Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014BP0905(05)

Resolutie van het Europees Parlement van 3 april 2014 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012, Afdeling X — Europese Dienst voor extern optreden

PB L 266 van 5.9.2014, p. 117–122 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2014/905(5)/oj

5.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 266/117


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 3 april 2014

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012, Afdeling X — Europese Dienst voor extern optreden

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012 (1),

gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012 (COM(2013) 570 — C7-0282/2013) (2),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2012, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2012 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd (4), als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), en in het bijzonder de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (6), en in het bijzonder de artikelen 164, 165, 166 en 167,

gezien zijn voorgaande kwijtingsbesluiten en -resoluties;

gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A7-0199/2014),

1.

merkt op dat de Rekenkamer op basis van zijn controlewerkzaamheden heeft geconcludeerd dat de betalingen als geheel over het per 31 december 2012 afgesloten jaar met betrekking tot de administratieve en andere uitgaven van de instellingen en organen geen materiële fouten vertonen;

2.

is ingenomen met het feit dat de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) in zijn tweede begrotingsjaar zijn begroting wederom heeft uitgevoerd zonder dat de Rekenkamer materiële fouten heeft kunnen vaststellen, en dat de meeste problemen die in het jaarverslag van 2011 van de Rekenkamer waren genoemd, en die het gevolg waren van het oprichtingsproces, zijn verholpen;

3.

wijst erop dat de Rekenkamer in zijn jaarverslag van 2012 opmerkt dat er geen significante tekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot de voor de EDEO gecontroleerde aspecten; stelt vast dat er nog steeds enkele gebreken blijven bestaan op het gebied van het beheer van sociale uitkeringen en betreurt dat dezelfde problemen die zich in 2011 voordeden, herhaaldelijk worden gemeld in het jaarverslag van de Rekenkamer van 2012; spoort de EDEO met klem aan gevolg te geven aan alle aanbevelingen; is ingenomen met de stappen die de EDEO tot nu toe in deze kwestie heeft ondernomen en moedigt de EDEO aan de tenuitvoerlegging van zijn nieuwe programma te versnellen om deze problemen op te lossen;

4.

stelt met bezorgdheid vast dat het PMO-systeem in 2012 nog niet volledig operationeel was, wat leidde tot de onjuiste betaling van sociale uitkeringen aan personeelsleden;

5.

neemt nota van de antwoorden die zijn gegeven naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer en betreurt dat deze alleen maatregelen beschrijven die in 2013 zijn getroffen;

6.

merkt op dat de definitieve begroting voor de hoofdzetel van de EDEO eind 2012 184,1 miljoen EUR bedroeg, met een uitvoeringspercentage van 99,35 % van de vastleggingskredieten, en voor de delegaties 304,5 miljoen EUR, met een uitvoeringspercentage van de vastleggingskredieten van 99,45 %; neemt nota van het feit dat de begroting van de delegaties door de Commissie moest worden aangevuld met in totaal 268 miljoen EUR;

7.

is bezorgd over de overdracht van kredieten in 2012; stelt voor om kernprestatie-indicatoren te ontwikkelen voor het bewaken van de meest kritieke gebieden teneinde de begrotingsuitvoering in de komende jaren te verbeteren;

8.

herinnert eraan dat de EDEO een recentelijk opgerichte instelling is, die het resultaat is van de consolidatie van verschillende diensten, en dat 2011 het eerste operationele jaar van de EDEO was met talrijke technische uitdagingen, in het bijzonder op het gebied van de plaatsing van overheidsopdrachten en aanwerving; merkt op dat de buitensporige administratieve lasten als gevolg van maatregelen die nodig waren voor de oprichting van de EDEO in 2012 af zijn genomen; is echter bezorgd over het feit dat de directeur-generaal administratie van de EDEO zijn bedenkingen heeft gehandhaafd ten aanzien van enkele beveiligingscontracten van delegaties van de Unie en meerdere delegaties van de Unie tevens bedenkingen hebben geuit;

9.

is ingenomen met de gedetailleerde beantwoording van een groot aantal verschillende schriftelijke en mondelinge vragen van de leden van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement;

10.

wijst op het belang van de onderhavige kwijting voor het vaststellen van het kader voor toekomstige kwijtingsprocedures en is van oordeel dat deze kwijting zal zorgen voor een ondersteuning van de verwachtingen ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen en van verbeteringen in de doeltreffendheid van de EDEO en zijn operaties;

11.

neemt nota van de moeilijkheden die verbonden zijn aan het uitvoeren van een begroting met verscheidene bronnen die niet met elkaar in evenwicht zijn, in het bijzonder de gedeelde kosten van delegaties;

12.

is van oordeel dat de huidige structuur van de begroting van de EDEO, met bijdragen uit de 26 verschillende begrotingslijnen van de Commissie en het Europees Ontwikkelingsfonds, het onmogelijk maakt om een duidelijk overzicht te hebben van de werkelijke kosten en uitgaven van het werk van de EDEO en zijn delegaties; steunt het door de EDEO in november 2013 ingediende vereenvoudigingsvoorstel en verzoekt de Commissie om de voorgestelde wijzigingen door te voeren en te onderzoeken in hoeverre de huidige financiering van de werkzaamheden van de EDEO verder kan worden vereenvoudigd;

13.

acht het een goede zaak dat de EDEO-ambten nu ook openstaan voor ambtenaren van het Parlement;

14.

onderschrijft de doelstelling die inhoudt dat een derde deel van het personeel van de EDEO uit nationale diplomaten moet bestaan vóór de termijn van medio 2013; neemt nota van het feit dat de EDEO niet statisch is en dat de selectie van personeel gebaseerd is op sollicitaties en verdienste;

15.

betreurt echter dat een beter geografisch evenwicht bij de invulling van leidinggevende posities nog niet is bereikt; dringt er bij de EDEO op aan om maatregelen te treffen die bijdragen aan een betere en meer evenwichtige vertegenwoordiging van alle lidstaten;

16.

verzoekt de EDEO om het geografische evenwicht te verbeteren, met name wat betreft de ambten van de hoofden van delegaties; wijst nog eens op de noodzaak van een betere geografische vertegenwoordiging van alle lidstaten op alle niveaus van de administratie;

17.

is verheugd over het feit dat het aantal vrouwen in de functie van hoofd van een delegatie sinds 2011 meer dan verdubbeld is (van 10 naar 24, d.w.z. 17 % van het totaal), en dat in de hoofzetel 22 vrouwen een leidinggevende positie (van hoofd van een divisie en hoger) innemen, d.w.z. 18 % van het totaal; spoort de EDEO aan door te gaan met het verbeteren van het genderevenwicht in zowel de delegaties, als in de hoofdzetel;

18.

erkent de inspanningen die zijn gedaan om het topzware bestuur van de EDEO te verkleinen; is verheugd over de inspanningen die erop gericht zijn het aantal AD 15- en AD 16-posten te verkleinen, en spoort de EDEO aan hiermee door te gaan;

19.

is echter bezorgd over het feit dat de EDEO het grootste aandeel personeel met een hoge rang heeft van alle instellingen van de Unie, met 514 personen die in rang AD 12 of hoger zijn aangesteld (meer dan 50 % van alle AD-ambtenaren van de EDEO), waardoor het moeilijk is om het topzware bestuur in significante mate te verkleinen; wijst erop dat er nog altijd directoraten met slechts 22, 27 of 30 medewerkers zijn, en uitvoerende directoraten met 44 werknemers; is van oordeel dat in de komende jaren een ommekeer in deze situatie kan worden bewerkstelligd door middel van een efficiënt managementbeleid;

20.

maakt zich zorgen over het buitensporig hoge aantal ambtenaren dat na twee jaar in rang wordt bevorderd, in het bijzonder de snelle bevorderingen in de hogere rangen; verzoekt de EDEO om striktere criteria vast te stellen voor de snelle bevordering in hogere rangen, met name rekening houdend met het grote aantal posten in hogere rangen en de extra kosten die dit in reële termen met zich meebrengt, en erop toe te zien dat bij bevorderingen het bepaalde in het personeelsstatuut volledig in acht wordt genomen;

21.

is van oordeel dat de verantwoordelijkheden van de speciale vertegenwoordigers van de Unie (EUSR) zeer onduidelijk zijn; betreurt ten zeerste dat de informatie over het gebruik van de begroting die zij ontvangen om hun mandaat te vervullen, vaag blijft en vindt het zorgwekkend dat deze alleen op speciaal verzoek openbaar wordt gemaakt; maakt zich zorgen over de stijging van de begroting voor de EUSR van 15 miljoen EUR in 2011 naar 27 miljoen EUR in 2012, met name tegen de achtergrond van het gegeven dat de hoge vertegenwoordiger de EUSR in 2010 nog wilde afschaffend; wijst erop dat dit een stijging met 80 % is en dat het EUSR-reisbudget voor 2012 verdriedubbeld is; verzoekt de EDEO volledige openheid te verschaffen over de verantwoordelijkheden van de EUSR en over het gebruik dat zij maken van het hun ter beschikking gestelde budget;

22.

roept ertoe op een eind te maken aan de situatie waarin de EUSR zich ook met buitenlands beleid bezighouden en hen, wat hun salariëring betreft, niet beter te belonen dan de EU-ambassadeurs ter plaatse; herinnert eraan dat de EUSR in de hoogste salarisschaal zijn ingedeeld, d.w.z. die van directeur-generaal, zonder dat zij evenwel de verantwoordelijkheid van een directeur-generaal dragen; verlangt de volledige integratie van de EUSR in de EDEO-structuur; beveelt de overschrijving van de begroting van de speciale vertegenwoordigers van de EU naar de begroting van de EDEO aan;

23.

is ingenomen met de prestaties op het gebied van en het beheer van de sollicitatiegesprekken en de invulling van vacatures; neemt nota van het verstrekte, door het Parlement in de laatste kwijtingsprocedure gevraagde overzicht van het aantal keren dat een kandidaat werd uitgenodigd voor een gesprek;

24.

is ingenomen met de inspanningen van de EDEO om een evenwicht te bewaren tussen aanwervingen uit de lidstaten, andere instellingen en kandidaten van vergelijkende onderzoeken van het Europees Bureau voor personeelsselectie; betreurt dat in de jaren 2012 en 2013 slechts één laureaat door de EDEO is aangeworven, terwijl 291 personen in totaal werden aangesteld;

25.

maakt zich zorgen over het feit dat er een groot aantal ambten met een hoge rang is, wat leidt tot zeer hoge kosten; verwelkomt de verstrekte informatie over nieuwe aanwervingen; vraagt echter dat de rangen van recentelijk aangeworven bestuurlijke ambten en de ambten van hoofden van delegaties ook worden vermeld;

26.

verwelkomt de stijging van het aantal externe kandidaten die solliciteren op ambten binnen de EDEO; is van oordeel dat de reiskosten die verband houden met de opleidings- en selectieprocedure kunnen worden verminderd; verzoekt de EDEO om met grotere regelmaat gebruik te maken van videoconferenties;

27.

verzoekt de EDEO om een vereiste in te voeren in de zin dat nieuw aangeworven EDEO-personeelsleden een verklaring op erewoord afgeven waarin zij verklaren in het verleden niet voor inlichtingendiensten te hebben gewerkt;

28.

benadrukt dat deskundigheid op het gebied van buitenlandse zaken het belangrijkste criterium moet blijven bij besluiten tot aanwerving; verzoekt de EDEO een coherente personeelsstrategie te ontwikkelen om deze doelen te bereiken;

29.

herhaalt nog eens dat erop moet worden toegezien dat lokale delegatiemedewerkers vóór de aanvang van het dienstverband aan een uitgebreid antecedentenonderzoek worden onderworpen;

30.

begrijpt dat personeelsaanpassingen binnen delegaties nodig zijn; verwacht dat deze maatregelen niet van invloed zijn op de prestaties van de EDEO en de geloofwaardigheid van de Unie;

31.

merkt met bezorgdheid op dat in 2012 49 % van de hoofden van delegaties (57 % in 2011) van oordeel was dat hun operationele personeel, financiële personeel en toezichts- en controlepersoneel over ontoereikende vaardigheden beschikten om hun taken te verrichten; roept de EDEO en de Commissie opnieuw op om de resultaten van hun overleg onverwijld aan het Parlement te verstrekken;

32.

steunt de inspanningen van de EDEO om het aantal beschikbare opleidingen te verhogen en om de deelname van zijn personeel in zowel delegaties als de hoofdzetel aan te moedigen; is echter bezorgd over het feit dat in 2013 ongeveer duizend personeelsleden minder dan in 2012 deelnamen aan cursussen en de strategische doelstelling van tien cursusdagen per personeelslid per jaar niet is bereikt, aangezien slechts minder dan vier dagen per personeelslid per jaar werden gehaald;

33.

wijst op de dure procedure van de methode voor de jaarlijkse salarisaanpassing voor plaatselijke personeelsleden in delegaties van de Unie; verzoekt de EDEO om het gebruik van een alternatieve berekeningsmethode die transparanter en eenvoudiger is te overwegen, en de bevoegde commissie van het Europees Parlement van het resultaat van die overweging in kennis te stellen;

34.

neemt nota van maatregelen die worden voorgesteld om uitgaven aan personeel en personeelsaangelegenheden te rationaliseren;

35.

neemt er nota van dat in 2012 bij de EDEO twee hoge ambtenaren om redenen van dienstbelang uit hun functie zijn gezet (artikel 50 van het ambtenarenstatuut); wijst er daarnaast op dat dit in 2012 bij geen enkele andere instelling van de EU is voorgekomen, waarbij moet worden aangetekend dat gegevens met betrekking tot de Raad ontbreken; herinnert eraan dat ambtenaren op wie dit van toepassing is vanaf hun 55e zonder enigerlei korting een pensioen krijgen; roept de EDEO op het Parlement te informeren over de redenen die ertoe hebben geleid dat de bedoelde ambtenaren uit hun functie zijn gezet, hun leeftijd en de respectievelijke jaarlijkse kosten;

36.

neemt nota van het feit dat in 2012 het initiatief werd genomen tot een actieplan voor een beter financieel beheer van beveiligingscontracten; erkent de door de EDEO aangekondigde bereikte resultaten en verzoekt om voorlegging aan het Parlement van het actieplan en om de opname van gedetailleerde informatie over de uitgevoerde maatregelen in het volgende jaarlijkse activiteitenverslag;

37.

steunt het actieplan van het directoraat beveiliging inzake de beveiligingscontracten die door de hoofdzetel worden beheerd; betreurt echter dat de tekortkomingen in het beheer van beveiligingscontracten door de delegaties in dit actieplan niet zijn vermeld;

38.

neemt met bezorgdheid kennis van het feit dat in Rome, Tanzania en de Fiji-eilanden de looptijd van beveiligingsovereenkomsten zonder nieuwe openbare aanbestedingen met meer dan tien jaar is verlengd; roept de EDEO op het Parlement te informeren over de ondernemingen waarmee in de bedoelde landen dergelijke overeenkomsten zijn gesloten, de met de desbetreffende overeenkomsten gemoeide bedragen en hun respectievelijke looptijden;

39.

neemt nota van het feit dat enkele delegaties hulp nodig hadden bij het opnieuw aanbesteden van hun beveiligingscontracten; dringt er bij de EDEO op aan om informatiemaatregelen te treffen die van toepassing zijn op alle delegaties in verband met het plaatsen van overheidsopdrachten;

40.

prijst de EDEO voor de in de evaluatiemissies toegepaste methode;

41.

verzoekt de EDEO om uit te leggen waarom het nodig was om het ambt van adjunct-hoofd van de delegatie voor Afghanistan in het leven te roepen;

42.

benadrukt in het kader van de associatieovereenkomst tussen de EU en Midden-Amerika dat de Unie een delegatie moet opzetten in Panama, een belangrijke partner en het enige land in de regio zonder eigen delegatie, en verzoekt de EDEO onverwijld stappen in deze richting te ondernemen, zoals vorig jaar reeds is gevraagd;

43.

is verheugd over de reducering van het aantal éénpersoonsdelegaties van de EU van 18 vorig jaar tot 15 nu; roept de EDEO op door te gaan met het reduceren van het aantal éénpersoonsdelegaties en indien nodig delegaties samen te voegen;

44.

herinnert aan zijn verzoek om een personeelsbeleid voor delegaties van de EU dat aansluit bij de politieke prioriteiten van de EU in een bepaalde regio en dat flexibel genoeg is om in te kunnen spelen op crises; dringt er bij de EDEO en de Commissie op aan een gemeenschappelijke benadering te vinden voor het personeel van de delegaties en voor een toewijzing van taken in overeenstemming met deze beginselen, en verzoekt om een passende coördinatie tussen de diensten te waarborgen, ter verbetering van de samenhang van het EU-beleid en ter verwezenlijking van synergieën op begrotingsgebied;

45.

steunt ten zeerste de vier hoofdinitiatieven van de EDEO voor slimme besparingen; verzoekt de EDEO om een uitvoeringsverslag te verstrekken dat de financiële resultaten bevat en uitlegt hoe het aldus bespaarde geld werd hergebruikt; verzoekt de Commissie om deze initiatieven ook in te voeren;

46.

herhaalt hoe belangrijk het is te blijven streven naar mogelijkheden voor langetermijnbesparingen en naar synergieën tussen de EDEO, de Commissie en de lidstaten, om de duurzaamheid van de EDEO-begroting in een tijd van begrotingsdiscipline te waarborgen;

47.

steunt de EDEO in zijn inspanningen om zich voor het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 voor te bereiden, wanneer de EDEO een begroting van 96 miljard EUR aan externe bijstandsmiddelen van de Unie dient uit te voeren in gedeelde verantwoordelijkheid met de Commissie;

48.

verlangt van de EDEO dat hij zich meer inspanningen getroost om door middel van gemeenschappelijk gebruik van gebouwen en andere infrastructuurvoorzieningen met de diplomatieke diensten van de lidstaten in delegaties kosten te besparen; roept de EDEO op het Parlement in een verslag mee te delen hoeveel ambassades en consulaten van lidstaten sinds de oprichting van de EDEO in landen met EU-delegaties zijn gesloten en in welke landen door de oprichting van de EDEO synergie-effecten tot stand zijn gebracht; merkt echter op dat de lidstaten een billijk deel van de daaraan verbonden kosten op zich moeten nemen;

49.

is verheugd over het feit dat sinds 2011 aan 14 lidstaten een voorstel is gedaan voor samenwerking in zeven derde landen; merkt met tevredenheid op dat synergieën met het Directoraat-Generaal voor Ontwikkeling en samenwerking — EuropeAid Ontwikkeling en de nationale diplomatieke diensten goed functioneren en verwelkomt de in 2012 verstrekte informatie; merkt op dat er nog werk te doen valt in verband met de consulaten; vraagt dat de Commissie buitenlandse zaken van het Parlement bij deze procedure wordt betrokken;

50.

verlangt dat de EDEO zijn inspanningen om meer besparingen te bereiken in verband met het huisvestingsbeleid van personeel dat in de delegaties van de Unie is aangesteld, intensiveert; is van oordeel dat er ruimte is voor aanzienlijke besparingen op dit gebied, aangezien de huisvestingskosten die in 2012 werden betaald voor de huisvesting van 675 ambtenaren in de delegaties van de Unie in totaal 30 miljoen EUR bedroegen;

51.

verzoekt de EDEO om in zijn volgende jaarlijkse activiteitenverslag gedetailleerde informatie op te nemen over hoe het nieuwe huisvestingsbeleid, dat in de komende vier jaar zal worden uitgevoerd, zal bijdragen aan het initiatief voor slimme besparingen dat in 2011 van start ging;

52.

verwelkomt het feit dat de EDEO onmiddellijk besparingen van 4 miljoen EUR binnen de begroting van 2014 zou kunnen bereiken, nu het nieuwe statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie van kracht is geworden; wijst echter op de extreem hoge arbeidskosten in delegaties van de Unie, aangezien alle rechten op verstrekkingen, vergoedingen, wegingscoëfficiënten, ontspanningsverloven, jaarlijkse reiskosten, verplaatsings- en huisvestingskosten oplopen tot ruim 8 000 EUR per maand per personeelslid boven op het maandsalaris van de personeelsleden in delegaties van de Unie;

53.

dringt er bij de Commissie op aan een oplossing te vinden voor het beheer van administratieve uitgaven door de delegaties van de EU, teneinde de administratieve last van delegatiehoofden te verminderen, met name van kleinere delegaties, door ook subdelegatie van personeel van de Commissie mogelijk te maken, in overeenstemming met het verslag van het Parlement van 2013 over de organisatie en het functioneren van de EDEO;

54.

maakt zich er zorgen over dat, anders dan in het kader van de hervorming van het ambtenarenstatuut werd aangekondigd, namelijk dat de vakantiedagen van in derde landen werkzame ambtenaren efficiënter zouden worden georganiseerd en zouden worden gereduceerd, het oude en inefficiënte systeem nu zelfs tot meer landen als voorheen wordt uitgebreid; herinnert eraan dat in dit kader niet alleen verlof wordt toegekend, maar ook vliegtickets voor het hele gezin worden verstrekt; verlangt een overzicht van de kosten van deze maatregel, die in 2014 in werking treedt, terwijl de reducering van het aantal vakantiedagen pas in 2015 wordt geïmplementeerd;

55.

verwelkomt de herziening van de aan personeel in delegaties aangeboden regeling voor de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden en het ontspanningsverlof, waarbij een nieuwe berekeningsmethode is ingevoerd voor de jaarlijkse reiskostenvergoeding met gebruikmaking van economy class in plaats van business class als de berekeningsgrondslag, wat op zich al een besparing van 3 miljoen EUR in de begroting van 2014 opleverde;

56.

neemt nota van het feit dat in 2012 per persoon nog gemiddeld 8 526 EUR werd uitbetaald voor aan het eind van het dienstverband niet opgenomen verlofdagen en dat dit bedrag in 2013 was teruggelopen tot 5 986 EUR; roept de EDEO op de maatregelen te nemen die nodig zijn om de kosten hiervan verder terug te dringen;

57.

dringt er bij de EDEO ten zeerste op aan om met betrekking tot de regelingen voor het reizen van zijn delegaties naar de hoofdzetel praktijken in te voeren die vergelijkbaar zijn met de praktijken die door de diplomatieke diensten van de lidstaten in soortgelijke omstandigheden worden toegepast;

58.

verwelkomt de totstandkoming van een „memorandum van overeenstemming” tussen het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de EDEO; betreurt de vertraging van de afsluiting ervan en verzoekt de EDEO om verslag te doen van de vooruitgang die wordt geboekt in verband met de nieuwe strategie voor de bestrijding van fraude voor delegaties van de Unie, die volgens de planning in de definitieve vorm in 2013 beschikbaar zou zijn;

59.

roept de EDEO op om in zijn jaarlijkse activiteitenverslag de resultaten en gevolgen van gesloten OLAF-zaken op te nemen, indien de instelling of personen die voor de instelling werken aan een onderzoek werden onderworpen;

60.

neemt nota van het feit dat het hoofd administratie van de delegaties van de Unie en personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor de administratie van de ambassades van lidstaten regelmatig bijeenkomen voor discussies en het uitwisselen van ervaringen op relevante gebieden; verwacht dat deze goede praktijk wordt voortgezet en uitgebreid naar andere relevante activiteitengebieden;

61.

onderstreept hoe belangrijk het is de EDEO en de EU-delegaties beter in staat te stellen zichzelf te beschermen tegen spionageactiviteiten van derde landen, onder meer door hun IT-netwerken beter te beveiligen en door beveiligde communicatiesystemen op te zetten, en dringt erop aan onverwijld te inventariseren hoeveel middelen hiervoor nodig zijn;

62.

verlangt dat het gebouwenbeleid van de EDEO bij het jaarlijkse activiteitenverslag wordt gevoegd, met name omdat het belangrijk is dat de kosten daarvan voldoende transparant worden gemaakt en niet buitensporig zijn;

63.

dringt er bij de EDEO op aan om de kwijtingsautoriteit de lijst van in 2012 afgesloten bouwcontracten te verstrekken, met inbegrip van de details van de contracten, het land waar het contract is afgesloten en de looptijd van het contract, zoals in het jaarlijkse activiteitenverslag van de EDEO van 2011, en verzoekt de EDEO om dezelfde details van bouwcontracten op te nemen in zijn jaarlijkse activiteitenverslag van 2013;

64.

is van mening dat op het gebied van financieel beheer verbeteringen kunnen worden doorgevoerd om het ontstaan van rente op te late betalingen te voorkomen, in het bijzonder door de duur van de vertraging te verkorten; wijst erop dat de drie hoogste bedragen voor rente op te late betalingen 3 714,84 EUR, 4 395,71 EUR en 5 931,67 EUR bedragen;

65.

beklemtoont de noodzaak van parlementair toezicht op het INTCEN, de EUMS INT, het Situatiecentrum en het Satellietcentrum, die de besluitvormers — onder andere op grond van informatie van de nationale inlichtingendiensten — van analyses voorzien en de samenwerking tussen de nationale inlichtingendiensten bevorderen;

66.

dringt erop aan om in de begroting van de EDEO specifieke begrotingslijnen voor het INTCEN, de EUMS INT en het Situatiecentrum op te nemen, teneinde democratische controle en transparantie te waarborgen;

67.

verzoekt de hoge vertegenwoordiger om in het jaarlijkse activiteitenverslag van de EDEO uitvoerige informatie over de benutting van de begroting en de personeelssituatie van het INTCEN, de EUMS INT en het Situatiecentrum ter beschikking te stellen;

68.

roept de EDEO ertoe op in zijn jaarlijkse activiteitenverslag te vermelden hoeveel geclassificeerde documenten, uitgesplitst naar classificatiecategorie, hij van de andere instellingen, de overige organen, de lidstaten van de EU, alsook van derde landen, heeft ontvangen en aan hen heeft doorgegeven;

69.

is van oordeel dat de begrotingssteunsystemen voor regeringen van derde landen niet naar behoren worden gecontroleerd en roept op tot een beter toezicht op de financiële verrichtingen in een eerder stadium;

70.

verzoekt de Rekenkamer in zijn volgende jaarverslag een evaluatie op te nemen van de follow-up die de EDEO geeft aan de aanbevelingen van het Parlement in deze resolutie.


(1)  PB L 56 van 29.2.2012.

(2)  PB C 334 van 15.11.2013, blz. 1.

(3)  PB C 331 van 14.11.2013, blz. 1.

(4)  PB C 334 van 15.11.2013, blz. 122.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.


Top