This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014BP0905(15)
Resolution of the European Parliament of 3 April 2014 with observations forming an integral part of its Decision on discharge in respect of the implementation of the budget of the European Centre for the Development of Vocational Training for the financial year 2012
Resolutie van het Europees Parlement van 3 april 2014 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2012
Resolutie van het Europees Parlement van 3 april 2014 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2012
PB L 266 van 5.9.2014, p. 170–172
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
5.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 266/170 |
RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
van 3 april 2014
met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2012
HET EUROPEES PARLEMENT,
— |
gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2012, |
— |
gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding betreffende het begrotingsjaar 2012, vergezeld van de antwoorden van het Centrum (1), |
— |
gezien de aanbeveling van de Raad van 18 februari 2014 (05849/2014 — C7-0054/2014), |
— |
gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
— |
gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2) en met name artikel 185, |
— |
gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (3), en met name artikel 208, |
— |
gezien Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (4), en met name artikel 12 bis, |
— |
gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), |
— |
gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6), en met name artikel 108, |
— |
gezien zijn eerdere kwijtingsbesluiten en -resoluties, |
— |
gezien artikel 77 van en bijlage VI bij zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0207/2014), |
A. |
overwegende dat volgens zijn financiële staten de definitieve begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding („het Centrum”) 19 216 951 EUR bedroeg voor het begrotingsjaar 2012, hetgeen een toename van 1,83 % ten opzichte van 2011 betekent; |
B. |
overwegende dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van het Centrum voor 2012 volgens zijn financiële staten 16 933 900 EUR bedroeg, hetgeen een afname van 0,31 % ten opzichte van 2011 betekent; |
C. |
overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van het Centrum voor het begrotingsjaar 2012 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; |
1. |
erkent het feit dat het Centrum in een tijd waarin behoefte bestaat aan nieuwe opleidingsmethoden, een essentiële rol speelt bij de bevordering van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding in de Unie; benadrukt dat het een essentiële bijdrage levert aan het beleid dat is gericht op de benutting van het potentieel van beroepsonderwijs en -opleiding voor de ondersteuning van economische ontwikkeling en de vergemakkelijking van de overgang van opleiding naar werk, met name in de context van de economische recessie; stelt vast dat de aanwezigheid van verschillende belanghebbenden wijst op een toegenomen vraag naar de deskundigheid en de analytische capaciteit van het Centrum; |
Follow-up van de kwijting voor 2011
2. |
verneemt uit het verslag van de Rekenkamer dat de status van één corrigerende maatregel die is genomen naar aanleiding van de opmerkingen van het voorgaande jaar is aangemerkt als „nog lopend”, één als „afgerond”, en één als „gedeeltelijk afgerond” en „gedeeltelijk lopend”; |
3. |
neemt kennis van de informatie in het jaarverslag van het Centrum dat het werkprogramma van het Centrum is uitgevoerd als gepland; is tevreden met de resultaten van het Centrum op de in de prioriteiten voor de middellange termijn (2012-2014) geselecteerde gebieden, die blijken uit het prestatiemetingssysteem van het Centrum dat aan het werkprogramma is gekoppeld; |
4. |
verneemt van het Centrum dat:
|
Financieel en begrotingsbeheer
5. |
stelt vast dat het begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2012 voor een begrotingsuitvoeringspercentage van 99,68 % en een uitvoeringspercentage van de betalingskredieten van 94,44 % heeft gezorgd; |
Vastleggingen en overdrachten
6. |
stelt vast dat de overdracht van vastgelegde kredieten hoog was voor titel II (39 %); wijst erop dat de Rekenkamer in haar jaarverslag stelt dat dit vooral te wijten was aan omstandigheden buiten de controle van het Centrum; |
Overschrijvingen
7. |
wijst erop dat volgens het jaarlijkse activiteitenverslag en de controlebevindingen van de Rekenkamer de omvang en de aard van de overschrijvingen in 2012 binnen de grenzen van de financiële regels zijn gebleven, en prijst het Centrum voor zijn goede begrotingsplanning; |
Aanbestedings- en wervingsprocedures
8. |
merkt op dat voor het jaar 2012 de getoetste verrichtingen of andere controlebevindingen geen aanleiding hebben gegeven tot opmerkingen over de aanbestedingsprocedures van het Centrum in het jaarverslag van de Rekenkamer; |
9. |
merkt met bezorgdheid op dat volgens de bevindingen van de Rekenkamer de leden van het voorselectiecomité geen verklaring hebben ondertekend met betrekking tot de afwezigheid van belangenconflicten voor de twee aanwervingsprocedures voor de functie van directeur van het Centrum, die in 2010 en 2011 zijn ingeleid en onsuccesvol zijn verklaard; spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat de vragen voor de sollicitatiegesprekken en hun weging, evenals de minimaal vereiste scores voor opname in de lijst van geschikte kandidaten, werden vastgesteld na de screening van de kandidaten; |
Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie
10. |
neemt er kennis van dat het Centrum zijn beleid voor de preventie van en de omgang met belangenconflicten zal herzien aan de hand van de richtsnoeren van de Commissie betreffende de preventie van en de omgang met belangenconflicten in de gedecentraliseerde agentschappen van de EU; verzoekt het Centrum de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de resultaten van deze toetsing zodra deze beschikbaar zijn; |
11. |
stelt vast dat de cv’s en belangenverklaringen van de leden van de raad van bestuur, alsook de belangenverklaringen van de uitvoerend directeur en het hoger management, niet openbaar zijn; verzoekt het Centrum dit op zo kort mogelijke termijn te corrigeren; |
Opmerkingen over interne beheersingsmaatregelen
12. |
betreurt dat volgens het jaarverslag van de Rekenkamer de door begunstigden gedeclareerde personeelskosten meestal niet worden gecontroleerd aan de hand van originele bewijsstukken, ondanks dat de controles vooraf van de door het Centrum toegekende subsidies (toegekend op jaarbasis aan een netwerk van nationale partners) bestaan uit een uitgebreide controle op stukken van de kostendeclaraties die zijn ingediend door de ontvangers van subsidies, evenals een onderzoek van certificaten die zijn verkregen van externe auditeurs die werden gecontracteerd door de begunstigden of van certificaten van onafhankelijke overheidsfunctionarissen; betreurt het feit dat de desbetreffende controles achteraf voor het laatst zijn uitgevoerd in 2009, en benadrukt de noodzaak controles achteraf uit te voeren om de procedure te verbeteren; stelt met bezorgdheid vast dat volgens de bevindingen van de Rekenkamer controles vooraf slechts beperkte zekerheid bieden en stelt voor dat de procedures voor controles vooraf moeten worden versterkt; verzoekt het Centrum om deze kwestie aan te pakken, en in het kader van de follow-up van de kwijting over 2012 verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit over de stappen die worden ondernomen; |
Interne controle
13. |
verneemt van het Centrum dat de DIA een risicobeoordeling voor 2012 heeft uitgevoerd en hierbij vijf risicokwesties als kritiek heeft aangemerkt; wijst erop dat deze vijf kwesties zijn opgenomen in het jaarlijkse risicobeheersingsplan van het Centrum voor 2012 als onderdeel van het werkprogramma van het Centrum voor 2012; wijst erop dat voor drie van deze kwesties de genomen maatregelen zijn afgerond, en dat de maatregelen voor de twee overige kritieke risico’s nog lopende zijn; |
Prestaties
14. |
vraagt het Centrum de resultaten van zijn activiteiten en de invloed daarvan op Europese burgers op een gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar te maken, in het bijzonder op zijn website; |
15. |
verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 3 april 2014 (7) over de prestaties, het financiële beheer en de controle van de agentschappen. |
(1) PB C 365 van 13.12.2013, blz. 21.
(2) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(3) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(4) PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1.
(5) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
(6) PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.
(7) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0299 (zie bladzijde 359 van dit Publicatieblad).