This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32013R0418
Commission Regulation (EU) No 418/2013 of 3 May 2013 imposing a provisional anti-dumping duty on imports of certain stainless steel wires originating in India
Verordening (EU) nr. 418/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald draad van roestvrij staal van oorsprong uit India
Verordening (EU) nr. 418/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald draad van roestvrij staal van oorsprong uit India
PB L 126 van 8.5.2013, p. 1–18
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 09/11/2013
8.5.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 126/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 418/2013 VAN DE COMMISSIE
van 3 mei 2013
tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald draad van roestvrij staal van oorsprong uit India
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Inleiding
(1) |
Op 10 augustus 2012 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) met een bericht („bericht van inleiding”) in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) de inleiding van een antidumpingprocedure („de antidumpingprocedure”) betreffende de invoer in de Europese Unie („de Unie”) van bepaald draad van roestvrij staal van oorsprong uit India („het betrokken land”) aangekondigd. |
(2) |
Diezelfde dag heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (3) de inleiding van een antisubsidieprocedure betreffende de invoer in de Unie van bepaald draad van roestvrij staal van oorsprong uit India aangekondigd en in dat verband een afzonderlijk onderzoek („de antisubsidieprocedure”) geopend. |
(3) |
De antidumpingprocedure werd ingeleid na een klacht die op 28 juni 2012 werd ingediend door de Europese Vereniging van ijzer- en staalproducerende industrieën (European Confederation of Iron and Steel Industries — Eurofer) („de klager”) namens producenten die meer dan 50 % van de totale productie van bepaald draad van roestvrij staal in de Unie voor hun rekening nemen. Het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over dumping van het betrokken product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen. |
1.2. Bij het onderzoek betrokken partijen
(4) |
De Commissie heeft de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs, de haar bekende importeurs en gebruikers en de Indiase overheid van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. |
(5) |
Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord. |
(6) |
Gezien het grote aantal producenten-exporteurs in het betrokken land, niet-verbonden importeurs en producenten in de Unie en teneinde het onderzoek binnen de wettelijk voorgeschreven termijnen af te ronden, kondigde de Commissie in het bericht van inleiding aan dat zij besloten had om het aantal producenten-exporteurs in het betrokken land, niet-verbonden importeurs en producenten in de Unie dat zou worden onderzocht door samenstelling van een steekproef in de zin van artikel 17 van de basisverordening tot een redelijk aantal te beperken. |
1.2.1. Steekproef van producenten-exporteurs
(7) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, is alle producenten-exporteurs in het betrokken land verzocht zich bij de Commissie kenbaar te maken en de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken. |
(8) |
18 producenten-exporteurs waarvan sommigen tot dezelfde groep behoorden, verstrekten de verlangde informatie en stemden ermee in te worden opgenomen in de steekproef; zeven van hen verzochten om een individueel onderzoek voor het geval zij niet in de steekproef zouden worden opgenomen. 15 van deze meewerkende ondernemingen gaven aan draad van roestvrij staal tijdens het onderzoektijdvak naar de Unie te hebben uitgevoerd. De steekproef werd derhalve samengesteld op grond van de informatie die deze 15 producenten-exporteurs hebben verstrekt. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening heeft de Commissie, voor de uitvoer van het betrokken product naar de Unie, een steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve hoeveelheid die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. In de steekproef zijn twee individuele ondernemingen en een groep van ondernemingen bestaande uit vier verbonden ondernemingen opgenomen, die samen meer dan 63 % van de totale uitvoerhoeveelheid van het betrokken product naar de Unie vertegenwoordigen. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van het betrokken land geraadpleegd over de samenstelling van een representatieve steekproef. Er zijn geen opmerkingen over de samenstelling van de steekproef gemaakt. |
(11) |
Zoals in overweging 9 is vermeld, werd de steekproef beperkt tot een redelijk aantal ondernemingen die binnen de beschikbare tijd konden worden onderzocht. De ondernemingen die in het kader van het subsidieonderzoek zijn onderzocht, zijn opgenomen in overweging 19. |
(12) |
Voorts werden, zoals in overweging 8 is genoemd, aanvankelijk zeven verzoeken om individuele behandeling ontvangen. Derhalve werd overwogen dat in dit stadium het individuele onderzoek te belastend zou zijn en aan een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg zou staan. |
(13) |
De verzoeken van de exporteurs die de nodige gegevens binnen de termijnen hebben ingediend, zullen echter in het verdere verloop van het onderzoek worden onderzocht. |
1.2.2. Steekproef van producenten in de Unie
(14) |
In het bericht van inleiding heeft de Commissie meegedeeld dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Deze steekproef bestond in eerste instantie uit vijf producenten van wie de Commissie voorafgaand aan de opening van het onderzoek bekend was dat zij draad van roestvrij staal produceerden in de Unie. De Commissie heeft de steekproef samengesteld op basis van de verkopen, het productievolume en de geografische locatie. De belanghebbenden werd in het bericht van inleiding ook verzocht om hun standpunten over de voorlopige steekproef uiteen te zetten. Er werden geen opmerkingen over de voorgestelde steekproef ontvangen. Uit de analyse van de antwoorden op de vragenlijst bleek dat een van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie een verbonden onderneming had die zich ook bezighield met de productie en verkoop van draad van roestvrij staal. Deze verbonden onderneming werd daarom ook in de steekproef opgenomen. Bijgevolg waren de zes in de steekproef opgenomen producenten in de Unie samen goed voor 46,5 % van de totale geschatte productie in de Unie. De steekproef wordt als representatief voor de bedrijfstak van de Unie beschouwd. |
1.2.3. Steekproef van importeurs
(15) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, is alle niet-verbonden importeurs verzocht zich bij de Commissie kenbaar te maken en de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken. |
(16) |
Negen niet-verbonden importeurs in totaal hebben de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. De Commissie heeft een steekproef samengesteld van drie ondernemingen, die 23,8 % van de Indiase invoer naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak voor hun rekening namen, op grond van het grootste invoervolume naar de Unie. Twee van de in de steekproef opgenomen importeurs hebben echter geen antwoorden op de vragenlijst ingediend. Derhalve was het in deze fase van het onderzoek niet mogelijk om een steekproef uit te voeren en zal tijdens het resterende deel van het onderzoek opnieuw om de meewerking van importeurs worden gevraagd. |
1.2.4. Antwoorden op de vragenlijst en controlebezoeken
(17) |
Er zijn vragenlijsten toegezonden aan de drie in de steekproef opgenomen (groepen) producenten-exporteurs in India en de producenten-exporteurs die om een individueel onderzoek hadden verzocht, de zes in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de drie in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en negen bekende gebruikers. |
(18) |
Er zijn antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen (groepen) producenten-exporteurs in India en van twee van de producenten-exporteurs die om een individueel onderzoek hadden verzocht, de zes in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, een niet-verbonden importeur en drie gebruikers. |
(19) |
De Commissie heeft alle gegevens van de belanghebbenden die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de daaruit voortvloeiende schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Er zijn controlebezoeken uitgevoerd in de gebouwen van de volgende partijen:
|
1.3. Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode
(20) |
Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 april 2011 tot en met 31 maart 2012 („onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2009 tot het eind van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”). |
2. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Betrokken product
(21) |
Het betrokken product is draad van roestvrij staal, bevattende:
momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7223 00 19 en 7223 00 99, van oorsprong uit India. |
(22) |
Een partij heeft aangevoerd dat er ook zogenaamde „hoogtechnische” productsoorten bestaan die verschillen van de andere soorten van het betrokken product dat in India wordt geproduceerd maar ook in de Unie. Voorts stelden zij dat de technische soorten, in tegenstelling tot de meeste vanuit India naar de Unie uitgevoerde soorten, geen bulkgoederen zijn maar specifieke productsoorten die voor specifieke vormen van gebruik worden geproduceerd in verschillende staalsoorten en met verschillende diameters en dat het onderzoek hierop geen betrekking zou moeten hebben. |
(23) |
In deze fase blijkt dat de technische soorten deel uitmaakten van de productomschrijving en dat zij in vergelijking tot andere soorten van het betrokken product soortgelijke fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben. Voorts blijkt dat deze soorten ook door producenten in de Unie worden geproduceerd, zodat de technische soorten binnen het bereik van dit onderzoek vallen. |
2.2. Soortgelijk product
(24) |
Uit het onderzoek bleek dat het betrokken product, het product dat op de binnenlandse markt van India wordt geproduceerd en verkocht, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en verkocht op de markt van de Unie dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Deze producten worden daarom voorlopig beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. DUMPING
3.1. Inleiding
(25) |
Tijdens de controlebezoeken in de gebouwen van de drie in de steekproef opgenomen Indiase producenten-exporteurs en de daaropvolgende analyse van de verzamelde gegevens werd geconstateerd dat ze allemaal enkele gegevens hadden ingediend die niet als betrouwbaar konden worden beschouwd. |
(26) |
In het geval van één producent-exporteur kwam de Commissie tot de bevinding dat de kosten die in het antwoord op de vragenlijst waren gerapporteerd, niet overeenkwamen en bij de afstemmingscontrole niet in overeenstemming konden worden gebracht met de kosten die in het interne boekhoudsysteem van de producent waren gerapporteerd. |
(27) |
De producent-exporteur stelde dat de waargenomen verschillen tussen de aan de Commissie gerapporteerde kosten en de kosten die tijdens het controlebezoek werden gevonden in het interne boekhoudsysteem te wijten waren aan fouten in de registratie van de transacties en aan verschillen in boekhoudmethoden, in het bijzonder in verband met het grondstoffenverbruik. De producent-exporteur voerde aan dat de gegevens in het interne boekhoudsysteem niet betrouwbaar waren en niet gebruikt zouden moeten worden voor het onderzoek. Hoewel de producent-exporteur reeds enkele jaren hetzelfde boekhoudsysteem gebruikt, stelde hij dat de Commissie haar analyse zou moeten baseren op de in het antwoord op de vragenlijst gerapporteerde kosten en niet op de kosten die opgenomen zijn in het interne boekhoudsysteem van het bedrijf. |
(28) |
Opgemerkt zij dat, hoewel de gegevens in het interne boekhoudsysteem overeenkwamen met de aan accountantscontrole onderworpen financiële overzichten die door de producent-exporteur waren verstrekt, het tijdens het controlebezoek niet mogelijk was om de afstemming van de rekeningen te controleren en op die manier het verband vast te stellen tussen de kostentabellen die specifiek voor het onderhavige onderzoek zijn opgesteld en de in het interne boekhoudsysteem opgenomen gegevens. Derhalve wordt op grond van artikel 18 van de basisverordening vastgesteld dat de gegevens die zijn aangetroffen in het boekhoudsysteem van de producent-exporteur voor dit antidumpingonderzoek moeten worden gebruikt. |
(29) |
Om deze reden heeft de Commissie een voorlopige correctie uitgevoerd op de kostengegevens die door de producent-exporteur in kwestie zijn verstrekt in zijn antwoord op de vragenlijst door gebruik te maken van de gegevens die beschikbaar zijn in het interne boekhoudsysteem van de producent-exporteur. |
(30) |
In het geval van een tweede producent-exporteur heeft de Commissie vastgesteld dat de aankopen en het verbruik van grondstoffen die deze producent-exporteur in zijn antwoord op de vragenlijst heeft gerapporteerd, niet worden gestaafd door de gegevens die zijn aangetroffen in het voorraadbeheersysteem van deze producent. Met name bleek de onderverdeling per staalsoort verschillend te zijn binnen de twee bronnen. De Commissie merkt op dat de staalsoort cruciaal is bij de vaststelling van de kosten van het eindproduct. Onbetrouwbare informatie over de staalsoort kan de berekening van kosten en van de verkoopprijzen van afzonderlijke productsoorten ernstig vervormen en derhalve misleidend zijn. |
(31) |
De producent-exporteur stelde echter dat de computerbestanden met de aankopen van grondstoffen die door de Commissie tijdens het controlebezoek waren verzameld, niet compleet waren omdat door andere eenheden binnen het bedrijf aanvullende aankopen waren gedaan, die echter niet waren opgenomen in de tijdens het controlebezoek door de Commissie verzamelde en gecontroleerde computerbestanden. Daarnaast stelde de producent-exporteur dat de waargenomen verschillen in de hoeveelheden per staalsoort verband hielden met het feit dat sommige staalsoorten elkaar gedeeltelijk overlapten en dat sommige delen van het productieproces niet traceerbaar waren op het niveau van individuele staalsoorten. |
(32) |
Echter, de Commissie merkt op dat bovenstaande beweringen van de onderneming met betrekking tot de aanvullende aankopen van grondstoffen niet toereikend zijn om de waargenomen verschillen op het niveau van de individuele staalsoorten te verklaren. De Commissie merkt tevens op dat de onderneming stelde dat het niet mogelijk is om afzonderlijke staalsoorten in alle fasen van het productieproces precies te traceren. Dit argument ondermijnt de betrouwbaarheid van het rapportagesysteem voor staalsoorten in zijn geheel bezien nog meer. De informatie die is verstrekt over staalsoorten moet voorlopig als misleidend worden aangemerkt. |
(33) |
De Commissie is van oordeel dat de gerapporteerde onderverdeling van grondstoffen per staalsoort niet betrouwbaar is en voorlopig buiten beschouwing moet worden gelaten en dat de bevindingen moeten worden gebaseerd op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Wegens de onbetrouwbaarheid van het rapportagesysteem in zijn geheel bezien konden de vaststellingen niet op basis van de gerapporteerde staalsoorten plaatsvinden. Derhalve is voor het berekenen van een algemene dumpingmarge voor alle producten gebruikgemaakt van het totale verbruik van alle grondstoffen bij elkaar, zonder de onderverdeling per staalsoort in beschouwing te nemen. |
(34) |
In het geval van de derde producent-exporteur stelde de Commissie tijdens het controlebezoek tevens vast dat de stromen van grondstoffen die waren gerapporteerd in het antwoord op de vragenlijst, niet overeenkwamen met de gegevens in het boekhoudsysteem van de producent. De onderverdeling per staalsoort bleek binnen de twee bronnen verschillend te zijn. |
(35) |
Hoewel de producent-exporteur toegaf enkele fouten te hebben gemaakt in het antwoord op de vragenlijst, stelde de onderneming dat de verschillen in de totale hoeveelheden grondstoffen afgestemd konden worden door de wijzigingen in voorraden in aanmerking te nemen. Echter, de onderneming stelde tevens dat het door de gedeeltelijke overlapping van staalsoorten onmogelijk is om tot een precieze afstemming te komen op basis van individuele staalsoorten. Dit argument ondermijnt de betrouwbaarheid van het rapportagesysteem voor staalsoorten in zijn geheel bezien nog meer. De informatie die is verstrekt over staalsoorten moet als misleidend worden aangemerkt. |
(36) |
De Commissie is van oordeel dat de gerapporteerde onderverdeling van grondstoffen per staalsoort niet betrouwbaar is en voorlopig buiten beschouwing moet worden gelaten en dat de bevindingen moeten worden gebaseerd op de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Wegens de onbetrouwbaarheid van het rapportagesysteem in zijn geheel bezien konden de vaststellingen niet op basis van de gerapporteerde staalsoorten plaatsvinden. Derhalve is voor het berekenen van een algemene dumpingmarge voor alle producten gebruikgemaakt van het totale verbruik van alle grondstoffen bij elkaar, zonder de onderverdeling per staalsoort in beschouwing te nemen. |
(37) |
Aan iedere producent-exporteur werd een individuele brief gestuurd met een toelichting van de specifieke en gedetailleerde redenen op grond waarvan enkele gegevens in het antwoord op de vragenlijst niet aanvaard konden worden. Zij werden tevens ervan in kennis gesteld dat de Commissie voornemens was overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopige conclusies aan de hand van de beschikbare gegevens te trekken. |
(38) |
Ieder van de drie producenten-exporteurs kreeg de gelegenheid om opmerkingen in te dienen en zij verzochten om hoorzittingen, die hen werden toegestaan. Ze verstrekten tevens hun schriftelijke opmerkingen met betrekking tot de mogelijke toepassing van artikel 18 van de basisverordening. Ondanks de van de ondernemingen verkregen toelichtingen konden deze niet voldoende de hierboven omschreven aangelegenheden verduidelijken, waardoor sommige van de gegevens zijn vervangen door de best beschikbare gegevens. |
3.2. Normale waarde
(39) |
Voor de vaststelling van de normale waarde ging de Commissie voor elk van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs eerst na of de totale hoeveelheid van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product representatief was, m.a.w. of de totale hoeveelheid van die verkoop minstens 5 % vertegenwoordigde van de totale uitvoer van het betrokken product naar de Unie tijdens het OT overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De Commissie heeft vastgesteld dat de totale verkoop door elke in de steekproef opgenomen producent-exporteur van het soortgelijke product op de binnenlandse markt representatief was. |
(40) |
Vervolgens heeft de Commissie voor de in de steekproef opgenomen producenten met een in het algemeen representatieve binnenlandse verkoop vastgesteld welke productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek waren aan of direct vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten. |
(41) |
Echter, zoals in paragraaf 3.1 wordt uitgelegd, werden de in het onderstaande beschreven vergelijkingen voor twee producenten-exporteurs uitgevoerd op basis van het totaal van alle producten in plaats van afzonderlijke vergelijkingen per individuele productsoort. |
(42) |
Voor elke door de afzonderlijke in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs op de binnenlandse markt verkochte productsoort die identiek was aan of vergelijkbaar met de productsoort die voor uitvoer naar de Unie werd verkocht, werd onderzocht of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd als voldoende representatief beschouwd wanneer van die soort in het OT op de binnenlandse markt aan onafhankelijke afnemers een totale hoeveelheid was verkocht die ten minste 5 % bedroeg van de totale voor uitvoer naar de Unie verkochte hoeveelheid van de identieke of vergelijkbare productsoort. |
(43) |
De Commissie heeft vervolgens onderzocht of de verkoop op de binnenlandse markt door elke in de steekproef opgenomen producent kon worden geacht in het kader van normale handelstransacties als bedoeld in artikel 2, lid 4, van de basisverordening te hebben plaatsgevonden. Hiertoe werd het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt tijdens het OT vastgesteld. |
(44) |
Wanneer de verkoop van een productsoort tegen nettoprijzen die gelijk waren aan of hoger dan de berekende productiekosten meer dan 80 % bedroeg van de totale verkoop van die soort en de gewogen gemiddelde verkoopprijs gelijk was aan of hoger dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde gelijkgesteld met de gewogen gemiddelde prijs van de totale, al dan niet winstgevende binnenlandse verkoop van die soort in het onderzoektijdvak. |
(45) |
Wanneer de winstgevende verkoop 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alleen de winstgevende verkoop op de binnenlandse markt van die soort tijdens het OT. |
(46) |
Wanneer een productsoort volledig met verlies werd verkocht, werd geconcludeerd dat deze niet in het kader van normale handelstransacties was verkocht. |
(47) |
Wanneer er geen verkoop van een soortgelijk product in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden of in geval van een productsoort die niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt was afgezet, berekende de Commissie de normale waarde overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening. |
(48) |
De normale waarde werd berekend door bij de gemiddelde productiekosten tijdens het onderzoektijdvak, waar nodig gecorrigeerd, de gemaakte gewogen gemiddelde verkoop-, algemene en administratieve kosten („VAA-kosten”) op te tellen alsmede de gewogen gemiddelde winst die door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werd gemaakt op binnenlandse verkopen van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties. Waar nodig, in het bijzonder zoals in paragraaf 3.1 toegelicht, werden de productiekosten en VAA-kosten gecorrigeerd voordat zij werden gebruikt om vast te stellen of de verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden en om de normale waarden te berekenen. |
(49) |
Elke onderneming ontvangt haar individueel uitgesplitste berekeningen die worden gehanteerd om de desbetreffende normale waarden vast te stellen, en zal gelegenheid tot het indienen van opmerkingen hebben. |
3.3. Uitvoerprijs
(50) |
De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs voerden producten naar de Unie uit ofwel rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers ofwel via verbonden ondernemingen. |
(51) |
Wanneer het betrokken product rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie werd uitgevoerd, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen. |
(52) |
In gevallen waarin de uitvoer naar de Unie plaatsvond via een verbonden handelsonderneming werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs waarvoor het ingevoerde product voor het eerst werd doorverkocht aan onafhankelijke afnemers in de Unie. In dergelijke gevallen werden correcties aangebracht voor alle kosten tussen invoer en wederverkoop, inclusief rechten en belastingen, en voor VAA-kosten en winst. De door de verbonden importeur gemaakte VAA-kosten werden gebruikt en een redelijke winstmarge werd vastgesteld op basis van de winstmarge die werd behaald door een onafhankelijke importeur van het betrokken product. |
3.4. Vergelijking
(53) |
De normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werden vergeleken in het stadium af fabriek. |
(54) |
Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. |
(55) |
Op basis hiervan werden correcties toegepast voor vervoers-, zeevracht- en verzekeringskosten, laad- en aanverwante kosten, verpakkingskosten, kredietkosten, kortingen en provisies, voor zover aangetoond was dat deze de prijsvergelijkbaarheid beïnvloedden. |
3.5. Dumpingmarges
(56) |
Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd voor elke in de steekproef opgenomen onderneming de vastgestelde gewogen gemiddelde normale waarde per productsoort vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van het betrokken product. |
(57) |
Vanwege de toepassing van artikel 18 van de basisverordening op ieder van de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs kon de dumpingmarge van de niet in de steekproef opgenomen meewerkende producenten-exporteurs niet worden vastgesteld op basis van de gemiddelde dumpingmarge van de in de steekproef opgenomen ondernemingen krachtens de bepalingen van artikel 9, lid 6, van de basisverordening. |
(58) |
In dit geval werd het passend geacht om de op de meewerkende, niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs toepasselijke dumpingmarge voorlopig vast te stellen op basis van hun uitvoerprijs, vastgesteld op basis van invoerstatistieken van Eurostat, en de gemiddelde normale waarde die is vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen Indiase producenten, voor zover de gemiddelde normale waarde niet onderworpen was aan de toepassing van artikel 18 van de basisverordening. |
(59) |
Op grond hiervan werd de dumpingmarge voor de meewerkende, maar niet in de steekproef opgenomen ondernemingen voorlopig vastgesteld op 28,0 %. |
(60) |
Wat alle andere producenten-exporteurs in India betreft, stelde de Commissie eerst de mate van meewerking vast. Hiertoe werd een vergelijking gemaakt tussen de totale uitvoerhoeveelheden die zijn gerapporteerd in de steekproefantwoorden en de totale invoer uit India op grond van de invoerstatistieken van Eurostat. Gezien het hoge meewerkingsniveau werd de residuele dumpingmarge vastgesteld op het niveau van de hoogste dumpingmarge die werd vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. |
(61) |
Op grond hiervan werd de voor het gehele land geldende voorlopige dumpingmarge vastgesteld op 32,3 %. |
(62) |
Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:
|
4. BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE
4.1. Bedrijfstak van de Unie
(63) |
Het soortgelijke product werd vervaardigd door 27 producenten in de Unie. Zij worden als de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening beschouwd en zullen hierna als „de bedrijfstak van de Unie” worden aangeduid. |
4.2. Productie in de Unie
(64) |
Alle beschikbare gegevens met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, zoals informatie in de klacht, gegevens van producenten in de Unie die werden verzameld voor en nadat het onderzoek werd ingesteld alsmede de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, werden gebruikt om de totale productie van de Unie te bepalen voor het onderzoektijdvak. |
(65) |
Opgemerkt zij dat een producent in de Unie die was verbonden met een Indiase producent-exporteur en die zich uitsprak tegen de opening van het onderzoek, tevens is opgenomen in de omschrijving van de bedrijfstak van de Unie. |
(66) |
Op deze basis werd de totale productie in de Unie geschat op ongeveer 139 141 ton gedurende het OT. Dit cijfer omvat de productie van alle producenten in de Unie die zichzelf kenbaar hebben gemaakt en het geschatte productievolume van de overige producenten in de Unie, die niet naar voren zijn gekomen in het onderzoek. |
4.3. Steekproef van producenten in de Unie
(67) |
Zoals in overweging 14 is opgemerkt, zijn zes producenten in de Unie opgenomen in de steekproef en zij vertegenwoordigen samen 46,5 % van de geschatte totale productie van het soortgelijke product in de Unie. |
5. SCHADE
5.1. Verbruik in de Unie
(68) |
Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op grond van het totale verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de totale invoer. Het jaar 2009 werd gekenmerkt door nog niet eerder voorgekomen hoge prijzen voor nikkel, de belangrijkste grondstof die wordt gebruikt om het betrokken product en het soortgelijke product te produceren, en door de wereldwijde negatieve gevolgen van de financiële crisis, die samen leidden tot een bijzonder laag verbruiksniveau in de Unie in dat jaar. Echter, de marktsituatie verbeterde zich, zoals blijkt uit onderstaande tabel, en het verbruik in de Unie steeg met 50 % tussen 2009 en het eind van het OT.
|
5.2. Invoer in de Unie uit het betrokken land
5.2.1. Ingevoerde hoeveelheden en marktaandeel
(69) |
Vastgesteld werd dat de invoer met dumping in de Unie van de meewerkende producenten-exporteurs tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling in termen van omvang en marktaandeel liet zien:
|
(70) |
De invoerhoeveelheden uit India zijn in de beoordelingsperiode aanzienlijk gestegen, namelijk met 110 %. De stijging was met name opvallend van 2009 tot 2010, toen de invoer uit India een enorme toename van 72 % liet zien en het verbruik in de Unie met 42 % steeg. Echter, hoewel het verbruik tussen 2010 en het eind van het OT slechts met 5 % steeg, bleven de invoerhoeveelheden vanuit India in deze periode aanmerkelijk stijgen, namelijk met 22 %. |
(71) |
Het marktaandeel van de invoer met dumping uit India is aanzienlijk gestegen tijdens de beoordelingsperiode, met 40 %. |
5.2.2. Invoerprijzen en prijsonderbieding
(72) |
Zoals hiervoor in overweging 22 uitgelegd heeft een partij zorgen geuit over het feit dat de antidumpingvragenlijst niet toeliet onderscheid te maken tussen met name bepaalde soorten van het betrokken product, waartussen volgens die partij verschillen zouden bestaan. |
(73) |
Aan deze zorg werd in de vragenlijst tegemoet gekomen door verruiming van de zogenaamde productcontrolenummers (PCN), opdat de in het onderzoek relevante soorten met name voor de prijsvergelijking duidelijk werden vastgesteld. In deze fase bleek uit het onderzoek dat Indiase producenten-exporteurs enkel beperkte hoeveelheden van deze hoogtechnische soorten exporteerden. Niettemin zij opgemerkt dat de wijzigingen van de PCN waarborgden dat de prijzen van bepaalde productsoorten rechtstreeks vergeleken werden met de prijzen van soortgelijke productsoorten. |
(74) |
Onderstaande tabel bevat de gemiddelde prijs van de invoer met dumping:
|
(75) |
De gemiddelde prijzen van de invoer uit India stegen tijdens de beoordelingsperiode met 35 %, maar ze bleven onder de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens diezelfde periode (zie overweging 93). Dit verklaart de enorme toename van de invoerhoeveelheid en de aanzienlijke stijging met 40 % van het marktaandeel van Indiase exporteurs in deze periode. |
(76) |
Voor de bepaling van de prijsonderbieding werden de gewogen gemiddelde verkoopprijzen die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening brengen aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, af fabriek, per productsoort, vergeleken met de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijzen van de invoer met dumping van de in de steekproef opgenomen Indiase producenten voor de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-niveau, gecorrigeerd voor kosten na invoer. |
(77) |
Het resultaat van de vergelijking, uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie gedurende het OT, gaf een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van de invoer met dumping uit het betrokken land naar de markt van de Unie van 15 % te zien. De lagere prijzen van de invoer met dumping in vergelijking met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode verklaren de aanzienlijke stijging van de Indiase invoerhoeveelheden en van het marktaandeel van de invoer uit India tussen 2009 en het eind van het OT. |
5.3. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
5.3.1. Inleidende opmerkingen
(78) |
Ingevolge artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping uit India voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die van invloed zijn op de toestand van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode. |
(79) |
Zoals in overweging 14 is vermeld, werd voor het onderzoek naar mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef. |
(80) |
Voor de schadeanalyse heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. In dit verband wordt de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie beoordeeld op grond van a) macro-economische indicatoren, namelijk indicatoren zoals productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel en groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de werkelijke dumpingmarge en herstel van eerdere dumping, waarvoor de gegevens zijn verzameld op het niveau van de totale bedrijfstak van de Unie, en op grond van b) micro-economische indicatoren, namelijk indicatoren zoals gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken, voorraden en arbeidskosten, waarvoor de gegevens zijn verzameld op het niveau van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. |
(81) |
Opgemerkt zij dat alle beschikbare gegevens met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, met inbegrip van informatie in de klacht, gegevens van de producenten in de Unie die werden verzameld voor en nadat het onderzoek werd ingesteld alsmede de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, zijn gebruikt om de macro-economische indicatoren te bepalen en in het bijzonder de gegevens met betrekking tot de niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. |
(82) |
De micro-economische indicatoren zijn bepaald op grond van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun antwoorden op de vragenlijst hebben verstrekt. |
5.3.2. Macro-economische indicatoren
a) Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(83) |
De trends voor de productie van de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad lieten tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:
|
(84) |
De productie in de Unie steeg met 32 % tijdens de beoordelingsperiode en deze stijging weerspiegelt in zekere mate de positieve ontwikkeling van het verbruik. Echter, tussen 2010 en het eind van het OT stagneerden de productievolumes. |
(85) |
Terwijl de bezettingsgraad zich verbeterde en met 13 procentpunten steeg tijdens de beoordelingsperiode, bleef de productiecapaciteit in deze periode in wezen stabiel. |
b) Verkoopvolume, marktaandeel en groei
(86) |
De trends wat betreft het verkoopvolume, het marktaandeel en de groei lieten tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:
|
(87) |
Na een aanzienlijke stijging tussen 2009 en 2010, tegen een achtergrond van toenemend verbruik, groeide de hoeveelheid verkopen aan niet-verbonden afnemers minder snel en profiteerden deze verkopen niet van de voortdurende stijging van de vraag (4,9 % tussen 2010 en 2011). Dit wordt ook weerspiegeld in de opwaartse trend binnen eindvoorraden, die een totale stijging van 41 % kenden tijdens de beoordelingsperiode, zoals vermeld in overweging 100. |
(88) |
Daarnaast daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met 4,7 procentpunten tijdens de beoordelingsperiode ondanks de gestage toename van het verbruik met 50 %. |
(89) |
Zoals aangegeven in overweging 68, groeide het verbruik van de Unie met 50 % tussen 2009 en het eind van het OT, terwijl de omvang van de invoer met dumping in dezelfde periode significant steeg met 110 %, zoals vermeld in overweging 70. De groei van de markt van de Unie tussen 2009 en het eind van het OT werd derhalve deels benut door invoer met dumping, terwijl de verkopen van de bedrijfstak van de Unie binnen de Unie tijdens dezelfde periode met 40 % toenamen. Dit toont aan dat de bedrijfstak van de Unie vanwege het toenemende marktaandeel van invoer met dumping niet ten volle kon profiteren van de groei van het verbruik in de Unie. |
c) Werkgelegenheid en productiviteit
(90) |
Niettegenstaande de moeilijke financiële situatie die in de overwegingen 94 tot en met 99 wordt beschreven, bleef de werkgelegenheid binnen de bedrijfstak van de Unie relatief stabiel tijdens de beoordelingsperiode. Gezien het stijgende productievolume (zie overweging 84) steeg de productiviteit, gemeten als output in tonnen per werknemer per jaar, met 30 % tijdens dezelfde periode, wat erop duidt dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke inspanningen heeft geleverd om de efficiëntie te verbeteren.
|
d) Hoogte van de werkelijke dumpingmarge en herstel van eerdere dumping
(91) |
De dumpingmarges van de drie in de steekproef opgenomen Indiase producenten/exporteurs liggen boven het de-minimisniveau (zie overweging 62). Gezien de sector van het betrokken product, het volume, het marktaandeel en de prijzen van de invoer met dumping uit India, zoals hierboven beschreven, kan het effect van de werkelijke dumpingmarges op de bedrijfstak van de Unie niet als te verwaarlozen worden beschouwd. |
(92) |
Er zij aan herinnerd dat in 1999 antidumping- en antisubsidiemaatregelen (4) op het betrokken product zijn ingesteld. Op grond van het tijdsverloop tussen het vervallen van de in 1999 ingestelde maatregelen en het huidige onderzoek zijn er echter geen gegevens beschikbaar om het effect van de eerdere dumping te beoordelen. Uit het onderzoek is hoe dan ook niet gebleken dat de bedrijfstak nog steeds herstellende is van dumpingpraktijken uit het verleden. |
5.3.3. Micro-economische indicatoren
a) Gemiddelde verkoopprijzen per eenheid op de markt van de Unie en productiekosten per eenheid
(93) |
De gemiddelde prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkopen aan niet-verbonden afnemers in de Unie stegen met 34 % tijdens de beoordelingsperiode. De stijging weerspiegelt de algemene stijging van de grondstoffenkosten tijdens dezelfde periode. In 2011 en tijdens het OT konden de producenten in de Unie om de stijgende productiekosten te dekken slechts bescheiden prijsverhogingen doorvoeren, die net genoeg waren om een winstgevendheid van iets meer dan 1 % in 2011 en een break-evenniveau tijdens het OT te bereiken. Derhalve was, zoals de cijfers in bovenstaande tabel aantonen, zelfs een aanmerkelijke verhoging van de verkoopprijs niet voldoende voor de bedrijfstak van de Unie om een redelijke winst te maken.
|
b) Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
(94) |
Tijdens de beoordelingsperiode ontwikkelden de kasstroom, de investeringen, het rendement van investeringen en het vermogen om kapitaal aan te trekken zich als volgt:
|
(95) |
De winstgevendheid van de in de steekproef van producenten van de Unie werd bepaald door de nettowinst vóór belastingen van de verkopen van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers uit te drukken als een percentage van de desbetreffende omzet. In 2009 maakten de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie verlies, maar in 2010 tekende zich een herstel af overeenkomstig de stijging van het verbruik met 50 %, zoals beschreven in overweging 68. Ofschoon de winstgevendheid licht toenam, was de winstgevendheid met 0,2 % nog altijd ver onder een redelijk niveau van winstgevendheid in de staalsector. Inderdaad werd de winstmarge voorlopig vastgesteld op 5 %, omdat werd geoordeeld dat deze overeenkomt met de marge die door een dergelijke bedrijfstak in de sector van het onderzochte product redelijkerwijs kan worden behaald onder normale concurrentievoorwaarden, dat wil zeggen zonder invoer met dumping, op de verkoop van het soortgelijke product in de Unie zoals aangegeven door de bedrijfstak van de Unie. Voorts is deze marge van 5 % een winstmarge vóór belasting, die een passend minimum werd geacht in andere onderzoeken naar soortgelijke producten in dezelfde sector. |
(96) |
Tijdens het OT slaagden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie erin om het break-evenpoint te bereiken. Echter, door de prijsdruk die door de invoer met dumping werd uitgeoefend konden zij hun prijzen niet op de kosten afstemmen en behaalden zij geen tevredenstellende resultaten. Deze situatie bestaat tevens doordat het onderzochte product als bulkgoed wordt beschouwd en de prijzen derhalve de voornaamste factor zijn aan de hand waarvan afnemers hun keuzes bepalen. |
(97) |
Voor de kasstroom, die het vermogen van de bedrijfstak om haar activiteiten zelf te financieren weergeeft en die werd berekend op basis van de bedrijfsexploitatie, was negatief tot 2010. Ofschoon deze verbeterde in 2011, daalde deze met 34 % tussen 2011 en het OT. |
(98) |
De ontwikkeling van de winstgevendheid en kasstroom tijdens de beoordelingsperiode beperkte het vermogen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie om in hun activiteiten te investeren en ondermijnde hun ontwikkeling. Bijgevolg werd het vermogen van de Unie om kapitaal aan te trekken en kosten te financieren belemmerd. Hoewel de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie erin slaagden enkele investeringen in verband met het soortgelijke product te doen in 2010, liepen de investeringen daarna terug, in het bijzonder tijdens het OT, toen ze met 51 % daalden ten opzichte van de niveaus in 2010. Hoewel het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde van investeringen, in 2011 positief werd, kende het tijdens het OT ook een aanmerkelijke daling met 5,9 procentpunten tot een laag niveau van 0,8 %. |
(99) |
In het licht van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de financiële prestaties van de in de steekproef opgenomen producenten tijdens het OT enigszins kwetsbaar waren. |
c) Voorraden
(100) |
De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn in de beoordelingsperiode met 41 % toegenomen; de toename ervan ging gepaard met verliezen aan marktaandeel, met name in het OT.
|
d) Arbeidskosten
(101) |
De arbeidskosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie lieten een bescheiden stijging zien tijdens de beoordelingsperiode en zijn derhalve geen bepalende factor voor de stijging van de productiekosten.
|
5.4. Conclusie over schade
(102) |
Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Unie niet ten volle profiteerde van de stijging van het verbruik tijdens de beoordelingsperiode en in het bijzonder tijdens het OT. In eerste instantie, tussen 2009 en 2010, was er een verbetering merkbaar in de meeste schade-indicatoren voor de bedrijfstak van de Unie, maar de economische situatie van de bedrijfstak stagneerde daarna of verslechterde zelfs. |
(103) |
Tegen de achtergrond van een haussemarkt stegen bepaalde indicatoren zoals het productie- en het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie wel degelijk aanmerkelijk tussen 2009 en 2010, maar zij vertoonden vervolgens vanaf 2010 een vertraging. Deze situatie deed zich voor ondanks een voortdurende stijging van het verbruik. |
(104) |
Daarnaast ondervonden de schade-indicatoren die verbonden zijn aan de financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie, zoals de kasstroom, de investeringen en de winstgevendheid, ernstige gevolgen van de op de markt van de Unie uitgeoefende prijsdruk, in het bijzonder tijdens het OT. De bedrijfstak van de Unie was tussen 2009 en 2010 niet in staat zijn prijzen voldoende te laten stijgen om de productiekosten te dekken. De winstgevendheid verbeterde tussen 2009 en 2011 daar een lichte winst werd behaald van 1,4 % in 2011; de winstgevendheid daalde echter opnieuw in het OT toen enkel het break-evenpoint werd bereikt. Dit betekent dat het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om kapitaal aan te trekken en te herstellen ondermijnd werd. |
(105) |
In het licht van het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
6. OORZAKELIJK VERBAND
6.1. Inleiding
(106) |
Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening is de Commissie nagegaan of de invoer met dumping uit India de bedrijfstak van de Unie zodanige schade had berokkend dat deze aanmerkelijk kan worden genoemd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie terzelfder tijd schade kon hebben geleden, werden eveneens onderzocht, om uit te sluiten dat de mogelijke schade als gevolg van deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven. |
6.2. Gevolgen van de invoer met dumping
(107) |
Uit het onderzoek bleek dat het verbruik in de Unie met 50 % toenam tijdens de beoordelingsperiode en dat tezelfdertijd de omvang van de invoer uit India meer dan verdubbelde. Anderzijds viel de toename van de invoer met dumping samen met een vertraging in de omvang van de verkopen van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden partijen tussen 2010 en het eind van het OT. |
(108) |
Wat betreft de prijsdruk op de markt van de Unie tijdens de beoordelingsperiode werd geconstateerd dat de gemiddelde Indiase invoerprijzen voortdurend op een lager niveau lagen dan de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie. Door onderbieding van de bedrijfstak van de Unie met gemiddeld 15 % tijdens het OT steeg het marktaandeel van de Indiase invoer met dumping met 40 % tussen 2009 en het eind van het OT, terwijl het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met 4,7 procentpunten daalde (van 67,6 % in 2009 tot 62,9 % in het OT). Uit het verlies van marktaandeel blijkt dat de bedrijfstak van de Unie slechts in beperkte mate kon profiteren van het toenemende verbruik. |
(109) |
In reactie op de stijgende productiekosten poogde de bedrijfstak van de Unie de eenheidsprijs voor niet-verbonden afnemers te verhogen, zoals uitgelegd in overweging 93. Echter, vanwege de in het bovenstaande vermelde prijsdruk die door de toenemende omvang van de Indiase invoer met dumping werd uitgeoefend, was de prijsverhoging niet voldoende om de stijgende kosten te compenseren. Hierdoor was de bedrijfstak van de Unie niet in staat om tevredenstellende winstniveaus te behalen die noodzakelijk konden worden geacht voor deze specifieke bedrijfstak. |
(110) |
De conclusie luidt derhalve dat de sterke toename van de invoer met dumping uit India tegen prijzen die voortdurend die van de bedrijfstak van de Unie onderboden, bepalend was voor de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade. |
6.3. Gevolgen van andere factoren
6.3.1. Invoer uit derde landen
Land |
|
2009 |
2010 |
2011 |
OT |
Volks-republiek China (VRC) |
Volume (ton) |
8 129 |
10 853 |
14 360 |
16 403 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
134 |
177 |
202 |
|
Markt-aandeel (in %) |
6,2 |
5,8 |
7,3 |
8,3 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
94 |
118 |
134 |
|
Gemiddelde prijs |
1 914 |
2 607 |
2 835 |
2 508 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
136 |
148 |
131 |
Zwitserland |
Volume (ton) |
8 094 |
10 700 |
9 187 |
9 115 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
132 |
113 |
113 |
|
Markt-aandeel (in %) |
6,2 |
5,7 |
4,7 |
4,6 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
93 |
75 |
75 |
|
Gemiddelde prijs |
3 423 |
4 063 |
4 475 |
4 360 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
119 |
131 |
127 |
Republiek Korea |
|
|
|
|
|
|
Volume (ton) |
4 900 |
6 775 |
6 355 |
6 266 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
138 |
130 |
128 |
|
Markt-aandeel (in %) |
3,7 |
3,6 |
3,2 |
3,2 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
97 |
87 |
85 |
|
Gemiddelde prijs |
3 717 |
4 165 |
4 761 |
4 627 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
112 |
128 |
124 |
Totaal van alle derde landen behalve India |
|
|
|
|
|
|
Volume (ton) |
25 793 |
33 586 |
35 749 |
37 712 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
130 |
139 |
146 |
|
Markt-aandeel (in %) |
19,6 |
17,9 |
18,2 |
19,1 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
91 |
93 |
97 |
|
Gemiddelde prijs |
3 609 |
4 214 |
4 748 |
4 483 |
|
Index (2009 = 100) |
100 |
117 |
132 |
124 |
(111) |
Naast de invoer met dumping vanuit India, die 48 % van de totale invoer in de markt van de Unie tijdens het OT vertegenwoordigde, waren er andere bronnen van invoer, met inbegrip van de Volksrepubliek China, de Republiek Korea en Zwitserland, die onderzocht moesten worden met betrekking tot het oorzakelijke verband. |
(112) |
Uit het onderzoek bleek dat de gemiddelde verkoopprijzen van Koreaanse en Zwitserse producenten-exporteurs boven de verkoopprijzen van de Indiase producenten-exporteurs en die van de bedrijfstak van de Unie bleven tijdens de beoordelingsperiode en met name tijdens het OT. Bovendien daalde hun marktaandeel in het OT met 0,5 respectievelijk 1,6 procentpunten. |
(113) |
De gemiddelde prijs van de invoer uit de Volksrepubliek China lag gemiddeld onder het prijsniveau van de bedrijfstak van de Unie en het marktaandeel van dit land vertoonde tijdens de beoordelingsperiode een opwaartse trend. Uit het onderzoek bleek echter dat de productmix waaruit de Chinese invoer bestond, verschilt van die van de Chinese producten die niet rechtstreeks concurreren met die van de bedrijfstak van de Unie of die van Indiase oorsprong. Derhalve werd geoordeeld dat de Chinese export geen aanmerkelijke gevolgen kon hebben voor de door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie verkochte hoofdproductsoorten. De gevolgen van de export uit China voor de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade was derhalve gering. |
(114) |
Niettemin stelde een producent-exporteur dat het onderzoek had moeten worden uitgebreid tot de invoer van roestvrij staaldraad uit de Volksrepubliek China, de Republiek Korea en Zwitserland. |
(115) |
In aanvulling op de hierboven weergegeven feiten en overwegingen zij opgemerkt dat er in de inleidingsfase en tot op heden geen bewijs is van dumping, schade en een oorzakelijk verband die de inleiding van een antidumpingprocedure met betrekking tot de invoer van oorsprong uit deze landen zou rechtvaardigen. En zelfs indien er bewijs voorhanden zou zijn dat een onderzoek naar andere invoer zou rechtvaardigen, zou een verschil in behandeling door inleiding van een antidumpingprocedure tegen enkel invoer uit India niet als discriminerend worden aangemerkt. Het argument dat het onderzoek tot deze landen had moeten worden uitgebreid, is derhalve ongegrond en moet bijgevolg worden verworpen. |
(116) |
Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de uitvoer uit deze derde landen geen significante medeoorzaak was van de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. |
6.3.2. Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie
(117) |
De totale uitvoer van het betrokken product door de bedrijfstak van de Unie vertegenwoordigde 8,5 % van de totale productie in het OT. Dit beeld wordt weerspiegeld door de uitvoer naar niet-verbonden afnemers door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie; hun uitvoer vertegenwoordigde 7 % van de productie in het OT, waarbij de prijzen 36 % hoger waren dan de prijs op de markt van de Unie in dezelfde periode. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat de uitvoeractiviteit van de bedrijfstak van de Unie geen medeoorzaak van de aanmerkelijke schade kon zijn geweest. |
6.3.3. De economische crisis en grondstoffenprijzen
(118) |
Zoals in overweging 68 is opgemerkt, was het verbruik in 2009 bijzonder laag vanwege het uitzonderlijk hoge prijsniveau van nikkel en de gevolgen van de economische crisis. Deze situatie verklaart zeker de bijzonder slechte financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie in 2009. Waar vanaf 2010 het verbruik steeg, staken de prestaties van de laaggeprijsde invoer met dumping echter scherp af tegen die van de bedrijfstak van de Unie. |
(119) |
Het onderzoek toonde aan dat de bedrijfstak van de Unie zelfs tijdens het algemene economische herstel niet in staat was om te profiteren van het groeiende verbruik en gedurende de gehele beoordelingsperiode marktaandeel verloor, terwijl de Indiase uitvoer met dumping aan marktaandeel won. |
(120) |
Dit betekent dat, hoewel de economische crisis en de stijging van de grondstoffenprijzen mogelijk medeoorzaken waren van de slechte prestaties van de bedrijfstak van de Unie, het effect ervan over het algemeen niet dermate groot kan worden geacht dat het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT geleden aanmerkelijke schade erdoor verbroken wordt. |
6.4. Conclusie inzake het oorzakelijke verband
(121) |
Er werd aangetoond dat de omvang en het marktaandeel van de invoer met dumping van oorsprong uit India in de beoordelingsperiode aanzienlijk toenamen (met respectievelijk 110 % en 40 %). Voorts werd vastgesteld dat deze invoer de prijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie voortdurend onderbood, in het bijzonder gedurende het OT (met gemiddeld 15 %). |
(122) |
Deze toename van de omvang en het marktaandeel van de invoer met dumping uit India viel samen met de langzame ontwikkeling van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie vanaf 2010. Derhalve was de bedrijfstak van de Unie ondanks het herstel van het verbruik, niet in staat de stijging van de productiekosten afdoende door te berekenen aan de afnemer, zodat financiële indicatoren als winstgevendheid, kasstroom en investeringen op een laag niveau bleven. |
(123) |
Bij het onderzoek van de andere bekende factoren die de bedrijfstak van de Unie schade hadden kunnen toebrengen, bleek dat deze factoren geen zodanige rol hadden gespeeld dat het geconstateerde oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit India en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade erdoor werd verbroken. |
(124) |
Op basis van bovenstaande analyse, waarbij de effecten van alle bekende factoren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie naar behoren zijn onderscheiden en gescheiden van de schade veroorzakende gevolgen van de uitvoer met dumping, wordt voorlopig geconcludeerd dat de invoer met dumping uit India aanmerkelijke schade aan de bedrijfstak van de Unie heeft toegebracht in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening. |
7. BELANG VAN DE UNIE
7.1. Algemene overwegingen
(125) |
Ingevolge artikel 21 van de basisverordening werd nagegaan of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schade veroorzakende dumping dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie was in dit bijzondere geval maatregelen te nemen. Het belang van de Unie werd geanalyseerd aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. |
7.2. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(126) |
De bedrijfstak van de Unie bestaat uit 27 bekende producenten die samen de gehele productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigen. Deze producenten zijn gevestigd in verschillende lidstaten en hebben 1 747 werknemers die tijdens het OT rechtstreeks bij de productie en verkoop van het soortgelijke product betrokken waren. |
(127) |
Een producent van de Unie, die een relatief klein deel van de productie van de Unie vertegenwoordigde en een verbonden onderneming in India had, keerde zich tegen de opening van het onderzoek. Zoals vermeld in overweging 22, stelde hij tevens dat de hoogtechnische producten niet zouden moeten worden bestreken en dat het niet in het belang van de Unie was om ten aanzien van deze productsoort dezelfde maatregelen in te stellen. |
(128) |
Zoals vermeld in overweging 72 werd aan deze zorg in de vragenlijst tegemoetgekomen door uitbreiding in het onderzoek van de PCN’s die duidelijk op deze soorten zagen. In deze fase bleek echter uit het onderzoek dat hoogtechnische producten door het onderzoek werden bestreken en dat Indiase producenten-exporteurs enkel geringe hoeveelheden van deze productsoorten exporteerden. De door deze producent tot uitdrukking gebrachte zorgen werden derhalve ongegrond geacht en zijn argument werd verworpen. |
(129) |
Er is vastgesteld dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping uit India. Er zij aan herinnerd dat de bedrijfstak van de Unie niet in staat was ten volle te profiteren van het groeiende verbruik, en de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie bleef kwetsbaar. |
(130) |
Verwacht wordt dat de instelling van antidumpingrechten tot een herstel van eerlijke handelsvoorwaarden op de markt van de Unie zullen leiden, zodat de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen voor het soortgelijke product in overeenstemming kan brengen met de productiekosten. |
(131) |
Door de instelling van maatregelen kan de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ook ten minste een deel van zijn tijdens de beoordelingsperiode verloren marktaandeel terugwinnen, wat een positief effect zal hebben op zijn winstgevendheid en algemene economische situatie. De instelling van maatregelen zou de bedrijfstak in staat stellen om zijn kostenefficiëntie te handhaven en verder te verbeteren. |
(132) |
Indien geen maatregelen worden ingesteld, kunnen verdere verliezen van marktaandeel en een verslechtering van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie verwacht worden. |
(133) |
Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen voor de invoer van oorsprong uit India in het belang van de bedrijfstak van de Unie is. |
7.3. Belang van de gebruikers
(134) |
Er werd een vragenlijst gestuurd naar negen gebruikers in de Unie. Antwoorden op de vragenlijst werden teruggestuurd door slechts drie van de gebruikers, die samen ongeveer 6 % vertegenwoordigden van de totale invoer vanuit India van het betrokken product tijdens het OT. Zij zijn actief in sectoren die verband houden met voedselverwerking, met inbegrip van commerciële keukens en catering, huishoudelijke apparaten en de automobielsector. |
(135) |
Aankopen vanuit India maakten ongeveer 67 % uit van hun totale aankopen van het betrokken product en India was voor één gebruiker de enige voorzieningsbron. Tijdens het OT maakte het gemiddelde percentage van de omzet waarin het betrokken product verwerkt was 54 % uit van hun totale omzet. |
(136) |
Uit het onderzoek bleek dat de gemiddelde winstgevendheid van alle meewerkende gebruikers in de bedrijfstakken die het betrokken gebruiken tijdens het OT boven 9 % lag, afhankelijk van de omzet. |
(137) |
De waarschijnlijke weerslag van de voorgestelde maatregelen werd beoordeeld op grond van de door de gebruikers ingediende antwoorden op de vragenlijst en de totale markt van de Unie voor het betrokken product en het soortgelijke product. Uitgaande van het worst-casescenario voor de markt van de Unie, namelijk dat prijsstijgingen niet zouden kunnen worden doorberekend aan de distributieketen en dat de gebruikers door zouden gaan met het aankopen van dezelfde hoeveelheden vanuit India als voorheen, zou de weerslag van het recht voor de gebruikers een verlaging van hun winstgevendheid met ongeveer 1,2 procentpunten betekenen. |
(138) |
Opgemerkt zij dat een gebruiker een neutraal standpunt innam ten overstaan van het onderzoek, omdat hij van mening is dat de instelling van maatregelen geen aanmerkelijke gevolgen op de marktprijzen zal hebben, aangezien de mogelijke prijsstijging door de distributeurs zou worden opgevangen. |
(139) |
Een andere gebruiker toonde zich er bezorgd over dat eventueel ingestelde maatregelen ook gevolgen zouden hebben voor sommige productsoorten die niet meer in de Unie worden geproduceerd. Echter, uit het onderzoek bleek dat de door voornoemde gebruiker bedoelde productsoorten nog steeds in de Unie worden geproduceerd en dat er geen significante vraag naar deze soorten roestvrij staal bestaat. Ook dient te worden opgemerkt dat de producenten in de Unie tijdens de beoordelingsperiode niet hun volledige productiecapaciteit hebben benut, wat betekent dat, als de vraag stijgt, de productie deze zou kunnen volgen. |
(140) |
Er zij op gewezen dat, aangezien het betrokken product gestandaardiseerd is in termen van de bedrijfstak en het gebruik, gebruikers gemakkelijk van voorzieningsbron kunnen veranderen voor zover het gaat om de productkwaliteit of de prijs. De instelling van maatregelen mag niet uitsluiten dat het betrokken product uit andere landen en zelfs uit India kan worden ingevoerd zodra handelsverstorende effecten van dumping zijn weggenomen. |
(141) |
Gelet op het bovenstaande wordt het effect op de gebruikers over het geheel genomen geacht beperkt te zijn, ook al zullen bepaalde gebruikers waarschijnlijk, in meer of mindere mate, negatieve gevolgen ondervinden van maatregelen betreffende invoer uit India. |
7.4. Belang van de importeurs
(142) |
Niet-verbonden importeurs verleenden in beperkte mate hun meewerking. Negen importeurs verstrekten steekproefgegevens, maar slechts één stemde toe in meewerking. Deze onderneming vertegenwoordigde ongeveer 7 % van de totale invoer vanuit India tijdens het OT. De onderneming is tegen de instelling van maatregelen, aangezien India verreweg de belangrijkste leverancier van de onderneming is. Hoewel de instelling van maatregelen een negatief effect zou hebben op de winstgevendheid van deze importeur vanwege de hogere te maken kosten, zou deze onderneming zich in een positie moeten bevinden waarin zij ten minste een deel van de hogere kosten aan haar afnemers kan doorberekenen. |
(143) |
Ook zouden importeurs kunnen overgaan op andere bronnen, met inbegrip van de bedrijfstak van de Unie en andere exporterende landen. |
(144) |
Op grond hiervan wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen geen aanzienlijke negatieve gevolgen zal hebben voor het belang van de importeurs. |
7.5. Conclusie inzake het belang van de Unie
(145) |
Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat er over het geheel genomen, op basis van de informatie over het belang van de Unie, geen dwingende redenen zijn die tegen de instelling van maatregelen op de invoer van het betrokken product uit India pleiten. |
(146) |
Daarnaast lijken, alle gevolgen van de antidumpingmaatregelen voor de markt van de Unie in overweging nemende, de positieve effecten voor de bedrijfstak van de Unie al met al op te wegen tegen de mogelijke negatieve gevolgen voor de andere, meer beperkte belangengroepen. |
8. VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(147) |
Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door invoer met dumping. |
8.1. Schademarge
(148) |
Om de hoogte van deze maatregelen te bepalen, werd rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges en het bedrag aan rechten dat noodzakelijk is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen. |
(149) |
Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping op te heffen, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen om de productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentie, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met dumping, redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijke product in de Unie door een dergelijke bedrijfstak in de sector kan worden behaald. |
(150) |
Derhalve werd de schademarge berekend op grond van een vergelijking van de gewogen gemiddelde prijs van de invoer met dumping, zoals vastgesteld voor de prijsonderbieding in overweging 77, met de geen schade veroorzakende prijs van de bedrijfstak van de Unie voor het soortgelijke product. De geen schade veroorzakende prijs werd vastgesteld door een redelijke winst op te tellen bij de productiekosten. De streefwinstmarge werd voorlopig vastgesteld op 5 %, zoals vermeld in overweging 95. |
(151) |
Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt als percentage van de gemiddelde totale cif-prijs bij invoer, zie overweging 154. |
8.2. Voorlopige maatregelen
(152) |
In het licht van het voorgaande en overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening wordt geconcludeerd dat ten aanzien van de invoer van bepaald roestvrij staaldraad van oorsprong uit India voorlopige antidumpingrechten moeten worden ingesteld die gelijk zijn aan de dumpingmarge, of aan de schademarge indien deze lager is. |
(153) |
Wat het parallelle antisubsidieonderzoek betreft, verbieden artikel 14, lid 1, van de basisverordening en artikel 24, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (5) dat voor hetzelfde product zowel een antidumpingrecht als een compenserend recht wordt opgelegd om het hoofd te bieden aan eenzelfde situatie die door dumping en uitvoersubsidies is ontstaan. Alle subsidieregelingen die worden behandeld in de voorlopige antisubsidieverordening (6) hebben betrekking op uitvoersubsidies. De relevante voorlopige antidumpingrechten van de meewerkende producenten in kwestie zijn derhalve dienovereenkomstig gecorrigeerd. |
(154) |
Op grond van het voorgaande zijn voorlopige antidumpingrechten vastgesteld door de schademarges, de dumpingmarges en de compenserende rechten met elkaar te vergelijken. Daarom worden de volgende antidumpingrechten voorgesteld:
|
(155) |
De bij deze verordening voor de afzonderlijke ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dat onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten gelden dus (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) uitsluitend voor de invoer van het betrokken product van oorsprong uit India die vervaardigd zijn door de vermelde specifieke juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op invoer van het betrokken product voor zover het is vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op dit product is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”. |
(156) |
Verzoeken in verband met de toepassing van deze specifiek voor bepaalde ondernemingen geldende antidumpingrechten (bv. na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie (7) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen. |
(157) |
Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het residuele recht niet alleen gelden voor niet-meewerkende producenten-exporteurs, maar ook voor producenten die het betrokken product in het OT niet naar de Unie hebben uitgevoerd. |
9. SLOTBEPALING
(158) |
Gelet op de beginselen van goed bestuur, dient een periode te worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden die zich hebben aangemeld binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient te worden vermeld dat alle bevindingen betreffende de instelling van antidumpingrechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de vaststelling van definitieve bevindingen kunnen worden herzien, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Een voorlopig antidumpingrecht wordt ingesteld op draad van roestvrij staal, bevattende:
— |
2,5 of meer gewichtspercenten nikkel, met uitzondering van draad dat 28 of meer doch niet meer dan 31 gewichtspercenten nikkel en 20 of meer doch niet meer dan 22 gewichtspercenten chroom bevat, |
— |
minder dan 2,5 gewichtspercenten nikkel, met uitzondering van draad dat 13 of meer doch niet meer dan 25 gewichtspercenten chroom en 3,5 of meer doch niet meer dan 6 gewichtspercenten aluminium bevat, |
momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7223 00 19 en 7223 00 99, van oorsprong uit India.
2. De voorlopige antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product, geproduceerd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:
Onderneming |
Recht (%) |
Aanvullende Taric-code |
Raajratna, Metal Industries, Ahmedabad, Gujarat |
12,9 |
B775 |
Venus Wire Industries Pvt. Ltd, Mumbai, Maharashtra |
22,9 |
B776 |
Precision Metals, Mumbai, Maharashtra |
22,9 |
B777 |
Hindustan Inox Ltd, Mumbai, Maharashtra |
22,9 |
B778 |
Sieves Manufacturer India Pvt. Ltd, Mumbai, Maharashtra |
22,9 |
B779 |
Viraj Profiles Vpl. Ltd, Thane, Maharashtra |
24,4 |
B780 |
In de bijlage opgenomen ondernemingen |
20,2 |
B781 |
Alle andere ondernemingen |
27,8 |
B999 |
3. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
1. Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen belanghebbenden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.
2. Ingevolge artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding ervan opmerkingen indienen over de toepassing ervan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 mei 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) PB C 240 van 10.8.2012, blz. 15.
(3) PB C 240 van 10.8.2012, blz. 6.
(4) Verordening (EG) nr. 1599/1999 van de Raad (PB L 189 van 22.7.1999, blz. 1); Verordening (EG) nr. 1600/1999 (PB L 189 van 22.7.1999, blz. 19) en Verordening (EG) nr. 1601/1999 (PB L 189 van 22.7.1999, blz. 26).
(5) PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.
(6) Zie bladzijde 19 van dit Publicatieblad.
(7) Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, N105, 8/20, 1049 Brussel, BELGIË.
BIJLAGE
Niet in de steekproef opgenomen meewerkende producenten-exporteurs in India
Aanvullende Taric-code B781
Naam van de onderneming |
Plaats |
Bekaert Mukand Wire Industries |
Lonand, Tal. Khandala, Satara District, Maharastra |
Bhansali Bright Bars Pvt. Ltd |
Mumbai, Maharashtra |
Bhansali Stainless Wire |
Mumbai, Maharashtra |
Chandan Steel |
Mumbai, Maharashtra |
Drawmet Wires |
Bhiwadi, Rajastan |
Garg Inox Ltd |
Bahadurgarh, Haryana |
Jyoti Steel Industries Ltd |
Mumbai, Maharashtra |
KEI Industries |
New Delhi |
Macro Bars and Wires |
Mumbai, Maharashtra |
Mukand Ltd |
Thane |
Nevatia Steel & Alloys Pvt. Ltd |
Mumbai, Maharashtra |
Panchmahal Steel Ltd |
Dist. Panchmahals, Gujarat |