Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014BP0905(44)

    Resolutie van het Europees Parlement van 3 april 2014 met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2012

    PB L 266 van 5.9.2014, p. 319–322 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2014/905(44)/oj

    5.9.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 266/319


    RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 3 april 2014

    met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2012

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2012,

    gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van de Gemeenschappelijke Onderneming (1),

    gezien de aanbeveling van de Raad van 18 februari 2014 (05851/2014 — C7-0053/2014),

    gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2), en met name artikel 185,

    gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (3), en met name artikel 208,

    gezien Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky (4), en met name artikel 11, lid 4,

    gezien het Financieel Reglement van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky, dat is vastgesteld bij besluit van haar raad van bestuur op 7 november 2008,

    gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5),

    gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële kaderregeling voor de organen bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6), en met name artikel 108,

    gezien zijn eerdere kwijtingsbesluiten en -resoluties,

    gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0210/2014),

    A.

    overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky (hierna „de Gemeenschappelijke Onderneming” genoemd) in 2007 voor een periode van 10 jaar werd opgericht om de ontwikkeling, validering en demonstratie van schone luchtvaarttechnologieën in de Unie te versnellen, opdat deze zo spoedig mogelijk kunnen worden ingevoerd;

    B.

    overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming autonoom is gaan functioneren in 2009;

    C.

    overwegende dat de oprichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming bestaan uit de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en industriële partners als leiders van de „demonstratiemodellen van geïntegreerde technologie” (Integrated Technology Demonstrators — ITD’s), tezamen met de geassocieerde leden van de ITD’s;

    D.

    overwegende dat de maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming over de periode van tien jaar 800 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek;

    Financieel en begrotingsbeheer

    1.

    wijst erop dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming voor 2012 op alle materiële aspecten een getrouw beeld geeft van haar financiële situatie per 31 december 2012 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële voorschriften;

    2.

    verwelkomt het feit dat de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming een betrouwbaarheidsverklaring „zonder bezwaar” van de Rekenkamer heeft gekregen inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, na een in 2011 verkregen verklaring met beperkingen, en spoort de Gemeenschappelijke Onderneming aan om naar goed financieel beheer te blijven streven;

    3.

    constateert dat in de definitieve gewijzigde begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het begrotingsjaar 2012 vastleggingskredieten ter waarde van 205,4 miljoen EUR en betalingskredieten ter waarde van 167,9 miljoen EUR zijn opgenomen;

    4.

    constateert op basis van de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming dat het bestedingspercentage voor vastleggingskredieten 84 % bedroeg, terwijl het percentage voor betalingskredieten 75 % was; constateert bovendien dat hierbij het operationele uitvoeringspercentage 97 % voor vastleggingskredieten en 84 % voor betalingskredieten was; blijft er ondanks de verbeteringen ten opzichte van 2011 bezorgd over dat deze percentages wijzen op aanzienlijke vertragingen bij de uitvoering van de activiteiten ten opzichte van het aanvankelijke plan; verzoekt dat de Gemeenschappelijke Onderneming haar werkstromen en procedures blijft voortzetten om de periode tussen de publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen en het ondertekenen van subsidieovereenkomsten te verkorten;

    5.

    is bezorgd over het zich herhalende geringe uitvoeringspercentage van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming en over het kassaldo van 25,7 miljoen EUR aan het eind van het jaar, zijnde 15 % van de beschikbare betalingskredieten; stelt dat dit in strijd is met het beginsel van begrotingsevenwicht; herinnert de Gemeenschappelijke Onderneming aan de noodzaak om concrete maatregelen ten uitvoer te leggen ter verwezenlijking van het begrotingsevenwicht;

    Internecontrolesystemen

    6.

    verwelkomt de conclusie van de Rekenkamer dat de Gemeenschappelijke Onderneming gedurende 2012 haar beheer en administratieve, financiële en boekhoudkundige procedures verder heeft verbeterd; merkt op dat ofschoon er enige beperkingen met betrekking tot de volledigheid van de beheerde operationele informatie waren, het „GMT-instrument” ten uitvoer is gelegd — een specifieke toepassing voor het beheer van financiële informatie betreffende de uitvoering van subsidieovereenkomsten met de leden;

    7.

    uit zijn bezorgdheid over het feit dat, hoewel de controlecertificaten bij de kostendeclaraties van twee begunstigden bedenkingen bleken te bevatten over de contracten van het voor het project aangenomen personeel en dat in een ervan het controlecertificaat tevens bedenkingen bevatte over de indirectekostentarieven, de Gemeenschappelijke Onderneming toch de betalingen vrijgaf; constateert dat de Gemeenschappelijke Onderneming deze gevallen heeft uitgezocht en er uiteindelijk geen onrechtmatige kosten zijn betaald; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming daarom om bij het valideren en betalen van de onderliggende kostendeclaraties rekening te houden met de uitzonderingen die in de controlecertificaten zijn opgenomen;

    8.

    wijst erop dat, ondanks de algemeen positieve conclusies, de volgende tot op zekere hoogte specifieke gebreken zijn geconstateerd met betrekking tot de controle vooraf van kostendeclaraties die door partners van Clean Sky zijn ingediend:

    de voor de controle vooraf van kostendeclaraties gebruikte checklists waren niet altijd volledig;

    de verificatieambtenaren hebben geen technische acceptatieverslagen opgesteld over de activiteiten van de partners;

    in één geval werden de taken van financiële verificatie en goedkeuring verricht door het hoofd van de administratie, hetgeen in strijd is met de bepalingen van de handleiding voor financiële procedures en met het beginsel van scheiding van taken;

    de partners van de Gemeenschappelijke Onderneming zijn in het algemeen laat met het indienen van kostendeclaraties en tijdens de controle waren ten minste 70 van de 292 kostendeclaraties niet op tijd bij de Gemeenschappelijke Onderneming ingediend, waarvan 15 gevallen met meer dan een jaar vertraging;

    9.

    erkent dat de dienst Interne audit van de Commissie in 2012 het jaarlijkse planningsproces voor het beheer van de subsidies heeft gecontroleerd; verwelkomt de conclusie van de controle dat het bestaande internebeheersingssysteem redelijke zekerheid bood over het bereiken van de voor dit proces bepaalde bedrijfsdoelstellingen, maar neemt nota van het feit dat de controleur twee uiterst belangrijke aanbevelingen heeft gedaan met betrekking tot de vertraagde programma-uitvoering en het systeem voor de evaluatie van de besteding van de middelen; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de mate waarin het programma is uitgevoerd en van de bereikte resultaten;

    10.

    constateert met voldoening dat de Rekenkamer van oordeel is dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt betreffende de IT-aspecten van het bedrijfscontinuïteitsplan en het uitwijkplan van de Gemeenschappelijke Onderneming; benadrukt echter dat de formalisering van deze beleidslijnen en procedures vertraagd is en verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming om de situatie onverwijld op te lossen;

    11.

    betreurt het dat de cv’s van de leden van de raad van bestuur en de uitvoerend directeur niet openbaar zijn; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming dit op zo kort mogelijke termijn te corrigeren; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming een omvattend beleid voor de preventie en het beheer van belangenconflicten te ontwikkelen en vast te stellen;

    12.

    is van mening dat een hoge mate van transparantie van cruciaal belang is om het risico van belangenverstrengeling te verkleinen; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming derhalve haar beleid en/of regelingen inzake de preventie en het beheer van belangenconflicten en de bijbehorende uitvoeringsvoorschriften, alsook de lijst van leden van de raad van bestuur en cv’s op haar website te publiceren;

    13.

    verzoekt de Rekenkamer het beleid van de Gemeenschappelijke Onderneming inzake de preventie en het beheer van belangenconflicten te controleren door daarover voor de volgende kwijtingsprocedure een speciaal verslag op te stellen;

    Horizontale aspecten van de gemeenschappelijke ondernemingen voor Europees onderzoek

    14.

    stelt vast dat de controleaanpak van de Rekenkamer bestaat uit analytische controleprocedures, de beoordeling van hoofdcontroles van de supervisie- en controlesystemen en het testen van transacties op het niveau van de Gemeenschappelijke Onderneming, maar niet op het niveau van de leden of eindbegunstigden van de Gemeenschappelijke Onderneming;

    15.

    constateert dat het controletesten op het niveau van de leden of de eindbegunstigden wordt uitgevoerd door de Gemeenschappelijke Onderneming of door externe accountantsbedrijven die door de Gemeenschappelijke Onderneming worden ingehuurd en onder haar toezicht staan;

    16.

    verwelkomt Speciaal verslag nr. 2/2013 van de Rekenkamer: „Heeft de Commissie gezorgd voor een doelmatige uitvoering van het zevende kaderprogramma voor onderzoek?”, waarin de Rekenkamer onderzocht heeft of de Commissie heeft gezorgd voor een efficiënte tenuitvoerlegging van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling (FP7);

    17.

    stelt vast dat de controle ook het opzetten van de gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI’s) omvat;

    18.

    stemt in met de conclusie van de Rekenkamer dat de GTI’s zijn opgezet zijn om industriële investering op lange termijn te steunen, met name op het gebied van onderzoek; constateert echter dat het gemiddeld twee jaar duurde om een GTI financiële autonomie toe te kennen, waarbij de Commissie meestal verantwoordelijk bleef voor een derde van de verwachte operationele levensduur van de GTI’s;

    19.

    constateert bovendien dat, volgens de Rekenkamer, sommige GTI’s met name succesvol zijn geweest met het betrekken van (kmo’s) bij hun projecten en bijna 21 % van de door de GTI’s verstrekte financiering naar kmo’s is gegaan;

    20.

    vestigt de aandacht op het feit dat de in totaal nodig geachte indicatieve middelen voor de zeven gemeenschappelijke ondernemingen op het gebied van Europees onderzoek die tot dusver door de Commissie zijn opgericht overeenkomstig artikel 187 van het Verdrag betreffende de Europese Unie — met als belangrijke uitzondering de Gemeenschappelijke Onderneming Galileo — voor hun bestaansperiode 21 793 000 000 EUR bedraagt;

    21.

    constateert dat de in totaal voor 2012 geraamde inkomsten van de gemeenschappelijke ondernemingen circa 2,5 miljard EUR of ongeveer 1,8 % van de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2012 bedroeg, waarbij rond 618 miljoen EUR van de algemene begroting afkomstig was (contante bijdrage van de Europese Commissie) en ongeveer 134 miljoen van de industriële partners en leden van de gemeenschappelijke ondernemingen;

    22.

    constateert dat de gemeenschappelijke ondernemingen 409 permanente en tijdelijke personeelsleden in dienst hebben, of minder dan 1 % van de totale EU-ambtenaren uit hoofde van de algemene begroting van de Unie (personeelsformatie);

    23.

    brengt in herinnering dat de totale bijdrage van de Unie die nodig wordt geacht voor de gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode 11 489 000 000 EUR bedraagt;

    24.

    verzoekt de Rekenkamer om de GTI’s en de overige gemeenschappelijke ondernemingen uitvoerig te onderzoeken in een afzonderlijk verslag, gezien de aanzienlijke bedragen die ermee gemoeid zijn en de risico’s die zich — met name qua reputatie — voordoen; brengt in herinnering dat het Parlement de Rekenkamer eerder heeft verzocht een speciaal verslag op te stellen over de capaciteit van de gemeenschappelijke ondernemingen, samen met hun partners in de particuliere sector, om te zorgen voor toegevoegde waarde en een efficiënte uitvoering van Europese programma’s voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; wijst erop dat de gemeenschappelijke ondernemingen worden geacht voor financiering voor industriële investeringen op lange termijn te zorgen en particuliere investeringen in onderzoek aan te moedigen.


    (1)  PB C 369 van 17.12.2013, blz. 10.

    (2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (3)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

    (4)  PB L 30 van 4.2.2008, blz. 1.

    (5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

    (6)  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.


    Top