EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R1361

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1361 van de Commissie van 6 augustus 2015 tot intrekking van het definitieve antidumpingrecht dat is ingesteld op bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

PB L 210 van 7.8.2015, p. 3–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/1361/oj

7.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 210/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1361 VAN DE COMMISSIE

van 6 augustus 2015

tot intrekking van het definitieve antidumpingrecht dat is ingesteld op bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Na een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 393/2009 van de Raad (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen, momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 3406 00 00 (Taric-code 3406000090), van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) („de definitieve antidumpingmaatregelen”).

(2)

Het gaat om maatregelen in de vorm van een vast bedrag in euro per ton brandstof (gewoonlijk, maar niet noodzakelijk, in de vorm van talg, stearine, paraffinewas of andere wassoorten, met inbegrip van de pit), dat is vastgesteld op 549,33 EUR per ton brandstof.

(3)

Er werden individuele vaste rechten vastgesteld voor de volgende producenten-exporteurs: Aroma Consumer Products (Hangzhou) Co., Ltd (321,83 EUR/ton), Dalian Bright Wax Co., Ltd (171,98 EUR/ton), Dalian Talent Gift Co., Ltd (367,09 EUR/ton). Voor de volgende ondernemingen werd een nulrecht vastgesteld: Gala-Candles (Dalian) Co., Ltd, M.X. Candles and Gifts (Taicang) Co., Ltd, Ningbo Kwung's Home Interior & Gift Co., Ltd, Ningbo Kwung's Wisdom Art & Design Co., Ltd, en de daarmee verbonden onderneming Shaoxing Koman Home Interior Co., Ltd, en Qingdao Kingking Applied Chemistry Co., Ltd.

(4)

Daar in het oorspronkelijke onderzoek gebruik werd gemaakt van een steekproef, werd voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten een gemiddeld recht van 345,86 EUR per ton brandstof vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 6, van de basisverordening. Voor alle andere ondernemingen werd het recht vastgesteld op 549,33 EUR per ton brandstof.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(5)

Na de bekendmaking van een bericht dat de definitieve antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden vervallen (3), ontving de Commissie op 14 februari 2014 een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

(6)

Het verzoek werd ingediend door 16 producenten van kaarsen in de Unie („de indieners van het verzoek”) die meer dan 25 % van de totale productie van bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen in de Unie voor hun rekening nemen.

(7)

De reden voor dit verzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

3.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(8)

Nadat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 14 mei 2014 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) („het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

4.   Onderzoek

4.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(9)

Het onderzoek naar de voortzetting van dumping had betrekking op de periode van 1 april 2013 tot en met 31 maart 2014 (het „tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn om te beoordelen of herhaling van schade waarschijnlijk is, had betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot het eind van het TNO („de beoordelingsperiode”).

4.2.   Bij het onderzoek betrokken partijen

(10)

De Commissie heeft de indieners van het verzoek, de overige bekende producenten in de Unie, de bekende producenten-exporteurs in de VRC waarvoor de antidumpingmaatregelen gelden, de niet-verbonden importeurs, de bekende betrokken gebruikers en de autoriteiten van de VRC officieel van de opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld. Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

4.3.   Steekproef

(11)

Overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening werd het, gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de VRC en niet-verbonden importeurs in de Unie, passend geacht om te onderzoeken of een steekproef moest worden gebruikt. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was — en, zo ja, deze ook samen te stellen — werd die partijen gevraagd zich binnen 15 dagen na de opening van het nieuwe onderzoek bij de Commissie kenbaar te maken en haar, zoals vermeld in het bericht van opening, basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het onderzochte product tijdens de periode van 1 april 2013 tot en met 31 maart 2014.

(12)

25 producenten-exporteurs in de VRC hebben in het kader van de steekproefprocedure geldige informatie verstrekt en hun medewerking aan het onderzoek toegezegd. Zij waren goed voor 36 % van het totale volume dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek in de Unie werd ingevoerd door aan antidumpingmaatregelen onderworpen Chinese ondernemingen. Gezien het relatief grote aantal producenten-exporteurs in de VRC die hun medewerking aan het onderzoek hadden toegezegd, werd besloten het aantal te onderzoeken partijen overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening te beperken tot een steekproef op basis van de grootste representatieve productie- en exporthoeveelheden die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kunnen worden onderzocht. De samengestelde steekproef bestond uit vier producenten-exporteurs die goed waren voor 21 % van de totale hoeveelheden die door de aan rechten onderworpen ondernemingen werden uitgevoerd. Hun gegevens werden tijdens controlebezoeken ter plaatse gecontroleerd.

(13)

Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd met de betrokken partijen en met de Chinese autoriteiten overleg gepleegd over de samenstelling van de steekproef. Eén producent-exporteur die aanvankelijk in de voorgestelde steekproef was opgenomen, besloot zijn medewerking op te zeggen. Eén producent-exporteur verzocht om op basis van de omvang van zijn uitvoer in de steekproef te worden opgenomen. De definitieve steekproef werd dan ook dienovereenkomstig vastgesteld.

(14)

De vragenlijst werd door één importeur in de Unie beantwoord. Er was bijgevolg geen steekproef nodig om de situatie van de niet-verbonden importeurs te onderzoeken.

(15)

Zoals in overweging 73 verder wordt uitgelegd, hebben 26 producenten of groepen producenten in de Unie in de inleidende fase van het onderzoek hun medewerking aan het onderzoek toegezegd. Gezien het grote aantal medewerkende producenten heeft de Commissie besloten gebruik te maken van een steekproef. De Commissie heeft de steekproef samengesteld op basis van het grootste representatieve productievolume dat redelijkerwijs binnen de beschikbare tijd kon worden onderzocht, mede rekening houdend met de geografische spreiding en een toereikende vertegenwoordiging van verschillende productsoorten. De samengestelde steekproef bestond uit zeven ondernemingen. De steekproef werd representatief geacht en vertegenwoordigde 37 % van de geschatte totale productie van kaarsen in de Unie tijdens het TNO.

(16)

Van de gebruikers heeft niemand zich binnen de in het bericht van opening vermelde termijn of later in de procedure kenbaar gemaakt of bereid verklaard aan het onderzoek mee te werken.

(17)

Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

a)

producenten in de Unie:

Bolsius International (NL),

Vollmar GmbH (DE),

GIES Kerzen GmbH (DE) (5),

Promol Industria de Velas SA (PT),

Liljeholmens Stearinfabriks AB (SE),

Korona Candles SA (PL),

Spaas Kaarsen nv (BE);

b)

importeurs in de Unie:

Asda Stores Limited, Leeds (UK);

c)

exporteurs in de VRC:

Beijing Candleman Candle Co Ltd, No 515 Yanfang Industrial Park, Fangshan District, 102413 Beijing,

Dalian Talent Gift co Ltd, Tangfang village Taiping country, 116200 Pulandian,

Shanghai Grand Industrial Co., Ltd, Rm.38-301,3/F,No.633 JiangChuan RD, Minhang District, 200240 Shanghai,

Zheijang Neeo Home decoration Co, Ltd, Chengjiang Industry Area, Huang Yan, 318020 Taizhou;

d)

producent in het referentieland:

Yankee Candle, South Deerfield, Massachusetts, USA.

5.   Mededeling van feiten en overwegingen

(18)

Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen die hebben geleid tot de bevindingen en de conclusies van dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en werden in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken. De vertegenwoordiger van de indieners van het verzoek verzocht om verduidelijkingen en aanvullende informatie over het gedrag van de aan het nulrecht onderworpen producenten-exporteurs, de gebruikte werkwijze voor het vaststellen van de Chinese prijzen bij uitvoer naar andere derde landen, de bron van de in overweging 29 vermelde algemeen beschikbare informatie en de beoordeling van het verbruik in de Unie tijdens het oorspronkelijke onderzoek. De Commissie heeft de gevraagde verduidelijkingen en informatie op 27 mei 2015 schriftelijk verstrekt of in de mededeling van feiten en overwegingen opgenomen.

(19)

Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld te verzoeken om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

(20)

Op verzoek van de vertegenwoordiger van de indieners van het verzoek heeft op 27 mei 2015 een hoorzitting met de raadadviseur-auditeur plaatsgevonden. Tijdens de hoorzitting voerde de vertegenwoordiger van de indieners van het verzoek aan dat de bevindingen van de Commissie waren gebaseerd op ontoereikend onderzoek en/of dat er geen bewijsmateriaal was met betrekking tot het toekomstige gedrag van de aan het nulrecht onderworpen producenten-exporteurs. Hij plaatste tevens vraagtekens bij de resultaten van de berekeningen van de prijsonderbieding, de bevindingen van de Commissie inzake de productiecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. Bovendien werd betoogd dat het niet-vertrouwelijke dossier niet compleet was en een aantal tekortkomingen vertoonde. Deze tekortkomingen werden snel dienovereenkomstig verholpen.

(21)

Op 2 juni 2015 heeft de Commissie opmerkingen bij de mededeling van feiten en overwegingen en bij de aanvullende verduidelijkingen ontvangen. Deze opmerkingen werden onderzocht en er werd rekening mee gehouden waar dit passend werd geacht.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(22)

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op kaarsen en dergelijke artikelen, met uitzondering van gedenkkaarsen en andere kaarsen voor buitengebruik („het onderzochte product”), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 3406 00 00 (Taric-code 3406000090) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

(23)

In het kader van dit nieuwe onderzoek wordt onder „gedenkkaarsen en andere kaarsen voor buitengebruik” verstaan kaarsen en dergelijke artikelen die een of meer van de volgende kenmerken hebben:

hun brandstof bevat meer dan 500 ppm tolueen,

hun brandstof bevat meer dan 100 ppm benzeen,

zij hebben een pit met een diameter van ten minste 5 mm,

zij zijn afzonderlijk aangebracht in een plastic houder met verticale wanden met een hoogte van ten minste 5 cm.

(24)

Het onderzochte product wordt aangeboden in een grote verscheidenheid aan grootten, vormen en gewichten; de kaarsen kunnen gewoon wit zijn of gekleurd, hetzij helemaal gekleurd of alleen aan de buitenkant; zij kunnen al of niet geparfumeerd, en al of niet versierd zijn. Het oppervlak kan glad of ruw zijn. De kaarsen kunnen worden aangeboden in glazen/potjes of in houders van keramiek/aluminium. Op verzoek van de kopers kunnen de artikelen worden geëtiketteerd en verpakt. Ondanks deze verschillen hebben al deze soorten van het onderzochte product echter dezelfde chemische en technische basiseigenschappen, worden zij voor dezelfde doeleinden gebruikt en zijn zij in de meeste gevallen uitwisselbaar. Daarom worden alle kaarsen waarop het huidige onderzoek betrekking heeft, geacht deel uit te maken van hetzelfde product.

(25)

De bovenbeschreven eigenschappen zijn van invloed op de prijs van een individuele kaars, maar deze grote verscheidenheid is in de beschikbare invoerstatistieken niet weer te geven.

2.   Soortgelijk product

(26)

Het onderzoek toonde aan dat het product dat in de VRC wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht en/of naar de Unie wordt uitgevoerd, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie in de Unie wordt geproduceerd en verkocht, dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt.

(27)

De Commissie heeft geconcludeerd dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DUMPING

(28)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd onderzocht of het waarschijnlijk was dat het vervallen van de bestaande maatregelen zou leiden tot voortzetting van de invoer met dumping uit de VRC.

1.   Voorafgaande opmerkingen

(29)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping werd gebaseerd op de door belanghebbenden verstrekte en naar behoren gecontroleerde gegevens, op gegevens uit het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in combinatie met gegevens die werden verkregen uit andere bronnen zoals handelsstatistieken over in- en uitvoer (Eurostat en Chinese exportdatabanken), en andere algemeen beschikbare informatie zoals de websites van de United States International Trade Commission en van producenten en wederverkopers van kaarsen. De Commissie heeft ook gebruikgemaakt van de vertrouwelijke informatie die door de lidstaten in overeenstemming met artikel 14, lid 6, van de basisverordening is verstrekt, om een kruiscontrole van de door de partijen verstrekte informatie uit te voeren en om de ontwikkeling van de invoer afkomstig van Chinese producenten-exporteurs waarvoor een individuele dumpingmarge gold, te analyseren.

(30)

In het oorspronkelijke onderzoek heeft de Commissie, wegens het gebrek aan medewerking van producenten in een referentieland, gebruikgemaakt van gegevens van de bedrijfstak van de Unie om de normale waarde vast te stellen. Ten behoeve van het huidige onderzoek verklaarde een producent in de Verenigde Staten van Amerika („VS”) zich bereid mee te werken en alle nodige informatie te verstrekken om in het kader van dit onderzoek de normale waarde vast te stellen, zoals uitgelegd in de overwegingen 31 tot en met 35.

2.   Invoer met dumping in het TNO

2.1.   Normale waarde

2.1.1.   Keuze van het referentieland

(31)

In het bericht van opening werd Brazilië voorgesteld als geschikt referentieland voor het vaststellen van de normale waarde voor de VRC. De Commissie verzocht alle belanghebbenden mee te delen wat zij van dit voorstel vonden, maar er werden geen opmerkingen ontvangen. De Commissie heeft vervolgens bekende producenten in Brazilië een vragenlijst toegezonden. Geen van de producenten in Brazilië verleende echter medewerking.

(32)

Voorts werd ook om medewerking verzocht van producenten in landen met een markteconomie zoals Argentinië, Canada, Chili, India, Indonesië, Israël, Maleisië, Nieuw-Zeeland, Taiwan en Thailand. Geen van de producenten in deze landen verleende echter medewerking.

(33)

De Commissie onderzocht andere beschikbare bronnen van informatie om een potentieel referentieland te vinden, namelijk Eurostat en een openbare databank die door de United States International Trade Commission beschikbaar werd gesteld. Vastgesteld werd dat de markten van de Unie en de VS de belangrijkste wereldmarkten voor kaarsen zijn en dat de productie van de VS ook naar de markt van de Unie werd uitgevoerd.

(34)

Uit informatie op de website van de National Candle Association („de NCA”) van de VS is gebleken dat er ongeveer 400 kaarsenproducenten in de VS gevestigd zijn, het totale productievolume aanzienlijk is en dit land grote hoeveelheden voor eigen verbruik invoert. Daarom werd de VS beschouwd als een geschikt referentieland voor dit onderzoek.

(35)

De Commissie verzocht om steun van de NCA en één producent in de VS reageerde en was bereid aan het onderzoek mee te werken. De door de genoemde producent verstrekte informatie werd toereikend en deugdelijk geacht om in het kader van dit onderzoek de normale waarde vast te stellen.

2.1.2.   Vaststelling van de normale waarde

(36)

De normale waarde werd vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening. Zoals vermeld in overweging 30 werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de gegevens die werden verstrekt door en ter plaatse gecontroleerd bij de medewerkende producent in de VS.

(37)

Uit het onderzoek is gebleken dat de kaarsenbranche in de VS verschilt van die in de VRC. Zo is bijvoorbeeld de medewerkende producent in de VS een grote onderneming met een complex verkoopnet die een beperkt assortiment productsoorten verkoopt, namelijk uitsluitend geurkaarsen/geparfumeerde kaarsen in potjes tegen relatief hoge prijzen (de zogenaamde „parfummarkt”). Wat het productievolume betreft, is de producent in de VS te vergelijken met de grootste Chinese producenten, maar de productmix is anders. Chinese ondernemingen produceren en verkopen hoofdzakelijk een breed assortiment aan waxinelichtjes en stompkaarsen, maar ook artistieke en ongeparfumeerde kaarsen. Uit het onderzoek is ook gebleken dat, terwijl de Chinese producenten hoofdzakelijk aan groothandelaren verkopen, de Amerikaanse producent voornamelijk via zijn netwerk van detailhandelaren verkoopt.

(38)

Op basis van het bovenstaande werd het passend geacht de normale waarde door berekening vast te stellen, zoals hieronder wordt uiteengezet.

(39)

De productsoorten die door de producent in het referentieland op de binnenlandse markt werden verkocht, werden vergeleken met de productsoorten die in de VRC werden geproduceerd en naar de Unie werden uitgevoerd. Voor de modellen die identiek of direct vergelijkbaar bleken te zijn, werd de normale waarde als volgt berekend. Een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) die op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in hetzelfde handelsstadium werden gemaakt, en een redelijke winstmarge, namelijk 6,5 % (deze marge werd in het oorspronkelijke onderzoek gebruikt bij de vaststelling van de normale waarde), werden toegevoegd aan de productiekosten van de medewerkende producent in het referentieland in het TNO.

(40)

Voor de andere, niet-vergelijkbare productsoorten werd de normale waarde vastgesteld door de productiekosten in de VS in die zin aan te passen dat de kosten van potjes/glazen en parfum ervan werden afgetrokken. Vervolgens werd een redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst toegevoegd, zoals uiteengezet in overweging 39.

2.2.   Vaststelling van de uitvoerprijs

(41)

De verkoop voor uitvoer van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs naar de Unie geschiedde rechtstreeks aan in de Unie gevestigde onafhankelijke afnemers. De verkoopprijs werd overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op basis van de volgens de invoerstatistieken van Eurostat betaalde of te betalen prijs.

(42)

Deze gemiddelde uitvoerprijs op cif-niveau werd gecorrigeerd door met name de vervoerskosten ervan af te trekken om tot de waarde af fabriek te komen.

2.3.   Vergelijking en correcties

(43)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek.

(44)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, voor zover nodig en gerechtvaardigd, correcties toegepast voor vervoerkosten, verzekeringskosten, terminal- en verladingskosten, kredietkosten en commissies.

2.4.   Dumpingmarge

(45)

Op basis van het bovenstaande werd vastgesteld dat één in de steekproef opgenomen producent-exporteur zijn producten niet met dumping naar de markt van de Unie uitvoerde. De gemiddelde dumpingmarge voor de drie overige in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, uitgedrukt als een percentage van de prijs franco grens Unie, vóór inklaring, bleek ongeveer 60 % te bedragen.

3.   Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

3.1.   Opmerking vooraf

(46)

Tijdens de door de raadadviseur-auditeur voorgezeten hoorzitting voerde één partij aan dat de niet aan maatregelen onderworpen producenten-exporteurs waarvoor tijdens het oorspronkelijke onderzoek dumping werd geconstateerd, namelijk Ningbo Kwung's Home Interior & Gift Co., Ltd, en Qingdao King King Applied Chemistry Co., Ltd, hadden moeten worden opgenomen in het huidige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen.

(47)

De Commissie heeft het bericht van opening toegezonden aan alle belanghebbenden bij het oorspronkelijke onderzoek, met inbegrip van de producenten-exporteurs waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek dumping werd geconstateerd, maar die aan het nulrecht zijn onderworpen omdat zij de bedrijfstak van de Unie geen schade toebrachten. Geen van deze producenten-exporteurs heeft een steekproefformulier ingediend. Zij werden dan ook niet in de steekproef opgenomen.

(48)

Bovendien werden de belanghebbenden door de Commissie in kennis gesteld van het voorstel om een steekproef van Chinese producenten-exporteurs samen stellen, zodat zij de gelegenheid hadden hun opmerkingen in te dienen. Geen van hen heeft zich echter gemeld en de representativiteit van de steekproef van Chinese producenten-exporteurs werd niet betwist. De Commissie gaat er bijgevolg van uit dat met de voorgestelde steekproef werd ingestemd en dat de steekproef representatief is voor de kaarsenindustrie in de VRC.

3.2.   Productiecapaciteit in de VRC

(49)

Nauwkeurige informatie over de productiecapaciteit voor het gehele land en het binnenlandse verbruik van kaarsen in de VRC is niet algemeen beschikbaar. Geen van de onderzochte Chinese producenten-exporteurs was in staat dergelijke informatie te verstrekken. Volgens de CEO van een van de in de steekproef opgenomen ondernemingen, de vicevoorzitter van de China Chemical Industry Candles Branch Association, verzamelt deze organisatie in feite geen informatie bij haar leden over de productie en de consumptie in de VRC.

(50)

In hun verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen voerden de indieners aan dat er in de VRC onbenutte productiecapaciteit is, zonder daar echter enig bewijs voor te leveren. Zij merkten op dat kaarsen nog steeds een nichemarkt zijn in de VRC en dat de Chinese kaarsenindustrie hoofdzakelijk exportgericht is. De indieners van het verzoek betoogden dat de meeste niet-actieve productiefaciliteiten ongebruikt bleven bestaan en dat zij gemakkelijk weer konden worden opgestart aangezien daarvoor in hoofdzaak alleen ongeschoolde arbeidskrachten en paraffine nodig zijn. Ten slotte staafden zij deze argumenten door te verwijzen naar de conclusies van het Amerikaanse onderzoek uit 2010 (6) naar het al of niet verlengen („sunset review”) van de maatregelen van de VS betreffende de invoer van kaarsen uit de VRC.

(51)

Wat betreft de relevantie van de beweerde Chinese onbenutte productiecapaciteit, is uit de controles ter plaatse bij de in de steekproef opgenomen ondernemingen gebleken dat deze met een hoge bezettingsgraad draaien terwijl er geen of slechts een te verwaarlozen ongebruikte productiecapaciteit beschikbaar is, niettegenstaande er rechten van toepassing zijn. Dit zou erop wijzen dat de Chinese producenten-exporteurs zich veeleer hebben aangepast aan de daling van de wereldwijde vraag, die aan de financiële crisis is toe te schrijven. In elk geval wijst het gedrag van de niet aan maatregelen onderworpen Chinese producenten-exporteurs waarvan de uitvoer naar de EU tijdens de beoordelingsperiode is afgenomen, erop dat er momenteel geen prikkel is om de beweerdelijk ongebruikte productiefaciliteiten weer op te starten.

(52)

Met betrekking tot het Amerikaanse onderzoek inzake Chinese kaarsen zij erop gewezen dat de bovenvermelde conclusie in 2010 tot stand is gekomen en derhalve niet noodzakelijk van toepassing is op de huidige situatie.

(53)

Bijgevolg is het, hoewel niet kan worden uitgesloten dat de laagtechnologische productie binnen korte tijd weer kan worden opgestart, moeilijk met zekerheid uit te maken hoe groot de beschikbare reservecapaciteit in de VRC is.

(54)

In haar opmerkingen naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen benadrukte één partij dat de Commissie geen nauwkeurige gegevens over de beschikbare productiecapaciteit in de VRC had verkregen, en herhaalde zij de in overweging 50 vermelde beweringen, namelijk dat er in de VRC veel kaarsenfabrikanten zijn en dat er nog steeds productiefaciliteiten op laagtechnologische basis bestaan die snel weer kunnen worden opgestart. De partij voerde aan dat deze veronderstelling strookt met de bevindingen van de United States International Trade Commission (USITC) (7) in haar onderzoek betreffende kaarsen van oorsprong uit de VRC.

(55)

De Commissie ontkent niet dat er in de VRC reservecapaciteit beschikbaar kan zijn en dat de Chinese producenten hun productie kunnen verhogen. Op het eerste gezicht lijkt dit mogelijk gezien de structuur van de industrie en het feit dat voor de productie van kaarsen een beroep kan worden gedaan op laaggeschoolde arbeidskrachten. De Commissie wijst er echter op dat het de bedrijfstak van de Unie is die er, ondanks de concurrentie van niet aan maatregelen onderworpen Chinese producenten, in de beoordelingsperiode in is geslaagd zijn positie op de markt van de Unie te versterken en zijn aanzienlijke marktaandeel te consolideren. Voorts herinnert de Commissie eraan dat de aan maatregelen onderworpen gecontroleerde producenten-exporteurs met een hoge bezettingsgraad draaiden ondanks het bestaan van maatregelen. In dit verband moet worden beklemtoond dat de gecontroleerde Chinese producenten een representatieve steekproef van de gehele Chinese kaarsenindustrie vormen. Ten slotte trokken vier van de vijf niet aan maatregelen onderworpen Chinese producenten-exporteurs geen profijt van hun concurrentievoordeel ten opzichte van andere Chinese producenten en verhoogden zij hun uitvoer naar de EU niet hoewel zij beweerdelijk gemakkelijk gebruik konden maken van laagtechnologische productiefaciliteiten waarvoor alleen ongeschoolde arbeidskrachten nodig zijn.

(56)

Tevens moet worden opgemerkt dat de vaststelling van de USITC in 2010 dat Chinese producenten in staat zijn om de bestaande capaciteit snel te vergroten, hoofdzakelijk gebaseerd is op veronderstellingen van de National Candle Association die in strijd zijn met de bevindingen van dit onderzoek, zoals uitgelegd in de overwegingen 49 tot en met 53. Daarom moet dit argument worden afgewezen.

(57)

De partij verstrekte bewijsmateriaal waaruit het bestaan van reservecapaciteit zou blijken. De partij argumenteerde ook dat productiefaciliteiten in Thailand en Vietnam waarschijnlijk naar de VRC zullen terugkeren indien de antidumpingrechten komen te vervallen.

(58)

Met het door de partij verstrekte bewijsmateriaal werd noch het bestaan van reservecapaciteit in de VRC noch de omvang ervan aangetoond. Bovendien werd de bewering dat productiefaciliteiten zouden terugkeren, helemaal niet gestaafd.

3.3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(59)

De VRC is altijd een grote exporteur van kaarsen op de wereldmarkt geweest. In omvang is de markt van de Unie, die goed is voor 30 % van de totale Chinese uitvoer in het TNO, veruit de eerste exportmarkt voor Chinese kaarsen. Zelfs na de instelling van rechten blijft de Unie de belangrijkste exportmarkt voor de VRC.

(60)

Rekening houdend met het belang van het prijsniveau bij aankoopbeslissingen op de kaarsenmarkt, met name voor standaardproducten zoals waxinelichtjes en stompkaarsen, moet erop worden gewezen dat de Chinese gemiddelde prijzen bij uitvoer naar de voor de VRC belangrijkste derde landen (bv. Australië, Canada, Maleisië, de Verenigde Staten, Japan en Nieuw-Zeeland) in het TNO hoger waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie (8). Bijgevolg is er voor Chinese producenten-exporteurs geen economische prikkel om hun uitvoer te verleggen naar de Unie als de maatregelen worden ingetrokken.

(61)

Voorts lijkt het, afgaande op het gedrag van de niet aan maatregelen onderworpen Chinese ondernemingen, waarvan de eenheidsprijs hoger ligt dan die van de bedrijfstak van de Unie, die rechtstreeks met de bedrijfstak van de Unie concurreren en waarvan het marktaandeel in de beoordelingsperiode is gedaald, onwaarschijnlijk dat aan rechten onderworpen Chinese producenten de prijzen van de bedrijfstak van de Unie zouden onderbieden alleen om marktaandeel te winnen.

(62)

In haar opmerkingen naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen voerde één partij aan dat de Chinese prijzen bij uitvoer naar derde landen, en met name naar de Maleisische markt, niet relevant kunnen worden geacht omdat een aanzienlijk deel van deze handel bestemd zou zijn voor de markt van de Unie. Bovendien betoogde deze partij dat de maatregelen zijn ontweken.

(63)

De veronderstelling betreffende de Maleisische markt is niet op gecontroleerd bewijsmateriaal gebaseerd en kan dus niet in aanmerking worden genomen. Bovendien blijkt uit de beschikbare invoerstatistieken dat de omvang van de invoer uit Maleisië is afgenomen en momenteel verwaarloosbaar is. Niettemin zij opgemerkt dat, zoals vermeld in overweging 60, de gemiddelde Chinese prijs bij uitvoer naar derde landen, met inbegrip van Maleisië, hoger is dan de prijs van de bedrijfstak van de Unie. Bijgevolg kunnen deze hoge prijzen, ook al zou de bewering van deze partij waar zijn, geen schade veroorzaken voor de bedrijfstak van de Unie. Het verstrekte bewijsmateriaal met betrekking tot andere vormen van ontwijking is niet overtuigend en in strijd met de beschikbare invoerstatistieken.

(64)

In haar opmerkingen naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen voerde één partij aan dat de vergelijking van de Chinese prijzen bij uitvoer naar de voor de VRC belangrijkste derde landen en de gemiddelde prijs van de niet aan maatregelen onderworpen producenten-exporteurs met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie irrelevant is omdat daarbij geen rekening wordt gehouden met eventuele verschillen in de productmix.

(65)

Er zij op gewezen dat de partij haar argument niet staafde en geen informatie verstrekte over eventuele aandachtspunten in verband met de „productmix” en andere kenmerken die voor de prijsanalyse relevant kunnen zijn. De beschikbare statistieken geven de uitvoer/invoer van kaarsen onder één GN-code weer en de gewogen gemiddelde prijs per kilo kan worden verkregen uit de uitvoer-/invoerdatabanken. De Commissie is van oordeel dat, wat het niveau van uitvoer-/invoerprijzen betreft, de gemiddelde prijs per kilo de beste informatie is die ten aanzien van producenten-exporteurs in de VRC kan worden verkregen.

(66)

De partij betoogde verder dat vier van de vijf niet aan maatregelen onderworpen producenten-exporteurs niet met de bedrijfstak van de Unie concurreren, aangezien zij zich toelegden op hoogwaardige producten of de productie van hun moedermaatschappij in de Unie aanvulden. Dezelfde belanghebbende was ook van mening dat het gedrag van de niet aan maatregelen onderworpen producenten-exporteurs van weinig belang is voor het nieuwe onderzoek, daar het geen duidelijkheid verschaft over het gedrag van de aan rechten onderworpen exporteurs die zich aan schade veroorzakende dumping schuldig hadden gemaakt voordat de oorspronkelijke maatregelen werden ingesteld ten aanzien van de gestandaardiseerde producten, die beweerdelijk het marktsegment vormen dat het zwaarst zal getroffen worden als de maatregelen komen te vervallen. Ten slotte voerde dezelfde belanghebbende aan dat de vóór 2011 door deze ondernemingen ingevoerde hoeveelheden niet in aanmerking werden genomen.

(67)

Deze argumenten waren echter in tegenspraak met de bevindingen van het onderzoek. Eigenlijk is de Commissie van oordeel dat, zoals vermeld in overweging 61, de analyse van het gedrag van de niet aan maatregelen onderworpen producenten-exporteurs met name relevant is voor de analyse betreffende de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. Zoals door de partij zelf wordt erkend, houden sommige producenten zich bezig met de productie van standaardproducten en andere met de productie van hoogwaardige producten. Wat de hoeveelheden betreft, zij eraan herinnerd dat vier van de vijf niet aan maatregelen onderworpen ondernemingen in het oorspronkelijke onderzoek in de steekproef werden opgenomen op basis van het grootste exportvolume (9). Hieruit blijkt dat deze producenten grote hoeveelheden producten naar de markt van de Unie uitvoerden. Aangezien voor hen geen maatregelen werden ingesteld, bestond er voor hen, in tegenstelling tot de aan maatregelen onderworpen producenten, geen prikkel om de productmix van hun uitvoer te wijzigen. Daarom kan worden aangenomen dat het gedrag van deze exporteurs een duidelijk beeld geeft van het vermoedelijke toekomstige gedrag van momenteel aan maatregelen onderworpen Chinese exporteurs, ook ten aanzien van het marktsegment dat wordt gekenmerkt door gestandaardiseerde productie, namelijk stompkaarsen en waxinelichtjes. Sinds de instelling van definitieve maatregelen genoten deze producenten-exporteurs een aanzienlijk commercieel voordeel in vergelijking met exporteurs van producten waarvoor maatregelen golden. Er werd echter geconstateerd dat de omvang van de invoer afkomstig van twee van de vijf producenten aanzienlijk daalde; voor twee andere bleef het volume stabiel en voor slechts één van de vijf producenten verdubbelde de ingevoerde hoeveelheid sinds het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek, d.w.z. sinds 2007. Er kan dus worden geconcludeerd dat het gedrag van de vijf aan het nulrecht onderworpen producenten-exporteurs geen overtuigend beeld geeft van de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, aangezien vier van hen niet van hun gunstige positie hebben geprofiteerd om grotere hoeveelheden naar de markt van de Unie uit te voeren.

(68)

Voorts heeft de partij geen bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat producten die in het marktsegment van de massaproducten in grote hoeveelheden worden verkocht, anders moeten worden beoordeeld dan andere delen van de markt. Zoals vermeld in overweging 26 en uitvoerig uiteengezet in de overwegingen 24 tot en met 30 van Verordening (EG) nr. 1130/2008 van de Commissie (10) tot instelling van voorlopige antidumpingmaatregelen, alsook in de overwegingen 22 tot en met 27 van Verordening (EG) nr. 393/2009, is uit het onderzoek gebleken dat het product dat op de Chinese binnenlandse markt wordt geproduceerd en verkocht en/of naar de Unie wordt uitgevoerd, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie in de Unie wordt geproduceerd en verkocht, dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Bovendien bestrijkt het huidige onderzoek de gehele werkingssfeer van de bestaande maatregel en kan het niet op slechts één subsegment van deze markt gericht zijn en andere subsegmenten buiten beschouwing laten.

(69)

Deze argumenten moeten bijgevolg worden afgewezen.

3.4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping

(70)

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat, als de maatregelen komen te vervallen, de momenteel aan antidumpingmaatregelen onderworpen Chinese uitvoer naar de EU verder tegen dumpingprijzen zou plaatsvinden. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat deze uitvoer zich opnieuw in aanzienlijke hoeveelheden zou voordoen.

D.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

1.   Voorafgaande opmerkingen

(71)

Voor de schadeanalyse heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro- en micro-economische schade-indicatoren. De macro-economische indicatoren voor de beoordelingsperiode werden vastgesteld, geanalyseerd en onderzocht op basis van de door de bedrijfstak van de Unie verstrekte gegevens. De micro-economische indicatoren werden vastgesteld op basis van de gegevens die voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werden verzameld en gecontroleerd.

(72)

In de volgende punten zijn de macro-economische indicatoren: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, voorraden, verkoopvolume, marktaandeel en groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de werkelijke dumpingmarge, en herstel van eerdere dumping. De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde prijzen per eenheid, productiekosten, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen, vermogen om kapitaal aan te trekken, en loonkosten.

2.   Bedrijfstak van de Unie

(73)

Op basis van de gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek werd vastgesteld dat het soortgelijke product wordt vervaardigd door een groot aantal producenten in de Unie, waaronder veel kleine en middelgrote producenten. 26 producenten in de Unie verstrekten algemene gegevens over hun productie- en verkoopvolume. Aangezien veel producenten in de Unie, meestal kleine ondernemingen, niet meewerkten aan het onderzoek, was het niet mogelijk om de totale omvang van de productie in de Unie en het aantal producenten precies vast te stellen op basis van de gegevens van individuele bedrijven.

(74)

Bijgevolg is de omvang van de productie in de Unie geschat aan de hand van gegevens die in het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen zijn verstrekt. Op basis daarvan werd de totale productie in de Unie in het TNO geschat op ongeveer 400 000 ton en het totale aantal producenten in de Unie in dat tijdvak op ongeveer 170. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening en worden hierna „de bedrijfstak van de Unie” genoemd.

(75)

Zeven producenten in de Unie werden in de steekproef opgenomen en hebben de gevraagde informatie verstrekt, zoals vermeld in overweging 17. De ondernemingen in de steekproef vertegenwoordigen naar schatting ongeveer 37 % van de totale productie in de Unie in het TNO.

3.   Verbruik in de Unie

(76)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op basis van de gecontroleerde verkoopcijfers van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie, gegevens die door de indieners van het verzoek zijn verstrekt in het verzoek om een nieuw onderzoek, en uit Comext geëxtraheerde gegevens betreffende de invoer uit derde landen en uit de VRC.

(77)

Tijdens de beoordelingsperiode is het verbruik in de Unie in wezen stabiel gebleven. Het is echter vermeldenswaard dat het verbruik in het TNO aanzienlijk lager is dan de niveaus die werden genoteerd in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek, toen het verbruik ongeveer 577 000 ton bedroeg.

(78)

In haar opmerkingen naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen voerde één partij aan dat het verbruik in de Unie tijdens het oorspronkelijke onderzoek werd overschat. Deze partij nam echter aan het oorspronkelijke onderzoek deel en heeft toen geen dergelijk argument naar voren gebracht. Dit argument moet dan ook worden afgewezen.

Tabel 1

Verbruik

 

2011

2012

2013

TNO

Verbruik (ton)

439 478

403 608

429 046

443 906

Index (2011 = 100)

100

92

98

101

Bron: Antwoorden op de vragenlijst, verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, en Comext.

4.   Volume, prijzen en marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC in de Unie

4.1.   Volume en marktaandeel

(79)

Het volume en het marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC werden geanalyseerd op basis van de beschikbare invoerstatistieken en gegevens uit de databank van artikel 14, lid 6, op het niveau van de Taric-code (geïntegreerd tarief van de Europese Unie). Er zij aan herinnerd dat voor vijf Chinese producenten-exporteurs een nulrecht gold. Hun situatie wordt hieronder afzonderlijk behandeld als aan nulrecht onderworpen invoer.

(80)

In de beoordelingsperiode heeft de invoer met dumping in de Unie zich in volume en marktaandeel ontwikkeld zoals weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 2

Volume en marktaandeel van de invoer met dumping

 

2011

2012

2013

TNO

VRC

Volume van de invoer (ton)

30 814

22 923

20 766

20 365

Index (2011 = 100)

100

74

67

66

Aandeel in de markt van de Unie (%)

7,0

5,7

4,8

4,6

Index (2011 = 100)

100

81

69

65

Aandeel in de Chinese invoer (%)

44

38

37

35

Index (2011 = 100)

100

86

83

80

Aandeel in de totale invoer (%)

30

24

22

21

Index (2011 = 100)

100

81

73

71

Bron: Databank van artikel 14, lid 6, en Comext-gegevens.

(81)

In de beoordelingsperiode is het volume van de invoer met dumping uit de VRC met 34 % gedaald. Die invoer vertegenwoordigde 35 % van de Chinese invoer en 21 % van de totale invoer in de Unie in het TNO. Het aandeel van de invoer met dumping in de markt van de Unie bleef echter laag, circa 4,6 %.

4.2.   Prijs

(82)

De gemiddelde prijs van de invoer met dumping uit de VRC is met 24 % gestegen, zoals blijkt uit onderstaande tabel.

Tabel 3

Prijzen van de invoer met dumping

 

2011

2012

2013

TNO

VRC

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 708

3 301

3 272

3 352

Index (2009 = 100)

100

122

121

124

Bron: Databank van artikel 14, lid 6.

(83)

De prijsstijging is te verklaren door het feit dat zich een verandering heeft voorgedaan in de productmix van de naar de markt van de Unie uitgevoerde Chinese producten. De aan maatregelen onderworpen Chinese exporteurs exporteerden hoogwaardiger producten of producten met meer uitgewerkte decoratieve elementen en een lager brandstofgehalte, d.w.z. speciale kaarsen. Daardoor konden de Chinese producenten de gevolgen van de geldende maatregelen beperken en een plaats innemen in een marktsegment waar de bedrijfstak van de Unie minder aanwezig is.

(84)

De exporteurs waarvoor de hoogste rechten golden, waren eigenlijk niet aanwezig op de markt van de Unie in het TNO.

4.3.   Prijsonderbieding

(85)

Voor de beoordeling van de prijsonderbieding werden de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie voor niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, af fabriek, per productsoort, vergeleken met de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijzen van de invoer met dumping naar de eerste onafhankelijke afnemer, op cif-niveau, gecorrigeerd voor de kosten na invoer. Uit de vergelijking is gebleken dat de invoer van het onderzochte product in het TNO de prijzen van de bedrijfstak van de Unie niet onderbood. Er moet echter worden opgemerkt dat de invoer door exporteurs waarop antidumpingrechten van toepassing zijn, hoofdzakelijk bestaat uit speciale kaarsen, maar ook standaardkaarsen met extra handwerk en versieringen omvat, en die kaarsen zijn over het algemeen duurder dan de voornaamste productsoorten die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie worden vervaardigd, namelijk stompkaarsen en waxinelichtjes.

(86)

In haar opmerkingen naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen voerde één partij aan dat de Commissie een onderscheid moest maken tussen de verschillende soorten producten die op de markt van de Unie werden geproduceerd en verkocht. Na de instelling van de definitieve maatregelen hebben de aan rechten onderworpen Chinese producenten hun marktgedrag gewijzigd en begonnen zij zich te richten op hoogwaardigere en duurdere productsoorten, zoals versierde en artistieke kaarsen, geparfumeerde kaarsen en kaarsen in glazen, terwijl de belangrijkste producten die door de bedrijfstak van de Unie worden geproduceerd en verkocht, nog steeds waxinelichtjes en stompkaarsen zijn.

(87)

Bovendien argumenteerde de partij dat voor een specifieke productsoort, namelijk witte, ongeparfumeerde waxinelichtjes, die als vergelijkbaar met de producten van de bedrijfstak van de Unie worden beschouwd, de Commissie tot de bevinding kwam dat de Chinese producenten-exporteurs de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 6 % onderboden. De prijsonderbieding werd echter, zoals vermeld in overweging 85, vastgesteld door vergelijking van de prijzen voor alle door de Chinese producenten-exporteurs aangegeven productsoorten, d.w.z. 26 productsoorten, met de door de bedrijfstak van de Unie aangegeven productsoorten. Het huidige onderzoek kan immers niet tot één bepaalde productsoort worden beperkt; het moet betrekking hebben op het onderzochte product in zijn geheel. Daarom zijn alleen de resultaten van de analyse van de prijsonderbieding voor het betrokken product in zijn geheel relevant voor dit onderzoek.

(88)

In het oorspronkelijke onderzoek werd er al op gewezen dat op de markt van de Unie een grote verscheidenheid aan productsoorten wordt aangeboden (11) en dat, hoewel de producenten in de Unie alle soorten kaarsen zouden kunnen produceren, zij zich meer toelegden op de productie van standaardsoorten kaarsen zoals waxinelichtjes en stompkaarsen. Niettemin hebben de instellingen in het oorspronkelijke onderzoek geconcludeerd (12) dat de in de VRC geproduceerde en naar de Unie uitgevoerde kaarsen en de in de VRC geproduceerde en verkochte kaarsen en de door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie geproduceerde en verkochte kaarsten dienden te worden beschouwd als soortgelijke producten in de zin van de basisverordening.

(89)

Evenals in het oorspronkelijke onderzoek bevestigt de Commissie dat bij de analyse inzake prijsonderbieding rekening wordt gehouden met het feit dat diverse soorten kaarsen op de markt worden aangeboden. De prijsvergelijking wordt dus gemaakt op basis van dezelfde of vergelijkbare productsoorten, zoals in het oorspronkelijke onderzoek het geval was (13). Daartoe worden voor de verschillende op de markt aangeboden soorten kaarsen productcontrolenummers (PCN) gecreëerd en vindt de prijsvergelijking plaats op basis van hetzelfde PCN.

(90)

Uit het onderzoek is gebleken dat er geen sprake was van prijsonderbieding voor de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs als het onderzochte product in zijn geheel wordt beschouwd.

(91)

Er zij met nadruk op gewezen dat bij de berekening en beoordeling van prijsonderbieding het gehele assortiment van het soortgelijke product moet worden bekeken; daarom moet het argument dat de voor één PCN vastgestelde prijsonderbieding als doorslaggevend moet worden beschouwd voor de algehele resultaten van de berekening van de prijsonderbieding, worden afgewezen.

5.   Volume, prijzen en marktaandeel van de aan het nulrecht onderworpen invoer uit de VRC

(92)

In de beoordelingsperiode heeft het volume van de aan het nulrecht onderworpen invoer in de Unie zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Volume en marktaandeel van de aan het nulrecht onderworpen invoer

 

2011

2012

2013

TNO

VRC

Volume van de invoer (ton)

38 744

37 584

35 877

37 197

Index (2011 = 100)

100

97

93

96

Marktaandeel (%)

8,8

9,3

8,4

8,4

Index (2011 = 100)

100

106

95

95

Aandeel in de Chinese invoer (%)

56

62

63

65

Index (2011 = 100)

100

112

114

116

Aandeel in de totale invoer (%)

37

39

38

39

Index (2011 = 100)

100

106

101

103

Bron: Databank van artikel 14, lid 6, en Comext-gegevens.

(93)

In de beoordelingsperiode is het volume van de aan het nulrecht onderworpen invoer uit de VRC met 4 % gedaald. Die invoer vertegenwoordigt het grootste deel van de Chinese invoer en is goed voor twee derde van de invoer in het TNO. Uit de door de Commissie tijdens het onderzoek verzamelde informatie is gebleken dat de verkoop van deze producenten-exporteurs het soortgelijke product in zijn geheel omvatte en bijgevolg ook plaatsvond in concurrentie met de belangrijkste productsoorten van de bedrijfstak van de Unie (namelijk waxinelichtjes en stompkaarsen). Deze conclusie wordt bevestigd door de in overweging 67 vermelde bevindingen.

(94)

Tijdens de beoordelingsperiode zijn de prijzen van de aan het nulrecht onderworpen invoer van het onderzochte product uit de VRC met 13 % gestegen en waren zij hoger dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie.

Tabel 5

Prijzen van de aan het nulrecht onderworpen invoer

 

2011

2012

2013

TNO

VRC

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 171

2 536

2 462

2 452

Index (2009 = 100)

100

116,8

113,4

113,0

Bron: Databank van artikel 14, lid 6.

6.   Invoer uit andere derde landen

(95)

De onderstaande tabel geeft de ontwikkeling weer van de invoer uit andere landen tijdens de beoordelingsperiode.

Tabel 6

Invoer uit andere derde landen

 

2011

2012

2013

TNO

Volume van de invoer (ton)

34 084

34 647

38 388

38 924

Index (2011 = 100)

100

102

113

114

Prijs (EUR/ton)

3 131

3 445

3 470

3 412

Index (2011 = 100)

100

110,0

110,8

109,0

Marktaandeel (%)

7,8

8,6

8,9

8,8

Index (2011 = 100)

100

111

115

113

Bron: Comext.

(96)

De invoer uit andere landen is tussen 2011 en het eind van het TNO met 13 % gestegen, waardoor het aandeel ervan in het totale verbruik met 1 procentpunt is toegenomen, namelijk van 7,8 % tot 8,8 %. De prijzen zijn in dezelfde periode met 9 % gestegen.

7.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(97)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie alle economische factoren onderzocht die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn.

(98)

Zoals vermeld in de overwegingen 71 en 72 wordt met het oog op de schadeanalyse de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie beoordeeld op basis van indicatoren zoals productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel en groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de werkelijke dumpingmarge en herstel van eerdere dumping, gemiddelde eenheidsprijzen, productiekosten, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken, voorraden en loonkosten.

7.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(99)

Uit de onderstaande tabel blijkt dat de productie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode gelijke tred hield met het verbruik.

Tabel 7

Totale productie van de bedrijfstak van de Unie

 

2011

2012

2013

TNO

Productie (ton)

397 824

345 484

385 992

413 079

Index (2011 = 100)

100

87

97

104

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en verzoek om een nieuw onderzoek.

(100)

De productiecapaciteit is in de beoordelingsperiode gestaag toegenomen, terwijl de bezettingsgraad in dezelfde periode globaal bekeken stabiel is gebleven.

Tabel 8

Productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2011

2012

2013

TNO

Productiecapaciteit (ton)

677 422

696 014

721 898

726 768

Index (2011 = 100)

100

103

107

107

Bezettingsgraad (%)

59

50

53

57

Index (2011 = 100)

100

85

91

97

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en verzoek om een nieuw onderzoek.

7.2.   Verkoopvolume, marktaandeel en groei

(101)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie is tussen 2011 en het eind van het TNO met 3 % gestegen, wat resulteerde in een toename van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie.

Tabel 9

Verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers

 

2011

2012

2013

TNO

Volume (ton)

335 788

308 404

333 961

347 421

Index (2011 = 100)

100

92

99

103

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en verzoek om een nieuw onderzoek.

(102)

De stijging van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie komt tot uiting in een toename van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, wat erop wijst dat de bedrijfstak zijn aanwezigheid op de markt enigszins heeft vergroot.

Tabel 10

Marktaandeel en groei van de bedrijfstak van de Unie

 

2011

2012

2013

TNO

Marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie (%)

76

76

78

78

Index (2011 = 100)

100

100

102

102

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en verzoek om een nieuw onderzoek.

7.3.   Werkgelegenheid

(103)

Uit het onderzoek is gebleken dat de werkgelegenheid door de toename van de productie een gunstige ontwikkeling kende. Dit heeft ertoe geleid dat extra arbeidskrachten in dienst werden genomen. Aangezien de relatieve toename van de werkgelegenheid hoger was dan die van de productie, heeft zich een tijdelijke daling van de productiviteit, berekend als de productie in ton per werknemer per jaar, voorgedaan.

Tabel 11

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2011

2012

2013

TNO

Aantal werknemers

5 727

5 697

6 008

6 275

Index (2011 = 100)

100

99

105

110

Productiviteit (eenheid/werknemer)

69

61

64

66

Index (2011 = 100)

100

87

92

95

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en verzoek om een nieuw onderzoek.

7.4.   Hoogte van de werkelijke dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(104)

Zoals aangegeven in overweging 45 bleef de voor de VRC vastgestelde gemiddelde dumpingmarge hoog in het TNO. Uit onderzoek van de schade-indicatoren is echter gebleken dat de bedrijfstak zich van eerdere dumping heeft hersteld.

7.5.   Gemiddelde verkoopprijzen per eenheid op de markt van de Unie en productiekosten per eenheid

(105)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie bij verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie zijn tussen 2011 en het eind van het TNO met 7 % gestegen. De gemiddelde productiekosten zijn ook gestegen, maar slechts met 4 %, voornamelijk als gevolg van de stijging van de grondstoffen- en de loonkosten.

Tabel 12

Verkoopprijzen en kosten

 

2011

2012

2013

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie voor niet-verbonden afnemers (EUR/ton)

2 194

2 384

2 390

2 341

Index (2011 = 100)

100

109

109

107

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

2 118

2 340

2 254

2 198

Index (2011 = 100)

100

110

106

104

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

7.6.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(106)

Tijdens de beoordelingsperiode ontwikkelden de kasstroom, de investeringen, het rendement van investeringen en het vermogen om kapitaal aan te trekken zich als volgt:

Tabel 13

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen

 

2011

2012

2013

TNO

Winstgevendheid (%)

3,4

1,8

5,7

6,1

Index (2011 = 100)

100

53

165

177

Kasstroom

7 563 810

22 279 510

20 303 703

20 432 048

Index (2011 = 100)

100

295

268

270

Investeringen

19 981 640

15 994 425

13 007 612

19 924 243

Index (2011 = 100)

100

80

65

100

Rendement van investeringen

1,8

– 0,5

4,8

5,4

Index (2011 = 100)

100

– 26,9

271,2

304,2

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(107)

De winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werd vastgesteld door de winst vóór belastingen op de verkoop, af fabriek, van het onderzochte product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de met die verkoop gerealiseerde omzet. De verkoop van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie was tijdens de beoordelingsperiode winstgevend. Voor de winstgevendheid werd niet de beoogde 6,5 % gehaald die de bedrijfstak onder normale concurrentievoorwaarden, zonder invoer met dumping, had kunnen verwachten. Deze streefwinst werd ook in het oorspronkelijke onderzoek vastgesteld.

(108)

De bedrijfstak van de Unie wist financieel gezond te blijven, zoals blijkt uit de ontwikkeling van de kasstroom in de beoordelingsperiode, zodat hij in staat was nieuwe investeringen gedeeltelijk zelf te financieren. Het niveau van de investeringen is meer dan verdubbeld in vergelijking met de niveaus van de bedrijfstak van de Unie tijdens het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (d.w.z. het jaar 2007). Dit wijst erop dat de bedrijfstak het vermogen heeft om het benodigde kapitaal aan te trekken.

(109)

Het rendement van investeringen heeft zich ook hersteld en weerspiegelt in grote mate de ontwikkeling van de winstgevendheid tijdens de beoordelingsperiode.

7.7.   Voorraden

(110)

De voorraden bleven globaal genomen stabiel in de beoordelingsperiode en maakten 16 à 17 % uit van de productie van de in de steekproef opgenomen ondernemingen. Deze relatief grote voorraad, die weliswaar lager is dan in het oorspronkelijke onderzoek, is te verklaren door de seizoensgebondenheid van het onderzochte product en houdt ook verband met de strategie van de detailhandelaren om op afroep in hun behoeften te voorzien.

Tabel 14

Eindvoorraad

 

2011

2012

2013

TNO

Eindvoorraad (ton)

25 392

22 404

23 333

24 493

Index (2011 = 100)

100

88

92

96

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

7.8.   Loonkosten

(111)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn in de beoordelingsperiode met 6 % gestegen.

Tabel 15

Loonkosten

 

2011

2012

2013

TNO

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

20 769

20 939

21 351

21 966

Index (2011 = 100)

100

101

103

106

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

8.   Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(112)

Op basis van de bevindingen van het huidige onderzoek kan worden geconcludeerd dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode tekenen van herstel vertoonde. Voor een aantal indicatoren zoals productievolume, productiecapaciteit, verkoopvolume, verkoopprijzen, marktaandeel en werkgelegenheid was een positieve ontwikkeling te noteren. Bovendien konden prestatie-indicatoren zoals de winstgevendheid en de kasstroom zich ook herstellen. Dit leidt tot de conclusie dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode en met name tijdens het TNO geen aanmerkelijke schade heeft geleden.

E.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

1.   Opmerking vooraf

(113)

Zoals in overweging 112 is aangetoond, heeft de bedrijfstak van de Unie in het TNO geen aanmerkelijke schade geleden. Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd bijgevolg onderzocht of het waarschijnlijk is dat het vervallen van de geldende maatregelen tot een herhaling van schade zou leiden. In dit verband werden de potentiële gevolgen van de Chinese invoer voor de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie geanalyseerd.

(114)

In de analyse werd met name aandacht besteed aan de ontwikkeling van het verbruik op de markt van de Unie, de reservecapaciteit, de handelsstromen en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, alsook het prijsbeleid van alle Chinese producenten, zowel in de EU als op derde markten.

2.   Verbruik in de Unie

(115)

Uit het onderzoek is gebleken dat het verbruik in de Unie in wezen stabiel bleef en dat het onderzochte product in de Unie wordt ingevoerd in een breed scala aan productsoorten. In de beoordelingsperiode is het volume van de invoer met dumping met 34 % gedaald. Tegelijkertijd is ook de invoer afkomstig van niet aan maatregelen onderworpen Chinese ondernemingen afgenomen, namelijk met 4 %.

3.   Reservecapaciteit, handelsstromen en aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, en prijsbeleid van de Chinese exporteurs

(116)

Zoals vermeld in de overwegingen 49 tot en met 58 zijn er geen aanwijzingen dat er in de VRC een aanzienlijke ongebruikte productie- of reservecapaciteit is. Voorts lijkt de markt van de Unie ondanks haar omvang niet bijzonder aantrekkelijk voor Chinese exporteurs. Hoewel de Chinese invoer in de Unie het grootste aandeel voor zijn rekening neemt, zijn de prijzen van de Chinese uitvoer met dumping naar de Unie hoger dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie. Dit geldt ook specifiek voor de prijzen die worden toegepast door de niet aan maatregelen onderworpen Chinese producenten-exporteurs, die meer direct met de productie van de Unie concurreren en waarbij de concurrentie bijna uitsluitend op basis van de prijs plaatsvindt. Deze Chinese exporteurs bleven in de beoordelingsperiode vrijwel dezelfde of zelfs geringere hoeveelheden verkopen op de markt van de Unie en probeerden geen marktaandeel bij te winnen. Bovendien zijn, zoals vermeld in overweging 61, de Chinese gemiddelde prijzen bij uitvoer naar derde landen hoger dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. De Chinese producenten-exporteurs lijken dan ook niet geneigd te zijn om hun uitvoer naar derde landen te verleggen naar de Unie als de maatregelen worden ingetrokken.

(117)

In haar opmerkingen naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen voerde één partij aan dat de markt van de Unie de grootste open markt voor kaarsen ter wereld zou zijn en dat het daarom ongeloofwaardig is te beweren dat de markt van de Unie geen aantrekkelijke markt zou zijn als de maatregelen worden ingetrokken. Bovendien betoogt de partij dat Chinese exporteurs diverse ontwijkingsregelingen aanbieden en dat, sinds de mededeling van feiten en overwegingen is gedaan, Chinese kaarsenproducenten en -handelaren tal van aanbiedingen hebben toegezonden aan Europese handelaren en producenten. Uit al het bovenstaande zou blijken dat de markt van de Unie nog steeds aantrekkelijk is voor Chinese exporteurs.

(118)

Uit de analyse van de ontwikkeling in de afgelopen vijf jaar van de invoer afkomstig van de niet aan maatregelen onderworpen producenten-exporteurs is echter gebleken dat het volume van hun invoer niet aanzienlijk is toegenomen sinds maatregelen zijn ingesteld. Bovendien hebben vier van de vijf van deze producenten-exporteurs hun uitvoer naar de Unie zien verminderen in vergelijking met het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. Slechts één producent-exporteur heeft zijn uitvoer naar de Unie in dat tijdvak verhoogd. De meeste Chinese producenten-exporteurs die niet aan maatregelen waren onderworpen, hebben hun commerciële voordeel ten opzichte van andere Chinese producenten-exporteurs waarvoor rechten golden, dan ook niet benut om hun verkoopvolume te vergroten. Ondanks de anekdotische aanwijzingen voor het bestaan van door handelaren gedane aanbiedingen blijkt uit het beschikbare bewijsmateriaal zoals beschreven in de overwegingen 59 tot en met 69 dat de markt van de Unie niet bijzonder aantrekkelijk lijkt.

4.   Conclusie

(119)

Gezien de bevindingen van het onderzoek, met name wat betreft de belangrijkste trends voor het verbruik op de markt van de Unie, het marktgedrag van de Chinese producenten-exporteurs die niet aan maatregelen onderworpen zijn, het prijsniveau van de Chinese uitvoer naar derde landen en de matige aantrekkelijkheid van de Europese markt, komt de Commissie tot de conclusie dat het niet waarschijnlijk is dat de schade voor de bedrijfstak van de Unie zich zal herhalen als de bestaande maatregelen worden ingetrokken.

F.   BELANG VAN DE UNIE

(120)

Aangezien is geconcludeerd dat herhaling van schade niet waarschijnlijk is, behoeft het belang van de Unie niet te worden onderzocht.

G.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(121)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de bestaande maatregelen in te trekken. Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.

(122)

Uit het bovenstaande volgt dat, zoals bepaald in artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de bij Verordening (EG) nr. 393/2009 ingestelde antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen van oorsprong uit de VRC, moeten worden ingetrokken en dat de procedure moet worden beëindigd.

(123)

Het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht over de intrekking van maatregelen waarin deze verordening voorziet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De definitieve antidumpingrechten op bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 3406 00 00 (Taric-code 3406000090), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, worden ingetrokken en de procedure met betrekking tot deze invoer wordt beëindigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 augustus 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Verordening (EG) nr. 393/2009 van de Raad van 11 mei 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 119 van 14.5.2009, blz. 1).

(3)  Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 270 van 19.9.2013, blz. 11).

(4)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde kaarsen en dergelijke artikelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 144 van 14.5.2014, blz. 14).

(5)  Gies, Promol en Liljeholmens maken deel uit van de groep ALG (ALG Holding A.B.).

(6)  United States International Trade Commission, „Petroleum Wax Candles from China”, Investigation No. 731-TA-282 (Third Review).

(7)  United States International Trade Commission, „Petroleum Wax Candles from China”, Investigation No. 731-TA-282 (Third Review), blz. 14.

(8)  COMTRADE-databank op internet (http://comtrade.un.org/data/).

(9)  Overweging 38 van Verordening (EG) nr. 1130/2008, zoals bevestigd in overweging 28 van Verordening (EG) nr. 393/2009.

(10)  Verordening (EG) nr. 1130/2008 van de Commissie van 14 november 2008 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde kaarsen, draadkaarsen en dergelijke artikelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 306 van 15.11.2008, blz. 22).

(11)  Overweging 18 van Verordening (EG) nr. 1130/2008, bevestigd door overweging 21 van Verordening (EG) nr. 393/2009.

(12)  Overweging 27 van Verordening (EG) nr. 393/2009.

(13)  Overweging 106 van Verordening (EG) nr. 1130/2008, bevestigd door overweging 88 van Verordening (EG) nr. 393/2009.


Top