This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32018R1628
Council Regulation (EU) 2018/1628 of 30 October 2018 fixing for 2019 the fishing opportunities for certain fish stocks and groups of fish stocks applicable in the Baltic Sea and amending Regulation (EU) 2018/120 as regards certain fishing opportunities in other waters
Verordening (EU) 2018/1628 van de Raad van 30 oktober 2018 tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/120 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren
Verordening (EU) 2018/1628 van de Raad van 30 oktober 2018 tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/120 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren
ST/13230/2018/INIT
PB L 272 van 31.10.2018, p. 1–10
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
31.10.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 272/1 |
VERORDENING (EU) 2018/1628 VAN DE RAAD
van 30 oktober 2018
tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/120 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet bij de vaststelling van instandhoudingsmaatregelen rekening worden gehouden met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij en van andere adviesinstanties, alsook met de adviezen van de adviesraden die voor de betrokken geografische gebieden of bevoegdheidsgebieden zijn opgericht, en de gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten. |
(2) |
De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen, inclusief, in voorkomend geval, bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten worden verdeeld dat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van elke lidstaat voor elk visbestand of elke visserij wordt gewaarborgd, mede met inachtneming van de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). |
(3) |
In Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat het GVB onder meer tot doel heeft het exploitatieniveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) oplevert, indien mogelijk in 2015 en, door het geleidelijk te laten oplopen, uiterlijk in 2020 voor alle bestanden te verwezenlijken. |
(4) |
De totaal toegestane vangsten (TAC's) dienen derhalve, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013, te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, rekening houdend met de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij wordt gezorgd voor een gelijke behandeling van de visserijsectoren, en met inachtneming van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht. |
(5) |
In Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad (2) is een meerjarenplan vastgesteld voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren (hierna „het plan” genoemd). Het plan beoogt ervoor te zorgen dat de levende mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten worden hersteld en gehandhaafd op een niveau dat hoger is dan datgene wat de MDO kan opleveren. Daartoe moeten de streefdoelen voor de visserijsterfte, uitgedrukt in bandbreedtes, voor de betrokken bestanden zo snel mogelijk, en geleidelijk oplopend, uiterlijk in 2020 worden gerealiseerd. De vangstbeperkingen voor 2019 voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee behoren te worden vastgesteld overeenkomstig de doelstellingen van het plan. |
(6) |
De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) heeft aangegeven dat de biomassa van haring in het westelijke deel van de Oostzee in de ICES-deelsectoren 20-24 zich onder de in kolom A van bijlage II bij Verordening (EU) 2016/1139 vastgestelde instandhoudingsreferentiepunten voor de paaibiomassa bevindt. Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van die verordening moeten alle passende herstelmaatregelen worden vastgesteld opdat het betrokken bestand snel weer op een niveau komt dat de MDO kan opleveren. Daartoe dient rekening te worden gehouden met de termijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB in het algemeen en van het plan in het bijzonder, in het licht van het verwachte effect van de genomen corrigerende maatregelen, terwijl tegelijk wordt vastgehouden aan de doelstellingen om economische, sociale en werkgelegenheidsvoordelen te bewerkstelligen, zoals bepaald in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Bijgevolg is het passend dat de vangstmogelijkheden voor haring in het westelijke deel van de Oostzee overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1139 worden vastgesteld onder de bandbreedte voor visserijsterfte in kolom A van bijlage I bij die verordening, omdat de afname van de biomassa daarin verdisconteerd is. |
(7) |
Uit wetenschappelijk advies blijkt dat de recreatievisserij in aanzienlijke mate bijdraagt tot de algehele visserijsterfte van het kabeljauwbestand in het westelijke deel van de Oostzee en dat zij moet worden beperkt. Het is dan ook terecht een dagelijkse meeneemlimiet per visser vast te stellen. Dit laat het beginsel van relatieve stabiliteit, van toepassing op commerciële visserijactiviteiten, onverlet. |
(8) |
Voor het kabeljauwbestand in het oostelijke deel van de Oostzee heeft de ICES, na veranderingen in de biologie van het bestand, nog geen biologische referentiepunten kunnen vaststellen. Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan is het dan ook zinvol de TAC voor kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee overeenkomstig de voorzorgsbenadering, zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 1380/2013 vast te stellen, en een sluitingsperiode in te stellen. |
(9) |
Om volledige benutting van de vangstmogelijkheden voor de kustvisserij te waarborgen, is het zinvol te voorzien in een beperkte flexibiliteit voor zalm tussen de ICES-deelsectoren 22-31 en ICES-deelsector 32 voor de lidstaat die om die flexibiliteit heeft verzocht. |
(10) |
Uit het advies van de ICES blijkt dat 29 % van de vangsten in de zalmvisserij onjuist wordt gerapporteerd, in het bijzonder als zeeforelvangsten. Aangezien de meeste zeeforel in de Oostzee in de kustgebieden wordt geëxploiteerd, is het zinvol het vissen op zeeforel verder dan vier zeemijl te verbieden en de bijvangsten van zeeforel tot 3 % van de gecombineerde vangst van zeeforel en zalm te beperken om het onjuist rapporteren van zalmvangsten als zeeforelvangsten te helpen vermijden. |
(11) |
De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 (3) van de Raad, en met name de artikelen 33 en 34 betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de toezending van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden aan de Commissie. Daarom moeten in de onderhavige verordening de codes worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen. |
(12) |
Bij Verordening (EG) nr. 847/96 (4) van de Raad zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's ingevoerd, waaronder de flexibiliteitsbepalingen van de artikelen 3 en 4 voor voorzorgs- en analytische TAC's. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de Raad bij de vaststelling van de TAC's, in het bijzonder op basis van de biologische situatie van de bestanden, op welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn. Recent is deze jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoordelijke exploitatie van de levende biologische rijkdommen van de zee zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB en tot een verslechtering in de biologische toestand van de bestanden zou leiden, moet worden vastgesteld dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing zijn op analytische TAC's wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
(13) |
Op basis van nieuw wetenschappelijk advies moet er in ICES-sector 3a en in de Uniewateren van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4 een voorlopige TAC voor kever worden vastgesteld voor de periode van 1 november 2018 tot en met 31 oktober 2019. |
(14) |
In vorige jaren is de TAC's voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en in de wateren van de Unie van Cecaf-sector 34.1.1. voor een kalenderjaar vastgesteld. In juli 2018 heeft de ICES zijn advies voor dit bestand voor de periode van 1 juli 2018 tot 30 juni 2019 uitgebracht. Die termijnen voor de TAC's moeten worden afgestemd op de periode gedekt door het ICES-advies. Bij wijze van uitzondering en alleen in verband met de overgang, zal de TAC voor ansjovis worden gewijzigd en een periode van 18 maanden beslaan, die eindigt op 30 juni 2019. |
(15) |
Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2019. Deze verordening is echter van toepassing op ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en in de wateren van de Unie van Cecaf-sector 34.1.1. vanaf 1 januari 2018. Een dergelijke retroactieve toepassing doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van de legitieme verwachtingen, aangezien de vangstmogelijkheden voor die langere periode hoger liggen dan de bij Verordening (EU) 2018/120 van de Raad (5) aanvankelijk vastgestelde mogelijkheden. Voorts dient deze verordening van toepassing te zijn op kever in ICES-sector 3a en de Uniewateren van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4 van 1 november 2018 tot en met 31 oktober 2019. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee de vangstmogelijkheden voor 2019 vastgesteld en sommige bij Verordening (EU) 2018/120 vastgestelde vangstmogelijkheden in andere wateren gewijzigd.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die actief zijn in de Oostzee.
2. Deze verordening is tevens van toepassing op de recreatievisserij indien in de ter zake relevante bepalingen uitdrukkelijk naar die visserij wordt verwezen.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
Daarnaast wordt verstaan onder:
1. „deelsector”: een ICES-deelsector van de Oostzee als gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (6);
2. „totale toegestane vangst” (TAC): de hoeveelheid van elk bestand die in een jaar mag worden gevangen;
3. „quotum”: een aan de Unie, een lidstaat of een derde land toegewezen gedeelte van de TAC;
4. „recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarbij de mariene biologische hulpbronnen worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden.
HOOFDSTUK II
VANGSTMOGELIJKHEDEN
Artikel 4
TAC's en toewijzingen
De TAC's, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in de bijlage.
Artikel 5
Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden
De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening over de lidstaten verdeeld onverminderd:
a) |
het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
b) |
kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009; |
c) |
extra aanlandingen die worden toegestaan op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
d) |
hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
e) |
verlagingen op grond van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
Artikel 6
Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten
De bestanden van niet-doelsoorten die zich binnen biologisch veilige grenzen bevinden, als bedoeld in artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, die in aanmerking komen voor de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen op de betrokken quota, zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 7
Maatregelen betreffende de recreatievisserij op kabeljauw in de deelsectoren 22-24
1. In het kader van de recreatievisserij mag elke visser in de deelsectoren 22-24 per dag niet meer dan zeven kabeljauwen in bezit hebben.
2. Lid 1 geldt onverminderd strengere nationale maatregelen.
Artikel 8
Maatregelen betreffende de visserij op zeeforel in de deelsectoren 22-32
1. Het vissen op zeeforel buiten vier zeemijl van de basislijnen in de deelsectoren 22-32 is van 1 januari tot en met 31 december 2019 verboden voor vissersvaartuigen. Bij het vissen op zalm in die wateren mogen bijvangsten van zeeforel niet meer bedragen dan 3 % van de totale zalm- en zeeforelvangst op ieder moment aan boord of bij aanlanding na iedere visreis.
2. Lid 1 geldt onverminderd strengere nationale maatregelen.
Artikel 9
Flexibiliteit
1. Tenzij anders vermeld in de bijlage bij deze verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een voorzorgs-TAC geldt, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC geldt.
2. Artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing indien een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
Artikel 10
Toezending van gegevens
Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de hoeveelheden gevangen of aangelande vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.
HOOFDSTUK III
SLOTBEPALINGEN
Artikel 11
Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/120
Bijlage IA bij Verordening (EU) 2018/120 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
de tabel met de vangstmogelijkheden voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van Cecaf-sector 34.1.1 wordt vervangen door:
|
2. |
de tabel met de vangstmogelijkheden voor kever en bijvangsten in ICES-sector 3a en de wateren van de Unie van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4 wordt vervangen door:
|
Artikel 12
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2019, met uitzondering van artikel 11, onder 2), dat van 1 november 2018 tot en met 31 oktober 2019 van toepassing is, en met uitzondering van artikel 11, onder 1), dat vanaf 1 januari 2018 van toepassing is.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 oktober 2018.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BOGNER-STRAUSS
(1) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(2) Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).
(5) Verordening (EU) 2018/120 van de Raad van 23 januari 2018 tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127 (PB L 27 van 31.1.2018, blz. 1).
(6) Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98 (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).
(7) Dit quotum mag slechts worden gevangen van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2019.”
(8) Maximaal 5 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van schelvis en wijting (OT2/*2A3A4). Bijvangsten van schelvis en wijting die op grond van deze bepaling in mindering worden gebracht op het quotum, en bijvangsten van soorten die op grond van artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering worden gebracht, mogen samen niet meer dan 9 % van het quotum bedragen.
(9) Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de Uniewateren van ICES-sectoren 2a, 3a en 4.
(10) Het quotum van de Unie mag slechts worden gevangen van 1 november 2017 tot en met 31 oktober 2018.
(11) Er moet een sorteerrooster worden gebruikt.
(12) Er moet een sorteerrooster worden gebruikt. Met inbegrip van maximaal 15 % onvermijdelijke bijvangsten (NOP/*2A3A4) die op dit quotum in mindering moeten worden gebracht.
(13) Het quotum van de Unie mag slechts worden gevangen van 1 november 2018 tot en met 31 oktober 2019.”
BIJLAGE
Naar soort en gebied uitgesplitste TAC's voor vissersvaartuigen van de unie in gebieden waar TAC's gelden
De onderstaande tabellen bevatten de TAC's en quota per bestand (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) en de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden.
Tenzij anders bepaald zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-gebieden.
De visbestanden zijn vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort.
Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van wetenschappelijke en gewone namen:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Clupea harengus |
HER |
Haring |
Gadus morhua |
COD |
Kabeljauw |
Pleuronectes platessa |
PLE |
Schol |
Salmo salar |
SAL |
Atlantische zalm |
Sprattus sprattus |
SPR |
Sprot |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Deelsectoren 30-31 (HER/30/31.) |
|
Finland |
72 724 |
|
|
|
Zweden |
15 979 |
|
|
|
Unie |
88 703 |
|
|
|
TAC |
88 703 |
|
Analytische TAC
|
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Deelsectoren 22-24 (HER/3BC+24) |
|
Denemarken |
1 262 |
|
|
|
Duitsland |
4 966 |
|
|
|
Finland |
1 |
|
|
|
Polen |
1 601 |
|
|
|
Zweden |
1 601 |
|
|
|
Unie |
9 001 |
|
|
|
TAC |
9 001 |
|
Analytische TAC Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 (HER/3D-R30) |
|
Denemarken |
3 748 |
|
|
|
Duitsland |
994 |
|
|
|
Estland |
19 139 |
|
|
|
Finland |
37 360 |
|
|
|
Letland |
4 723 |
|
|
|
Litouwen |
4 973 |
|
|
|
Polen |
42 444 |
|
|
|
Zweden |
56 979 |
|
|
|
Unie |
170 360 |
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Analytische TAC Artikel 6 van deze verordening is van toepassing. |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Deelsector 28.1 (HER/03D.RG) |
|
Estland |
14 336 |
|
|
|
Letland |
16 708 |
|
|
|
Unie |
31 044 |
|
|
|
TAC |
31 044 |
|
Analytische TAC Artikel 6 van deze verordening is van toepassing. |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-32 (COD/3DX32.) |
|
Denemarken |
5 539 (1) |
|
|
|
Duitsland |
2 203 (1) |
|
|
|
Estland |
540 (1) |
|
|
|
Finland |
424 (1) |
|
|
|
Letland |
2 060 (1) |
|
|
|
Litouwen |
1 357 (1) |
|
|
|
Polen |
6 378 (1) |
|
|
|
Zweden |
5 612 (1) |
|
|
|
Unie |
24 112 (1) |
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Voorzorgs-TAC Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Deelsectoren 22-24 (COD/3BC+24) |
|
Denemarken |
4 152 |
|
|
|
Duitsland |
2 031 |
|
|
|
Estland |
92 |
|
|
|
Finland |
82 |
|
|
|
Letland |
344 |
|
|
|
Litouwen |
223 |
|
|
|
Polen |
1 111 |
|
|
|
Zweden |
1 480 |
|
|
|
Unie |
9 515 |
|
|
|
TAC |
9 515 |
|
Analytische TAC Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 (PLE/3BCD-C) |
|
Denemarken |
7 251 |
|
|
|
Duitsland |
806 |
|
|
|
Polen |
1 518 |
|
|
|
Zweden |
547 |
|
|
|
Unie |
10 122 |
|
|
|
TAC |
10 122 |
|
Analytische TAC Artikel 6 van deze verordening is van toepassing. |
Soort: |
Atlantische zalm Salmo salar |
Gebied: |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-31 (SAL/3BCD-F) |
|
Denemarken |
18 885 (2) |
|
|
|
Duitsland |
2 101 (2) |
|
|
|
Estland |
|
|
||
Finland |
23 548 (2) |
|
|
|
Letland |
12 012 (2) |
|
|
|
Litouwen |
1 412 (2) |
|
|
|
Polen |
5 729 (2) |
|
|
|
Zweden |
25 526 (2) |
|
|
|
Unie |
91 132 (2) |
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Analytische TAC Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Atlantische zalm Salmo salar |
Gebied: |
Wateren van de Unie van deelsector 32 (SAL/3D32.) |
|
Estland |
995 (4) |
|
|
|
Finland |
8 708 (4) |
|
|
|
Unie |
9 703 (4) |
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Voorzorgs-TAC
|
Soort: |
Sprot Sprattus sprattus |
Gebied: |
Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32 (SPR/3BCD-C) |
|
Denemarken |
26 710 |
|
|
|
Duitsland |
16 921 |
|
|
|
Estland |
31 016 |
|
|
|
Finland |
13 982 |
|
|
|
Letland |
37 460 |
|
|
|
Litouwen |
13 551 |
|
|
|
Polen |
79 497 |
|
|
|
Zweden |
51 635 |
|
|
|
Unie |
270 772 |
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Analytische TAC Artikel 6 van deze verordening is van toepassing. |
(1) In de deelsectoren 25 en 26 is het verboden op dit quotum te vissen van 1 juli tot en met 31 juli voor:
a) |
vissersvaartuigen met een lengte over alles van 12 meter en meer die met trawlnetten, Deense zegens, of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer vissen; en voor |
b) |
vissersvaartuigen met een lengte over alles van 12 meter en meer die vissen met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, of met grondbeugen, of beuglijnen, met uitzondering van vrije beuglijnen of met handlijnen of de peur. |
(2) Aantal stuks.
(3) Bijzondere voorwaarde: op meer dan 20 % en niet meer dan 400 soorten van dit quotum mag worden gevist in de wateren van de Unie van deelsector 32 ((SAL/*3D32)
(4) Aantal stuks.