Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007D0252

Besluit van de Raad van 19 april 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Grondrechten en burgerschap voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie

PB L 110 van 27.4.2007, pp. 33–39 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB L 4M van 8.1.2008, pp. 461–467 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/252/oj

27.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/33


BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 april 2007

tot vaststelling van het specifieke programma „Grondrechten en burgerschap” voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Grondrechten en justitie”

(2007/252/JBZ)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben.

(2)

Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2), de status en werkingssfeer ervan en de bijbehorende toelichtingen in aanmerking genomen, geeft de rechten weer die met name voortvloeien uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities en internationale verplichtingen van de lidstaten, uit het Verdrag betreffende de Europese Unie en de communautaire verdragen, uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, uit de door de Gemeenschap en de Raad van Europa aangenomen sociale handvesten, alsmede uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

(3)

In november 2004 heeft de Europese Raad erkend dat communicatie een belangrijk middel is om eenieder nader tot het project Europa te brengen door een actief burgerschap aan te moedigen.

(4)

In haar mededeling van 15 oktober 2003 aan de Raad en het Europees Parlement over artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wijst de Commissie op de bijzonder belangrijke rol die het maatschappelijk middenveld speelt bij de bescherming en de bevordering van de grondrechten; de Commissie moet bijgevolg een open, transparante en regelmatige dialoog met het maatschappelijk middenveld tot stand brengen.

(5)

Volgens het Haags Programma vergt de versterking van de onderlinge samenwerking een nadrukkelijke inspanning om het wederzijdse begrip tussen justitiële autoriteiten en verschillende rechtsstelsels te verbeteren; in dit verband verdienen Europese netwerken van nationale overheden bijzondere aandacht en steun.

(6)

De Conferentie van de Europese Constitutionele Hoven en de Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie dragen, in het bijzonder door het bijhouden van gegevensbanken ter zake, bij aan een uitwisseling van ideeën en ervaringen over de rechtspraak, de organisatie en de werkwijze van de leden bij de uitoefening van hun justitiële en adviserende taken met betrekking tot het Gemeenschapsrecht. Het zou mogelijk moeten zijn de activiteiten van de Conferentie en de Vereniging mede te financieren voor zover met de uitgaven een doelstelling van algemeen Europees belang wordt nagestreefd. Deze medefinanciering hoeft evenwel niet te impliceren dat die netwerken onder toekomstige programma’s zullen vallen, en mag niet beletten dat de werkzaamheden van andere Europese netwerken overeenkomstig dit besluit in aanmerking komen voor steun.

(7)

Het is dienstig het belang van voorlichting en communicatie betreffende de aan het burgerschap van de Unie ontleende rechten te benadrukken teneinde burgers bewuster te maken van hun rechten en hun gemakkelijk toegang te verschaffen tot betrouwbare informatie.

(8)

Bevordering van een interreligieuze en multiculturele dialoog op het niveau van de Europese Unie zal ertoe bijdragen dat de vrede en de grondrechten worden gehandhaafd en versterkt.

(9)

De doelstellingen van dit programma moeten complementair zijn met die van het Bureau voor de grondrechten van de Europese Unie, opgericht bij Verordening (EG) nr. 168/2007 (3), en vooral die gebieden betreffen waar een Europese meerwaarde kan worden bereikt. Passende coördinatie is daartoe geboden.

(10)

Ter wille van de complementariteit en een optimale inzet van de middelen, moet worden voorkomen dat de in het kader van dit programma ondersteunde acties en de werkzaamheden van internationale organisaties die bevoegd zijn op het gebied van de grondrechten, zoals de Raad van Europa, elkaar overlappen, terwijl tegelijkertijd de doelstellingen van het programma met gezamenlijke activiteiten kunnen worden nagestreefd. Passende coördinatie is daartoe geboden.

(11)

Overeenkomstig het beginsel van de openstelling van communautaire programma’s voor kandidaat-lidstaten en de landen van de Westelijke Balkan als verankerd in de Agenda van Thessaloniki, moet het programma openstaan voor de deelname van de toetredende staten, de kandidaat-lidstaten en de landen van de Westelijke Balkan. Voor een dergelijke deelname moet worden voldaan aan de algemene voorwaarden inzake een bilaterale overeenkomst en een bijdrage aan de begroting van het programma. Indien dit de doelstellingen van de betrokken actie dient, moeten tevens instanties, organen of niet-gouvernementele organisaties van niet aan het programma deelnemende landen als partners bij afzonderlijke acties kunnen worden betrokken zonder dat zij evenwel de hoofdbegunstigden van het project zijn.

(12)

Er moeten passende maatregelen worden genomen om, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (4), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd (5) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (6), onregelmatigheden en fraude te voorkomen en om verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen terug te vorderen.

(13)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (7) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (8) van de Raad, die de financiële belangen van de Europese Gemeenschap beschermen, moeten worden toegepast, waarbij moet worden gestreefd naar eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer van de begrotingsinstrumenten, en evenredigheid tussen de hoogte van de middelen en de administratieve lasten voor de besteding ervan.

(14)

Krachtens het Financieel Reglement is voor exploitatiesubsidies een basisbesluit vereist.

(15)

Overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (9) moeten ter uitvoering van dit besluit, naar gelang van het geval volgens de procedure van het beheerscomité of van het raadgevend comité, maatregelen worden vastgesteld; in bepaalde gevallen is, in verband met de efficiëntie, laatstgenoemde procedure het meest geschikt.

(16)

De doelstellingen van het programma, namelijk de ondersteuning van verenigingen van het maatschappelijk middenveld, de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme, de bescherming van de grondrechten en van de burgerlijke rechten, door een interreligieuze en multiculturele dialoog, kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen dus vanwege de omvang of de gevolgen van het programma beter op communautair niveau worden verwezenlijkt. De Gemeenschap kan maatregelen treffen overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag opgenomen subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel opgenomen evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(17)

Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van dit besluit in geen andere bevoegdheden dan die van artikel 308.

(18)

Teneinde de doeltreffende en tijdige uitvoerig van het programma te verzekeren, is dit besluit met ingang van 1 januari 2007 van toepassing.

(19)

Het Economisch en Sociaal Comité heeft advies uitgebracht (10),

BESLUIT:

Artikel 1

Vaststelling van het programma

1.   In dit besluit wordt het programma „Grondrechten en burgerschap” (hierna „het programma” genoemd) vastgesteld als onderdeel van het algemene programma „Grondrechten en justitie”.

2.   Het programma bestrijkt de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.

3.   Het programma wordt uitgevoerd binnen het toepassingsgebied van het Gemeenschapsrecht.

Artikel 2

Algemene doelstellingen

1.   Het programma heeft de volgende algemene doelstellingen:

a)

bevordering van de totstandbrenging van een Europese samenleving die is gegrondvest op eerbiediging van de grondrechten welke zijn erkend in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met inbegrip van de rechten die uit het burgerschap van de Unie voortvloeien;

b)

versterking van het maatschappelijke middenveld en aanmoediging van een open, transparante en regelmatige dialoog met het maatschappelijk middenveld over de grondrechten;

c)

bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme en bevordering van een beter interreligieus en intercultureel begrip en een grotere verdraagzaamheid in de gehele Europese Unie;

d)

de contacten, de uitwisseling van informatie en het netwerken tussen justitiële, gerechtelijke en bestuurlijke autoriteiten en beoefenaars van juridische beroepen verbeteren, onder meer door steun te verlenen voor de justitiële opleiding, met het oog op meer wederzijds begrip tussen deze autoriteiten en beroepsbeoefenaars.

2.   De algemene doelstellingen van het programma zijn complementair met de doelstellingen van het bij Verordening (EG) nr. 168/2007 opgerichte Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten.

3.   De algemene doelstellingen van het programma dragen bij tot de ontwikkeling en de uitvoering van communautaire beleidsmaatregelen die de grondrechten ten volle eerbiedigen.

Artikel 3

Specifieke doelstellingen

Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

a)

de grondrechten bevorderen welke zijn erkend in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, en alle burgers informeren over hun rechten, met inbegrip van de uit het burgerschap van de Unie voortvloeiende rechten, om de burgers van de Unie aan te moedigen actief deel te nemen aan het democratische leven van de Unie;

b)

bestudering, indien noodzakelijk, van de inachtneming van specifieke grondrechten in de Europese Unie en haar lidstaten wanneer zij het Gemeenschapsrecht ten uitvoer brengen, en inwinning van advies over specifieke vragen met betrekking tot de grondrechten binnen dit toepassingsgebied;

c)

ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties en andere actoren van het maatschappelijk middenveld om deze beter in staat te stellen de grondrechten, de rechtsstaat en de democratie actief te bevorderen;

d)

instelling van geschikte structuren ter bevordering van een interreligieuze en multiculturele dialoog op het niveau van de Europese Unie.

Artikel 4

Acties

Ter verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 vermelde algemene en specifieke doelstellingen kunnen in het kader van dit programma de volgende soorten acties worden ondersteund:

a)

specifieke acties van de Commissie, zoals studies en onderzoek, opiniepeilingen en onderzoeken, de vaststelling van indicatoren en gemeenschappelijke methodologieën, verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken, seminars, conferenties en vergaderingen van deskundigen, de organisatie van op het publiek gerichte campagnes en evenementen; ontwikkeling en onderhoud van websites, het opstellen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal, ondersteuning en beheer van netwerken van nationale deskundigen, analyse, toezicht en evaluatie;

b)

specifieke transnationale projecten van communautair belang die door een overheidsinstantie of een andere instantie van een lidstaat, dan wel door een internationale of niet-gouvernementele organisatie worden ingediend, en waarbij hetzij ten minste twee lidstaten, hetzij ten minste één lidstaat en één andere staat, te weten een toetredende staat of een kandidaat-lidstaat, zijn betrokken, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma’s uiteengezette voorwaarden;

c)

de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten die een doel van algemeen Europees belang nastreven, in overeenstemming met de algemene doelstellingen van het programma, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma’s uiteengezette voorwaarden;

d)

exploitatiesubsidies voor de medefinanciering van uitgaven in verband met het permanente werkprogramma van de Conferentie van de Europese Constitutionele Hoven en van de Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie, die gegevensbanken bijhoudt met een pan-Europese verzameling van nationale uitspraken die verband houden met de uitvoering van het communautair recht, voor zover met de uitgaven een doelstelling van algemeen Europees belang wordt nagestreefd middels een uitwisseling van ideeën en ervaringen over de rechtspraak, de organisatie en de werkwijze van de leden bij de uitoefening van hun justitiële en/of adviserende taken met betrekking tot het Gemeenschapsrecht.

Artikel 5

Deelname van derde landen

1.   De volgende landen (hierna „de deelnemende landen” genoemd) kunnen aan de acties van het programma deelnemen: de toetredende staten, de kandidaat-lidstaten en de bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen van de Westelijke Balkan, volgens de voorwaarden die zijn vastgesteld in de met die landen gesloten of te sluiten associatieovereenkomsten of aanvullende protocollen inzake de deelname aan communautaire programma’s.

2.   Bij de acties op grond van artikel 4 kunnen instanties, organen of niet-gouvernementele organisaties van landen worden betrokken die niet overeenkomstig lid 1 aan dit programma deelnemen, indien dit tot de voorbereiding op toetreding van de in lid 1 bedoelde landen zou bijdragen of de doelstellingen van de betreffende acties zou dienen.

Artikel 6

Doelgroepen

Het programma is gericht op burgers van de Europese Unie, burgers van deelnemende derde landen en legaal op het grondgebied van de Europese Unie verblijvende onderdanen van derde landen, alsmede verenigingen, met name uit het maatschappelijk middenveld, die de doelstellingen van dit programma bevorderen.

Artikel 7

Toegang tot het programma

1.   Het programma staat onder meer open voor de deelname van instellingen en openbare of particuliere organisaties, universiteiten, onderzoeksinstituten, niet-gouvernementele organisaties, nationale, regionale en lokale overheden, internationale organisaties, alsmede andere in de Europese Unie of in een van de overeenkomstig artikel 5 deelnemende landen gevestigde not-for-profit organisaties.

2.   Ter verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, kan in het kader van het programma worden samengewerkt met op het gebied van de grondrechten bevoegde internationale organisaties, zoals de Raad van Europa, op basis van gezamenlijke bijdragen en met inachtneming van de eigen regels van elke instelling of organisatie.

Artikel 8

Financieringsvormen

1.   Communautaire financiering kan de volgende juridische vormen aannemen:

a)

subsidies;

b)

overheidsopdrachten.

2.   Behalve in naar behoren gestaafde uitzonderingsgevallen, als bepaald in het Financieel Reglement, worden communautaire subsidies normaliter in de vorm van exploitatiesubsidies en subsidies voor acties toegekend na een oproep tot het indienen van voorstellen. Het maximale medefinancieringspercentage wordt in de jaarlijkse werkprogramma’s vastgesteld.

3.   Voorts is voorzien in uitgaven voor begeleidende maatregelen door middel van contracten voor overheidsopdrachten, in welk geval de communautaire financiering de aankoop van goederen en diensten dekt. Het gaat daarbij onder meer om uitgaven met betrekking tot voorlichting en communicatie, voorbereidende werkzaamheden, uitvoering, toezicht, controle en evaluatie van projecten, beleidsinitiatieven, programma’s en wetgeving.

Artikel 9

Uitvoeringsmaatregelen

1.   De Commissie voert de communautaire bijstand uit overeenkomstig het Financieel Reglement.

2.   Voor de uitvoering van het programma stelt de Commissie, binnen de grenzen van de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen, een jaarlijks werkprogramma op met specifieke doelstellingen, thematische prioriteiten, een beschrijving van de in artikel 8 bedoelde begeleidende maatregelen en eventueel een lijst van andere acties.

3.   Het jaarlijkse werkprogramma wordt volgens de procedure van artikel 10, lid 3, vastgesteld.

4.   Bij de evaluatie- en gunningsprocedures met betrekking tot subsidies aan acties wordt onder meer rekening gehouden met de volgende criteria:

a)

conformiteit met het jaarlijkse werkprogramma, de in artikel 2 uiteengezette algemene doelstellingen en de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden;

b)

kwaliteit van de voorgestelde actie qua opzet, organisatie, presentatie en verwachte resultaten;

c)

bedrag van de gevraagde communautaire financiering en de mate waarin deze in verhouding staat tot de verwachte resultaten;

d)

het effect van de verwachte resultaten op de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen en op de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden.

5.   De aanvragen voor de in artikel 4, punten b) en c), bedoelde exploitatiesubsidies worden geëvalueerd op grond van de volgende punten:

a)

de mate van overeenstemming met de doelstellingen van het programma;

b)

de kwaliteit van de geplande activiteiten;

c)

het van deze activiteiten te verwachten multiplicatoreffect op het publiek;

d)

de geografische uitstraling van de activiteiten;

e)

de rol van de burgers in de structuren van de desbetreffende organen;

f)

de verhouding tussen de kosten en de baten van de voorgestelde activiteiten.

6.   Besluiten die betrekking hebben op krachtens artikel 4, onder b), en c), ingediende acties worden door de Commissie genomen overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 10, lid 2.

7.   Overeenkomstig artikel 113, lid 2, van het Financieel Reglement wordt een uitzondering gemaakt op het degressiviteitsbeginsel voor de exploitatiesubsidies die worden verleend aan de Conferentie van de Europese Constitutionele Hoven en de Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie, voor zover zij een doel van algemeen Europees belang nastreven.

Artikel 10

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité, (hierna „het comité” genoemd).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

4.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 11

Complementariteit

1.   Er wordt gestreefd naar synergie en complementariteit met andere communautaire instrumenten, in het bijzonder met de kaderprogramma’s „Veiligheid en bescherming van de vrijheden”, „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” en het „Progress programma”. Er wordt gezorgd voor complementariteit met het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. Statistische gegevens over grondrechten en burgerschap worden in samenwerking met de lidstaten opgesteld, aan de hand van de beschikbare, zo nodig uit het communautair statistisch programma afkomstige, gegevens.

2.   Middelen van het programma kunnen worden gedeeld met andere communautaire instrumenten, met name de algemene programma’s „Veiligheid en bescherming van de vrijheden” en „Solidariteit en beheer van de migratiestromen”, om acties uit te voeren die aan de doelstellingen van alle programma’s beantwoorden.

3.   Voor in het kader van dit besluit gefinancierde acties wordt voor hetzelfde doel geen bijstand van andere communautaire financiële instrumenten verleend. Er wordt voor gezorgd dat de begunstigden van dit besluit de Commissie in kennis stellen van financiering die zij uit de communautaire begroting en andere bronnen ontvangen, alsook van hun lopende financieringsaanvragen.

Artikel 12

Begrotingsmiddelen

De begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de acties waarin dit programma voorziet, worden jaarlijks opgevoerd in de algemene begroting van de Europese Unie. De beschikbare jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegekend binnen de grenzen van het financiële kader.

Artikel 13

Toezicht

1.   De Commissie ziet erop toe dat de begunstigde voor alle in het kader van het programma gefinancierde acties technische en financiële voortgangsverslagen indient. Tevens wordt binnen drie maanden na de beëindiging van de actie een eindverslag ingediend. Vorm en inhoud van deze verslagen worden door de Commissie vastgesteld.

2.   De Commissie ziet erop toe dat de uit de uitvoering van het programma voortvloeiende contracten en overeenkomsten met name voorzien in toezicht en financiële controle door de Commissie (of een door haar gevolmachtigde vertegenwoordiger), zo nodig door controles ter plaatse, met inbegrip van steekproefsgewijze controles, en in controles door de Rekenkamer.

3.   De Commissie ziet erop toe dat gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de laatste betaling voor de betrokken actie, de begunstigde van de communautaire financiële steun alle bescheiden met betrekking tot uitgaven voor de betrokken actie ter beschikking van de Commissie houdt.

4.   Op basis van de resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen en steekproefsgewijze controles ziet de Commissie, indien nodig, erop toe dat de omvang van de oorspronkelijk goedgekeurde financiële steun en de daaraan verbonden voorwaarden, alsook het tijdschema van de betalingen worden aangepast.

5.   De Commissie ziet erop toe dat al het nodige wordt gedaan om ervoor te zorgen dat de gefinancierde acties correct en in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit en het Financieel Reglement worden uitgevoerd.

Artikel 14

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

1.   De Commissie ziet erop toe dat bij de uitvoering van op grond van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Gemeenschap worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door middel van doeltreffende controles en de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 en Verordening (EG) nr. 1073/1999.

2.   Ten aanzien van in het kader van dit programma gefinancierde communautaire acties zijn de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van toepassing op elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van de inbreuken op een in het kader van dit programma vastgelegde contractuele verplichting, die bestaat in handelen of nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Europese Unie of door haar beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld door een onverschuldigde uitgave.

3.   De Commissie ziet erop toe dat de voor een actie toegekende financiële bijstand wordt verminderd, de uitbetaling ervan wordt geschorst of deze wordt teruggevorderd, indien zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit of van de individuele beschikking of het contract of de overeenkomst waarbij de betrokken financiële steun is toegekend, of indien aan het licht komt dat, zonder dat de Commissie daarvoor om toestemming is verzocht, de actie is gewijzigd op een manier die in strijd is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project.

4.   Indien de termijnen niet in acht zijn genomen of indien slechts een deel van de toegekende financiële steun gerechtvaardigd blijkt in het licht van de voortgang die met de uitvoering van de actie wordt gemaakt, ziet de Commissie erop toe dat de begunstigde binnen een vastgestelde termijn zijn opmerkingen kenbaar maakt. Indien de begunstigde geen geldige verantwoording verstrekt, ziet de Commissie erop toe dat de rest van de financiële bijstand wordt geschrapt en dat de terugbetaling van de reeds betaalde bedragen wordt geëist.

5.   De Commissie ziet erop toe dat onverschuldigd uitbetaalde bedragen aan de Commissie worden terugbetaald. Over niet tijdig terugbetaalde bedragen wordt overeenkomstig het Financieel Reglement vertragingsrente berekend.

Artikel 15

Evaluatie

1.   Om de uitvoering van de in het kader van het programma verrichte activiteiten te kunnen volgen, wordt dit programma regelmatig geëvalueerd.

2.   De Commissie zorgt voor een regelmatige, onafhankelijke externe evaluatie van het programma.

3.   Door de Commissie worden aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd:

a)

een jaarlijkse mededeling over de uitvoering van het programma;

b)

uiterlijk op 31 maart 2011, een tussentijds evaluatieverslag over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het programma, evenals over het werk dat de begunstigden van exploitatiesubsidies, bedoeld in artikel 4, onder d), hebben verricht;

c)

uiterlijk op 30 augustus 2012, een mededeling over de voortzetting van het programma;

d)

uiterlijk op 31 december 2014, een eindevaluatieverslag.

Artikel 16

Bekendmaking van de acties

De lijst van de in het kader van dit programma gefinancierde acties, met een korte beschrijving van elk project, wordt jaarlijks door de Commissie bekendgemaakt.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Gedaan te Luxemburg, 19 april 2007.

Voor de Raad

De voorzitster

B. ZYPRIES


(1)  Advies van 14 december 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.

(3)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

(4)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(5)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(6)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(7)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

(8)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1248/2006 (PB L 227 van 19.8.2006, blz. 3).

(9)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(10)  PB C 69 van 21.3.2006, blz. 1.


Top