkt door de recente economische neergang.

H.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Opmerking vooraf

(134)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd is met het belang van de Unie als geheel. Om het belang van de Unie in haar geheel na te gaan, werd het belang beoordeeld van de diverse partijen, namelijk de bedrijfstak van de Unie, de importeurs/handelaren en de gebruikers van het betrokken product.

(135)

Tijdens de vorige nieuwe onderzoeken werd het niet in strijd geacht met het belang van de Unie om maatregelen in te stellen. Omdat dit een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen is, moet een situatie worden onderzocht waarin al antidumpingmaatregelen van kracht waren, en moet worden nagegaan of deze maatregelen negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hadden.

(136)

Op grond hiervan werd onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting van de dumping en herhaling van de schade, dwingende redenen waren die tot de conclusie leidden dat handhaving van de maatregelen in dit bijzondere geval niet in het belang van de Unie was.

2.   Belangen van de bedrijfstak van de Unie

(137)

De hoge winstmarges in 2007 en tijdens het TNO waren het resultaat van gestegen verkoopprijzen. Er wordt niet verwacht dat hiermee tijdens de volgende jaren nog kan worden gerekend.

(138)

De bedrijfstak van de Unie heeft bewezen levensvatbaar en concurrerend te zijn, en in staat om zich aan de veranderende marktvoorwaarden aan te passen. Dat werd met name bevestigd door de positieve ontwikkeling van alle belangrijke schade-indicatoren tijdens de beoordelingsperiode. De handhaving van de maatregelen sinds het laatste nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen had bijgedragen tot het herstel van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie en in het bijzonder van de prijsniveaus op de markt van de Unie.

(139)

Tijdens de beoordelingsperiode gaf de bedrijfstak van de Unie blijk van zijn belangstelling voor de siliciummarkt in de Unie en verhoogde hij zijn doeltreffendheid aanzienlijk. De bedrijfstak van de Unie investeerde substantieel in een vergroting van zijn productiecapaciteit, maar ook in de ontwikkeling van onderzoek en technologie in het metallurgisch procedé voor de productie van silicium met een hoge zuiverheidsgraad voor gebruik in de zonne-energie-industrie.

(140)

De markt voor silicium voor zonnecellen is een nieuwe markt met uitstekende toekomstperspectieven omdat de volgende jaren een stijging van het gebruik van zonne-energie verwacht wordt. Daarom is het van vitaal belang dat de bedrijfstak van de Unie deel heeft aan deze nieuwe markt. In dat verband hebben twee van de producenten in de Unie plannen om in de Unie twee nieuwe fabrieken voor de productie van silicium voor zonnecellen te bouwen om aan een deel van de vraag op de markt van de Unie te voldoen. De investeringen in deze nieuwe nichemarkt zijn sterk afhankelijk van de aanwezigheid van de traditionele productie van silicium in de Europese Unie, omdat die de belangrijkste grondstof voor de productie van silicium voor zonnecellen levert.

(141)

Bovendien heeft één van de producenten in de Unie aangekondigd dat hij van plan is in nieuwe faciliteiten in de VRC te investeren om te beantwoorden aan de verwachte stijging van de vraag op de Chinese markt naar zowel traditioneel silicium als silicium voor zonnecellen.

(142)

Zoals hierboven vermeld, is herhaling van de schade zeer waarschijnlijk indien de maatregelen vervallen, en komen daardoor de recente investeringen door de bedrijfstak van de Unie in gevaar. Daarom is het in het belang van de bedrijfstak van de Unie dat de maatregelen tegen de invoer met dumping uit de VRC worden gehandhaafd.

3.   Belangen van niet-verbonden importeurs/ handelaren

(143)

De Commissie heeft alle haar bekende niet-verbonden importeurs/handelaren een vragenlijst toegezonden. Twee niet-verbonden importeurs, die ook gebruikers van het betrokken product waren, hebben de vragenlijst beantwoord. De opmerkingen van deze ondernemingen worden in het onderstaande punt over de belangen van de gebruikers behandeld. Eén importeur/handelaar heeft zich aangemeld, maar vulde de vragenlijst niet in.

(144)

Aangezien de importeurs niet alleen toegang hebben tot silicium uit de VRC, maar ook tot silicium van beide producenten in de Unie en van producenten uit derde landen waarvoor geen antidumpingrechten gelden, zoals Noorwegen en Brazilië, die meer dan 56 % van het marktaandeel van de Unie vertegenwoordigen, wordt geacht dat de concurrentie op de markt van de Unie gegarandeerd is.

(145)

Op grond van het bovenstaande en gezien het gebrek aan medewerking van de handelaren of enige aanwijzing van het tegendeel, werd geconcludeerd dat de geldende maatregelen geen substantieel negatief effect hadden op hun financiële situatie en dat de handhaving van de maatregelen geen negatieve gevolgen zou hebben voor de importeurs.

4.   Belangen van de gebruikers

(146)

Het verzoek om het onderhavige tot dumping beperkte tussentijdse nieuwe onderzoek is ingediend door EUSMET, een vereniging van gebruikers in de chemiesector. De Commissie heeft alle haar bekende niet-verbonden gebruikers en hun verenigingen een vragenlijst toegezonden. Twaalf gebruikers werkten aan het onderzoek mee; daaronder bevonden zich de belangrijkste importeurs van Chinees silicium dat onder de regeling actieve veredeling was geplaatst. Daarnaast werkte nog een andere gebruikersvereniging mee door opmerkingen te maken.

(147)

De belangrijkste silicium verwerkende ondernemingen in de Unie behoren tot de chemische en de aluminiumindustrie, die respectievelijk 60 % en 40 % van het verbruik in de Unie vertegenwoordigen.

(148)

Voor de chemische industrie is silicium de belangrijkste grondstof voor de productie van zowel siliconen die voor een hele reeks toepassingen worden gebruikt, in het bijzonder in de automobiel- en de bouwsector, als polysilicium dat in de elektronica-industrie en de zonne-energie-industrie wordt gebruikt. Het aandeel van silicium in de productiekosten van de verschillende soorten siliconen en polysilicium varieerde van 2 tot 35 %, afhankelijk van het productieproces van het soort downstreamproduct. Het gemiddelde aandeel van silicium in de totale productiekosten varieerde van 11 tot 21 % voor siliconen en van 2 tot 10 % voor polysilicium. Indien het antidumpingrecht 19 % bedraagt, wordt het effect op de productiekosten van de gebruikers uit de chemische industrie die al hun silicium uit de VRC betrekken op 2 tot 4 % geschat. Voor de andere gebruikers uit de chemische industrie zullen de gevolgen minder groot zijn.

(149)

De belangrijkste importeurs van Chinees silicium dat onder de regeling actieve veredeling was geplaatst en waarvoor bijgevolg geen antidumpingrechten golden, behoorden tot de chemische bedrijven die aan het onderzoek meewerkten. Zij voerden evenwel aan dat zij het recht niet konden absorberen of aan hun afnemers doorberekenen, en dat de regeling actieve veredeling de door de geldende maatregelen veroorzaakte lasten niet tenietdeed, aangezien zij aanzienlijke middelen moesten investeren in omslachtige douane- en andere administratieve procedures. Zij waren bovendien van oordeel dat zij ertoe werden genoodzaakt in nieuwe faciliteiten in de VRC te investeren om zich dicht bij de bron van goedkope grondstoffen te bevinden en concurrerender te worden op de Aziatische markt.

(150)

Voor de aluminiumindustrie is silicium een belangrijke grondstof voor de productie van gegoten legeringen door de aluminiumraffinadeurs. Die legeringen worden hoofdzakelijk in de automobiel- en de bouwsector gebruikt. Het aandeel van silicium in hun productiekosten varieerde van 8 tot 10 %, afhankelijk van de kwaliteit van het reeds silicium bevattende schroot dat zij gebruikten. De meeste aluminiumraffinadeurs die aan het onderzoek meewerkten, kochten silicium van andere derde landen waarvoor geen antidumpingrechten golden, omdat hun producten hoofdzakelijk voor de markt van de Unie bestemd zijn en zij dus niet in aanmerking komen voor de regeling actieve veredeling. Indien het antidumpingrecht 19 % bedraagt, wordt het effect op de productiekosten van de gebruikers uit de aluminiumindustrie die al hun silicium uit de VRC betrekken op ongeveer 2 % geschat. Voor de andere gebruikers uit de aluminiumindustrie zullen de gevolgen minder groot zijn. Uit het onderzoek is gebleken dat de winstgevendheid van de aluminiumraffinadeurs niet bijzonder hoog was, en stijgingen van de siliciumprijzen hun winst bijgevolg negatief beïnvloeden omdat zij slechts over een kleine marge beschikken.

(151)

In de chemische industrie werkten ongeveer 14 000 mensen, in de aluminiumindustrie 6 000. Tijdens de beoordelingsperiode steeg de werkgelegenheid in de chemische industrie met 8 % en bleef die in de aluminiumindustrie stabiel.

(152)

Alle gebruikers waren sterk gekant tegen de handhaving van de maatregelen omdat de maatregelen volgens hen reeds te lang golden, zij de prijsniveaus van silicium, ongeacht de oorspong, op de markt van de Unie kunstmatig de hoogte hadden ingedreven, en de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO geen schade had geleden. Gezien het extreem grote marktaandeel van de Chinese exporteurs in voor actieve veredeling bestemd silicium en de concurrentie op het gebied van voor het vrije verkeer bestemd silicium, is dit argument evenwel niet onderbouwd. Hoewel inderdaad is geconstateerd dat het grootste deel van de bedrijfstak van de Unie geen schade had geleden, moet in een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen rekening worden gehouden met de waarschijnlijkheid van herhaling van de schade. Zoals hierboven, en met name in overweging 133, reeds is vermeld, is in dit geval geconstateerd dat herhaling van de schade waarschijnlijk is.

(153)

EUSMET argumenteerde dat er tijdens het TNO op de markt van de Unie een tekort aan silicium was, aangezien producenten uit derde landen niet hadden voldaan aan bestellingen van bepaalde van zijn leden. Dit argument was echter niet onderbouwd. Bij de beoordeling van de beschikbare capaciteit op de markt hield EUSMET alleen rekening met de capaciteit van de bedrijfstak van de Unie, en niet met de onder de regeling actieve veredeling geplaatste invoer uit derde landen en onder meer uit China. Er wordt bijgevolg niets gewijzigd aan de conclusie dat er geen tekort was en dat de verkoop door de bedrijfstak van de Unie en de ingevoerde hoeveelheden aan de vraag op de markt konden voldoen.

(154)

EUSMET voerde tevens aan dat de bedrijfstak van de Unie de productie opzettelijk beperkt door de productie tijdens bepaalde perioden stop te zetten om de verkoop op de markt van de Unie te beperken en de verkoopprijzen te controleren. Eén producent in de Unie legde de productie tijdens bepaalde perioden stil, maar beschikte over voldoende voorraden om zijn afnemers tijdens die perioden overeenkomstig de lopende langetermijncontracten te bevoorraden. Een andere producent in de Unie legde de productie een paar keer stil, maar alleen na het TNO, en verder niet meer. Het argument van EUSMET dat de productie werd stilgelegd om de prijzen te controleren, werd ongegrond geacht.

(155)

Het is begrijpelijk dat gebruikers vrije toegang willen tot goedkope grondstoffen om concurrerender te zijn. Zij beschouwen de vrije keuze bij het betrekken van hun grondstoffen als essentieel, aangezien de onbeperkte toegang tot silicium volgens hen in de toekomst belangrijker zal worden door de verwachte stijging van de vraag naar silicium tegen 2013, die grotendeels verband houdt met zonne-energieprojecten. EUSMET voerde aan dat het vermeende tekort zou groeien gezien de verwachte stijging van de vraag naar silicium op de markt van de Unie in de jaren tot 2013. Uit de cijfers die werden verstrekt en waarop de veronderstellingen waren gebaseerd, blijkt evenwel dat het verbruik in de Unie zelfs in 2013 lager zal zijn dan tijdens de beoordelingsperiode. Dit is dus geen reden waarom niet aan de toekomstige vraag naar silicium zou kunnen worden voldaan. De vrije keuze bij het betrekken van grondstoffen verantwoordt op zich bovendien geen dumpingpraktijken. De concurrentie op de markt van de Unie veronderstelt gelijke voorwaarden voor alle marktdeelnemers.

(156)

De gebruikers uit de chemische industrie wezen er tevens op dat de bedrijfstak van de Unie een belangrijke leverancier zal blijven, omdat die de beschikbaarheid van het product op korte termijn kan garanderen, een betrouwbare leverancier is en een product van hogere kwaliteit levert dan de Chinese leveranciers.

(157)

Het onderzoek heeft niettemin uitgewezen dat de geldende maatregelen geen significante negatieve gevolgen hadden voor hun activiteiten. Bepaalde gebruikers uit de chemische industrie importeerden tijdens de beoordelingsperiode namelijk aanzienlijk meer silicium uit de VRC, en de meesten onder hen konden op een gezonde financiële situatie bogen. Kort samengevat werd net als in de vorige nieuwe onderzoeken bij het vervallen van de maatregelen aangenomen dat de handhaving van de maatregelen geen significant negatieve gevolgen zou hebben voor de verwerkende ondernemingen, onder meer aangezien het niveau van de voorgestelde maatregelen aanzienlijk zou worden verlaagd.

5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(158)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen niet te verlengen.

I.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(159)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wilde aanbevelen de maatregelen te handhaven, maar dan op lagere niveaus. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken en argumenten naar voren brengen. De ingediende relevante opmerkingen zijn onderzocht maar gaven geen aanleiding tot wijziging van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan besloten is de antidumpingmaatregelen te handhaven.

(160)

Ingevolge het tussentijdse nieuwe onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening, moet overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening een antidumpingrecht worden ingesteld op het betrokken product van oorsprong uit de VRC op het niveau van de schademarge waarop de geldende maatregelen zijn gebaseerd of op het niveau van de in dit nieuwe onderzoek geconstateerde dumpingmarges indien deze lager zijn.

(161)

De maatregelen worden bijgevolg vastgesteld op het niveau van de geconstateerde dumpingmarges, namelijk op 16,3 % voor de enige groep van ondernemingen waaraan IB is toegekend, en op 19,0 % voor alle andere ondernemingen.

(162)

Op grond hiervan moeten de maatregelen die bij Verordening (EG) nr. 42/2007 van de Raad (13) ingevolge een onderzoek overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening zijn uitgebreid tot de invoer van uit de Republiek Korea verzonden silicium, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea, worden gehandhaafd, maar op de in overweging 161 vastgestelde niveaus.

(163)

Exporteurs in de Republiek Korea die overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening een verzoek tot vrijstelling van het uitgebreide antidumpingrecht willen indienen, moeten een vragenlijst invullen zodat de Commissie kan vaststellen of vrijstelling kan worden verleend. Een dergelijke vrijstelling kan worden verleend na de beoordeling van de marktsituatie van het betrokken product, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad, de aan- en verkoop en de waarschijnlijkheid van voortzetting van de praktijken waarvoor onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat en het bewijsmateriaal inzake dumping. Normaal gezien voert de Commissie ook een controle ter plaatse uit. Het verzoek moet aan de Commissie worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name van wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en verkoop in het buitenland van het betrokken product,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op silicium, momenteel ingedeeld onder GN-code 2804 69 00, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De definitieve antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Onderneming

Recht

Aanvullende Taric-code

Datong Jinneng Industrial Silicon Co., Pingwang Industry Garden, Datong, Shanxi

16,3 %

A971

Alle andere ondernemingen

19 %

A999

3.   De uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen” in de Volksrepubliek China (namelijk 19,0 %) tot het vanuit de Republiek Korea verzonden in lid 1 omschreven product, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea, wordt gehandhaafd (Taric-code 2804690010).

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Verzoeken om vrijstelling van het in artikel 1, lid 3, vermelde uitgebreide recht moeten schriftelijk worden ingediend in één van de officiële talen van de Unie en moeten zijn ondertekend door een persoon die gemachtigd is de indiener van het verzoek te vertegenwoordigen.

2.   Het verzoek moet aan het onderstaande adres worden gestuurd:

Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

Kamer N-105 04/17

1049 Brussel

België

Fax +32 22956505

3.   Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kan de Commissie ondernemingen die de bij de onderhavige verordening ingestelde antidumpingmaatregelen niet ontwijken, na raadpleging van het Raadgevend Comité, bij besluit vrijstelling verlenen van het in artikel 1, lid 3, vermelde uitgebreide recht.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie; zij geldt voor een periode van vijf jaar.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

M. SEBASTIÁN


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 66 van 4.3.2004, blz. 15.

(3)  PB L 198 van 28.7.1990, blz. 57.

(4)  PB L 13 van 19.1.2007, blz. 1.

(5)  PB C 254 van 7.10.2008, blz. 9.

(6)  PB C 51 van 4.3.2009, blz. 17.

(7)  PB L 66 van 4.3.2004, blz. 15.

(8)  PB L 345 van 16.12.1997, blz. 1.

(9)  CRU maart 2009.

(10)  PB L 66 van 4.3.2004, blz. 15.

(11)  PB L 13 van 19.1.2007, blz. 1.

(12)  Bron: Chinese uitvoerstatistieken.

(13)  PB L 13 van 19.1.2007, blz. 1.


Top