This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 11997E139
Treaty establishing the European Community (Amsterdam consolidated version)#Part Three: Community policies#Title XI: Social policy, education, vocational training and youth#Chapter 1: Social Provisions#Article 139#Article 118b - EC Treaty (Maastricht consolidated version)
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam)
Derde deel: Het beleid van de Gemeenschap
Titel XI: Sociale politiek, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd
Hoofdstuk 1: Sociale bepalingen
Artikel 139
Artikel 118 B - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam)
Derde deel: Het beleid van de Gemeenschap
Titel XI: Sociale politiek, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd
Hoofdstuk 1: Sociale bepalingen
Artikel 139
Artikel 118 B - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)
In force
Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam) - Derde deel: Het beleid van de Gemeenschap - Titel XI: Sociale politiek, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd - Hoofdstuk 1: Sociale bepalingen - Artikel 139 - Artikel 118 B - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)
Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0241 - Geconsolideerde versie
Publicatieblad Nr. C 224 van 31/08/1992 blz. 0045 - Geconsolideerde versie
Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam) Artikel 139 1. De dialoog tussen de sociale partners op communautair niveau kan, indien de sociale partners zulks wensen, leiden tot contractuele betrekkingen, met inbegrip van overeenkomsten. 2. De tenuitvoerlegging van de op communautair niveau gesloten overeenkomsten geschiedt hetzij volgens de procedures en gebruiken die eigen zijn aan de sociale partners en aan de lidstaten, hetzij, voor zaken die onder artikel 137 vallen, op gezamenlijk verzoek van de ondertekenende partijen, door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, tenzij de betrokken overeenkomst één of meer bepalingen bevat die betrekking hebben op één van de in artikel 137, lid 3, genoemde gebieden, in welk geval hij met eenparigheid van stemmen besluit.