EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 22020A0716(01)

Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart

ST/15260/2019/INIT

PB L 229 van 16.7.2020, p. 4–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/2020/1026/oj

Related Council decision

16.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 229/4


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en Japan inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart

De EUROPESE UNIE en JAPAN (hierna “de partijen” genoemd),

ERKENNENDE dat de tendens naar multinationaal ontwerp en multinationale productie en verspreiding van burgerluchtvaartproducten blijft voortduren;

VANUIT DE WENS de veiligheid en milieuverenigbaarheid van de burgerluchtvaart te bevorderen en het vrije verkeer van burgerluchtvaartproducten te vergemakkelijken;

VANUIT DE WENS de samenwerking te verbeteren en de doeltreffendheid te vergroten in zaken die betrekking hebben op de veiligheid van de burgerluchtvaart,

OVERWEGENDE dat de samenwerking tussen de partijen een positieve invloed kan hebben op grotere internationale harmonisering van normen en processen met betrekking tot de veiligheid en milieuverenigbaarheid van de burgerluchtvaart;

OVERWEGENDE dat de economische lasten van de luchtvaartsector zullen kunnen dalen omdat dubbele technische inspecties, beoordelingen en tests niet meer nodig zullen zijn;

ERKENNENDE dat de wederzijdse aanvaarding van verklaringen van overeenstemming en certificaten gebaseerd moet zijn op het vertrouwen van beide partijen dat hun regelgevingssystemen voor de veiligheid van de burgerluchtvaart een gelijkwaardig veiligheidsniveau waarborgt;

ERKENNENDE dat elke wederzijdse aanvaarding ook vereist dat elke partij vertrouwen blijft hebben in de betrouwbaarheid van de processen voor verklaringen van overeenstemming van de andere partij op alle gebieden die onder deze Overeenkomst vallen;

ERKENNENDE dat de partijen samenwerking wensen op het gebied van de veiligheid van de burgerluchtvaart, alsook milieuverenigbaarheid op basis van permanente communicatie en wederzijds vertrouwen;

MET ERKENNING VOOR de respectieve verbintenissen van de partijen uit hoofde van bilaterale, regionale en multilaterale overeenkomsten inzake veiligheid van de burgerluchtvaart en milieuverenigbaarheid,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Doelstellingen

De doelstellingen van deze Overeenkomst zijn:

a)

de wederzijdse aanvaarding mogelijk maken, zoals bepaald in de bijlagen bij deze Overeenkomst, van verklaringen van overeenstemming die zijn gedaan en certificaten die zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten of erkende organisaties van elke partij;

b)

de samenwerking bevorderen, met het oog op een hoog niveau van veiligheid en milieuverenigbaarheid van de burgerluchtvaart;

c)

de multinationale dimensie van de burgerluchtvaart faciliteren; en

d)

het vrije verkeer van burgerluchtvaartproducten en -diensten faciliteren en bevorderen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

a)

“erkende organisatie”: een rechtspersoon die door de bevoegde autoriteit van een van de partijen is gecertificeerd om bevoegdheden uit te oefenen die verband houden met het toepassingsgebied van deze Overeenkomst;

b)

“certificaat”: een goedkeuring, vergunning of ander document dat wordt afgegeven bij wijze van erkenning van de overeenstemming van een burgerluchtvaartproduct, organisatie of natuurlijke of rechtspersoon met de toepasselijke eisen die zijn vastgesteld in de wetten en voorschriften van een partij;

c)

“burgerluchtvaartproduct”: burgerluchtvaartuig, motor van een luchtvaartuig of propeller van een luchtvaartuig; of subsysteem, uitrustingstuk, onderdeel of component dat daarin is ingebouwd of bestemd is om te worden ingebouwd;

d)

“bevoegde autoriteit”: een voor de veiligheid van de burgerluchtvaart bevoegd(e) overheidsagentschap dat of overheidsentiteit die door een partij is aangewezen om de volgende functies te vervullen met het oog op de toepassing van deze Overeenkomst:

i)

beoordelen of de onder haar toezicht vallende burgerluchtvaartproducten, organisaties, faciliteiten, activiteiten en diensten in overeenstemming zijn met de toepasselijke eisen in de wetten, voorschriften en administratieve bepalingen van die partij;

ii)

monitoring van de blijvende overeenstemming met die eisen; en

iii)

handhavingsmaatregelen nemen om de overeenstemming met die eisen te garanderen;

e)

“verklaring van overeenstemming”: een bepaling van overeenstemming met de toepasselijke eisen in de wetten en voorschriften van een partij, op basis van acties als tests, inspecties, kwalificaties, goedkeuringen en monitoring;

f)

“monitoring”: regelmatig toezicht door een bevoegde autoriteit van een partij om te bepalen of de in de wetten en voorschriften van die partij uiteengezette toepasselijke eisen blijvend worden nageleefd; en

g)

“technisch agentschap”: voor de Europese Unie, het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna “EASA” genoemd), of de opvolger daarvan, en voor Japan, het burgerluchtvaartbureau van het ministerie van ruimtelijke ordening, infrastructuur, vervoer en toerisme (hierna “JCAB” genoemd), of de opvolger daarvan. Niettegenstaande het feit dat EASA en JCAB bevoegde autoriteiten zijn in de zin van punt d) van dit artikel, worden ze “technisch agentschap” genoemd in deze Overeenkomst en de bijlagen daarbij, voor zover van toepassing.

Artikel 3

Toepassingsgebied en uitvoering

1.   In het kader van deze Overeenkomst kan worden samengewerkt op onder meer de volgende gebieden:

a)

luchtwaardigheidscertificaten en monitoring van burgerluchtvaartproducten;

b)

milieucertificaten en tests van burgerluchtvaartproducten;

c)

ontwerp- en productiecertificaten en monitoring van ontwerp- en productieorganisaties;

d)

certificaten en monitoring van onderhoudsorganisaties;

e)

personeelsvergunningen en -opleiding;

f)

evaluatie van vluchtsimulatorkwalificaties;

g)

exploitatie van luchtvaartuigen; en

h)

andere domeinen van de luchtvaartveiligheid die onder de bijlagen bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend in Chicago op 7 december 1944, vallen.

2.   Met het oog op de uitvoering van elk in lid 1 van dit artikel genoemd samenwerkingsgebied, stellen de partijen een afzonderlijke bijlage op waarin de voorwaarden en methoden voor de wederzijdse aanvaarding van verklaringen van overeenstemming en certificaten worden beschreven en, indien nodig, overgangsmaatregelen, wanneer zij overeenkomen dat hun respectieve normen, regels, praktijken, procedures en systemen op het gebied van de burgerluchtvaart een voldoende gelijkwaardig niveau van veiligheid garanderen om de aanvaarding van gedane verklaringen van overeenstemming en afgegeven certificaten door hun bevoegde autoriteiten of erkende organisaties mogelijk te maken. De procedures voor de uitvoering van de afzonderlijke bijlagen worden opgesteld door de technische agentschappen. Technische verschillen tussen de normen, regels, praktijken, procedures en systemen van de partijen op het gebied van de burgerluchtvaart worden behandeld in de bijlagen en uitvoeringsprocedures.

Artikel 4

Algemene verplichtingen

1.   Elke partij aanvaardt door de bevoegde autoriteiten of erkende organisaties van de andere partij gedane verklaringen van overeenstemming en afgegeven certificaten, overeenkomstig de voorwaarden die zijn uiteengezet in de bijlagen bij deze Overeenkomst.

2.   De partijen mogen ook goedkeuringen, vergunningen of andere door een derde land afgegeven documenten aanvaarden bij wijze van erkenning van de overeenstemming van een burgerluchtvaartproduct, organisatie of natuurlijke of rechtspersoon met de toepasselijke eisen die zijn vastgesteld in de wetten en voorschriften van dat derde land. De voorwaarden voor de aanvaarding worden gespecificeerd in de toepasselijke bijlagen.

3.   Niets in deze Overeenkomst houdt de wederzijdse aanvaarding in van de normen of technische voorschriften van de partijen.

4.   Elke partij zorgt ervoor dat haar bevoegde autoriteiten hun verantwoordelijkheden krachtens deze Overeenkomst nakomen en daartoe in staat blijven.

Artikel 5

Behoud van regelgevingsbevoegdheid en vrijwaringsmaatregelen

1.   Niets in deze Overeenkomst wordt uitgelegd als een beperking van de bevoegdheden van een partij om:

a)

via haar wetgevende, regelgevende en administratieve maatregelen te bepalen welk beschermingsniveau zij passend acht voor de veiligheid en het milieu;

b)

onmiddellijk alle passende maatregelen te nemen als er een redelijk risico bestaat dat een burgerluchtvaartproduct, dienst of activiteit binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst:

i)

de veiligheid of het milieu in gevaar kan brengen;

ii)

mogelijk niet voldoet aan de toepasselijke wetgevende, regelgevende of administratieve maatregelen van die partij; of

iii)

mogelijk anderszins niet voldoet aan een eis die is uiteengezet in de toepasselijke bijlage bij deze Overeenkomst.

2.   Als een partij maatregelen op grond van lid 1, onder b), van dit artikel neemt, stelt zij de andere partij daar binnen 15 werkdagen na het nemen van die maatregelen schriftelijk van in kennis, met opgave van de redenen voor het nemen van die maatregelen.

3.   Maatregelen die in het kader van dit artikel worden genomen, worden niet opgevat als een inbreuk op deze Overeenkomst.

Artikel 6

Communicatie

1.   De partijen wijzen een contactpersoon aan voor de communicatie in verband met de uitvoering van deze Overeenkomst en stellen elkaar daarvan in kennis. Alle communicatie vindt plaats in het Engels.

2.   Bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst verstrekken de partijen elkaar een lijst van de bevoegde autoriteiten; daarna verstrekken ze elkaar een geactualiseerde lijst telkens wanneer dit nodig is.

Artikel 7

Transparantie, regelgevende samenwerking en wederzijdse bijstand

1.   Elke partij ziet erop toe dat de andere partij op de hoogte wordt gehouden van haar wetten en voorschriften met betrekking tot deze Overeenkomst en ingrijpende wijzigingen van die wetten en voorschriften.

2.   De partijen stellen elkaar in de mate van het mogelijke in kennis van voorgestelde belangrijke herzieningen van hun wetten, voorschriften, normen, eisen en systemen voor de afgifte van certificaten, voor zover deze herzieningen gevolgen kunnen hebben voor deze Overeenkomst. In de mate van het mogelijke stellen zij elkaar in de gelegenheid opmerkingen te maken over dergelijke herzieningen en houden zij rekening met deze opmerkingen.

3.   Teneinde veiligheidskwesties te kunnen onderzoeken en oplossen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de partijen elkaar toestaan om als waarnemer deel te nemen aan elkaars toezichtsactiviteiten, zoals gespecificeerd in de desbetreffende bijlage.

4.   Met het oog op monitoring en inspecties verlenen de bevoegde autoriteiten van een partij indien nodig bijstand aan de bevoegde autoriteiten van de andere partij teneinde onbelemmerde toegang te verlenen tot de gereglementeerde entiteiten die onder haar toezicht vallen.

5.   Om ervoor te zorgen dat elke partij het vertrouwen behoudt in de betrouwbaarheid van de processen voor verklaringen van overeenstemming van de andere partij, mag elk technisch agentschap als waarnemer deelnemen aan de toezichtsactiviteiten van de andere partij, overeenkomstig de procedures die in de bijlagen bij deze Overeenkomst zijn vastgesteld.

Artikel 8

Uitwisseling van veiligheidsinformatie

Onverminderd de bepalingen van artikel 10 en met inachtneming van hun toepasselijke wetgeving, komen de partijen overeen om:

a)

elkaar op verzoek en tijdig de informatie te verstrekken waarover hun technische agentschappen beschikken met betrekking tot ongevallen, ernstige incidenten of voorvallen waarbij onder de bijlagen bij deze Overeenkomst vallende burgerluchtvaartproducten, diensten of activiteiten zijn betrokken; en

b)

andere veiligheidsinformatie uit te wisselen, als de technische agentschappen daartoe beslissen.

Artikel 9

Samenwerking op het gebied van handhavingsactiviteiten

De partijen verlenen, met inachtneming van de van toepassing zijnde wetten en voorschriften, alsook de beschikbaarheid van de benodigde middelen, via hun technische agentschappen of bevoegde autoriteiten, op verzoek, wederzijdse samenwerking en bijstand tijdens onderzoeken of handhavingsprocedures inzake een vermeende of verdachte schending van de wetten of voorschriften binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst. Bovendien stelt elke partij de andere partij onmiddellijk in kennis van een onderzoek indien daarbij wederzijdse belangen zijn betrokken.

Artikel 10

Vertrouwelijkheid en bescherming van gegevens en informatie

1.   Elke partij behoudt, overeenkomstig haar wetten en voorschriften, de vertrouwelijkheid van gegevens en informatie die in het kader van deze Overeenkomst van de andere partij zijn ontvangen. De partij die de gegevens en informatie ontvangt, mag deze alleen gebruiken met het oog op de toepassing van deze Overeenkomst.

2.   Het is de partijen met name verboden om, met inachtneming van hun respectieve wetten en voorschriften, gegevens en informatie die in het kader van deze Overeenkomst van de andere partij zijn ontvangen en die handelsgeheimen, intellectuele eigendom, vertrouwelijke commerciële of financiële informatie, door eigendomsrechten beschermde gegevens of informatie met betrekking tot een lopend onderzoek vormen, openbaar te maken of hun bevoegde autoriteiten toestemming te geven deze openbaar te maken aan een derde partij, met inbegrip van het publiek. Dergelijke gegevens en informatie worden als vertrouwelijk beschouwd.

3.   Wanneer een partij of een bevoegde autoriteit van een partij gegevens of informatie verstrekt aan de andere partij of een bevoegde autoriteit van de andere partij, mag zij aangeven welke delen van de gegevens en informatie als vertrouwelijk worden beschouwd en niet openbaar mogen worden gemaakt. In dat geval moet de partij of haar bevoegde autoriteit die gegevens of informatie duidelijk als vertrouwelijk markeren.

4.   Als een partij het niet eens is met een door de andere partij of een bevoegde autoriteit van de andere partij overeenkomstig lid 3 van dit artikel aangebrachte markering, kan zij, op grond van de bepalingen van artikel 16, om overleg vragen met de andere partij teneinde het probleem op te lossen.

5.   Elke partij neemt alle redelijke maatregelen die nodig zijn om gegevens en informatie die in het kader van deze Overeenkomst zijn ontvangen, te beschermen tegen niet-geoorloofde bekendmaking.

6.   De partij die gegevens en informatie ontvangt van de andere partij in het kader van deze Overeenkomst, verwerft door de ontvangst geen eigendomsrechten op die gegevens en informatie.

Artikel 11

Gemengd comité van de partijen

1.   Er wordt een Gemengd Comité opgericht dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van elke partij; dit orgaan is verantwoordelijk voor de doeltreffende uitvoering van de Overeenkomst. Het neemt beslissingen en doet aanbevelingen bij consensus. Het komt regelmatig bijeen op verzoek van een van de partijen, en wordt voorgezeten door beide partijen samen.

2.   Het Gemengd Comité kan elk vraagstuk behandelen dat verband houdt met de uitvoering van deze Overeenkomst. Het heeft met name tot taak:

a)

alle problemen tussen de partijen met betrekking tot de uitvoering van deze Overeenkomst op te lossen;

b)

na te gaan hoe de uitvoering van deze Overeenkomst kan worden verbeterd en passende aanbevelingen voor wijzigingen van deze Overeenkomst te doen aan de partijen, op grond van artikel 20;

c)

nieuwe bijlagen vast te stellen of bestaande bijlagen te wijzigen of te schrappen, met inachtneming van artikel 20, lid 7; en

d)

voor zover van toepassing, beslissingen te nemen over werkprocedures voor de samenwerking op alle in artikel 3 vermelde samenwerkingsgebieden.

3.   Binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst stelt het Gemengd Comité zijn reglement van orde vast.

Artikel 12

Kostendekking

Elke partij ziet erop toe dat de vergoedingen of heffingen die door een partij of haar technische agentschap worden opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen wier activiteiten onder deze Overeenkomst vallen, rechtvaardig en redelijk zijn, in verhouding staan tot de geleverde diensten en geen belemmering vormen voor de handel.

Artikel 13

Andere overeenkomsten en voorafgaande regelingen

1.   Wanneer deze Overeenkomst in werking treedt, heeft zij voorrang op alle bilaterale overeenkomsten of regelingen inzake veiligheid van de luchtvaart tussen de lidstaten van de Europese Unie en Japan voor wat de onder deze Overeenkomst vallende activiteiten betreft die zijn uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 3.

2.   Tijdens de periode van voorlopige toepassing op grond van artikel 20, lid 2, worden alle bilaterale overeenkomsten inzake veiligheid van de luchtvaart tussen de lidstaten van de Europese Unie en Japan geschorst voor wat de onder deze Overeenkomst vallende activiteiten betreft die zijn uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 3.

3.   De technische agentschappen nemen de nodige maatregelen om, in voorkomend geval, eerdere tussen hen gesloten regelingen te wijzigen of te beëindigen.

4.   Met inachtneming van de leden 1 en 2 van dit artikel heeft niets in deze Overeenkomst invloed op de rechten en plichten van de partijen uit hoofde van andere internationale overeenkomsten.

Artikel 14

Toepassing

Tenzij anders gespecificeerd in de bijlagen bij deze Overeenkomst is deze Overeenkomst enerzijds van toepassing op het systeem voor de burgerluchtvaartregelgeving van de Europese Unie en anderzijds op het systeem voor de burgerluchtvaartregelgeving van Japan.

Artikel 15

Deelname van derde landen

De partijen hebben beide tot doel zoveel mogelijk voordelen uit deze Overeenkomst te halen door derde landen toe te laten tot de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst. Het op grond van artikel 11 opgerichte Gemengd Comité kan zich daartoe buigen over de voorwaarden voor deze deelname, en kan de Overeenkomst eventueel ook wijzigen, indien van toepassing.

Artikel 16

Overleg en geschillenbeslechting

1.   De partijen doen al het nodige om eventuele geschillen over de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst door onderling overleg op te lossen, bijvoorbeeld in de vergaderingen van het op grond van artikel 11 opgerichte Gemengd Comité.

2.   De technische agentschappen leveren alle inspanningen die nodig zijn om eventuele geschillen over de interpretatie of toepassing van de in artikel 3, lid 2, bedoelde uitvoeringsprocedures op te lossen door onderling overleg. Wanneer een dergelijk geschil niet door overleg tussen de technische agentschappen kan worden opgelost, mag elk technisch agentschap het geschil doorverwijzen naar de partijen, die de kwestie zullen bespreken, onder meer in de vergaderingen van het Gemengd Comité.

3.   Niettegenstaande de bepalingen van de leden 1 en 2 van dit artikel, mag elke partij om overleg vragen met de andere partij over alle thema's die verband houden met deze Overeenkomst. De partijen plegen overleg op een onderling overeengekomen tijdstip, maar binnen 45 dagen na het verzoek. Het overleg kan plaatsvinden tijdens de vergaderingen van het Gemengd Comité.

Artikel 17

Schorsing van de verplichtingen tot wederzijdse aanvaarding

1.   Een partij heeft het recht om haar in artikel 4, lid 1, gespecificeerde aanvaardingsverplichtingen geheel of gedeeltelijk te schorsen als de andere partij haar verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst op wezenlijke wijze niet nakomt.

2.   Alvorens haar recht uit te oefenen om haar aanvaardingsverplichtingen te schorsen, vraagt een partij om overleg in het kader van artikel 16 teneinde de andere partij om corrigerende maatregelen te verzoeken. Tijdens het overleg bespreken de partijen, indien passend, de gevolgen van de schorsing.

3.   De in dit artikel bedoelde rechten worden alleen uitgeoefend wanneer de andere partij nalaat om binnen een passende termijn na het overleg corrigerende maatregelen te treffen. Als een partij het recht uitoefent, stelt zij de andere partij in kennis van haar voornemen om de aanvaardingsverplichtingen schriftelijk te schorsen en geeft zij nadere toelichting bij de redenen voor de schorsing.

4.   Die schorsing treedt in werking 30 dagen na de datum van de kennisgeving, tenzij de partij die het initiatief heeft genomen voor de schorsing de andere partij er vóór het einde van die periode schriftelijk van in kennis stelt dat zij haar kennisgeving intrekt.

5.   Die schorsing heeft geen gevolgen voor de geldigheid van verklaringen van overeenstemming en certificaten die vóór de datum waarop de schorsing van kracht werd, door de bevoegde autoriteiten of erkende organisaties van de andere partij zijn opgesteld. Een dergelijke van kracht geworden schorsing kan onmiddellijk worden opgeheven na uitwisseling van daartoe strekkende diplomatieke nota’s door de partijen.

Artikel 18

Titels

De titels van de artikelen van deze Overeenkomst dienen alleen om gemakkelijker te kunnen verwijzen en zijn niet van invloed op de interpretatie van deze Overeenkomst.

Artikel 19

Bijlagen

De bijlagen bij deze Overeenkomst maken integrerend deel uit van deze Overeenkomst en alle verwijzingen naar “de Overeenkomst” houden ook een verwijzing naar de bijlagen in, tenzij anders vermeld.

Artikel 20

Inwerkingtreding, voorlopige toepassing, beëindiging en wijziging

1.   Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de partijen diplomatieke nota's uitwisselen waarin zij bevestigen dat hun voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst vereiste respectieve interne procedures zijn voltooid.

2.   In afwachting van de inwerkingtreding wordt deze Overeenkomst voorlopig toegepast vanaf de ondertekening, overeenkomstig de wetten en voorschriften van de partijen.

3.   Een partij kan deze Overeenkomst op elk ogenblik beëindigen na de andere partij daar zes maanden van tevoren schriftelijk van in kennis te hebben gesteld, tenzij deze kennisgeving vóór het verstrijken van deze periode met wederzijdse instemming van de partijen is ingetrokken.

4.   Na de kennisgeving van de beëindiging van deze Overeenkomst blijven de partijen hun verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst nakomen tot de effectieve datum van beëindiging.

5.   De beëindiging van deze Overeenkomst heeft geen gevolgen voor de geldigheid van certificaten die door de bevoegde autoriteiten of erkende organisaties zijn afgegeven volgens de voorwaarden van deze Overeenkomst.

6.   De partijen kunnen schriftelijk overeenkomen deze Overeenkomst te wijzigen. De wijziging treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen diplomatieke nota’s hebben uitgewisseld ter bevestiging van de voltooiing van hun respectieve interne procedures voor de inwerkingtreding van de wijziging.

7.   Niettegenstaande lid 6 worden nieuwe bijlagen of wijzigingen of schrappingen van bestaande bijlagen van kracht op de datum waarop de Europese Unie de schriftelijke kennisgeving ontvangt waarin de regering van Japan meedeelt dat ze de nodige interne procedures heeft voltooid.

Artikel 21

Authentieke teksten

1.   Deze Overeenkomst is in tweevoud opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Japanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

2.   Bij verschil in interpretatie prevaleert de Engelse tekst.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Image 1

Image 2

Image 3


BIJLAGE 1

LUCHTWAARDIGHEID EN MILIEUCERTIFICERING

Afdeling A

Algemene bepalingen

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

1.   Deze bijlage heeft tot doel de samenwerking op de onderstaande gebieden ten uitvoer te leggen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van deze Overeenkomst, waarin de voorwaarden en methoden voor wederzijdse aanvaarding van verklaringen van overeenstemming en certificaten zijn beschreven:

a)

luchtwaardigheidscertificaten en monitoring van burgerluchtvaartproducten, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a), van deze Overeenkomst;

b)

milieucertificaten en tests van burgerluchtvaartproducten, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b), van deze Overeenkomst; en

c)

ontwerp- en productiecertificaten en monitoring van ontwerp- en productieorganisaties, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder c), van deze Overeenkomst.

2.   Niettegenstaande lid 1 worden gebruikte burgerluchtvaartproducten, met uitzondering van gebruikte luchtvaartuigen, uitgesloten van het toepassingsgebied van deze bijlage.

Artikel 2

Definities

Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

a)

“certificaat van vrijgave voor gebruik”: een door een bevoegde autoriteit of erkende organisatie van de exporterende partij afgegeven certificaat waarbij wordt erkend dat een nieuw burgerluchtvaartproduct, met uitzondering van luchtvaartuigen, overeenstemt met een ontwerp dat door de exporterende partij is goedgekeurd en zich in een staat bevindt die veilig gebruik mogelijk maakt;

b)

“certificeringsautoriteit”: het technisch agentschap van de exporterende partij dat een ontwerpcertificaat voor een burgerluchtvaartproduct afgeeft in zijn hoedanigheid van autoriteit die de in bijlage 8 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart uiteengezette verantwoordelijkheden van de staat van ontwerp uitoefent;

c)

“ontwerpcertificaat”: een door het technisch agentschap of een erkende organisatie van een partij afgegeven certificaat waarbij wordt erkend dat het ontwerp of de wijziging van het ontwerp van een burgerluchtvaartproduct beantwoordt aan de in de wetten, voorschriften en administratieve bepalingen van die partij vastgestelde luchtwaardigheidseisen en, al naargelang van toepassing, milieubeschermingseisen, met name wat geluid, brandstoflozing of uitlaatemissies betreft;

d)

“ontwerpgerelateerde vluchtuitvoeringsvoorschriften”: vluchtuitvoeringsvoorschriften, met inbegrip van milieuvoorschriften die een invloed hebben op de ontwerpkenmerken, de ontwerpgegevens van een burgerluchtvaartproduct met betrekking tot de vluchtuitvoering, of het onderhoud van het burgerluchtvaartproduct, waardoor het product geschikt wordt voor een bepaald type vluchtuitvoering;

e)

“export”: het proces waarbij een burgerluchtvaartproduct van het regelgevingssysteem voor de burgerluchtvaart van de ene partij wordt overgebracht naar dat van de andere partij;

f)

“exportcertificaat van luchtwaardigheid”: een certificaat dat is afgegeven door de bevoegde autoriteit van de exporterende partij of, voor gebruikte luchtvaartuigen, door de bevoegde autoriteit van het land van registratie waaruit het product wordt geëxporteerd, waarbij wordt erkend dat een luchtvaartuig voldoet aan de toepasselijke luchtwaardigheids- en milieuvereisten die door de importerende partij zijn meegedeeld;

g)

“exporterende partij”: de partij uit wier regelgevingssysteem voor de veiligheid van de burgerluchtvaart een burgerluchtvaartproduct wordt geëxporteerd;

h)

“import”: het proces waarbij een burgerluchtvaartproduct dat uit het regelgevingssysteem voor de burgerluchtvaart van de ene partij is geëxporteerd, wordt geïmporteerd in dat van de andere partij;

i)

“importerende partij”: de partij in wier regelgevingssysteem voor de veiligheid van de burgerluchtvaart een burgerluchtvaartproduct wordt geïmporteerd;

j)

“ingrijpende wijziging”: alle andere wijzigingen in het typeontwerp dan “geringe wijzigingen”;

k)

“geringe wijziging”: een wijziging in het typeontwerp die geen merkbaar effect heeft op de massa, de balans, de structurele sterkte, de betrouwbaarheid, de operationele kenmerken, het geluid, de brandstoflozing, de uitlaatemissies of andere kenmerken die de luchtwaardigheid van het burgerluchtvaartproduct beïnvloeden;

l)

“gegevens betreffende de operationele geschiktheid”: de reeks gegevens die vereist zijn ter ondersteuning en toelating van de typespecifieke vluchtuitvoeringsaspecten van bepaalde types luchtvaartuigen die gereguleerd zijn door het regelgevingssysteem voor de veiligheid van de burgerluchtvaart van de Europese Unie. Deze reeks moet worden opgesteld door de aanvrager of houder van het typecertificaat van het luchtvaartuig en moet deel uitmaken van het typecertificaat. Onder het regelgevingssysteem voor de veiligheid van de burgerluchtvaart van de Europese Unie moet een eerste aanvraag van een typecertificaat of beperkt typecertificaat de aanvraag tot goedkeuring van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid bevatten, zoals van toepassing op het type luchtvaartuig, of moet ze daarmee worden aangevuld;

m)

“productiegoedkeuring”: een certificaat dat door de bevoegde autoriteit van een partij wordt afgegeven aan een fabrikant die burgerluchtvaartproducten vervaardigt, bij wijze van erkenning dat de fabrikant voldoet aan de toepasselijke eisen die in de wetten, voorschriften en administratieve bepalingen van die partij zijn uiteengezet voor de vervaardiging van de desbetreffende burgerluchtvaartproducten;

n)

“op zichzelf staande productiegoedkeuring”: een aan een fabrikant van een burgerluchtvaartproduct afgegeven productiegoedkeuring die geen uitbreiding is van de productiegoedkeuring tot een verbonden entiteit van de fabrikant;

o)

“technische uitvoeringsprocedures”: de procedures voor de uitvoering van deze bijlage die zijn opgesteld door de technische agentschappen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van deze Overeenkomst; en

p)

“valideringsautoriteit”: het technisch agentschap van de importerende partij dat een door de certificeringsautoriteit of een erkende organisatie afgegeven ontwerpcertificaat automatisch aanvaardt of valideert, zoals gespecificeerd in deze bijlage.

Afdeling B

Raad van toezicht op certificering

Artikel 3

Oprichting en samenstelling

1.   De Raad van toezicht op certificering, die verantwoording moet afleggen aan het krachtens artikel 11 van deze Overeenkomst opgerichte Gemengd Comité, wordt opgericht onder de gezamenlijke leiding van de technische agentschappen, als coördinerende technische instantie die verantwoordelijk is voor de effectieve uitvoering van deze bijlage. De raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van het technische agentschap van elke partij en mag aanvullende deelnemers uitnodigen om hem te helpen zijn mandaat te vervullen.

2.   De Raad van toezicht op certificering vergadert met regelmatige tussenpozen, op verzoek van een technisch agentschap, en neemt beslissingen en doet aanbevelingen bij consensus. De raad zorgt voor de opstelling en vaststelling van zijn reglement van orde.

Artikel 4

Mandaat

Het mandaat van de Raad van toezicht op certificering omvat met name:

a)

de in artikel 6 van deze bijlage bedoelde technische uitvoeringsprocedures opstellen, vaststellen en herzien;

b)

informatie uitwisselen over belangrijke veiligheidsproblemen en, voor zover van toepassing, actieplannen opstellen om die problemen aan te pakken;

c)

technische problemen oplossen die onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten vallen en die gevolgen hebben voor de uitvoering van deze bijlage;

d)

voor zover van toepassing, effectieve manieren ontwikkelen voor de samenwerking, technische ondersteuning en uitwisseling van informatie met betrekking tot veiligheids- en milieuvoorschriften, certificeringssystemen en systemen voor kwaliteitsbeheer en normalisering;

e)

wijzigingen van deze bijlage voorstellen aan het Gemengd Comité;

f)

overeenkomstig de bepalingen van artikel 29 van deze bijlage procedures opstellen om ervoor te zorgen dat elke partij het vertrouwen behoudt in de betrouwbaarheid van de processen voor de opstelling van verklaringen van overeenstemming van de andere partij;

g)

de uitvoering van de onder f) vermelde procedures analyseren en maatregelen nemen; en

h)

onopgeloste problemen melden aan het Gemengd Comité en zorgen voor de uitvoering van de besluiten die het Gemengd Comité met betrekking tot deze bijlage heeft genomen.

Afdeling C

Uitvoering

Artikel 5

Bevoegde autoriteiten voor ontwerpcertificering, productiecertificering en exportcertificaten

1.   Autoriteiten die bevoegd zijn voor ontwerpcertificering:

a)

voor de Europese Unie: het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart; en

b)

voor Japan: het Burgerluchtvaartbureau van het ministerie van ruimtelijke ordening, infrastructuur, vervoer en toerisme van Japan.

2.   Bevoegde autoriteiten voor productiecertificering en exportcertificaten:

a)

voor de Europese Unie: het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie. Wat exportcertificaten voor gebruikte luchtvaartuigen betreft, is dit de bevoegde autoriteit van het land van registratie waaruit het luchtvaartuig wordt geëxporteerd; en

b)

voor Japan: het Burgerluchtvaartbureau van het ministerie van ruimtelijke ordening, infrastructuur, vervoer en toerisme van Japan.

Artikel 6

Technische uitvoeringsprocedures

1.   De technische uitvoeringsprocedures worden opgesteld door de technische agentschappen via de raad van toezicht op certificering, teneinde specifieke procedures op te stellen om de uitvoering van deze bijlage te faciliteren, door procedures op te stellen voor communicatieactiviteiten tussen de bevoegde autoriteiten van de partijen.

2.   In de technische uitvoeringsprocedures komen ook de verschillen aan bod tussen de burgerluchtvaartnormen, -regels, -praktijken en -procedures en de systemen voor de uitvoering van deze bijlage, zoals bepaald in artikel 3, lid 2, van deze Overeenkomst.

Artikel 7

Uitwisseling en bescherming van vertrouwelijke en door eigendomsrechten beschermde gegevens en informatie

1.   De gegevens en informatie die worden uitgewisseld in het kader van de uitvoering van deze bijlage vallen onder de bepalingen van artikel 10 van deze Overeenkomst.

2.   De aard en de inhoud van gegevens en informatie die in de loop van het valideringsproces worden uitgewisseld, blijven beperkt tot wat nodig is om de overeenstemming met de toepasselijke technische voorschriften aan te tonen, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.

3.   Geschillen over een uitwisseling van gegevens en informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de partijen worden beslecht zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures. Elke partij behoudt het recht om het geschil door te verwijzen naar de Raad van toezicht op certificering.

Afdeling D

Ontwerpcertificering

Artikel 8

Algemene beginselen

1.   Deze afdeling heeft betrekking op alle ontwerpcertificaten en wijzigingen daarvan binnen het toepassingsgebied van deze bijlage, en met name:

a)

typecertificaten;

b)

typegoedkeuringen en goedkeuringen van specificaties;

c)

aanvullende typecertificaten;

d)

goedkeuringen van reparatieontwerpen;

e)

goedkeuringen van technical standard orders; en

f)

beperkte typecertificaten. Beperkte typecertificaten worden afgegeven door de technische agentschappen en worden per geval behandeld door de technische agentschappen, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.

2.   Een ontwerpcertificaat of een wijziging die door de certificeringsautoriteit is afgegeven of goedgekeurd of waarvan de afgifte of goedkeuring aan de gang is, wordt door de certificeringsautoriteit goedgekeurd, al naargelang het in artikel 12 van deze bijlage bedoelde niveau van betrokkenheid, of automatisch aanvaard, overeenkomstig de voorwaarden in deze bijlage en zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures, met inbegrip van de voorwaarden voor automatische aanvaarding en validering van certificaten.

3.   Met het oog op de uitvoering van deze bijlage zorgt elke partij ervoor dat, in haar regelgeving voor de veiligheid van de burgerluchtvaart, voldoende toezicht wordt uitgeoefend op het aantonen van het vermogen van een ontwerporganisatie om zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten, via een systeem van certificatie van ontwerporganisaties.

Artikel 9

Valideringsproces

1.   Een aanvraag tot validering van een ontwerpcertificaat van een burgerluchtvaartproduct wordt ingediend bij de valideringsautoriteit, via de certificeringsautoriteit, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.

2.   De certificeringsautoriteit zorgt ervoor dat de valideringsautoriteit alle relevante gegevens en informatie ontvangt die zij nodig heeft voor de validering van het ontwerpcertificaat, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.

3.   Wanneer de valideringsautoriteit de aanvraag tot validering van het ontwerpcertificaat ontvangt, bepaalt zij de certificeringsbasis voor de validering overeenkomstig artikel 11 van deze bijlage, alsook het niveau van betrokkenheid van de valideringsautoriteit bij het valideringsproces overeenkomstig artikel 12 van deze bijlage.

4.   Zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures, baseert de valideringsautoriteit haar validering zoveel mogelijk op de technische evaluaties, tests, inspecties en verklaringen van overeenstemming van de certificeringsautoriteit.

5.   Na de door de certificeringsautoriteit verstrekte relevante gegevens en informatie te hebben bestudeerd, geeft de valideringsautoriteit haar ontwerpcertificaat voor het gevalideerde burgerluchtvaartproduct af (hierna “gevalideerd ontwerpcertificaat” genoemd) als:

a)

bevestigd is dat de certificeringsautoriteit haar eigen ontwerpcertificaat voor het burgerluchtvaartproduct heeft afgegeven;

b)

de certificeringsautoriteit heeft verklaard dat het burgerluchtvaartproduct voldoet aan de in artikel 11 van deze bijlage bedoelde certificeringsbasis;

c)

alle problemen die aan het licht zijn gekomen tijdens het door de valideringsautoriteit uitgevoerde valideringsproces zijn opgelost; en

d)

de aanvrager voldoet aan aanvullende administratieve eisen, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.

6.   Om een gevalideerd ontwerpcertificaat te verkrijgen en te behouden, ziet elke partij erop toe dat de aanvrager alle relevante ontwerpinformatie, tekeningen en testverslagen, met inbegrip van inspectieverslagen voor het gecertificeerd burgerluchtvaartproduct, ter beschikking van de certificeringsautoriteit houdt, teneinde de informatie te verschaffen die nodig is om te garanderen dat het burgerluchtvaartproduct voldoet aan de eisen inzake blijvende luchtwaardigheid en de toepasselijke milieuvoorschriften.

Artikel 10

Voorwaarden voor de validering van ontwerpcertificaten

1.   Typecertificaten die zijn afgegeven door de Europese Unie, als certificeringsautoriteit, moeten worden gevalideerd door Japan, als valideringsautoriteit. Sommige gegevens, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures, worden automatisch aanvaard. Het gaat onder meer om de volgende documenten, voor zover van toepassing:

a)

het handboek voor de installatie van de motor (voor typecertificaten voor motoren);

b)

het handboek voor structurele reparaties;

c)

instructies voor de blijvende luchtwaardigheid van verbindingssystemen van elektrische bedrading; en

d)

het handboek gewicht en balans.

2.   Significante aanvullende typecertificaten en goedkeuringen voor significante ingrijpende wijzigingen die zijn afgegeven door de Europese Unie, als certificeringsautoriteit, moeten worden gevalideerd door Japan, als valideringsautoriteit. In beginsel wordt gebruikgemaakt van een gestroomlijnd valideringsproces dat beperkt is tot technische vertrouwdmaking, zonder dat de valideringsautoriteit betrokken wordt bij het aantonen van de nalevingsactiviteiten door de aanvrager, tenzij de technische agentschappen, per geval, anders beslissen.

3.   Typecertificaten en typegoedkeuringen voor een motor van een luchtvaartuig en een propeller van een luchtvaartuig die zijn afgegeven door Japan, als certificeringsautoriteit, moeten worden gevalideerd door de Europese Unie, als valideringsautoriteit.

4.   Typegoedkeuringen voor een ander burgerluchtvaartproduct dan een motor van een luchtvaartuig of een propeller van een luchtvaartuig, aanvullende typecertificaten en goedkeuringen van ingrijpende wijzigingen, ingrijpende reparaties en specificaties die zijn afgegeven door Japan, als certificeringsautoriteit, moeten worden gevalideerd door de Europese Unie, als valideringsautoriteit. Er mag worden gebruikgemaakt van een gestroomlijnd valideringsproces dat beperkt is tot technische vertrouwdmaking, zonder dat de valideringsautoriteit betrokken wordt bij het aantonen van de nalevingsactiviteiten door de aanvrager, tenzij de technische agentschappen, per geval, anders beslissen.

Artikel 11

Certificeringsbasis voor de validering

1.   Met het oog op de validering van een ontwerpcertificaat van een burgerluchtvaartproduct verwijst de valideringsautoriteit, voor het bepalen van de certificeringsbasis, naar de volgende eisen die zijn uiteengezet in de wetten, voorschriften en administratieve bepalingen van haar partij:

a)

de door de certificeringsautoriteit vastgestelde luchtwaardigheidseisen voor een soortgelijk burgerluchtvaartproduct die van kracht waren op de effectieve aanvraagdatum, indien passend aangevuld met technische voorwaarden die in de technische uitvoeringsprocedures nader zijn beschreven; en

b)

de milieubeschermingseisen voor het burgerluchtvaartproduct die van kracht waren op de datum van de aanvraag tot validering bij de valideringsautoriteit.

2.   Voor zover van toepassing specificeert de valideringsautoriteit alle:

a)

vrijstellingen van de toepasselijke eisen;

b)

afwijkingen van de toepasselijke eisen; of

c)

compenserende factoren die zorgen voor een gelijkwaardig veiligheidsniveau wanneer de toepasselijke eisen niet worden nageleefd.

3.   In aanvulling op de eisen van de leden 1 en 2 van dit artikel vermeldt de valideringsautoriteit alle bijzondere voorwaarden die moeten worden toegepast als de desbetreffende luchtwaardigheidsvoorschriften, wetten, voorschriften en administratieve bepalingen geen passende of voldoende veilige eisen voor het burgerluchtvaartproduct bevatten omdat:

a)

het burgerluchtvaartproduct nieuwe of ongewone ontwerpkenmerken heeft ten opzichte van de ontwerppraktijken waarop de toepasselijke luchtwaardigheidsvoorschriften, wetten, voorschriften en administratieve bepalingen zijn gebaseerd;

b)

het beoogde gebruik van het burgerluchtvaartproduct onconventioneel is; of

c)

uit ervaringen met andere, vergelijkbare burgerluchtvaartproducten die in de praktijk worden gebruikt of met burgerluchtvaartproducten die vergelijkbare ontwerpkenmerken hebben, is gebleken dat onveilige situaties kunnen ontstaan.

4.   Bij het vaststellen van uitzonderingen, afwijkingen, compenserende factoren of bijzondere voorwaarden houdt de valideringsautoriteit rekening met de uitzonderingen, afwijkingen, compenserende factoren of bijzondere voorwaarden van de certificeringsautoriteit; zij mag voor de te valideren burgerluchtvaartproducten geen hogere eisen stellen dan voor haar eigen soortgelijke producten. De valideringsautoriteit stelt de certificeringsautoriteit in kennis van alle uitzonderingen, afwijkingen, compenserende factoren of bijzondere voorwaarden.

Artikel 12

Niveau van betrokkenheid van de valideringsautoriteit

1.   Het niveau van betrokkenheid van de valideringsautoriteit van een partij tijdens het valideringsproces, zoals bedoeld in artikel 9 van deze bijlage en nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures, wordt hoofdzakelijk bepaald door:

a)

de ervaring en gegevens van de bevoegde autoriteit van de andere partij als certificeringsautoriteit;

b)

de ervaring die deze valideringsautoriteit al heeft opgedaan tijdens eerdere valideringen met de bevoegde autoriteit van de andere partij;

c)

de aard van het te valideren ontwerp;

d)

de prestaties en ervaring van de aanvrager met de valideringsautoriteit; en

e)

het resultaat van de in de artikelen 28 en 29 van deze bijlage bedoelde beoordelingen van de kwalificatievereisten.

2.   Tijdens de eerste validering van een bepaalde productcategorie past de valideringsautoriteit bijzondere procedures toe en voert ze een doorlichting uit, met name van de processen en methoden van de certificeringsautoriteit, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.

3.   De effectieve uitvoering van de in de leden 1 en 2 van dit artikel gespecificeerde beginselen wordt regelmatig gemeten, gemonitord en beoordeeld door de Raad van toezicht op certificering, waarbij gebruik wordt gemaakt van meetmethoden die in de technische uitvoeringsprocedures nader zijn beschreven.

Artikel 13

Proces van automatische aanvaarding

1.   Voor een ontwerpcertificaat dat onder de automatische aanvaarding valt, aanvaardt de valideringsautoriteit het door de certificeringsautoriteit afgegeven ontwerpcertificaat zonder enige valideringsactiviteit. In dat geval erkent de valideringsautoriteit het ontwerpcertificaat als gelijkwaardig aan een certificaat dat is afgegeven overeenkomstig de wetten, voorschriften en administratieve bepalingen van haar eigen partij, en geeft zij zelf geen overeenkomstig certificaat af.

2.   Niet-significante aanvullende typecertificaten, niet-significante ingrijpende wijzigingen of niet-significante ingrijpende reparaties, en goedkeuringen van technical standard orders die zijn afgegeven door het technisch agentschap van de Europese Unie, als certificeringsautoriteit, worden automatisch aanvaard door het technisch agentschap van Japan, als valideringsautoriteit.

3.   Geringe wijzigingen en geringe reparaties die zijn goedgekeurd door het technisch agentschap van de Europese Unie als certificeringsautoriteit of door een volgens de wetgeving van de Europese Unie erkende organisatie, worden automatisch aanvaard door het technisch agentschap van Japan, als valideringsautoriteit.

4.   Geringe wijzigingen en geringe reparaties die zijn goedgekeurd door het technisch agentschap van Japan als certificeringsautoriteit of door een volgens de wetten en voorschriften van Japan erkende organisatie, worden automatisch aanvaard door het technisch agentschap van de Europese Unie, als valideringsautoriteit.

Artikel 14

Bepaling met betrekking tot de uitvoering van de artikelen 10 en 13

1.   De indeling in geringe en ingrijpende wijzigingen wordt opgesteld door de certificeringsautoriteit overeenkomstig de definities die in deze bijlage zijn vastgesteld, en wordt geïnterpreteerd overeenkomstig de toepasselijke regels en procedures van de certificeringsautoriteit.

2.   Wanneer de certificeringsautoriteit bepaalt of een aanvullend typecertificaat of een ingrijpende wijziging significant of niet-significant is, bekijkt zij de wijziging in het kader van alle vorige relevante ontwerpwijzigingen en alle bijbehorende herzieningen van de toepasselijke certificeringsspecificaties die in het typecertificaat van het burgerluchtvaartproduct zijn opgenomen. Wijzigingen die aan een van de volgende criteria beantwoorden, worden automatisch als significant beschouwd:

a)

de algemene configuratie of de constructiebeginselen zijn niet behouden; of

b)

de aannames die aan de basis liggen van de certificering van het te wijzigen burgerluchtvaartproduct zijn niet meer geldig.

Artikel 15

Overdracht van een ontwerpcertificaat

In het geval een houder van een ontwerpcertificaat zijn ontwerpcertificaat overdraagt naar een andere entiteit, stelt de certificeringsautoriteit die verantwoordelijk is voor het ontwerpcertificaat de valideringsautoriteit onmiddellijk in kennis van de overdracht en past zij de procedure voor de overdracht van ontwerpcertificaten toe, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.

Artikel 16

Ontwerpgerelateerde vluchtuitvoeringsvoorschriften

1.   De technische agentschappen zien erop toe dat, voor zover nodig, gegevens en informatie met betrekking tot ontwerpgerelateerde vluchtuitvoeringsvoorschriften tijdens het valideringsproces worden uitgewisseld.

2.   Als de technische agentschappen hierover overeenstemming bereiken, mag de valideringsautoriteit voor sommige ontwerpgerelateerde vluchtuitvoeringsvoorschriften de verklaring van overeenstemming van de certificeringsautoriteit aanvaarden via het valideringsproces.

Artikel 17

Vluchtuitvoeringsdocumenten en -gegevens betreffende het type

1.   Bepaalde typespecifieke reeksen van vluchtuitvoeringsdocumenten en -gegevens, met inbegrip van gegevens betreffende operationele geschiktheid, in het systeem van de Europese Unie en de gelijkwaardige gegevens in het Japanse systeem, die verstrekt zijn door de houder van het typecertificaat, worden goedgekeurd of aanvaard door de certificeringsautoriteit en, indien nodig, uitgewisseld tijdens het valideringsproces.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde vluchtuitvoeringsdocumenten en -gegevens kunnen ofwel automatisch worden aanvaard, ofwel worden gevalideerd door de valideringsautoriteit, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.

Artikel 18

Gelijktijdige validering

Als de aanvrager en de technische agentschappen dit beslissen, kan, voor zover passend, gebruik worden gemaakt van een gelijktijdige validering, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.

Artikel 19

Blijvende luchtwaardigheid

1.   De technische agentschappen nemen maatregelen wanneer burgerluchtvaartproducten waarvoor zij de certificeringsautoriteit zijn, zich in onveilige staat bevinden.

2.   Met betrekking tot burgerluchtvaartproducten die in het kader van haar regelgevingssysteem zijn ontworpen of gebouwd, verleent de bevoegde autoriteit van de ene partij op verzoek bijstand aan de bevoegde autoriteit van de andere partij bij het bepalen van eventuele maatregelen die noodzakelijk zijn met het oog op de blijvende luchtwaardigheid van de burgerluchtvaartproducten.

3.   Wanneer onderhoudsproblemen of andere mogelijke veiligheidsproblemen met een burgerluchtvaartproduct dat onder het toepassingsgebied van deze bijlage valt, leiden tot een onderzoek door het technisch agentschap van de partij die de certificeringsautoriteit voor het burgerluchtvaartproduct is, verleent het technisch agentschap van de andere partij, op verzoek, steun bij de uitvoering van dat onderzoek, onder meer door relevante informatie te verstrekken die door zijn relevante entiteiten is gerapporteerd met betrekking tot gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen die verband houden met dat burgerluchtvaartproduct.

4.   Elke houder van een ontwerpcertificaat die zijn rapporteringsverplichtingen aan de certificeringsautoriteit naleeft en het bij deze bijlage vastgestelde mechanisme voor informatie-uitwisseling toepast, wordt geacht te hebben voldaan aan de verplichting om gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen die gevolgen hebben voor dat burgerluchtvaartproduct te rapporteren aan de valideringsautoriteit.

5.   In de technische uitvoeringsprocedures wordt nader beschreven welke acties moeten worden ondernomen om onveilige situaties aan te pakken en veiligheidsinformatie uit te wisselen, zoals bedoeld in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel.

6.   Het technisch agentschap van de ene partij houdt het technisch agentschap van de andere partij op de hoogte van alle verplichte informatie op het gebied van blijvende luchtwaardigheid met betrekking tot alle onder het toepassingsgebied van deze bijlage vallende burgerluchtvaartproducten die in het kader van zijn toezichtsysteem zijn ontworpen of gebouwd.

7.   Alle veranderingen van de luchtwaardigheidsstatus van een certificaat dat is afgegeven door het technische agentschap van de ene partij worden tijdig meegedeeld aan het technische agentschap van de andere partij.

Afdeling E

Productiecertificering

Artikel 20

Erkenning van de productiecertificering en systeem voor toezicht op de productie

1.   De importerende partij erkent het systeem voor productiecertificering en -toezicht van de exporterende partij, aangezien het systeem als voldoende gelijkwaardig wordt beschouwd aan het systeem van de importerende partij binnen het toepassingsgebied van deze bijlage, met inachtneming van de bepalingen van artikel 26, lid 2, van deze bijlage.

2.   De bepalingen van lid 1 van dit artikel zijn ook van toepassing op:

a)

de productie van een burgerluchtvaartproduct waarvoor de verantwoordelijkheden van de staat van ontwerp worden uitgeoefend door een ander land dan de exporterende partij van het burgerluchtvaartproduct, voor zover de bevoegde autoriteit van de exporterende partij met de relevante autoriteit van de staat van ontwerp de nodige procedures heeft vastgesteld en toegepast om de interface tussen de houder van het ontwerpcertificaat en de houder van het productiecertificaat voor dat burgerluchtvaartproduct te controleren;

b)

de productie van een ander burgerluchtvaartproduct dan een burgerluchtvaartuig, een motor van een luchtvaartuig of een propeller van een luchtvaartuig, geproduceerd door een houder van een op zichzelf staande productiegoedkeuring van de exporterende partij, die buiten het grondgebied van de partijen is gevestigd; en

c)

de productie van een motor van een luchtvaartuig en een propeller van een luchtvaartuig, geproduceerd door een houder van een op zichzelf staande productiegoedkeuring van de exporterende partij, die buiten het grondgebied van de partijen is gevestigd, onder voorbehoud van een technische beoordeling, per geval, door de technische agentschappen.

Artikel 21

Uitbreiding van een productiegoedkeuring en op zichzelf staande productiegoedkeuring

1.   Een productiegoedkeuring die door de bevoegde autoriteit van de exporterende partij is afgegeven aan een fabrikant die voornamelijk op het grondgebied van de exporterende partij is gevestigd en die erkend is volgens de bepalingen van artikel 20, lid 1, van deze bijlage, kan worden uitgebreid tot productievestigingen en -faciliteiten van die fabrikant die op het grondgebied van de importerende partij of op het grondgebied van een derde land zijn gevestigd, ongeacht de juridische status van deze productievestigingen en -faciliteiten en het type burgerluchtvaartproduct dat in deze vestigingen en faciliteiten wordt geproduceerd. In dit geval blijft de bevoegde autoriteit van de exporterende partij verantwoordelijk voor het toezicht op deze productievestigingen en -faciliteiten en geeft de bevoegde autoriteit van de importerende partij voor hetzelfde burgerluchtvaartproduct geen eigen productiegoedkeuring af aan die productievestigingen en -faciliteiten.

2.   De op zichzelf staande productiegoedkeuringen die door de bevoegde autoriteit van een partij worden afgegeven aan een fabrikant die op het grondgebied van de andere partij is gevestigd en die nog steeds geldig zijn op het ogenblik van de ondertekening van deze Overeenkomst, worden per geval beoordeeld door de technische agentschappen. In overleg met de houders van op zichzelf staande productiegoedkeuringen, kunnen sommige van deze op zichzelf staande productiegoedkeuringen binnen een redelijke termijn worden stopgezet.

Artikel 22

De interface tussen de houder van de productiegoedkeuring en de houder van het ontwerpcertificaat

1.   In gevallen waarin de houder van het productiecertificaat voor een burgerluchtvaartproduct wordt gereguleerd door een bevoegde autoriteit van de ene partij, en de houder van het ontwerpcertificaat voor datzelfde burgerluchtvaartproduct wordt gereguleerd door de bevoegde autoriteit van de andere partij, stellen de bevoegde autoriteiten van de partijen procedures op om vast te stellen welke verantwoordelijkheden elke partij heeft om de interface tussen de houder van het productiecertificaat en de houder van het ontwerpcertificaat te controleren.

2.   Als de houder van het ontwerpcertificaat en de houder van de productiegoedkeuring niet dezelfde entiteit zijn, zien de bevoegde autoriteiten van de partijen erop toe dat de houder van het ontwerpcertificaat, met het oog op de export van burgerluchtvaartproducten in het kader van deze bijlage, passende regelingen treft met de houder van de productiegoedkeuring om te zorgen voor passende coördinatie tussen productie en ontwerp en goede ondersteuning van de blijvende luchtwaardigheid van het burgerluchtvaartproduct.

Artikel 23

Vermijden van dubbel werk bij de afgifte van productiegoedkeuringen

Tenzij de technische agentschappen anders beslissen, geeft de bevoegde autoriteit van de importerende partij geen productiegoedkeuring af aan een houder van een productiegoedkeuring van de exporterende partij als die productiegoedkeuring betrekking heeft op burgerluchtvaartproducten die al onder de door de bevoegde autoriteit van de exporterende partij afgegeven productiegoedkeuring vallen.

Afdeling F

Exportcertificaten

Artikel 24

Toepassingsgebied

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende exportcertificaten binnen het toepassingsgebied van deze bijlage, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures:

a)

exportcertificaten van luchtwaardigheid voor nieuwe en gebruikte luchtvaartuigen; en

b)

certificaten van vrijgave voor gebruik voor andere nieuwe burgerluchtvaartproducten dan luchtvaartuigen.

Artikel 25

Afgifte van een exportcertificaat

1.   Bij de afgifte van een exportcertificaat van luchtwaardigheid voor een nieuw luchtvaartuig of een certificaat van vrijgave voor gebruik voor een ander nieuw burgerluchtvaartproduct dan een luchtvaartuig, ziet de bevoegde autoriteit van de exporterende partij erop toe dat dat burgerluchtvaartproduct:

a)

beantwoordt aan het automatisch aanvaarde, gevalideerde of door de importerende partij overeenkomstig deze bijlage gecertificeerde ontwerp, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures;

b)

zich in een staat bevindt die veilig gebruik mogelijk maakt;

c)

voldoet aan alle aanvullende eisen die door de importerende partij zijn aangemeld; en

d)

wat burgerluchtvaartuigen, motoren van luchtvaartuigen en propellers van luchtvaartuigen betreft, voldoet aan de toepasselijke verplichte informatie op het gebied van blijvende luchtwaardigheid, met inbegrip van luchtwaardigheidsvoorschriften van de importerende partij, zoals aangemeld door die partij.

2.   Wanneer de bevoegde autoriteit van de exporterende partij een exportcertificaat van luchtwaardigheid afgeeft voor een gebruikt luchtvaartuig dat in de exporterende partij is geregistreerd, moet zij niet alleen voldoen aan de eisen onder a) tot en met d) in lid 1 van dit artikel, maar er ook op toezien dat het luchtvaartuig in kwestie gedurende zijn gehele levensduur goed is onderhouden, aan de hand van goedgekeurde procedures en methoden van de exporterende partij, en dat dit kan worden aangetoond met logboeken en onderhoudsregisters.

Artikel 26

Aanvaarding van een exportcertificaat voor een nieuw burgerluchtvaartproduct

1.   Met inachtneming van de bepalingen van afdeling E van deze bijlage en lid 2 van dit artikel, aanvaardt de bevoegde autoriteit van de importerende partij een exportcertificaat dat door de bevoegde autoriteit of houder van een productiegoedkeuring, als erkende organisatie van de exporterende partij, is afgegeven voor een nieuw burgerluchtvaartproduct, overeenkomstig de voorwaarden van deze bijlage, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.

2.   In het geval van categorieën burgerluchtvaartproducten die niet eerder zijn aanvaard onder het regelgevingssysteem voor de veiligheid van de burgerluchtvaart van de importerende partij, kan de bevoegde autoriteit van de importerende partij, alvorens de exportcertificaten voor die burgerluchtvaartproducten overeenkomstig dit artikel te aanvaarden, beslissen om een beoordeling van de houder van de productiegoedkeuring uit te voeren, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures, teneinde na te gaan of voldaan is aan de eisen van artikel 25, lid 1, van deze bijlage. De importerende partij stelt de exporterende partij ervan in kennis als zij voornemens is een dergelijke beoordeling uit te voeren. De lijst van houders van een productiegoedkeuring die met succes een dergelijke beoordeling hebben doorlopen, wordt bekendgemaakt in het officiële mededelingenblad van het technische agentschap van de importerende partij.

Artikel 27

Aanvaarding van een exportcertificaat van luchtwaardigheid voor een gebruikt luchtvaartuig

1.   De bevoegde autoriteit van de importerende partij aanvaardt een exportcertificaat van luchtwaardigheid voor een gebruikt luchtvaartuig dat door de bevoegde autoriteit van de exporterende partij overeenkomstig de in deze bijlage en de technische uitvoeringsprocedures uiteengezette voorwaarden is afgegeven alleen als er voor het gebruikte luchtvaartuig een houder van het typecertificaat of het beperkt typecertificaat bestaat, die de blijvende luchtwaardigheid van dat type luchtvaartuig kan ondersteunen.

2.   Een exportcertificaat van luchtwaardigheid voor een gebruikt luchtvaartuig dat vervaardigd is onder toezicht van de exporterende partij wordt aanvaard overeenkomstig lid 1 van dit artikel als de bevoegde autoriteit van de exporterende partij, op verzoek, bijstand verleent aan de bevoegde autoriteit van de importerende partij bij het verkrijgen van gegevens en informatie over:

a)

de configuratie van het luchtvaartuig op het ogenblik dat het de werkplaatsen van de fabrikant verliet; en

b)

door de bevoegde autoriteit van de exporterende partij goedgekeurde latere wijzigingen en reparaties van het luchtvaartuig.

3.   De importerende partij mag de in de technische uitvoeringsprocedures nader beschreven inspectie- en onderhoudsdocumenten opvragen.

4.   Als de bevoegde autoriteit van de exporterende partij er in het kader van de beoordeling van de luchtwaardigheidsstatus van een voor export bestemd gebruikt luchtvaartuig niet voor kan zorgen dat alle in lid 2 van artikel 25 van deze bijlage en in de leden 1 en 2 van dit artikel vermelde eisen worden nageleefd:

a)

stelt zij de bevoegde autoriteit van de importerende partij in kennis;

b)

pleegt zij overleg met de bevoegde autoriteit van de importerende partij, zoals nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures, over de aanvaarding of weigering van de uitzonderingen op de toepasselijke eisen door die partij; en

c)

houdt zij een register bij van alle aanvaarde uitzonderingen in het kader van de export.

Afdeling G

Kwalificatie van bevoegde autoriteiten

artikel 28

Kwalificatievereisten voor de aanvaarding van verklaringen van overeenstemming en certificaten

Elke partij houdt een gestructureerd en effectief certificerings- en toezichtsysteem bij voor de uitvoering van deze bijlage, met inbegrip van:

a)

een juridisch en regelgevend kader, dat met name garandeert dat regelgevende bevoegdheid wordt uitgeoefend over de entiteiten die gereguleerd zijn volgens het regelgevingssysteem voor de veiligheid van de burgerluchtvaart van de partij;

b)

een organisatiestructuur, met inbegrip van een duidelijke beschrijving van de verantwoordelijkheden;

c)

voldoende middelen, zoals gekwalificeerd personeel met voldoende kennis, ervaring en opleiding;

d)

passende processen die worden vastgelegd in beleidsmaatregelen en procedures;

e)

documentatie en dossiers; en

f)

een gevestigd inspectieprogramma dat ervoor zorgt dat het juridisch en regelgevend kader op uniforme wijze wordt toegepast binnen de verschillende componenten van het toezichtsysteem.

Artikel 29

Blijvende kwalificaties van de bevoegde autoriteiten

1.   Om het vertrouwen in elkaars regelgevingssysteem te behouden met betrekking tot de uitvoering van deze bijlage, en om zeker te zijn dat de andere partij zorgt voor een veiligheidsniveau dat in voldoende mate gelijkwaardig is, beoordeelt het technisch agentschap van elke partij regelmatig of de bevoegde autoriteiten van de andere partij de kwalificatievereisten van artikel 28 van deze bijlage naleven. De voorwaarden voor deze voortgezette wederzijdse beoordelingen worden nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.

2.   Telkens wanneer een dergelijke beoordeling noodzakelijk is, werkt de bevoegde autoriteit van een partij samen met de bevoegde autoriteit van de andere partij en zorgt zij ervoor dat de gereguleerde entiteiten onder haar toezicht toegang verlenen tot de technische agentschappen.

3.   Als het technische agentschap van een partij van oordeel is dat de technische bekwaamheid van een bevoegde autoriteit van de andere partij niet meer toereikend is, of dat de aanvaarding van door die bevoegde autoriteit afgelegde verklaringen van overeenstemming of afgegeven certificaten moet worden geschorst omdat het systeem van de andere partij voor de uitvoering van deze bijlage niet meer garandeert dat het veiligheidsniveau in voldoende mate gelijkwaardig is om die aanvaarding mogelijk te maken, plegen de technische agentschappen overleg om te kijken welke corrigerende maatregelen moeten worden genomen.

4.   Indien het wederzijdse vertrouwen niet wordt hersteld op een voor beide partijen aanvaardbare manier, kan het technische agentschap van elk van beide partijen de in lid 3 van dit artikel bedoelde kwestie doorverwijzen naar de Raad van toezicht op certificering.

5.   Als de Raad van toezicht op certificering de in lid 3 van dit artikel bedoelde kwestie niet kan oplossen, mag elk van beide partijen ze doorverwijzen naar het bij artikel 11 van deze Overeenkomst opgerichte Gemengd Comité.

Afdeling H

Communicatie, overleg en ondersteuning

Artikel 30

Communicatie

Met inachtneming van de uitzonderingen waartoe de technische agentschappen per geval hebben besloten, verloopt alle communicatie tussen de bevoegde autoriteiten van de partijen, met inbegrip van de in de technische uitvoeringsprocedures nader beschreven documentatie, in het Engels.

Artikel 31

Technisch overleg

1.   De technische agentschappen plegen overleg over kwesties die betrekking hebben op de uitvoering van deze bijlage.

2.   Indien het overeenkomstig lid 1 van dit artikel gepleegde overleg niet tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing leidt, kan het technische agentschap van elk van beide partijen de in lid 1 van dit artikel bedoelde kwestie doorverwijzen naar de Raad van toezicht op certificering.

3.   Als de Raad van toezicht op certificering de in lid 1 van dit artikel bedoelde kwestie niet kan oplossen, mag elk van beide partijen ze doorverwijzen naar het bij artikel 11 van deze Overeenkomst opgerichte Gemengd Comité.

Artikel 32

Ondersteuning van activiteiten met betrekking tot certificering en toezicht op de blijvende luchtwaardigheid

Op verzoek en met wederzijdse instemming, en voor zover de middelen het mogelijk maken, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de partijen elkaar technische bijstand, gegevens en informatie bij certificeringsactiviteiten en activiteiten inzake toezicht op de blijvende luchtwaardigheid die betrekking hebben op ontwerp, productie en milieubescherming. De te verlenen steun en het proces voor het verlenen van die steun worden nader beschreven in de technische uitvoeringsprocedures.


Top