Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014BP0905(06)

    Resolutie van het Europees Parlement van 3 april 2014 met de daarvan een integrerend deel uitmakende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012, afdeling IV — Hof van Justitie

    PB L 266 van 5.9.2014, p. 124–127 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2014/905(6)/oj

    5.9.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 266/124


    RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 3 april 2014

    met de daarvan een integrerend deel uitmakende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012, afdeling IV — Hof van Justitie

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012 (1),

    gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012 (COM(2013) 570 — C7-0276/2013) (2),

    gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van de instellingen (3),

    gezien de verklaring van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2012 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd (4), als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), en in het bijzonder de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

    gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (6), in het bijzonder de artikelen 164, 165 en 166,

    gezien zijn eerdere kwijtingsbesluiten en -resoluties,

    gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0213/2014),

    1.

    is tevreden dat de Rekenkamer in haar jaarverslag van 2012 opmerkt dat er geen significante tekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot de gecontroleerde aspecten wat betreft personele middelen en het plaatsen van opdrachten door het Hof van Justitie van de Europese Unie („Hof van Justitie”);

    2.

    is ingenomen met het feit dat de Rekenkamer op basis van haar controlewerkzaamheden heeft geconcludeerd dat de betalingen als geheel over het per 31 december 2012 afgesloten jaar met betrekking tot de administratieve en andere uitgaven van de instellingen en organen geen materiële fouten vertonen;

    3.

    merkt op dat het Hof van Justitie in 2012 beschikte over vastleggingskredieten ten belope van 343 567 692,52 EUR (335 904 453,30 EUR in 2011) en dat het bestedingspercentage 98,63 % bedroeg, meer dan in 2011; herinnert eraan dat de begroting van het Hof van Justitie louter administratief is;

    4.

    merkt op dat het aantal aanhangige en afgesloten zaken bij het Gerecht in 2012 licht is afgenomen ten opzichte van eerdere jaren (1 308 aanhangige zaken in 2011 en 1 237 in 2012); betreurt echter dat het aantal afgesloten zaken is afgenomen (714 afgesloten zaken in 2011 tegenover 688 in 2012); is van mening dat het voorstel voor de aanstelling van extra rechters bij het Gerecht, dat de Raad nog steeds in behandeling heeft, kan bijdragen tot de effectieve vermindering van het aantal aanhangige zaken;

    5.

    merkt op dat het Hof van Justitie en het Gerecht voor ambtenarenzaken dezelfde trend vertonen, waarbij minder zaken werden afgesloten en meer zaken aanhangig waren dan in 2011 (Hof van Justitie: 849 hangende zaken in 2011 en 886 in 2012, met 638 afgesloten zaken in 2011 en 595 in 2012, Gerecht voor ambtenarenzaken: 178 hangende zaken in 2011 en 235 in 2012, met 166 afgesloten zaken in 2011 en 121 in 2012); merkt op dat het Gerecht voor ambtenarenzaken dezelfde leden heeft gehouden;

    6.

    wenst duidelijk te worden geïnformeerd over de productie van iedere kamer met drie, respectievelijk vijf rechters van het Hof van Justitie en het Gerecht en van de kamer met één rechter van het Gerecht voor ambtenarenzaken; wenst te worden geïnformeerd omtrent het aantal gevallen dat na de reorganisatie van het Hof van Justitie is behandeld met respectievelijk de president en de vicepresident als rapporteur;

    7.

    verzoekt het Hof van Justitie, het Gerecht en het Gerecht voor ambtenarenzaken een overzicht te verstrekken van het aantal zaken dat sinds meer dan 24 maanden aanhangig is;

    8.

    beklemtoont het feit dat het Hof van Justitie erkent dat er binnen de bestaande middelen waarover het beschikt nog ruimte is voor verbetering; benadrukt dat de in 2012 doorgevoerde interne hervormingen, te weten de oprichting van de nieuwe kamer van vijf rechters en de nieuwe kamer van drie rechters en de gewijzigde samenstelling van de grote kamer, alsmede de herziening van het Reglement voor de procesvoering, hebben bijgedragen tot een aantal wijzigingen in het systeem, en beklemtoont dat er meer kan worden gedaan via verdere hervormingen; verzoekt het Hof van Justitie om informatie omtrent het aantal zaken dat in 2012 aan elke rapporteur van het Hof van Justitie en van het Gerecht is toegewezen;

    9.

    dringt er bij het Hof van Justitie op aan een manier te vinden om de stijging van het aantal nieuwe zaken en de zware werklast adequaat te beheren, aangezien interne hervormingen en de herziening van het Reglement voor de procesvoering alleen niet volstaan om het aantal bij het Hof van Justitie aanhangige zaken in de komende jaren aanzienlijk te verminderen; ziet wat dat betreft een mogelijkheid in vermindering van het aantal weken zonder hoorzittingen of beraadslagingen;

    10.

    deelt de opvatting dat het Gerecht meer actie moet ondernemen om de buitengerechtelijke activiteiten van leden en personeel van het Hof te beperken; verzoekt het Hof van Justitie een transparantere aanpak te volgen door op de website van het Hof van Justitie een lijst te publiceren van de externe activiteiten van iedere rechter;

    11.

    verlangt dat de Rekenkamer een benchmarkstudie uitvoert die informatie oplevert over de productie van vergelijkbare hooggerechtshoven in de lidstaten en bij het Hof van Justitie;

    12.

    benadrukt dat, in de jaren waarin het mandaat van meerdere rechters verstrijkt, er een groot risico bestaat dat de productiviteit afneemt en de continuïteit en stabiliteit van de werkzaamheden van het Hof van Justitie gevolgen ondervinden wanneer de Raad het mandaat van de rechters niet vernieuwt en er vertraging optreedt bij de benoeming van de nieuwe rechters;

    13.

    merkt op dat het Hof van Justitie van alle instellingen van de Unie het hoogste percentage werknemers heeft dat werkzaam is in de vertaaldienst (47,3 % van zijn personeel is vertaler of tolk); erkent de verplichting van het Hof van Justitie om zaken te behandelen in alle 24 officiële talen van de Unie en om al zijn vonnissen te vertalen in de officiële talen; is evenwel van mening dat er ruimte is voor rationalisering van de vertaaldiensten van het Hof van Justitie;

    14.

    verzoekt het Hof van Justitie dezelfde methode voor het berekenen van de vertaalkosten per pagina te hanteren die de andere instellingen toepassen om de vertaalkosten van instelling tot instelling op dezelfde basis te kunnen vergelijken;

    15.

    wijst op de voordelen van de e-Curia-applicatie, die in november 2011 operationeel werd; merkt met tevredenheid op dat deze applicatie, zoals was verwacht, heeft bijgedragen tot betere prestaties bij de behandeling van zaken;

    16.

    neemt nota van de kosten van het e-Curia-project en van het onderhoud ervan; is ingenomen met de verbeteringen die in het systeem zijn aangebracht om gehoor te geven aan de verzoeken en suggesties van gebruikers; verzoekt uitvoerig op de hoogte te worden gehouden van de permanente bijwerking van het systeem en van de daarna gemaakte kosten;

    17.

    is ingenomen met de overstap van papieren naar elektronische verslagen; merkt op dat de e-Curia-applicatie met ingang van 1 januari 2012 de elektronische uitwisseling van de procesdocumenten en van de vonnissen tussen alle partijen en de gerechtelijke instanties van het Hof van Justitie mogelijk maakt; wijst erop dat de laatste papieren verslagen dateren van vóór het einde van 2012 en dat de overgang van een papieren naar een elektronische documentenstroom de productiekosten aanzienlijk heeft verlaagd;

    18.

    is zeer ingenomen met het feit dat er eind 2012 1 003 actieve gebruikers van e-Curia waren in veertien lidstaten, twee landen van de Europese Vrijhandelsassociatie en vijf Europese instellingen (met name het Parlement, de Raad en de Commissie); betreurt echter dat sommige lidstaten voor de uitwisseling van documenten met het Hof van Justitie nog geen gebruikmaken van e-Curia;

    19.

    merkt op dat in 2012 bij slechts zeven algemene vergaderingen van het Hof van Justitie sprake was van volledige aanwezigheid; verzoekt de agenda’s van die vergaderingen als bijlage op te nemen in het jaarlijks activiteitenverslag van het desbetreffende jaar;

    20.

    is ingenomen met het feit dat het Hof van Justitie voorschriften heeft vastgesteld betreffende de waardigheid op de werkvloer, die gelden voor alle personeelsleden die werkzaam zijn voor een kamer van de leden of voor een van de diensten, met inbegrip van procedures voor de behandeling van beschuldigingen van intimidatie; benadrukt dat het essentieel is om in de toekomst de best mogelijke werkomstandigheden in stand te houden voor de medewerkers en de leden;

    21.

    neemt nota van de vaststelling van Verordening (EU, Euratom) nr. 741/2012 houdende wijziging van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie (7) en van de vaststelling van het nieuwe Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie in 2012; is van mening dat de aangebrachte wijzigingen ertoe zullen bijdragen dat het Hof zijn taken beter kan uitoefenen; verlangt dat de follow-up van deze hervormingen uitgebreid aan bod komt in het jaarlijks activiteitenverslag voor 2013;

    22.

    betreurt het feit dat de lidstaten die zich in de afgelopen tien jaar hebben aangesloten niet op het niveau van directeur-generaal en directeur vertegenwoordigd zijn in de instelling; herhaalt dat er op die bestuurlijke niveaus een beter geografisch evenwicht moet worden bereikt, zoals dat reeds het geval is op het niveau van afdelingshoofden;

    23.

    is ingenomen met het feit dat de organisatorische veranderingen die zijn doorgevoerd met de oprichting van het directoraat Bibliotheek geen budgettaire gevolgen hebben gehad voor de gecreëerde arbeidsplaatsen;

    24.

    is ingenomen met het feit dat de in 2012 gehouden herdenking van het zestigjarig bestaan van het Hof van Justitie slechts minimale directe kosten met zich meebracht;

    25.

    steunt het beleid van het Hof van Justitie om bij voorkeur interne middelen te gebruiken, met name wat betreft de vertaaldiensten; verzoekt het Hof van Justitie de mogelijkheid te onderzoeken om in bepaalde zaken gebruik te maken van een systeem voor „vertalingen op aanvraag”, teneinde de druk wat betreft de hoeveelheid te vertalen documenten verder te verlagen;

    26.

    neemt nota van de toegenomen uitgaven voor het kinderdagverblijf en de productie en verspreiding van documenten; verzoekt het Hof van Justitie ervoor te zorgen dat deze onevenwichtigheden zich in de toekomst niet opnieuw voordoen;

    27.

    bevestigt dat het aantal hoorzittingen en andere vergaderingen met tolken in 2012 bleef groeien, waarbij het in alle rechtsgebieden gaat om een toenemend aantal zaken;

    28.

    betreurt de vertraging bij de uitvoering van de controle achteraf van de uitgaven in verband met het onderhoud van infrastructurele apparatuur en IT-applicaties; merkt op dat er een actieplan is opgesteld ter correctie van de resultaten van de controle achteraf van de schoonmaak- en onderhoudskosten;

    29.

    verzoekt het Hof van Justitie de uitkomst en de gevolgen van afgesloten zaken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) op te nemen in zijn jaarlijkse activiteitenverslagen wanneer het Hof of zijn werknemers onderwerp waren van het onderzoek;

    30.

    verzoekt het Hof van Justitie zijn vastgoedbeleid aan het jaarlijkse activiteitenverslag te hechten;

    31.

    is verheugd over het feit dat het Hof van Justitie een grondig en gedetailleerd jaarlijks activiteitenverslag heeft voorbereid met daarin gedetailleerde informatie over zijn personeelsbeleid, zoals door het Parlement was gevraagd;

    32.

    verzoekt de Rekenkamer in haar volgende jaarverslag een evaluatie op te nemen van het gevolg dat het Hof van Justitie heeft gegeven aan de door het Parlement in deze resolutie geformuleerde aanbevelingen.


    (1)  PB L 56 van 29.2.2012.

    (2)  PB C 334 van 15.11.2013, blz. 1.

    (3)  PB C 331 van 14.11.2013, blz. 1.

    (4)  PB C 334 van 15.11.2013, blz. 122.

    (5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (6)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

    (7)  Verordening (EU, Euratom) nr. 741/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 11 augustus 2012 houdende wijziging van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en van bijlage I daarbij (PB L 228 van 23.8.2012, blz. 1).


    Top