This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31988R2423
Council Regulation (EEC) No 2423/88 of 11 July 1988 on protection against dumped or subsidized imports from countries not members of the European Economic Community
VERORDENING (EEG) Nr. 2423/88 VAN DE RAAD van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiering uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap
VERORDENING (EEG) Nr. 2423/88 VAN DE RAAD van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiering uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap
PB L 209 van 2.8.1988, p. 1–17
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1994; afgeschaft en vervangen door 394R3283 en 394R3284
VERORDENING (EEG) Nr. 2423/88 VAN DE RAAD van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiering uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap -
Publicatieblad Nr. L 209 van 02/08/1988 blz. 0001 - 0017
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 14 blz. 0098
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 14 blz. 0098
VERORDENING (EEG) Nr. 2423/88 VAN DE RAAD van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiering uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113, Gelet op de verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten, alsmede op de verordeningen welke op grond van artikel 235 van het Verdrag zijn vastgesteld en die van toepassing zijn op goederen, ontstaan door de verwerking van landbouwprodukten, inzonderheid op de bepalingen van deze verordeningen waardoor er kan worden afgeweken van het algemene beginsel dat beschermende maatregelen aan de grenzen uitsluitend kunnen worden vervangen door de in deze verordeningen vastgestelde maatregelen, Gezien het voorstel van de Commissie, Overwegende dat de Raad bij Verordening (EEG) nr. 2176/84 (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1761/87 (2), gemeenschappelijke voorschriften heeft vastgesteld voor de bescherming tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap; Overwegende dat deze voorschriften werden vastgesteld in overeenstemming met de bestaande internationale verplichtingen, in het bijzonder met die welke voortvloeien uit artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel, hierna GATT genoemd, uit de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT (Anti-dumping-code van 1979) en uit de Overeenkomst inzake de uitlegging en de toepassing van de artikelen VI, XVI en XXIII van de GATT (Code inzake subsidies en compenserende rechten); Overwegende dat het van wezenlijk belang is dat de Gemeenschap bij de toepassing van deze voorschriften, met het oog op de handhaving van het met deze overeenkomsten nagestreefde evenwicht tussen rechten en verplichtingen, rekening houdt met de interpretatie ervan door haar belangrijkste handelspartners, zoals die in de wetgeving of het gevestigde gebruik tot uiting komt; Overwegende dat het wenselijk is de voorschriften voor het bepalen van de normale waarde duidelijk en voldoende gedetailleerd weer te geven, dat in het bijzonder bepaald dient te worden dat indien verkopen op de binnenlandse markt van het land van uitvoer of van oorsprong om enigerlei reden geen bruikbare basis vormen voor het vaststellen van het bestaan van dumping, een aangenomen normale waarde mag worden gehanteerd; dat het dienstig is voorbeelden te geven van situaties welke kunnen worden geacht niet overeen te stemmen met de normale handelstransacties, met name wanneer een produkt wordt verkocht tegen prijzen die lager zijn dan de produktiekosten of wanneer transacties plaatsvinden tussen partijen die geassocieerd zijn of een compensatieregeling toepassen; dat het dienstig is aan te geven welke methoden in zulke omstandigheden kunnen worden gebruikt voor het bepalen van de normale waarde; Overwegende dat het dienstig is een definitie vast te stellen van de prijs bij uitvoer en aan te geven welke prijsaanpassingen moeten geschieden wanneer het wenselijk wordt geacht deze prijs op basis van de eerste prijs op de vrije markt te reconstrueren; Overwegende dat het met het oog op een deugdelijke vergelijking van de prijs bij uitvoer en de normale waarde, gewenst is richtlijnen op te stellen voor het vaststellen van de aanpassingen die moeten geschieden in verband met verschillen in fysieke hoedanigheden, in hoeveelheden en in verkoopvoorwaarden en erop te wijzen dat de bewijslast rust op diegene die om die aanpassingen verzoekt; Overwegende dat de uitdrukking "marge van dumping'' nauwkeurig dient te worden omschreven en het gevestigde gebruik van de Gemeenschap ter zake van berekeningsmethoden bij variërende prijzen of marges dient te worden gecodificeerd; Overwegende dat het gewenst lijkt voldoende gedetailleerd uiteen te zetten hoe het bedrag van een subsidie dient te worden vastgesteld; Overwegende dat het dienstig lijkt een aantal factoren te vermelden die van belang kunnen zijn bij de vaststelling van schade; Overwegende dat de procedures moeten worden vastgesteld voor het indienen van een klacht door ieder die optreedt namens een bedrijfstak van de Gemeenschap die zich geschaad of bedreigd acht door invoer met dumping of subsidiëring; dat het dienstig lijkt duidelijk erop te wijzen dat bij intrekking van een klacht de procedure kan, maar niet noodzakelijkerwijze behoeft te worden beëindigd; Overwegende dat er samenwerking moet plaatsvinden tussen de Lid-Staten en de Commissie zowel voor het uitwisselen van informatie over het bestaan van dumping of subsidiëring en de daaruit voortvloeiende schade, als voor het daaropvolgende onderzoek naar de feiten op communautair niveau; dat hiertoe overleg moet plaatsvinden in een raadgevend comité; Overwegende dat het dienstig is duidelijk aan te geven welke procedurevoorschriften bij het onderzoek moeten worden nageleefd, in het bijzonder welke de rechten en verplichtingen van de communautaire autoriteiten en de betrokken partijen zijn, en onder welke voorwaarden de belanghebbende partijen toegang kunnen krijgen tot inlichtingen en kunnen verzoeken op de hoogte te worden gebracht van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan wordt overwogen definitieve maatregelen aan te bevelen; Overwegende dat het wenselijk is uitdrukkelijk te bepalen dat het onderzoek naar dumping of subsidiëring normaliter een onmiddellijk aan de inleiding van de procedure voorafgaande periode van niet minder dan zes maanden dient te bestrijken en dat de definitieve vaststellingen op de voor die periode vastgestelde feiten gebaseerd moeten worden; Overwegende dat ter vermijding van verwarring het gebruik van de woorden "onderzoek'' en "procedure'' in de onderhavige verordening dient te worden verduidelijkt; Overwegende dat wanneer gegevens als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd, het noodzakelijk is te verlangen dat de partij die de gegevens verschaft, een daartoe strekkend verzoek indient en dat duidelijk dient te worden bepaald dat vertrouwelijke gegevens die zouden kunnen worden samengevat, doch waarvoor geen niet-vertrouwelijke samenvatting werd overgelegd, buiten beschouwing kunnen worden gelaten; Overwegende dat het ter vermijding van te grote vertragingen en om administratieve redenen wenselijk is termijnen vast te stellen waarbinnen verbintenissen kunnen worden aangeboden; Overwegende dat het met betrekking tot de procedure die na intrekking van of inbreuk op verbintenissen dient te worden gevolgd, noodzakelijk is duidelijker voorschriften vast te stellen; Overwegende dat het besluitvormingsproces van de Gemeenschap een snel en doeltreffend optreden mogelijk moet maken, in het bijzonder via maatregelen van de Commissie, zoals bij voorbeeld de instelling van voorlopige rechten; Overwegende dat het, ten einde de toepassing van dumping tegen te gaan, dienstig is om, wanneer uit de definitieve vaststelling van de feiten blijkt dat er van dumping en schade sprake is, te voorzien in de mogelijkheid voorlopige rechten definitief te innen, ook wanneer er om specifieke redenen niet is besloten tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht; Overwegende dat het noodzakelijk is gemeenschappelijke voorschriften voor de toepassing van anti-dumpingrechten of compenserende rechten vast te stellen ten einde een correcte en uniforme heffing daarvan te verzekeren; dat bedoelde voorschriften, gelet op de aard van die rechten, kunnen afwijken van de voorschriften voor de heffing van de normaliter bij invoer verschuldigde rechten; Overwegende dat uit de bij de tenuitvoerlegging van Verordening (EEG) nr. 2176/84 opgedane ervaring is gebleken dat bepaalde moeilijkheden kunnen ontstaan door assemblage in de Gemeenschap van afgewerkte produkten waarvan de invoer aan een anti-dumpingrecht is onderworpen; Overwegende dat met name: - wanneer de assemblage of produktie wordt uitgevoerd door een onderneming die verbonden of geassocieerd is met een fabrikant wiens uitvoer van soortgelijke produkten aan een anti-dumpingrecht is onderworpen, en - wanneer de waarde van de bij de assemblage of produktie gebruikte onderdelen of materialen uit het land van oorsprong van het produkt dat aan een anti-dumpingrecht is onderworpen, de waarde van alle andere gebruikte onderdelen of materialen overschrijdt, een dergelijke assemblage of produktie kan worden geacht tot ontduiking van het anti-dumpingrecht te leiden; Overwegende dat het, om ontduiking te voorkomen, noodzakelijk is een anti-dumpingrecht op aldus geassembleerde of geproduceerde produkten te innen; Overwegende dat het noodzakelijk is om voor het innen van het recht in dergelijke omstandigheden procedures en voorwaarden vast te stellen; Overwegende dat het bedrag van het geïnde anti-dumpingrecht beperkt dient te blijven tot hetgeen nodig is om ontduiking te voorkomen; Overwegende dat de mogelijkheid moet worden geschapen in voorkomend geval verordeningen en besluiten slechts gedeeltelijk aan een nieuw onderzoek te onderwerpen; Overwegende dat het, ten einde misbruik van de procedures en middelen van de Gemeenschap te voorkomen, dienstig is een minimumperiode vast te stellen die na de beëindiging van een procedure moet verlopen alvorens zo'n nieuw onderzoek wordt ingesteld en zodoende ook de zekerheid te hebben dat de gewijzigde omstandigheden voldoende kunnen worden geacht om een nieuw onderzoek te rechtvaardigen; Overwegende dat het noodzakelijk is te bepalen dat, na een zeker tijdsverloop, anti-dumpingmaatregelen en compenserende maatregelen zullen vervallen, tenzij kan worden aangetoond dat zij in stand dienen te blijven; Overwegende dat passende procedures voor het onderzoek van de verzoeken tot terugbetaling van anti-dumpingrechten moeten worden vastgesteld; dat er zorg voor dient te worden gedragen dat de restitutieprocedures alleen op definitieve rechten of op definitief geïnde bedragen van voorlopige rechten van toepassing zijn, en dat de bestaande restitutieprocedures moeten worden gestroomlijnd; Overwegende dat de onderhavige verordening geen beletsel mag vormen voor de vaststelling van bijzondere maatregelen voor zover die niet in strijd zijn met de door de Gemeenschap in GATT-verband aangegane verplichtingen; Overwegende dat dumping en subsidiëring eveneens betrekking kunnen hebben op landbouwprodukten en daarvan afgeleide produkten; dat het derhalve noodzakelijk is, als aanvulling op de voor deze produkten algemeen geldende invoerregeling, de mogelijkheid te scheppen beschermende maatregelen tegen dumping en subsidiëring aan te nemen; Overwegende dat, afgezien van bovenstaande overwegingen die in hoofdzaak hebben geleid tot de aanneming van Verordening (EEG) nr. 2176/84, de ervaring heeft geleerd dat een aantal in anti-dumpingzaken toe te passen bepalingen en te volgen procedures nader moet worden uitgewerkt; Overwegende dat het voor de vaststelling van de normale waarde dienstig is zeker te stellen dat, wanneer deze wordt gebaseerd op de binnenlandse prijzen, wordt uitgegaan van de prijs die in het land van uitvoer of het land van oorsprong in het normale verloop van de handel werkelijk is of moet worden betaald en dat derhalve de behandeling van kortingen en prijsverlagingen verduidelijkt dient te worden, in het bijzonder met betrekking tot uitgestelde kortingen, die erkend mogen worden indien het bewijs wordt geleverd dat deze niet werden gehanteerd ten einde de normale waarde te vertekenen; dat het evenzeer gewenst is duidelijker vast te leggen hoe op de grondslag van de samengestelde waarde de normale waarde wordt vastgesteld, en in het bijzonder te bepalen dat de uitgaven in verband met verkoop en administratie en andere algemene uitgaven, en de winst, afhankelijk van de omstandigheden, berekend dienen te worden door deze te relateren aan de gemaakte uitgaven en de geboekte winst op winstgevende verkopen van de betrokken exporteur of van andere producenten of exporteurs of op enigerlei andere redelijke grondslag; dat het voorts dienstig is te bepalen dat ingeval de exporteur het soortgelijke produkt niet in het land van oorsprong produceert noch verkoopt, de normale waarde gewoonlijk wordt vastgesteld door deze te relateren aan de prijzen of kosten van de leverancier van de exporteur; dat het ten slotte nodig wordt geacht nauwkeuriger de omstandigheden vast te leggen waaronder verkopen met verlies geacht kunnen worden niet in het kader van het normale verloop van de handel te hebben plaatsgevonden; Overwegende dat het voor de vaststelling van de prijzen bij uitvoer wenselijk is zeker te stellen dat deze wordt gebaseerd op de prijs die werkelijk is of moet worden betaald, en dat derhalve de behandeling van kortingen en prijsverlagingen dient te worden verduidelijkt; dat voor de gevallen waarin de prijzen bij uitvoer samengesteld moeten worden, dient te worden bepaald dat de kosten waarvan voor deze samenstelling gebruik moet worden gemaakt, de kosten omvatten die gewoonlijk door een importeur worden gedragen doch betaald worden door een partij die met de importeur of de exporteur geassocieerd blijkt te zijn; Overwegende dat het voor de vergelijking van de normale waarde en de prijzen bij uitvoer noodzakelijk is zeker te stellen dat deze niet wordt vertekend door verzoeken om aanpassingen met betrekking tot factoren die geen rechtstreeks verband houden met de betrokken verkopen of door verzoeken met betrekking tot reeds in aanmerking genomen factoren; dat het derhalve dienstig is nauwkeurig de verschil- len te omschrijven die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen en uitdrukkelijker de regels vast te leggen met betrekking tot het verrichten van eventuele aanpassingen, in het bijzonder voor verschillen in fysieke hoedanigheden, kosten voor vervoer, verpakking, krediet, garanties en andere verkoopkosten; dat het met betrekking tot dergelijke verkoopkosten, om redenen van duidelijkheid, wenselijk is aan te geven dat geen aanpassing mag worden verricht voor algemene verkoopkosten aangezien dergelijke uitgaven geen rechtstreeks verband houden met de betrokken verkopen, evenwel met uitzondering van de salarissen van verkopers, die niet anders dan betaalde commissies behandeld mogen worden; dat het om administratieve redenen eveneens dienstig is aan te geven dat verzoeken om individuele aanpassingen die onbeduidend zijn, buiten beschouwing worden gelaten; Overwegende dat het dienstig is de communautaire aanpak van het gebruik van technieken op basis van gemiddelden of steekproeven te verduidelijken; Overwegende dat het, ten einde ongepaste verstoring van procedures te voorkomen, wenselijk is duidelijk te maken dat het verstrekken van onjuiste of misleidende inlichtingen ertoe kan leiden dat dergelijke inlichtingen niet in aanmerking worden genomen en dat erop berustende verzoeken worden afgewezen; Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat het, aangezien moet worden voorkomen dat de doeltreffendheid van de anti-dumpingrechten wordt uitgehold doordat het recht door de exporteurs wordt gedragen, dienstig is te bevestigen dat in dergelijke omstandigheden aanvullende anti-dumpingrechten kunnen worden ingesteld, zo nodig met terugwerkende kracht; Overwegende dat de ervaring ook heeft geleerd dat de voorschriften inzake het verstrijken van anti-dumpingmaatregelen en compenserende maatregelen verduidelijking behoeven; dat te dien einde, en om het beheer van deze voorschriften te vergemakkelijken, moet worden bepaald dat het voornemen om een nieuw onderzoek in te stellen wordt gepubliceerd; Overwegende dat het wenselijk is duidelijker te bepalen welke methoden worden gehanteerd bij de berekening van het bedrag van terugbetalingen, en aldus de handelwijze van de Commissie ten aanzien van restituties en de ter zake doende beginselen die zijn vervat in het bericht dat de Commissie heeft gepubliceerd over de terugbetaling van anti-dumpingrechten (1) te bevestigen; Overwegende dat het dienstig is van deze gelegenheid gebruik te maken om tot codificatie van de betrokken voorschriften over te gaan, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Werkingssfeer In deze verordening worden de voorschriften vastgesteld voor bescherming tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap. Artikel 2 Dumping A. BEGINSEL 1. Een anti-dumpingrecht kan worden toegepast op ieder produkt ten aanzien waarvan dumping plaatsvindt, wanneer het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen daarvan schade veroorzaakt. 2. Ten aanzien van een produkt wordt geacht dumping plaats te vinden indien de prijs van het produkt bij uitvoer naar de Gemeenschap lager is dan de normale waarde van een soortgelijk produkt. B. NORMALE WAARDE 3. In de zin van deze verordening wordt onder normale waarde verstaan: a) de vergelijkbare prijs die bij normale handelstransacties werkelijk is of moet worden betaald voor een soortgelijk produkt dat bestemd is voor verbruik in het land van uitvoer of het land van oorsprong. Deze prijs zal na aftrek van alle kortingen en verlagingen rechtstreeks worden verbonden aan de betrokken verkopen, op voorwaarde dat de exporteur stelt dat een dergelijke vermindering van de brutoprijs werkelijk is toegekend en daartoe voldoende bewijsmateriaal verstrekt. Uitgestelde kortingen kunnen worden erkend indien deze rechtstreeks verbonden zijn aan de betrokken verkopen en indien bewijsmateriaal wordt overgelegd waaruit blijkt dat deze kortingen gebaseerd waren op een vaste praktijk in eerdere perioden of op een verbintenis de voorwaarden na te leven die vereist zijn om voor de uitgestelde korting in aanmerking te komen; b) wanneer op de binnenlandse markt van het land van uitvoer of van oorsprong geen verkoop van een soortgelijk produkt in het kader van normale handelstransacties plaatsvindt of indien dergelijke verkopen geen bruikbare vergelijking mogelijk maken: ii) de vergelijkbare prijs van een soortgelijk produkt wanneer dit naar een derde land wordt uitgevoerd, waarbij deze prijs de hoogste prijs bij uitvoer mag zijn doch wel representatief moet zijn, of ii) de aangenomen waarde, bepaald door bij de produktiekosten een redelijk bedrag voor winst te voegen. De produktiekosten worden berekend aan de hand van alle kosten, zowel vaste als variabele, in het kader van normale handelstransacties, in het land van oorsprong, voor materialen en fabricage, vermeerderd met een redelijk bedrag voor uitgaven in verband met verkoop en administratie en andere algemene uitgaven. Het bedrag voor uitgaven in verband met verkoop en administratie en andere algemene uitgaven, en winst wordt berekend door deze te relateren aan de door de producent of exporteur bij de winstgevende verkopen van soortgelijke produkten op de binnenlandse markt gemaakte uitgaven en geboekte winst. Indien dergelijke gegevens niet beschikbaar, onbetrouwbaar of niet bruikbaar zijn, worden de uitgaven berekend door deze te relateren aan de door andere producen- ten of exporteurs in het land van oorsprong of van uitvoer bij winstgevende verkopen van het soortge- lijk produkt verrichte uitgaven en geboekte winst. Indien geen van deze twee methoden kan worden toegepast, worden de verrichte uitgaven en geboekte winst berekend door deze te relateren aan de door de exporteur of andere producenten of exporteurs in dezelfde tak van handel in het land van oorsprong of uitvoer verrichte verkopen, of op elke andere redelijke grondslag; c) ingeval de exporteur in het land van oorsprong het soortgelijk produkt in het land van oorsprong produceert noch verkoopt, wordt de normale waarde op dezelfde wijze als genoemd onder a) en b) vastgesteld op de grondslag van de prijzen of kosten van de verkopers of producenten in het land van oorsprong. Voor dit doel zullen gewoonlijk de prijzen of kosten van de leverancier van de exporteur worden aangewend. 4. Wanneer er geldige redenen bestaan om aan te nemen of te vermoeden dat de prijs waartegen een produkt werkelijk wordt verkocht met het oog op verbruik in het land van oorsprong lager is dan de produktiekosten omschreven in lid 3, onder b), ii), kunnen de tegen deze prijzen verrichte verkopen geacht worden niet te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties, indien: a) de verkopen gedurende het onderzoektijdvak zoals dit in artikel 7, lid 1, onder c), is omschreven in aanzienlijke hoeveelheden hebben plaatsgevonden, en indien b) op grond van de toegepaste prijzen dekking van alle kosten, omgeslagen op een deugdelijke basis, bij normale handelstransacties en binnen de onder a) bedoelde periode niet mogelijk is. In die omstandigheden kan de normale waarde worden vastgesteld op basis van de overige verkopen op de binnenlandse markt tegen een prijs die niet lager is dan de produktiekosten, of op basis van de verkopen voor uitvoer naar derde landen, of op basis van de aangenomen waarde, of door de bovengenoemde prijs die lager is dan de produktiekosten zodanig aan te passen dat de verliezen worden opgeheven en met een redelijke winst rekening wordt gehouden. Deze berekening van de normale waarde wordt gebaseerd op de beschikbare gegevens. 5. In geval van invoer uit landen die geen markteconomie hebben, in het bijzonder uit die waarop de Verordeningen (EEG) nr. 1765/82 (1) en (EEG) nr. 1766/82 (2) van toepassing zijn, wordt de normale waarde op passende en niet onredelijke wijze op basis van een van de volgende criteria vastgesteld: a) de prijs waartegen een soortgelijk produkt van een derde land met een markteconomie werkelijk wordt verkocht: Ii) voor verbruik op de binnenlandse markt van dat land, of ii) aan andere landen, inclusief de Gemeenschap, of b) de aangenomen waarde van een soortgelijk produkt in een derde land met een markteconomie, of c) wanneer noch de prijs, noch de aangenomen waarde als bedoeld onder a) of b), een deugdelijke basis verschaft, de prijs die in de Gemeenschap werkelijk is betaald of moet worden betaald voor een soortgelijk produkt, zo nodig naar behoren aangepast om er een redelijke winst in op te nemen. 6. Wanneer een produkt niet rechtstreeks uit het land van oorsprong wordt ingevoerd doch vanuit een ander land naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd, is de normale waarde de vergelijkbare prijs die werkelijk is betaald of moet worden betaald voor een soortgelijk produkt op de binnenlandse markt van hetzij het land van uitvoer hetzij het land van oorsprong. Laatstgenoemde basis kan onder meer geschikt zijn indien het produkt slechts via het land van uitvoer wordt doorgevoerd of indien het produkt niet in het land van uitvoer wordt geproduceerd of indien er in het land van uitvoer geen vergelijkbare prijs voor deze produkten bestaat. 7. Bij de vaststelling van de normale waarde kunnen transacties tussen partijen, die blijken geassocieerd te zijn of blijken een onderlinge compensatieregeling toe te passen, geacht worden niet binnen het kader van normale handelstransacties te vallen, tenzij de autoriteiten van de Gemeenschap ervan overtuigd zijn dat de betreffende prijzen en kosten vergelijkbaar zijn met die bij transacties tussen niet aldus verbonden partijen. C. PRIJS BIJ UITVOER 8. a) De prijs bij uitvoer is de prijs die werkelijk is betaald of moet worden betaald voor het produkt dat met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap is verkocht, na aftrek van alle belastingen, kortingen en verlagingen, die werkelijk zijn toegekend en rechtstreeks verband houden met de betrokken verkopen. Uitgestelde kortingen dienen eveneens in aanmerking te worden genomen indien zij werkelijk zijn toegekend en rechtstreeks verband houden met de betrokken verkopen. b) Indien er geen prijs bij uitvoer is of indien blijkt dat er een associatie of een compensatieregeling bestaat tussen de exporteur en de importeur of een derde partij, of dat, om andere redenen, de prijs die werkelijk is betaald of moet worden betaald voor het produkt dat met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap is verkocht, niet betrouwbaar is, kan de uitvoerprijs worden samengesteld op basis van de prijs waartegen het ingevoerde produkt voor het eerst wordt wederverkocht aan een onafhankelijke koper, of, indien het produkt niet aan een onafhankelijke koper wordt wederverkocht of niet wordt wederverkocht in de staat waarin het is ingevoerd, op elke redelijke basis. In dat geval worden correcties toegepast voor alle tussen de invoer en de wederverkoop gemaakte kosten, alsmede voor een redelijke winstmarge. Deze kosten omvatten de kosten die gewoonlijk door een importeur worden gedragen doch betaald worden door een partij binnen of buiten de Gemeenschap die met de importeur of exporteur geassocieerd blijkt te zijn of met deze een compensatieregeling blijkt te hebben. Deze correcties omvatten met name: iii) gebruikelijke kosten voor vervoer, verzekering, lading, overlading en lossing en bijkomende kosten; iii) douanerechten, anti-dumpingrechten en andere belastingen die in het invoerende land moeten worden betaald in verband met de invoer of de verkoop van de goederen; iii) een redelijke marge voor algemene kosten en winst en/of voor gewoonlijk betaalde of overeengekomen commissie. D. VERGELIJKING 9. a) De overeenkomstig de leden 3 tot en met 7 vastge- stelde normale waarde en de overeenkomstig lid 8 vastgestelde prijs bij uitvoer dienen op zo dicht mogelijk bij elkaar liggende tijdstippen te worden vergeleken. Met het oog op een deugdelijke vergelijking wordt voor elk geval, naar gelang van de bijzondere kenmerken ervan, in de vorm van aanpassingen, naar behoren rekening gehouden met de verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, dat wil zeggen verschillen in: iii) fysieke hoedanigheden, iii) invoerbelastingen en indirecte belastingen, iii) de verkoopkosten die voortvloeien uit verkopen die zijn verricht: - op verschillende handelsniveaus, of - in verschillende hoeveelheden, of - onder verschillende verkoopvoorwaarden. b) Indien een belanghebbende partij om een aanpassing verzoekt, moet zij bewijzen dat dit verzoek gerechtvaardigd is. 10. Eventuele aanpassingen om rekening te houden met de in lid 9, onder a), vermelde verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen worden, ingeval zij gerechtvaardigd zijn, verricht overeenkomstig de volgende regels: a) Fysieke hoedanigheden: De overeenkomstig de leden 3 tot en met 7 vastgestelde normale waarde wordt aangepast met een bedrag dat overeenkomt met een redelijke schatting van de waarde van het verschil in fysieke hoedanigheden van het betrokken produkt. b) Invoerbelastingen en indirecte belastingen: De normale waarde wordt verminderd met een bedrag dat overeenkomt met eventuele invoerbelastingen of indirecte belastingen, zoals omschreven in de aantekeningen bij de bijlage, die op een soortgelijk produkt en de daarin fysiek verwerkte materialen worden geheven wanneer dat bestemd is voor verbruik in het land van oorsprong of van uitvoer, en die voor het naar de Gemeenschap uitgevoerde produkt niet worden geïnd of worden terugbetaald. c) Uitgaven in verband met verkoop, dat wil zeggen: iii) Kosten voor vervoer, verzekering, lading, overlading en lossing en bijkomende kosten: De normale waarde wordt verminderd met de kosten die hiermee rechtstreeks verband houden en die gemaakt zijn voor het overbrengen van het betrokken produkt van de magazijnen van de exporteur naar de eerste onafhankelijke koper. De prijs bij uitvoer wordt verminderd met de hiermee rechtstreeks verband houdende en door de exporteur gemaakte kosten voor het overbrengen van het betrokken produkt van zijn magazijnen in het land van uitvoer naar de Gemeenschap. In beide gevallen omvatten deze kosten die van vervoer, verzekering, lading, overlading en lossing en bijkomende kosten. iii) Verpakking: De normale waarde en de prijs bij uitvoer worden verminderd met de onderscheiden hiermee rechtstreeks verband houdende kosten van de verpakking van het betrokken produkt. iii) Krediet: De normale waarde en de prijs bij uitvoer worden verminderd met de kosten van een eventueel voor de betrokken verkopen verleend krediet. Het bedrag van de vermindering wordt berekend op basis van het normale tarief voor handelskrediet dat in het land van oorsprong of uitvoer geldt met betrekking tot de in de factuur genoemde munteenheid. iv) Garanties, borgstellingen, technische bijstand en andere dienstverlening na verkoop (service): De normale waarde en de prijs bij uitvoer worden verminderd met een bedrag dat overeenkomt met de rechtstreekse kosten voor de levering van garanties, borgstellingen, technische bijstand en service. iv) Andere verkoopkosten: De normale waarde en de prijs bij uitvoer worden verminderd met een bedrag dat overeenkomt met de voor de betrokken verkopen betaalde commissies. Salarissen van verkopers, dat wil zeggen personeel dat zich geheel bezighoudt met de rechtstreekse verkoopactiviteiten, worden eveneens afgetrokken. d) Bedrag van de aanpassing: Het bedrag van een aanpassing wordt berekend op basis van de relevante gegevens voor het onderzoektijdvak of de gegevens voor het laatst beschikbare boekjaar. e) Onbeduidende aanpassingen: Verzoeken om aanpassingen die in verhouding tot de prijs of de waarde van de betrokken transacties onbedui- dend zijn, worden buiten beschouwing gelaten. Gewoonlijk worden individuele aanpassingen met een ad valorem-effect van minder dan 0,5 % van die prijs of waarde als onbeduidend beschouwd. E. TOEREKENING VAN KOSTEN 11. Over het algemeen worden alle kostenberekeningen gebaseerd op de beschikbare boekhoudkundige gegevens die gewoonlijk, wanneer nodig, proportioneel worden toegerekend aan de omzet van elk betrokken produkt en van elke betrokken markt. F. SOORTGELIJK PRODUKT 12. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "soortgelijk produkt'' verstaan een produkt dat gelijk, dat wil zeggen in alle opzichten gelijksoortig, is aan het betrokken produkt, of bij het ontbreken van een dergelijk produkt, een ander produkt dat kenmerken vertoont die met de kenmerken van het betrokken produkt grote overeenkomst vertonen. G. TECHNIEKEN OP BASIS VAN GEMIDDELDE STEEKPROEVEN 13. Wanneer de prijzen variëren: - wordt de normale waarde gewoonlijk vastgesteld op basis van gewogen gemiddelden; - worden de prijzen bij uitvoer gewoonlijk vergeleken met de normale waarde op basis van een vaststelling per transactie, behalve wanneer het hanteren van gewogen gemiddelden de uitkomst van het onderzoek niet wezenlijk zou beïnvloeden; - kunnen steekproefmethoden, bij voorbeeld het hanteren van de meest voorkomende of representatieve prijzen, worden toegepast om de normale waarde en de prijzen bij uitvoer vast te stellen in gevallen waarbij een aanzienlijke hoeveelheid transacties is betrokken. H. MARGE VAN DUMPING 14. a) Onder "marge van dumping'' wordt verstaan het bedrag waarmee de normale waarde de prijs bij uitvoer overschrijdt. b) Wanneer de marges van dumping variëren, kunnen gewogen gemiddelden worden vastgesteld. Artikel 3 Subsidies 1. Een compenserend recht kan worden ingesteld ter compensatie van elke subsidie die rechtstreeks of onrechtstreeks in het land van oorsprong of van uitvoer wordt verleend voor de vervaardiging, de produktie, de uitvoer of het vervoer van een produkt waarvan het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap schade veroorzaakt. 2. Subsidies verleend voor de uitvoer omvatten, doch zijn niet beperkt tot, de in de bijlage vermelde praktijken. 3. Het feit dat een produkt is vrijgesteld van invoerbelastingen of indirecte belastingen, zoals gedefinieerd in de aantekeningen bij de bijlage, waarmede een soortgelijk produkt en de daarin fysiek verwerkte materialen daadwerkelijk zijn belast, wanneer het bestemd is voor verbruik in het land van oorsprong of van uitvoer, of het feit dat die rechten of belastingen worden gerestitueerd, wordt niet aangemerkt als een subsidie in de zin van deze verordening. 4. a) Het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld per eenheid van het naar de Gemeenschap uitgevoerde, gesubsidieerde produkt. b) Bij het berekenen van het bedrag van een subsidie worden de volgende elementen van de totale subsidie afgetrokken: ii) kosten van de aanvrage of andere kosten, noodzakelijk om voor subsidie in aanmerking te komen of om de subsidie te verkrijgen; ii) uitvoerbelastingen, rechten of andere belastingen die op de uitvoer van het produkt naar de Gemeenschap worden geheven met het speciale doel de subsidie te compenseren. Wanneer een belanghebbende partij om aftrek van een element verzoekt, moet zij bewijzen dat het verzoek gerechtvaardigd is. c) In gevallen waarin de subsidie niet wordt verleend op basis van de gefabriceerde, vervaardigde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden, wordt het bedrag berekend door de waarde van de subsidie op passende wijze om te slaan over de produktie of de uitvoer van het betreffende produkt gedurende een passende periode. Normaliter is deze periode het boekjaar van de begunstigde. Indien de subsidie echter wordt berekend op basis van de aanschaf of toekomstige aanschaf van vaste activa, wordt de waarde van de subsidie berekend door haar om te slaan over een periode welke in de betreffende bedrijfstak overeenkomt met de normale afschrijvingstermijn voor dergelijke activa. Indien de activa niet in waarde verminderen, wordt de subsidie gelijkgesteld met een renteloze lening. d) In geval van invoer uit landen zonder markteconomie, inzonderheid uit de landen waarop de Verordeningen (EEG) nr. 1765/82 en (EEG) nr. 1766/82 van toepassing zijn, kan het bedrag van een subsidie op passende en niet onredelijke wijze worden bepaald door de uitvoerprijs, zoals berekend volgens de bepalingen van artikel 2, lid 8, te vergelijken met de normale waarde, zoals vastgesteld volgens de bepalingen van artikel 2, lid 5. Artikel 2, lid 10, is op deze vergelijking van toepassing. e) Wanneer het bedrag van de subsidiëring varieert, kunnen gewogen gemiddelden worden vastgesteld. Artikel 4 Schade 1. Schade wordt slechts vastgesteld indien de invoer met dumping of subsidiëring door het effect van de dumping of de subsidiëring schade veroorzaakt, dat wil zeggen aanmerkelijke schade aan een gevestigde bedrijfstak van de Gemeenschap toebrengt of dreigt toe te brengen of een aanzienlijke vertraging bij de vestiging van een bedrijfstak meebrengt. Schade veroorzaakt door andere factoren, zoals de omvang en de prijzen van de invoer zonder dumping of subsidiëring of inkrimping van de vraag, die afzonderlijk of gecombineerd eveneens nadelige gevolgen voor de communautaire bedrijfstak hebben, mag niet worden toegeschreven aan de invoer met dumping of subsidiëring. 2. Een onderzoek naar de schade heeft betrekking op de volgende factoren, waarbij één enkele of zelfs verscheidene van deze factoren niet noodzakelijkerwijze doorslaggevend zijn voor de beoordeling: a) de omvang van de invoer met dumping of subsidiëring, waarbij in het bijzonder wordt nagegaan of deze invoer aanzienlijk is toegenomen, hetzij in absolute cijfers, hetzij ten opzichte van de produktie of het verbruik in de Gemeenschap; b) de prijzen van de invoer met dumping of subsidiëring, waarbij in het bijzonder wordt nagegaan of er een aanzienlijke onderbieding is geweest in vergelijking met de prijs van een soortgelijk produkt in de Gemeenschap; c) de invloed ervan op de betrokken bedrijfstak blijkens huidige of potentiële tendensen in de desbetreffende economische factoren, zoals: - produktie, - bezettingsgraad, - voorraden, - verkoop, - marktaandeel, - prijzen (dat wil zeggen neerwaartse druk op de prijzen of het niet plaatsvinden van prijsverhogingen die anders zouden hebben plaatsgevonden), - winsten, - rendement van investeringen, - cash flow, - werkgelegenheid. 3. Dreiging van schade kan slechts worden vastgesteld indien een bepaalde situatie naar alle waarschijnlijkheid tot werkelijke schade zal leiden. In dit verband kan met de volgende factoren rekening worden gehouden: a) stijgingspercentage van de uitvoer met dumping of subsidiëring naar de Gemeenschap; b) de reeds ter beschikking staande of in de nabije toekomst ter beschikking komende uitvoercapaciteit van het land van oorsprong of van uitvoer en de waarschijnlijkheid dat de daaruit voortkomende uitvoer voor de Gemeenschap wordt bestemd; c) de aard van de subsidies en de gevolgen die daaruit waarschijnlijk voor de handel voortvloeien. 4. Het effect van de invoer met dumping of subsidiëring wordt geraamd ten opzichte van de produktie van het soortgelijke produkt in de Gemeenschap, wanneer de beschikbare gegevens het mogelijk maken deze afzonderlijk te identificeren. Wanneer de produktie van het soortgelijke produkt in de Gemeenschap niet kan worden afgebakend, wordt het effect van de invoer met dumping of subsidiëring geraamd door een onderzoek van de produktie van de kleinste groep of het kleinste gamma van produkten waartoe het soortgelijke produkt behoort en waarvoor de nodige gegevens kunnen worden verkregen. 5. Onder de uitdrukking "bedrijfstak van de Gemeenschap'' wordt verstaan alle producenten van soortgelijke produkten in de Gemeenschap of een aantal van deze producenten waarvan de gezamenlijke produktie een groot deel van de totale communautaire produktie van dit produkt vormt, met dien verstande dat: - wanneer producenten met de exporteurs of importeurs verbonden zijn of zelf importeurs zijn van het produkt ten aanzien waarvan wordt beweerd dat dumping of subsidiëring plaatsvindt, de uitdrukking "bedrijfstak van de Gemeenschap'' kan worden uitgelegd als betrekking hebbende op de rest van de producenten; - onder uitzonderlijke omstandigheden de Gemeenschap, wat de betrokken produktie betreft, in twee of meer concurrerende markten kan worden verdeeld en de producenten binnen elke markt als een bedrijfstak van de Gemeenschap kunnen worden beschouwd, indien a) de producenten van een dergelijke markt hun gehele of vrijwel hun gehele produktie van het betrokken produkt op deze markt verkopen, en b) in de vraag op deze markt niet in aanzienlijke mate wordt voorzien door producenten van het betrok- ken produkt die elders in de Gemeenschap zijn gevestigd. Onder zulke omstandigheden kan zelfs tot het bestaan van schade worden geconcludeerd, wanneer geen schade wordt berokkend aan een groot deel van de gehele bedrijfstak van de Gemeenschap, mits er een concentratie van invoer met dumping of subsidiëring op een dergelijke geïsoleerde markt is en mits bovendien de invoer met dumping of subsidiëring schade berokkent aan de producenten van de gehele of vrijwel de gehele produktie op die markt. Artikel 5 Klachten 1. Iedere natuurlijke of rechtspersoon, alsmede iedere vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, die optreedt namens een bedrijfstak van de Gemeenschap welke zich door invoer met dumping of subsidiëring geschaad of bedreigd acht, kan een schriftelijke klacht indienen. 2. De klacht moet voldoende bewijsmateriaal bevatten betreffende het bestaan van dumping of subsidiëring en de daaruit voortvloeiende schade. 3. De klacht kan worden ingediend bij de Commissie of bij een Lid-Staat die deze ter kennis brengt van de Commissie. De Commissie zendt de Lid-Staten van elke ontvangen klacht een afschrift. 4. De klacht kan worden ingetrokken, in welk geval de procedure kan worden beëindigd, tenzij zulks niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn. 5. Wanneer na overleg blijkt dat de klacht niet voldoende bewijsmateriaal bevat om het instellen van een onderzoek te rechtvaardigen, wordt de klager hiervan in kennis gesteld. 6. Wanneer een Lid-Staat, zonder dat een klacht is ingediend, over voldoende bewijsmateriaal beschikt zowel betreffende dumping of subsidiëring als betreffende schade die daaruit voor een bedrijfstak van de Gemeenschap voortvloeit, brengt hij dit bewijsmateriaal onmiddellijk ter kennis van de Commissie. Artikel 6 Overleg 1. Het in deze verordening bedoelde overleg vindt plaats in een raadgevend comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van elke Lid-Staat en waarvan het voorzitterschap wordt bekleed door een vertegenwoordiger van de Commissie. Met het overleg wordt onmiddellijk een aanvang gemaakt op verzoek van een Lid-Staat dan wel op initiatief van de Commissie. 2. Het Comité komt bijeen op uitnodiging van de voorzitter. Deze verstrekt de Lid-Staten zo spoedig mogelijk de nodige gegevens. 3. Zo nodig kan het overleg louter schriftelijk plaatsvinden; in dit geval stelt de Commissie de Lid-Staten in kennis onder opgave van een termijn waarbinnen deze hun mening kunnen geven of om mondeling overleg kunnen verzoeken. 4. Het overleg heeft in het bijzonder betrekking op: a) het bestaan van dumping of van een subsidie en de methoden ter vaststelling van de marge van dumping of van het bedrag van de subsidie; b) het bestaan en de omvang van de schade; c) het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping of subsidiëring en de schade; d) de onder de gegeven omstandigheden passende maatregelen om de door dumping of subsidie veroorzaakte schade te voorkomen of te herstellen, alsmede de wijze van toepassing daarvan. Artikel 7 Aanvang van de procedure en daaropvolgend onderzoek 1. Wanneer na overleg blijkt dat er voldoende bewijsmateriaal is om de opening van een procedure te rechtvaardigen, moet de Commissie onmiddellijk: a) de aanvang van een procedure in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen aankondigen; deze aankondiging vermeldt het betrokken produkt en de betrokken landen en bevat een samenvatting van de ontvangen gegevens alsmede de mededeling dat alle gegevens betreffende de zaak aan de Commissie dienen te worden toegezonden; zij vermeldt tevens de termijn waarbinnen de belanghebbende partijen hun standpunt schriftelijk bekend kunnen maken en kunnen verzoeken om door de Commissie overeenkomstig het bepaalde in lid 5 te worden gehoord; b) de exporteurs en importeurs waarvan de Commissie weet dat zij betrokken zijn, alsmede de vertegenwoordigers van het uitvoerende land en de klagers hiervan in kennis stellen; c) op communautair niveau een aanvang maken met het onderzoek, in samenwerking met de Lid-Staten; dit onderzoek heeft zowel betrekking op dumping of subsidiëring als op de daaruit voortvloeiende schade, en vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 8; het onderzoek naar dumping of subsidiëring bestrijkt gewoonlijk een onmiddellijk aan de inleiding van de procedure voorafgaande periode van niet minder dan zes maanden. 2. a) De Commissie wint alle inlichtingen in die zij nodig acht en onderzoekt en verifieert, indien zij zulks dienstig acht, de boeken van importeurs, exporteurs, handelaren, vertegenwoordigers, producenten en handelsverenigingen of -organisaties. b) Zo nodig stelt de Commissie onderzoekingen in derde landen in, op voorwaarde dat de betrokken ondernemingen daarmee instemmen en de regering van het betrokken land daarvan officieel in kennis is gesteld en geen bezwaar maakt. De Commissie wordt bijgestaan door ambtenaren van de Lid-Staten die daartoe de wens hebben uitgesproken. 3. a) De Commissie kan de Lid-Staten verzoeken: - haar gegevens te verstrekken; - alle nodige verificaties en controles te verrichten, met name bij importeurs, handelaren of producenten van de Gemeenschap; - onderzoekingen in derde landen in te stellen, op voorwaarde dat de betrokken ondernemingen daarmee instemmen en de regering van het betrokken land daarvan officieel in kennis is gesteld en geen bezwaar maakt. b) De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om aan de verzoeken van de Commissie te voldoen. Zij brengen de gevraagde gegevens en de resultaten van de verrichte verificaties, controles of onderzoekingen te harer kennis. c) Wanneer deze gegevens van algemeen belang zijn of wanneer een Lid-Staat om toezending daarvan verzoekt, doet de Commissie deze gegevens aan de Lid-Staten toekomen, mits deze niet vertrouwelijk zijn, in welk geval een niet-vertrouwelijke samenvatting wordt verstrekt. d) Ambtenaren van de Commissie kunnen, op verzoek van de Commissie of van een Lid-Staat, de ambtenaren van de Lid-Staten bijstaan bij hun werkzaamheden. 4. a) De klager en de importeurs en exporteurs waarvan bekend is dat zij betrokken zijn, alsmede de vertegenwoordigers van het uitvoerende land, worden in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van alle gegevens die de bij het onderzoek betrokken partijen aan de Commissie hebben verstrekt, met uitzondering van de door de autoriteiten van de Gemeenschap of van haar Lid-Staten opgestelde interne documenten, voor zover deze gegevens voor de behartiging van hun belangen van betekenis zijn, niet vertrouwelijk zijn in de zin van artikel 8 en door de Commissie bij het onderzoek worden gebruikt. Zij richten daartoe een schriftelijk verzoek tot de Commissie met opgave van de gewenste gegevens. b) De exporteurs en importeurs van het produkt waarop het onderzoek betrekking heeft en, in geval van subsidiëring, de vertegenwoordigers van het land van oorsprong, kunnen verzoeken op de hoogte te worden gebracht van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan wordt overwogen instelling van definitieve rechten of definitieve inning van de door een voorlopig recht gewaarborgde bedragen aan te bevelen. c) iii) Verzoeken om gegevens op grond van het bepaalde onder b): aa) moeten schriftelijk bij de Commissie worden ingediend; bb) moeten een nadere omschrijving bevatten van de specifieke punten waarover gegevens worden gevraagd; cc) mogen, in de gevallen waarin een voorlopig recht is toegepast, niet later worden ontvangen dan een maand nadat is bekendgemaakt dat dergelijke rechten zijn ingesteld. iii) De gegevens kunnen mondeling of schriftelijk worden verstrekt, ter keuze van de Commissie. Zij lopen niet vooruit op eventuele besluiten die later door de Commissie of de Raad kunnen worden genomen. Vertrouwelijke inlichtingen worden behandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 8. iii) De gegevens mogen normaliter niet later worden verstrekt dan vijftien dagen vóór de indiening door de Commissie van een voorstel voor definitieve maatregelen ingevolge artikel 12. Op- of aanmerkingen die worden ingediend nadat de gegevens zijn verstrekt, worden alleen dan in aanmerking genomen wanneer zij worden ontvangen binnen een door de Commissie, met inachtneming van de urgentie van de zaak, per geval vast te stellen termijn die ten minste tien dagen bedraagt. 5. De Commissie kan de belanghebbende partijen horen. Zij moeten worden gehoord indien zij binnen de termijn, vastgesteld in de aankondiging die in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen is geplaatst, hierom schriftelijk hebben gevraagd en daarbij hebben aangetoond dat zij een belanghebbende partij zijn waarvoor de resultaten van de procedure gevolgen kunnen hebben en dat zij bijzondere redenen hebben om te worden gehoord. 6. Daarenboven stelt de Commissie desgevraagd de rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid elkaar te ontmoeten ten einde hun standpunten tegenover elkaar te stellen en eventueel elkaars argumenten te weerleggen. Zij houdt daarbij rekening met de noodzaak het vertrouwelijk karakter van de gegevens te bewaren en met de vraag of de ontmoeting de partijen gelegen komt. Geen enkele partij is verplicht een ontmoeting bij te wonen en de afwezigheid van een partij mag haar zaak niet schaden. 7. a) De bepalingen van dit artikel beletten de autoriteiten van de Gemeenschap niet voorlopige vaststellingen te doen of onverwijld voorlopige maatregelen toe te passen. b) Wanneer een betrokken partij of derde land toegang weigert te verlenen tot de nodige gegevens of deze gegevens niet binnen een redelijke termijn verstrekt, of het onderzoek in belangrijke mate belemmert, kunnen voorlopige of definitieve conclusies, in bevestigende of in negatieve zin, worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens. Ingeval de Commissie constateert dat een belanghebbende partij of derde land haar onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kan zij dergelijke inlichtingen ter zijde leggen en een daarop berustend verzoek buiten beschouwing laten. 8. Een anti-dumping- of compensatieprocedure vormt geen beletsel voor de inklaring van het betrokken produkt. 9. a) Een onderzoek wordt afgesloten hetzij door beëindiging, hetzij door het nemen van definitieve maatregelen. In het algemeen dient het onderzoek binnen een jaar na de aanvang van de procedure te zijn afgesloten; b) een procedure wordt afgesloten hetzij door beëindiging van het onderzoek zonder het instellen van rechten en zonder de aanvaarding van verbintenissen, hetzij door het vervallen of intrekken van dergelijke rechten, hetzij door de beëindiging van verbintenissen overeenkomstig artikel 14 of 15. Artikel 8 Vertrouwelijkheid 1. De bij de toepassing van deze verordening verkregen gegevens mogen slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor zij gevraagd zijn. 2. a) De Raad, de Commissie, de Lid-Staten alsmede hun ambtenaren, mogen de gegevens die hun bij de toepassing van deze verordening ter kennis zijn gekomen en door een partij met verzoek om vertrouwelijke behandeling zijn verstrekt, niet bekendmaken, tenzij deze uitdrukkelijk in bekendmaking heeft toegestemd. b) Elk verzoek om vertrouwelijke behandeling vermeldt waarom de gegevens vertrouwelijk zijn en gaat vergezeld van een niet-vertrouwelijke samenvatting van de gegevens of van een opgave van de redenen waarom de gegevens niet kunnen worden samengevat. 3. Gegevens worden gewoonlijk als vertrouwelijk beschouwd indien bekendmaking aanzienlijk nadeel kan berokkenen aan degene die ze verstrekt of de bron ervan is. 4. Wanneer evenwel blijkt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gerechtvaardigd is, en degene die de gegevens heeft verstrekt deze niet openbaar wil maken, noch machtiging wil geven tot bekendmaking ervan in algemene bewoordingen of in de vorm van een samenvatting, kunnen de betrokken gegevens buiten beschouwing worden gelaten. De betrokken gegevens kunnen eveneens buiten beschouwing worden gelaten, wanneer een dergelijk verzoek gerechtvaardigd is en degene die de gegevens heeft verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting wil overleggen, mits de gegevens in de vorm van een dergelijke samenvatting kunnen worden verstrekt. 5. Dit artikel vormt geen beletsel voor de bekendmaking van algemene gegevens door de autoriteiten van de Gemeenschap en in het bijzonder van de motivering der besluiten die ter toepassing van deze verordening zijn genomen, noch voor de bekendmaking van het bewijsmateriaal waarop de autoriteiten van de Gemeenschap steunen voor zover het noodzakelijk is deze motivering in gerechtelijke procedures te verantwoorden. Bij deze bekendmaking moet rekening worden gehouden met het rechtmatige belang dat de belanghebbende partijen hebben bij het niet bekendmaken van hun zakengeheimen. Artikel 9 Beeindiging van de procedure indien geen beschermende maatregelen nodig zijn 1. Wanneer na overleg blijkt dat geen enkele beschermende maatregel noodzakelijk is, en wanneer hiertegen in het in artikel 6, lid 1, bedoelde raadgevend comité geen bezwaar wordt gemaakt, wordt de procedure beëindigd. In alle andere gevallen legt de Commissie onmiddellijk een verslag inzake het resultaat van het overleg, alsmede een voorstel tot beëindiging van de procedure aan de Raad voor. De procedure wordt geacht te zijn beëindigd, tenzij de Raad, binnen een maand, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, anders besluit. 2. De Commissie stelt de vertegenwoordigers van het land van oorsprong of van uitvoer en de partijen waarvan bekend is dat zij betrokken zijn, in kennis van de beëindiging en maakt deze bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, onder opgave van de voornaamste conclusies en een samenvatting van de redenen daarvoor. Artikel 10 Verbintenissen 1. Wanneer in de loop van het onderzoek verbintenissen worden aangeboden die de Commissie, na overleg, aanvaardbaar acht, kan het onderzoek worden beëindigd zonder instelling van voorlopige of definitieve rechten. De verbintenissen mogen, behalve in uitzonderlijke gevallen, niet later worden aangeboden dan op de laatste dag van de periode waarbinnen ingevolge artikel 7, lid 4, onder c), iii), op- of aanmerkingen kunnen worden ingediend. Tot beëindiging wordt besloten overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 1, en hiervan zal kennis worden gegeven; overeenkomstig artikel 9, lid 2, zal een bekendmaking worden geplaatst. Deze beëindiging vormt geen beletsel voor de definitieve inning van de door voorlopige rechten gewaarborgde bedragen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 2. 2. De verbintenissen als bedoeld in lid 1 zijn die waarbij: a) de regering van het land van oorsprong of van uitvoer de subsidie opheft of beperkt, dan wel andere maatregelen neemt betreffende de schadelijke gevolgen ervan; b) de prijzen worden herzien of de uitvoer wordt gestaakt, in een zodanige mate dat de Commissie ervan overtuigd is dat hetzij de marge van dumping of het bedrag van de subsidie, hetzij de schadelijke gevolgen daarvan worden opgeheven. In geval van subsidiëring moet de instemming van het land van oorsprong of van uitvoer zijn verkregen. 3. Verbintenissen kunnen door de Commissie worden voorgesteld, maar het feit dat dergelijke verbintenissen niet worden aangeboden of dat op een daartoe strekkend verzoek niet wordt ingegaan, mag de behandeling van de zaak niet nadelig beïnvloeden. Indien de invoer met dumping of subsidiëring echter wordt voortgezet, kan zulks worden beschouwd als een aanwijzing dat de waarschijnlijkheid dat een dreiging van schade ontstaat, toeneemt. 4. Indien de verbintenissen zijn aanvaard wordt het onderzoek naar de schade niettemin voltooid, wanneer de Commissie, na overleg, daartoe besluit, of, in geval van dumping, de exporteurs wier uitvoer een aanzienlijk percentage van de betrokken handel vertegenwoordigt dan wel in geval van subsidiëring, het land van oorsprong of van uitvoer, daarom verzoeken. Indien de Commissie in een dergelijk geval, na overleg, vaststelt dat er geen schade is, komt de verbintenis automatisch te vervallen. Wanneer evenwel een conclusie dat er geen dreiging van schade bestaat, hoofdzakelijk is toe te schrijven aan het bestaan van een verbintenis, kan de Commissie verlangen dat de verbintenis gehandhaafd blijft. 5. De Commissie kan van elke partij van wie zij een verbintenis heeft aanvaard, eisen dat zij regelmatig inlichtingen met betrekking tot het nakomen van deze verbintenis verstrekt en de verificatie van de desbetreffende gegevens toestaat. Het niet inwilligen van deze eisen wordt uitgelegd als een inbreuk op de verbintenis. 6. Wanneer een verbintenis is opgezegd of wanneer de Commissie redenen heeft om aan te nemen dat daarop inbreuk is gemaakt en wanneer het in het belang van de Gemeenschap is dat wordt ingegrepen, kan zij, na overleg, en na de betrokken exporteur de gelegenheid te hebben gegeven toelichting te verstrekken, onverwijld voorlopige anti-dumpingrechten of compenserende rechten toepassen op basis van de feiten die vóór de aanvaarding van de verbintenis werden vastgesteld. Artikel 11 Voorlopige rechten 1. Wanneer uit een voorlopig onderzoek blijkt dat dumping of subsidiëring bestaat en dat er voldoende bewijzen zijn voor daardoor veroorzaakte schade, en de belangen van de Gemeenschap een optreden noodzakelijk maken om te voorkomen dat schade wordt veroorzaakt gedurende de procedure, dan wordt door de Commissie, op verzoek van een Lid-Staat of uit eigen beweging, een voorlopig anti-dumpingrecht of een voorlopig compenserend recht ingesteld. In dergelijke gevallen wordt het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen van de betrokken produkten afhankelijk gesteld van het stellen van een waarborg tot het bedrag van het voorlopig recht, welk bedrag definitief zal worden geïnd overeenkomstig een later door de Raad krachtens artikel 12, lid 2, te nemen besluit. 2. De Commissie neemt deze voorlopige maatregel na overleg of, in zeer dringende gevallen, na de Lid-Staten daarvan in kennis te hebben gesteld. In het laatste geval wordt uiterlijk tien dagen na de kennisgeving van de maatregelen van de Commissie aan de Lid-Staten, overleg gepleegd. 3. Wanneer een Lid-Staat de Commissie om een onmiddellijk optreden verzoekt, besluit de Commissie binnen ten hoogste vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek of er aanleiding is een voorlopig anti-dumpingrecht of een voorlopig compenserend recht in te stellen. 4. De Commissie stelt onverwijld de Raad en de Lid-Staten in kennis van elk besluit uit hoofde van dit artikel. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen. Een besluit van de Commissie om geen voorlopig recht in te stellen sluit niet uit dat op een later tijdstip, op verzoek van een Lid-Staat indien zich nieuwe elementen voordoen, of op initiatief van de Commissie, een zodanig recht wordt ingesteld. 5. De voorlopige rechten hebben een maximale geldigheidsduur van vier maanden. Indien de exporteurs wier uitvoer een aanzienlijk percentage van de betrokken handel vertegenwoordigt daarom verzoeken of, nadat de Commissie het voornemen daartoe bekend heeft gemaakt, geen bezwaar maken, kan de geldigheidsduur van de voorlopige anti-dumpingrechten echter nog met twee maanden worden verlengd. 6. Eventuele voorstellen gericht op het treffen van definitieve maatregelen of op verlenging van de voorlopige maatregelen dienen uiterlijk een maand vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorlopige rechten door de Commissie aan de Raad te worden voorgelegd. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. 7. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorlopige rechten wordt de waarborg zo spoedig mogelijk vrijgegeven voor zover de Raad niet heeft besloten tot definitieve inning ervan. Artikel 12 Definitieve maatregelen 1. Wanneer uit de definitieve vaststelling van de feiten blijkt dat in de periode van onderzoek dumping of subsidiëring, en daardoor veroorzaakte schade bestaan, en de belangen van de Gemeenschap een communautair optreden noodzakelijk maken, wordt een definitief anti-dumpingrecht of een definitief compenserend recht ingesteld door de Raad die op voorstel van de Commissie, ingediend na overleg, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. 2. a) Wanneer er een voorlopig recht is toegepast, bepaalt de Raad, los van de vraag of er een definitief anti-dumpingrecht of een definitief compenserend recht moet worden ingesteld, welk gedeelte van het voorlopig recht definitief moet worden geïnd. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie. b) Tot definitieve inning van dit bedrag kan niet worden besloten tenzij uit de definitieve vaststelling van de feiten blijkt dat er dumping of subsidiëring en schade bestaan. In dit verband omvat schade niet een aanzienlijke vertraging bij de vestiging van een bedrijfstak van de Gemeenschap, noch een dreiging van aanmerkelijke schade, tenzij wordt geconsta- teerd dat die dreiging, bij gebreke van voorlopige maatregelen, tot aanmerkelijke schade zou hebben geleid. Artikel 13 Algemene bepalingen betreffende rechten 1. Zowel de voorlopige als de definitieve anti-dumpingrechten of compenserende rechten worden bij verordening ingesteld. 2. In de verordening worden in het bijzonder vermeld: het bedrag en de aard van het ingestelde recht, het betrokken produkt, het land van oorsprong of van uitvoer, zo mogelijk de naam van de leverancier, en de motivering voor het vaststellen van de verordening. 3. Deze rechten mogen niet hoger zijn dan de voorlopig geraamde of definitief vastgestelde marge van dumping of het voorlopig geraamde of definitief vastgestelde bedrag van de subsidie; zij moeten lager zijn indien lagere rechten voldoende zijn om de schade op te heffen. 4. a) Anti-dumpingrechten en compenserende rechten kunnen niet met terugwerkende kracht worden ingesteld of verhoogd. De verplichting tot betaling van deze rechten ontstaat ingevolge de bepalingen van Richtlijn 79/623/EEG (1). b) Wanneer de Raad echter vaststelt: iii) voor produkten ten aanzien waarvan dumping plaatsvindt, - dat er voorheen dumping heeft plaatsgevonden waardoor schade werd veroorzaakt, of dat de importeur wist of had moeten weten dat de exporteur dumping toepast en dat deze dumping schade zou kunnen veroorzaken, en - dat de schade wordt veroorzaakt door incidentele dumping, dat wil zeggen massale invoer van een produkt met dumping in een betrekkelijk korte periode, van een zodanige omvang dat ten einde herhaling te voorkomen met terugwerkende kracht een anti-dumpingrecht op deze invoer moet worden ingesteld, of iii) voor produkten waarvoor subsidie wordt verleend, - in kritieke situaties, dat moeilijk te herstellen schade wordt veroorzaakt door massale invoer in een betrekkelijk korte periode van een produkt waarvoor uitvoersubsidie wordt verleend die wordt uitgekeerd of toegekend in strijd met de bepalingen van de GATT en de Overeenkomst inzake de uitlegging en de toepassing van de artikelen VI, XVI en XXIII van de GATT, en - dat ten einde herhaling van deze schade te voorkomen, met terugwerkende kracht compenserende rechten op deze invoer moeten worden toegepast, of iii) voor produkten met dumping of subsidiëring - dat inbreuk is gemaakt op een verbintenis, kunnen de definitieve anti-dumpingrechten of de definitieve compenserende rechten worden ingesteld voor produkten ten aanzien waarvan de verplichting tot betaling van invoerrechten ingevolge de bepalingen van Richtlijn 79/623/EEG maximaal 90 dagen vóór de datum van toepassing van de voorlopige rechten is ontstaan of zou zijn ontstaan; in geval van inbreuk op een verbintenis is deze terugwerkende heffing evenwel niet van toepassing op de invoer die vóór de inbreuk in de Gemeenschap in het vrije verkeer is gebracht. 5. Wanneer een produkt uit verscheidene landen in de Gemeenschap wordt ingevoerd wordt het recht - tot een passend bedrag - zonder discriminatie geheven op elke invoer van dit produkt ten aanzien waarvan is vastgesteld dat dumping of subsidiëring plaatsvindt en schade wordt veroorzaakt, met uitzondering van de invoer waarvoor verbintenissen zijn aanvaard. 6. Wanneer de uitdrukking "bedrijfstak van de Gemeenschap'' is geïnterpreteerd als betrekking hebbende op de producenten in een bepaald gebied, stelt de Commissie de exporteurs in de gelegenheid overeenkomstig artikel 10 een verbintenis aan te bieden voor het gebied in kwestie. Wanneer niet spoedig een bevredigende verbintenis wordt aangegaan of nagekomen, kan een voorlopig of definitief recht worden ingesteld voor de gehele Gemeenschap. 7. Wanneer er bij de instelling van een definitief of voorlopig anti-dumpingrecht of compenserend recht geen bijzondere bepalingen zijn vastgesteld, zijn de regels inzake de gemeenschappelijke definitie van het begrip oorsprong, alsmede de daarop betrekking hebbende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van toepassing. 8. De Lid-Staten innen de anti-dumpingrechten of compenserende rechten in de vorm, volgens het tarief en overeenkomstig de andere bij de instelling van deze rechten vastgestelde criteria onafhankelijk van de invoerrechten, heffingen en andere bij invoer normaliter verschuldigde belastingen. 9. Om een zelfde situatie die het gevolg is van dumping of subsidiëring het hoofd te bieden, mogen op geen enkel produkt tegelijkertijd anti-dumpingrechten en compenserende rechten worden geheven. 10. a) In afwijking van lid 4, onder a), tweede zin, kan een definitief anti-dumpingrecht worden ingesteld voor produkten die in de Gemeenschap in de handel worden gebracht na aldaar te zijn geassembleerd of geproduceerd, mits: - de assemblage of produktie geschiedt door een onderneming die is verbonden of geassocieerd met een fabrikant wiens uitvoer van het soortgelijke produkt aan een definitief anti-dumpingrecht is onderworpen; - de assemblage- of produktie-activiteiten na de inleiding van de anti-dumpingprocedure zijn begonnen of aanzienlijk zijn opgevoerd; - de waarde van de bij de assemblage of produktie gebruikte onderdelen of materialen van oorsprong uit het land van uitvoer van het aan het anti-dumpingrecht onderworpen produkt, de waarde van alle andere gebruikte onderdelen of materialen met ten minste 50 % overschrijdt. Bij de toepassing van deze bepaling dient rekening te worden gehouden met de omstandigheden van elk afzonderlijk geval, onder meer met de veranderlijke kosten die ontstaan uit de assemblage- of produktieactiviteiten, met het onderzoek en de ontwikkeling die in de Gemeenschap worden uitgevoerd, en met de in de Gemeenschap aangewende technologie. In dat geval bepaalt de Raad gelijktijdig dat de voor de assemblage of produktie van deze produkten geschikte onderdelen of materialen van oorsprong uit het land van uitvoer van het aan het anti-dumpingrecht onderworpen produkt, slechts geacht kunnen worden zich in het vrije verkeer te bevinden voor zover zij niet voor assemblage of produktie als bedoeld in de eerste alinea worden gebruikt. b) De aldus geassembleerde of geproduceerde produkten dienen bij de bevoegde autoriteiten te worden aangegeven alvorens zij de assemblage- of produktiefabriek of -inrichting verlaten om in de Gemeenschap in de handel te worden gebracht. Voor het heffen van een anti-dumpingrecht wordt deze aangifte geacht gelijk te staan met de aangifte bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 79/695/EEG (1). c) De hoogte van het anti-dumpingrecht is gelijk aan het anti-dumpingrecht dat van toepassing is op de fabrikant in het land van oorsprong van het soortgelijke produkt dat aan een anti-dumpingrecht is onderworpen en met wie de onderneming in de Gemeenschap die de assemblage of produktie verricht, is verbonden of geassocieerd. Het bedrag van het geïnde recht moet evenredig zijn met het bedrag dat verkregen wordt door het voor de exporteur van het volledige produkt geldende percentage van het anti-dumpingrecht toe te passen op de cif-waarde van de ingevoerde onderdelen of materialen; dit bedrag mag niet hoger zijn dan nodig om ontduiking van het anti-dumpingrecht te voorkomen. d) Het bepaalde in deze verordening met betrekking tot onderzoek, procedures en verbintenissen geldt voor alle kwesties die in het kader van dit lid ontstaan. 11. a) Indien de exporteur het anti-dumpingrecht te zijnen laste heeft genomen, kan er een aanvullend anti-dumpingrecht worden geheven ten einde het door de exporteur ten laste genomen bedrag te compenseren. b) Indien een rechtstreeks betrokken partij genoegzaam aantoont dat het recht door de exporteur ten laste is genomen, bij voorbeeld dat de wederverkoopprijs aan de eerste onafhankelijke afnemer van het produkt waarop het anti-dumpingrecht rust, niet wordt verhoogd met een bedrag dat overeenkomt met het anti-dumpingrecht, wordt de zaak in onderzoek genomen en krijgen de betrokken exporteurs en importeurs de kans opmerkingen te maken. Indien blijkt dat het anti-dumpingrecht door de exporteur geheel of gedeeltelijk, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten laste is genomen en indien de belangen van de Gemeenschap een optreden vereisen, wordt na overleg een aanvullend anti-dumpingrecht geheven overeenkomstig de procedures van de artikelen 11 en 12. Dergelijke aanvullende anti-dumpingrechten kunnen met terugwerkende kracht worden geheven. Ze kunnen worden geheven op produkten ten aanzien waarvan de verplichting om krachtens Richtlijn 79/623/EEG invoerrechten te betalen, is ontstaan nadat het definitieve anti-dumpingrecht is ingesteld; deze belasting is echter niet van toepassing op invoer die voor het vrije verkeer in de Gemeenschap is vrijgegeven voordat het anti-dumpingrecht door de exporteur ten laste is genomen. c) Indien uit het onderzoek blijkt dat het ontbreken van een prijsverhoging met een bedrag dat overeenkomt met het anti-dumpingrecht, niet het gevolg is van een verlaging van de kosten en/of winst van de importeur van het betrokken produkt, wordt aangenomen dat de exporteur het recht te zijnen laste genomen heeft. d) Artikel 7, lid 7, onder b), is van toepassing op het onderzoek uit hoofde van dit lid. Artikel 14 Nieuw onderzoek 1. De verordeningen waarbij anti-dumpingrechten of compenserende rechten worden ingesteld en de besluiten om verbintenissen te aanvaarden worden, wanneer daartoe aanleiding bestaat, geheel of gedeeltelijk aan een nieuw onderzoek onderworpen. Dit nieuwe onderzoek wordt ingesteld op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie. Een nieuw onderzoek wordt ook ingesteld wanneer een belanghebbende partij daarom verzoekt en voldoende bewijsmateriaal over gewijzigde omstandigheden overlegt om de noodzaak van dat onderzoek te wettigen, mits ten minste één jaar is verlopen na de beëindiging van het onderzoek. Het desbetreffende verzoek wordt gericht tot de Commissie, die de Lid-Staten ervan in kennis stelt. 2. Indien, na overleg, blijkt dat een nieuw onderzoek gewettigd is, wordt het onderzoek overeenkomstig artikel 7 opnieuw geopend indien de omstandigheden zulks vereisen. Deze heropening als zodanig is niet van invloed op de vigerende maatregelen. 3. Wanneer het nieuwe onderzoek, al dan niet uitgevoerd met heropening van het onderzoek, zulks wettigt, worden de maatregelen gewijzigd, ingetrokken of geannuleerd door de Instelling van de Gemeenschap die bevoegd is tot het invoeren van de maatregelen. Wanneer maatregelen zijn genomen krachtens de overgangsbepalingen van een Toetredingsakte, gaat de Commissie zelf over tot wijziging, intrekking of annulering ervan en brengt zij dienaangaande verslag uit aan de Raad; deze kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen. Artikel 15 1. Behoudens de leden 3, 4 en 5, vervallen anti- dumpingrechten of compenserende rechten en verbintenissen vijf jaar na de datum waarop zij van kracht zijn geworden of laatstelijk werden gewijzigd of bevestigd. 2. De Commissie maakt, na overleg, gewoonlijk binnen zes maanden vóór het einde van de periode van vijf jaar, door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, bekend dat de desbetreffende maatregel zal vervallen en stelt de betrokken bedrijfstakken in de Gemeenschap, voor zover bekend, hiervan in kennis. In dit bericht wordt de termijn aangegeven waarbinnen de belanghebbende partijen hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en kunnen verzoeken overeenkomstig artikel 7, lid 5, door de Commissie te worden gehoord. 3. Indien een belanghebbende partij aantoont dat de beëindiging van de maatregel opnieuw tot schade of dreiging van schade zou leiden, maakt de Commissie, na overleg, in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend dat zij de maatregel aan een nieuw onderzoek zal onderwerpen. Die mededeling moet vóór het einde van de betrokken periode van vijf jaar verschijnen. De maatregel blijft hangende het resultaat van dit onderzoek van kracht. Indien binnen zes maanden na afloop van de betrokken periode van vijf jaar niet is bekendgemaakt dat het onderzoek zal worden aangevangen, vervalt de maatregel echter bij het verstrijken van die zes maanden. 4. Indien een onderzoek van een maatregel krachtens artikel 14 aan het eind van de betrokken periode van vijf jaar nog niet is afgerond, blijft de maatregel hangende het resultaat van het onderzoek van kracht. Een bericht van die strekking wordt vóór het einde van de periode van vijf jaar in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt. 5. Indien op grond van dit artikel anti-dumpingrechten of compenserende rechten en verbintenissen vervallen, maakt de Commissie een bericht van deze strekking bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. In dat bericht wordt de datum vermeld waarop de maatregel verstrijkt. Artikel 16 Terugbetaling 1. Wanneer een importeur kan aantonen dat het geïnde recht meer bedraagt dan de werkelijke marge van dumping of het bedrag van de subsidie, rekening houdend met de toepassing van gewogen gemiddelden, wordt het verschil terugbetaald. Dit bedrag wordt berekend op basis van de wijzigingen die zijn opgetreden met betrekking tot de marge van dumping of het bedrag van de subsidie, zoals die tijdens het oorspronkelijke onderzoek waren vastgesteld voor de door de leverancier van de importeur naar de Gemeenschap verscheepte goederen. De restituties moeten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 worden berekend, waarbij zoveel mogelijk dezelfde methode als bij het oorspronkelijke onderzoek gehanteerd moet worden, speciaal met het oog op een eventuele toepassing van technieken op basis van steekproeven of gemiddelden. 2. Om de in lid 1 bedoelde terugbetaling aan te vragen, dient de importeur bij de Commissie een verzoek in. Het verzoek dient te worden ingediend via de Lid-Staat op wiens grondgebied de produkten in het vrije verkeer zijn gebracht en vóór het verstrijken van een termijn van drie maanden na de datum waarop het bedrag van de te heffen definitieve rechten door de bevoegde autoriteiten naar behoren werd vastgesteld of de datum waarop het besluit tot definitieve inning van de bij wijze van voorlopig recht betaalde bedragen werd genomen. De Lid-Staat zendt het verzoek zo spoedig mogelijk aan de Commissie, al dan niet vergezeld van een advies over de gegrondheid ervan. De Commissie stelt de andere Lid-Staten hiervan onmiddellijk in kennis en brengt over de aangelegenheid advies uit. Wanneer de Lid-Staten met het advies van de Commissie instemmen of daartegen binnen een maand na ontvangst ervan geen bezwaar maken, kan de Commissie het besluit nemen dat overeenstemt met dat advies. In de overige gevallen beslist de Commissie, na overleg, of, en zo ja in welke mate, gevolg moet worden gegeven aan het verzoek. Artikel 17 Slotbepalingen Deze verordening laat onverlet: 1. de toepassing van de bijzondere voorschriften in overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen; 2. de toepassing van de verordeningen van de Gemeenschap in de landbouwsector en van de Verordeningen (EEG) nr. 1059/69 (1), (EEG) nr. 2730/75 (2) en (EEG) nr. 2783/75 (3); deze verordening wordt toegepast als aanvulling op voornoemde verordeningen en in afwijking van de bepalingen daarvan die de toepassing van anti-dumpingrechten of compenserende rechten in de weg staan; 3. de toepassing van bijzondere maatregelen, mits de in GATT-verband aangegane verplichtingen daarvoor geen beletsel vormen. Artikel 18 Intrekking van bestaande wetgeving Verordening (EEG) nr. 2176/84 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening moeten worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening. Artikel 19 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing op reeds ingeleide procedures. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 11 juli 1988. Voor de Raad De Voorzitter P. ROUMELIOTIS (1) PB nr. L 201 van 30. 7. 1984, blz. 1. (2) PB nr. L 167 van 26. 6. 1987, blz 9. (1) PB nr. C 266 van 22. 10. 1986, blz. 2. (1) PB nr. L 195 van 5. 7. 1982, blz. 1. (2) PB nr. L 195 van 5. 7. 1982, blz. 21. (1) PB nr. L 179 van 17. 7. 1979, blz. 3. (1) PB nr. L 205 van 13. 8. 1979, blz. 19. (1) PB nr. L 141 van 12. 6. 1969, blz. 1. (2) PB nr. L 281 van 1. 11. 1979, blz. 20. (3) PB nr. L 282 van 1. 11. 1979, blz. 104. BIJLAGE ENUNTIATIEVE LIJST VAN UITVOERSUBSIDIES a) Verlening door de overheid van directe subsidies aan ondernemingen of bedrijfstakken afhankelijk van exportresultaten. b) Regelingen krachtens welke deviezen mogen worden behouden of soortgelijke praktijken die een exportpremie inhouden. c) Door of in opdracht van de overheid toegepaste interne vervoertarieven en vrachttarieven voor exportzendingen, die gunstiger zijn dan de tarieven voor binnenlandse zendingen. d) Levering door de overheid of door overheidsorganen van ingevoerde of binnenlandse produkten of diensten bestemd voor de produktie van uitgevoerde goederen, onder gunstiger voorwaarden dan die geldend voor de levering van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten of diensten bestemd voor de produktie van goederen voor binnenlands verbruik, indien (in het geval van produkten) deze voorwaarden gunstiger zijn dan de commerciële voorwaarden die door hun exporteurs op de wereldmarkten kunnen worden verkregen. e) Gehele of gedeeltelijke vrijstelling, vermindering of uitstel, speciaal in verband met uitvoer, van directe belastingen of sociale lasten, betaald of verschuldigd door industriële of handelsondernemingen. Uitstel van belastingen en lasten vormen evenwel niet noodzakelijkerwijs een uitvoersubsidie wanneer bij voorbeeld passende interesten in rekening worden gebracht. f) Bijzondere aftrekmogelijkheden rechtstreeks verband houdende met export of exportresultaten, die, bij de berekening van de grondslag der directe belastingen, worden verleend boven die welke worden toegestaan voor de produktie voor binnenlands verbruik. g) Vrijstelling of vermindering, uit hoofde van produktie en distributie van uitgevoerde goederen, voor een bedrag aan indirecte belastingen dat het bedrag te boven gaat van de indirecte belastingen die worden geheven uit hoofde van produktie en distributie van soortgelijke goederen wanneer deze worden verkocht voor binnenlands verbruik. Het probleem van de buitensporige vermindering van belastingen over de toegevoegde waarde valt uitsluitend onder deze paragraaf. h) Vrijstelling, vermindering of uitstel van de in voorafgaande stadia geheven cumulatieve indirecte belastingen op goederen of diensten gebruikt voor de produktie van uitgevoerde goederen, voor hogere bedragen dan de vrijstelling, de vermindering of het uitstel van soortgelijke in voorafgaande stadia geheven cumulatieve indirecte belastingen op goederen of diensten gebruikt voor de produktie van soortgelijke goederen die worden verkocht voor binnenlands verbruik; op voorwaarde evenwel dat vrijstelling, vermindering of uitstel van de in voorafgaande stadia geheven cumulatieve indirecte belastingen kan worden verleend voor uitgevoerde produkten ook als geen vrijstelling, vermindering of uitstel wordt verleend voor soortgelijke goederen verkocht voor binnenlands verbruik, indien de in voorafgaande stadia geheven cumulatieve indirecte belastingen worden geheven op goederen die fysiek (rekening houdend met normale verliezen) worden opgenomen in het uitgevoerde produkt. Deze paragraaf is niet van toepassing op stelsels van belasting over de toegevoegde waarde en belastingaanpassingen aan de grens in verband daarmee. i) Vermindering of restitutie voor een bedrag aan invoerbelastingen dat het bedrag te boven gaat van de belastingen welke worden geheven op ingevoerde goederen die fysiek (rekening houdend met de normale verliezen) worden opgenomen in het uitgevoerde produkt; op voorwaarde evenwel dat in bijzondere gevallen een firma als vervangingsprodukten goederen van de binnenlandse markt kan gebruiken, in een hoeveelheid die gelijk is aan die van de ingevoerde goederen en met dezelfde hoedanigheden en kenmerken, ten einde voor deze bepaling in aanmerking te komen indien de invoer- en de corresponderende uitvoertransacties alle plaatsvinden binnen een redelijke termijn, die normaal niet langer is dan twee jaar. Deze paragraaf is niet van toepassing op stelsels van belasting over de toegevoegde waarde en belastingaanpassingen aan de grens in verband daarmee. j) Toepassing door de overheid (of door gespecialiseerde instellingen onder toezicht en/of handelend onder het gezag van de overheid) van garantie- of verzekeringsprogramma's voor exportkredieten, van verzekerings- of garantieprogramma's tegen kostenstijgingen voor uitgevoerde produkten of van programma's tegen wisselkoersrisico's, met premiepercentages die duidelijk ontoereikend zijn om op lange termijn de kosten en de verliezen van deze programma's te dekken. k) Verlening door de overheid (of door gespecialiseerde instellingen onder toezicht en/of handelend onder het gezag van de overheid) van exportkrediet aan exporteurs tegen lagere rentevoeten dan die welke zij werkelijk moet betalen om zich de middelen te verschaffen die zij daartoe gebruikt (of die zij zou moeten betalen indien zij op de internationale kapitaalmarkt zou lenen om middelen te verkrijgen met dezelfde looptijd en in dezelfde valuta als het exportkrediet), of overneming door de overheid van alle of een gedeelte van de kosten van de exporteurs of de financieringsinstellingen voor het verkrijgen van kredieten, voor zover een en ander ten doel heeft een belangrijk voordeel op het gebied van exportkredietvoorwaarden te verschaffen. Indien het land van oorsprong of van uitvoer echter partij is bij een internationale verbintenis inzake officiële exportkredieten, waarbij ten minste twaalf oorspronkelijke ondertekenaars van de Overeenkomst inzake de uitlegging en de toepassing van de artikelen VI, XVI en XXIII van de GATT partij zijn per 1 januari 1979 (of bij een daaropvolgende verbintenis die door deze oorspronkelijke ondertekenaars is aangegaan), of indien een land van oorsprong of van uitvoer in de praktijk de in een dergelijke verbintenis vervatte bepalingen inzake rentevoeten toepast, wordt een praktijk op het gebied van exportkredieten die met deze bepalingen in overeenstemming is niet beschouwd als een uitvoersubsidie. l) Alle andere uitgaven ten laste van de overheidsfinanciën die een uitvoersubsidie in de zin van artikel XVI van de GATT vormen. Aantekeningen: Voor de toepassing van deze bijlage gelden de volgende definities: 1. De term "directe belastingen'' houdt in: belastingen op lonen, winsten, huursommen, royalties en alle andere vormen van inkomen alsmede belastingen op het bezit van onroerende goederen. 2. De term "invoerbelastingen'' houdt in: douanerechten, andere rechten en overige niet elders in deze aantekeningen genoemde belastingen, die bij de invoer worden geheven. 3. De term "indirecte belastingen'' houdt in: belastingen op verkopen, accijnzen, omzetbelastingen, belastingen over de toegevoegde waarde, belastingen op concessies, zegelrechten, overdrachtbelastingen, belastingen op voorraden en uitrusting, alsmede belastingaanpassingen bij de grens en alle overige belastingen, met uitzondering van directe belastingen en invoerbelastingen. 4. Onder "in voorafgaande stadia geheven indirecte belastingen'' wordt verstaan: belastingen geheven over goederen of diensten die direct of indirect bij de vervaardiging van het produkt zijn gebruikt. 5. Onder "cumulatieve indirecte belastingen'' wordt verstaan: belastingen gespreid over meerdere stadia, die worden geheven wanneer er geen regeling voor belastingtegoeden bestaat in het geval dat de in een bepaald stadium van de produktie belastbare goederen of diensten worden gebruikt in een later stadium van de produktie. 6. "Vermindering'' van belastingen houdt in restitutie of verlaging van belasting.