Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31968R0259(01)

Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (Statuut van de ambtenaren)

EERSTE DEEL : STATUUT VAN DE AMBTENAREN CF 31968R0259

PB L 56 van 4.3.1968, p. 1–7 (DE, FR, IT, NL)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1968/259(2)/oj

31968R0259(01)

Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (Statuut van de ambtenaren) EERSTE DEEL : STATUUT VAN DE AMBTENAREN - CF 368R0259

Publicatieblad Nr. L 056 van 04/03/1968 blz. 0001 - 0007


++++

VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) Nr . 259/68 VAN DE RAAD

van 29 februari 1968

tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen , alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn

HOOFDSTUK II

Bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn

Artikel 4

1 . Om redenen van dienstbelang is de Commissie tot en met 30 juni 1968 gemachtigd , ten einde haar diensten te rationaliseren en rekening te houden met de gevolgen die kunnen voortvloeien uit een vermindering van het aantal ambten , ten aanzien van haar ambtenaren maatregelen te nemen tot beëindiging van de dienst in de zin van artikel 47 van het Statuut , overeenkomstig onderstaande bepalingen .

2 . Indien de Commissie ten aanzien van ambtenaren van andere rangen dan A 1 en A 2 de in lid 1 bedoelde maatregelen overweegt te nemen , stelt zij , na advies van de Paritaire Commissie te hebben ingewonnen , voor iedere rang een lijst vast van de door deze maatregelen getroffen ambtenaren , waarbij rekening wordt gehouden met de bekwaamheid , de prestaties , het gedrag in de dienst , de gezinsomstandigheden en de diensttijd van de ambtenaren .

De ambtenaar die op deze lijst voorkomt , kan kiezen tussen beëindiging van de dienst , als bedoeld in lid 1 , en een maatregel tot terbeschikkingstelling . In het laatste geval zijn de bepalingen van de leden 3 , 4 en 5 van artikel 41 van het Statuut van toepassing .

De ambtenaar die de maatregel tot terbeschikkingstelling wenst te kiezen , is op straffe van nietigheid gehouden zijn keuze mede te delen binnen een maand te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het besluit dat hij op de in de eerste alinea bedoelde lijst is geplaatst .

3 . Indien het belang van de dienst zulks mogelijk maakt , houdt de Commissie rekening met de verzoeken van de ambtenaren om toepassing van een maatregel tot beëindiging van de dienst uit hoofde van lid 1 .

4 . De in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen zijn niet van disciplinaire aard .

5 . Tot en met 30 juni 1968 en onverminderd de in lid 2 voorkomende bepalingen kan de Commissie geen enkel besluit nemen tot terbeschikkingstelling of ontheffing van het ambt om redenen van dienstbelang .

Artikel 5

1 . De ambtenaar die wordt getroffen door de in artikel 4 , lid 1 , bedoelde maatregel , heeft recht :

a ) gedurende een periode van zes maanden , op een maandelijkse vergoeding gelijk aan zijn laatste bezoldiging , en

b ) gedurende een bepaalde periode , berekend op grond van de in lid 2 opgenomen tabel , op een maandelijkse vergoeding gelijk aan

_ 85 % van zijn basissalaris over de 7e tot en met de 12e maand ,

_ 70 % van zijn basissalaris over de 13e tot en met de 66e maand , en daarna

_ 60 % van zijn basissalaris .

Het recht op deze vergoeding eindigt uiterlijk op de dag waarop de ambtenaar de leeftijd van 65 jaar bereikt .

2 . Ten einde naargelang van de leeftijd van de ambtenaar de periode vast te stellen gedurende welke hij recht heeft op de in lid 1 , sub b ) , bedoelde vergoeding , wordt op zijn diensttijd de in onderstaande tabel vastgestelde coëfficiënt toegepast ; deze periode wordt in voorkomend geval naar beneden in maanden afgerond :

Leeftijd * % * Leeftijd * % * Leeftijd * % * Leeftijd * % * Leeftijd * %

20 * 18 * 30 * 33 * 40 * 48 * 50 * 63 * 60 * 78

21 * 19,5 * 31 * 34,5 * 41 * 49,5 * 51 * 64,5 * 61 * 79,5

22 * 21 * 32 * 36 * 42 * 51 * 52 * 66 * 62 * 81

23 * 22,5 * 33 * 37,5 * 43 * 52,5 * 53 * 67,5 * 63 * 82,5

24 * 24 * 34 * 39 * 44 * 54 * 54 * 69

25 * 25,5 * 35 * 40,5 * 45 * 55,5 * 55 * 70,5

26 * 27 * 36 * 42 * 46 * 57 * 56 * 72

27 * 28,5 * 37 * 43,5 * 47 * 58,5 * 57 * 73,5

28 * 30 * 38 * 45 * 48 * 60 * 58 * 75

29 * 31,5 * 39 * 46,5 * 49 * 61,5 * 59 * 76,5

3 . Op de in lid 1 bedoelde vergoeding wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast die overeenkomstig artikel 82 , lid 1 , tweede alinea , van het Statuut is vastgesteld voor het land de Gemeenschappen waar de betrokkene aantoont zich te hebben gevestigd .

Indien de betrokkene zich buiten de landen der Gemeenschappen vestigt , wordt de voor Brussel geldende aanpassingscoëfficiënt op de vergoeding toegepast .

4 . Het bedrag van de inkomsten die de betrokkene in een nieuwe werkkring gedurende dit tijdvak geniet , wordt in mindering gebracht op de in lid 1 bedoelde vergoeding , voor zover deze inkomsten te zamen met deze vergoeding meer bedragen dan de totale bezoldiging die de ambtenaar in de uitoefening van zijn functie het laatst heeft genoten . Op dezewergoeding is de in lid 3 bedoelde aanpassingscoëfficiënt van toepassing .

5 . Indien de ambtenaar de in lid 1 bedoelde vergoeding ontvangt , behoudt hij her recht op alle gezinstoelagen .

6 . Gedurende de periode waarin het recht op de vergoeding bestaat , heeft de ambtenaar voor zichzelf en zijn medeverzekerden recht op de verstrekkingen die door de gemeenschappelijke regeling voor ziektekostenverzekering van de Instellingen de Europese Gemeenschappen zijn gewaarborgd , op voorwaarde dat hij zijn bijdrage stort , die wordt berekend over het bij zijn rang en salaristrap behorende basissalaris en hij niet door een andere regeling tot verzekering van het risico van ziekte kan worden gedekt .

7 . Gedurende de periode waarin het recht op de vergoeding bestaat , blijft de ambtenaar gedurende ten hoogste vijf jaar nieuwe rechten op ouderdomspensioen op de grondslag van het bij zijn rang en salaristrap behorende salaris verwerven , mits gedurende deze periode de pensioenbijdragen worden gestort , die bedoeld zijn in het Statuut . Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 5 van bijlage VIII van het Statuut wordt deze periode als diensttijd beschouwd .

Indien de ambtenaar opnieuw wordt aangesteld bij een Instelling der Europese Gemeenschappen en daardoor nieuwe pensioenrechten verwerft , is het bepaalde in de eerste alinea gedurende deze nieuwe diensttijd niet op hem van toepassing . Voor het ten tijde van zijn nieuwe indiensttreding nog resterende gedeelte van de in de eerste alinea bedoelde periode kan de ambtenaar evenwel verzoeken dat zijn bijdrage aan de pensioenregeling , alsmede zijn pensioenrechten , worden berekend over het basissalaris dat verbonden was aan de rang en salaristrap die hij in zijn vroegere functie had bereikt .

Voor de toepassing van artikel 77 van het Statuut wordt het geval van de ambtenaar die recht heeft op de in lid 1 bedoelde vergoeding , gelijkgesteld met het geval van de ambtenaar die om redenen van dienstbelang van zijn ambt is ontheven .

Na afloop van deze periode heeft de ambtenaar , mits hij de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt , recht op pensioen , zonder dat de in artikel 9 van bijlage VIII van het Statuut bedoelde korting wordt toegepast .

Voor het vaststellen van het overlevingspensioen van de weduwe van een ambtenaar die tijdens deze periode is overleden , zijn de bepalingen van artikel 79 , tweede alinea , van het Statuut van toepassing .

8 . Indien de ambtenaar uit hoofde van de onderhavige bepalingen v}}r het bereiken van de leeftijd van 60 jaar recht op pensioen verkrijgt , heeft hij voor elk kind te zijnen laste , in de zin van artikel 2 van bijlage VII van het Statuut , recht op de toelage voor ten laste komende kinderen .

9 . Voor de toekenning van de inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst behoeft de ambtenaar niet te voldoen aan de voorwaarden betreffende de in artikel 6 , lid 1 , eerste alinea , van bijlage VII van het Statuut bedoelde termijn .

10 . Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 107 van het Statuut , alsmede van de bepalingen van artikel 102 , lid 2 , van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal , wordt het geval van de ambtenaar die door de in artikel 4 , lid 1 , bedoelde maatregel getroffen wordt , gelijkgesteld met het geval van de ambtenaar op wie de bepalingen van de artikelen 41 en 50 van het Statuut zijn toegepast .

Artikel 6

1 . De ambtenaar die wordt getroffen door de in artikel 4 , lid 1 , bedoelde maatregel en geen 11 dienstjaren heeft bereikt , kan definitief afzien van zijn aanspraken op pensioen . In dit geval ontvangt hij een uitkering die wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 12 van bijlage VIII van het Statuut genoemde voorwaarden . De bepalingen , bedoeld in artikel 5 , leden 7 en 8 , en artikel 7 van deze verordening , zijn niet van toepassing .

Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 12 , sub c ) , van bijlage VIII van het Statuut geldt als werkelijk volbrachte diensttijd ook de periode gedurende welke de ambtenaar recht heeft op de in artikel 5 bedoelde vergoeding , alsmede de eventueel overeenkomstig artikel 5 , lid 10 , toegekende extra pensioenjaren .

2 . De ambtenaar die de toepassing van de bepalingen als bedoeld in lid 1 wenst te kiezen , is op straffe van nietigheid gehouden zijn keuze mede te delen binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van de in artikel 4 , lid 1 , bedoelde maatregel .

De bedragen die v}}r de toepassing van de bepalingen van dit artikel uit hoofde van het pensioen zijn gestort , worden afgetrokken van de in lid 1 bedoelde uitkering .

Artikel 7

1 . De in de laatste alinea van artikel 2 , alsmede in artikel 102 , lid 5 , van het Statuut bedoelde ambtenaren , met uitzondering van hen die v}}r 1 januari 1962 in het kader van het Personeelsstatuut van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal de rang A 1 of A 2 bekleedden en op wie de in artikel 4 , lid 1 , bedoelde maatregelen worden toegepast , kunnen verzoeken dat hun financiële aanspraken worden vastgesteld op grond van de bepalingen van artikel 34 van het Personeelsstatuut van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en van artikel 50 van het Algemeen Reglement van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal .

2 . Ambtenaren die v}}r 1 januari 1962 in het kader van het Personeelsstatuut van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal de rang A 1 of A 2 bekleedden en op wie de in artikel 4 , lid 1 , bedoelde maatregelen worden toegepast , kunnen verzoeken dat hun financiële aanspraken worden vastgesteld op grond van de bepalingen van artikel 42 van het Personeelsstatuut van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal .

Artikel 8

1 . Alvorens de Commissie een maatregel neemt uit hoofde van artikel 4 , lid 1 , kan zij om redenen van dienstbelang de betrokken ambtenaar verzoeken om haar binnen één maand mede te delen , of hij aanvaardt te werk te worden gesteld in een ambt dat behoort tot de loopbaan welke onmiddellijk lager ligt dan die waarvan zijn rang deel uitmaakt .

Indien de ambtenaar dit aanvaardt , kan hij in een dergelijk ambt worden tewerkgesteld , onvermindered de bepalingen van artikel 7 , lid 1 , van het Statuur .

2 . De ambtenaar ten aanzien van wie een besluit als bedoeld in lid 1 , tweede alinea , is genomen , behoudt zijn rang en alle daaraan verbonden rechten . Hij heeft recht van voorrang bij de bezetting van vacatures of nieuw ingestelde ambten in zijn rang , mits hij de daarvoor vereiste bekwaamheden bezit .

Top