EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021D1437

Besluit (EU) 2021/1437 van de Europese Centrale Bank van 3 augustus 2021 tot wijziging van Besluit (EU) 2017/934 betreffenden de delegatie van besluiten inzake de significantie van onder toezicht staande entiteiten (ECB/2021/33)

PB L 314 van 6.9.2021, p. 1–2 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2021/1437/oj

6.9.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 314/1


BESLUIT (EU) 2021/1437 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 3 augustus 2021

tot wijziging van Besluit (EU) 2017/934 betreffenden de delegatie van besluiten inzake de significantie van onder toezicht staande entiteiten (ECB/2021/33)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 6,

Gezien Besluit (EU) 2017/933 van de Europese Centrale Bank van 16 november 2016 betreffende een algemeen kader voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden voor met toezichttaken verband houdende rechtsinstrumenten (ECB/2016/40) (2), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit (EU) 2017/934 van de Europese Centrale Bank (ECB/2016/41) (3) zet de criteria uiteen voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden aan de hoofden van arbeidseenheden van de Europese Centrale Bank (ECB) voor het vaststellen van besluiten inzake de significantie van onder toezicht staande entiteiten. Uit de ervaring die bij de toepassing van dat besluit is opgedaan, is gebleken dat bepaalde verduidelijkingen en technische wijzigingen noodzakelijk zijn, met name omwille van consistentie en zekerheid bij de toepassing van die criteria.

(2)

De procedure voor het delegeren van besluitvormingsbevoegdheden moet worden verduidelijkt met betrekking tot besluiten inzake significantie wanneer de hoofden van arbeidseenheden bedenkingen hebben bij de verwevenheid van een dergelijk besluit met een of meer andere besluiten die toezichthoudende goedkeuring vereisen. Dit kan het geval zijn wanneer de uitkomst van de betrokken toezichthoudende beoordeling rechtstreeks van invloed is op een of meer van die andere besluiten en de besluiten derhalve gelijktijdig door hetzelfde besluitvormende orgaan moeten worden overwogen om tegenstrijdige uitkomsten te voorkomen.

(3)

Op 24 juni 2020 heeft de Raad van bestuur besloten een nauwe samenwerking aan te gaan tussen de ECB en de Republiek Bulgarije (4), en tussen de ECB en de Republiek Kroatië (5). Artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat indien overeenkomstig dat artikel een nauwe samenwerking is aangegaan, de ECB met het oog op de uitvoering van bepaalde taken met betrekking tot kredietinstellingen die gevestigd zijn in een lidstaat die niet de euro als munt heeft, instructies kan richten tot de nationale bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. Het is daarom passend dergelijke instructies op te nemen in de handelingen die de ECB kan vaststellen door middel van delegatie aan hoofden van arbeidseenheden krachtens de relevante bepalingen van Besluit (EU) 2017/933 (ECB/2016/40).

(4)

Wanneer de hoofden van arbeidseenheden daarenboven zorgen hebben over de complexiteit of gevoeligheid, in termen van impact op de reputatie van de ECB en/of het functioneren van het gemeenschappelijk toezichtmechanisme, van een wijziging van een besluit inzake significantie, moet een dergelijke wijziging van een besluit inzake significantie worden vastgesteld in het kader van de geen-bezwaar procedure en niet door middel van een gedelegeerd besluit. Deze wijziging vezekert afstemming met de in de krachtens artikel 4 van Besluit (EU) 2017/933 (ECB/2016/40) door de Raad van bestuur vastgestelde delegatiebesluiten met betrekking tot andere typen toezichthoudende besluiten.

(5)

Derhalve moet Besluit (EU) 2017/934 (ECB/2016/41) dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Besluit (EU) 2017/934 (ECB/2016/41) wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 1 wordt het volgende punt 9) toegevoegd:

“9)   “gevoeligheid”: een kenmerk dat of factor die een negatieve impact kan hebben op de reputatie van de ECB en/of de consistente werking van het gemeenschappelijk toezichtmechanisme, met inbegrip van maar niet beperkt tot het volgende: a) de betrokken onder toezicht staande entiteit was voorheen, of is momenteel onderworpen aan strenge toezichtmaatregelen zoals maatregelen voor vroegtijdige interventie; b) het ontwerpbesluit, zodra het is aangenomen, zou een nieuw precedent scheppen dat de ECB in de toekomst zou kunnen binden; c) het ontwerpbesluit, zodra het is aangenomen, zou negatieve media-aandacht kunnen aantrekken, of d) een nationale bevoegde autoriteit die een nauwe samenwerking met de ECB is aangegaan, deelt haar ongenoegen met betrekking tot het ontwerpbesluit aan de ECB mee.”.

2)

Aan artikel 2 worden de volgende leden 3, 4 en 5 toegevoegd:

“3.   Wijzigingen van een significantiebesluit worden niet bij gedelegeerd besluit genomen indien de complexiteit van de beoordeling of gevoeligheid van de zaak vereist dat deze wijzigingen volgens de geen-bezwaarprocedure worden vastgesteld.

4.   De delegatie van besluitvormingsbevoegdheden krachtens lid 1 is van toepassing op:

a)

de vaststelling door de ECB van toezichtbesluiten;

b)

de vaststelling door de ECB van instructies die krachtens artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 gericht zijn aan de nationale bevoegde autoriteiten waarmee de ECB een nauwe samenwerking is aangegaan.

5.   Hoofden van arbeidseenheden leggen een significantiebesluit dat voldoet aan de in artikel 3 vervatte criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten ter vaststelling in het kader van de geen-bezwaarprocedure voor aan de raad van toezicht en de Raad van bestuur, indien de toezichthoudende beoordeling van dat betrouwbaarheids- en deskundigheidsbesluit rechtstreeks van invloed is op de toezichthoudende beoordeling van een ander besluit dat volgens de geen-bezwaarprocedure moet worden vastgesteld.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 3 augustus 2021.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  PB L 141 van 1.6.2017, blz. 14.

(3)  Besluit (EU) 2017/934 van de Europese Centrale Bank van 16 november 2016 tot benoeming van hoofden van arbeidseenheden voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten inzake de significantie van onder toezicht staande entiteiten (ECB/2016/41) (PB L 141 van 1.6.2017, blz. 18).

(4)  Besluit (EU) 2020/1015 van de Europese Centrale Bank van 24 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Europese Centrale Bank en Българска народна банка (Bulgaarse Nationale Bank) (ECB/2020/30) (PB L 224 I van 13.7.2020, blz. 1).

(5)  Besluit (EU) 2020/1016 van de Europese Centrale Bank van 24 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Europese Centrale Bank en de Hrvatska narodna banka (ECB/2020/31) (PB L 224 I van 13.7.2020, blz. 4).


Top