This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32012R0626
Council Implementing Regulation (EU) No 626/2012 of 26 June 2012 amending Implementing Regulation (EU) No 349/2012 imposing a definitive anti-dumping duty on imports of tartaric acid originating in the People’s Republic of China
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 626/2012 van de Raad van 26 juni 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 349/2012 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 626/2012 van de Raad van 26 juni 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 349/2012 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China
PB L 182 van 13.7.2012, p. 1–5
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 29/06/2018
13.7.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 182/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 626/2012 VAN DE RAAD
van 26 juni 2012
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 349/2012 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9 en artikel 11, leden 3, 5, en 6,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie („Commissie”), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Geldende maatregelen
(1) |
In 2006 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 130/2006 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC” of „het betrokken land”) („de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen”). Die verordening is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 150/2008 van de Raad (3). In 2012 heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 332/2012 (4) deze maatregelen gewijzigd en hen bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 349/2012 (5) met vijf jaar verlengd. |
2. Opening van een tussentijds nieuw onderzoek
(2) |
De volgende producenten in de Unie hebben een verzoek om een nieuw onderzoek ingediend: Distillerie Bonollo SpA, Industria Chimica Valenzana SpA, Distillerie Mazzari SpA, Caviro Distillerie Srl en Comercial Quimica Sarasa s.l. („de indieners van het verzoek”). |
(3) |
Het verzoek om een nieuw onderzoek was beperkt tot het aspect dumping en tot twee producenten-exporteurs uit de VRC, namelijk Changmao Biochemical Engineering Co., Ltd, Changzhou, en Ninghai Organic Chemical Factory, Ninghai. In het verzoek werd aangevoerd dat handhaving van de maatregelen op het bestaande niveau, dat was gebaseerd op de eerder vastgestelde dumpingmarge, niet langer voldoende leek om de dumping te neutraliseren, aangezien beide ondernemingen een behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) moet worden geweigerd. |
(4) |
Daar de Commissie tot de conclusie was gekomen dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal was om een procedure voor een nieuw onderzoek in te leiden en na overleg in het Raadgevend Comité, heeft zij op 29 juli 2011 door middel van bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (6) („het bericht van opening”) de opening van een tot dumping beperkt tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening aangekondigd. |
3. Onderzoek
3.1. Onderzoektijdvak
(5) |
Het dumpingonderzoek had betrekking op de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). |
3.2. Bij dit onderzoek betrokken partijen
(6) |
De Commissie heeft de beide producenten-exporteurs in het betrokken land en de autoriteiten van het betrokken land van de opening van het tussentijdse nieuwe onderzoek in kennis gesteld. |
(7) |
Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. |
3.3. Antwoorden op de vragenlijst en controles
(8) |
De Commissie heeft een vragenlijst toegezonden aan de beide in het verzoek genoemde producenten-exporteurs en aan producenten in het referentieland, Argentinië. |
(9) |
De vragenlijst werd beantwoord door de twee producenten-exporteurs uit de VRC en door de medewerkende producent uit het referentieland. |
(10) |
Om de beide producenten-exporteurs in de VRC in staat te stellen desgewenst een verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) of individuele behandeling („IB”) in te dienen, heeft de Commissie hun de desbetreffende formulieren toegezonden. Van beide heeft de Commissie een verzoek om een BMO of, indien uit het onderzoek zou blijken dat zij niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoen, om een IB ontvangen. |
(11) |
De Commissie heeft alle gegevens die nodig werden geacht voor de vaststelling van dumping ingewonnen en gecontroleerd en zij heeft een controlebezoek gebracht aan de volgende ondernemingen:
|
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
(12) |
Het bij dit nieuwe onderzoek betrokken product is hetzelfde als in het oorspronkelijk onderzoek, namelijk wijnsteenzuur, met uitzondering van D-(–)-wijnsteenzuur met een negatieve optische rotatie van ten minste 12,0 graden, gemeten in een wateroplossing volgens de in de Europese Farmacopee beschreven methode, van oorsprong uit de VRC, en momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2918 12 00 („het betrokken product”). |
(13) |
Het betrokken product wordt gebruikt in wijn, dranken en voedingsadditieven, als vertragend middel in pleister en in talrijke andere producten. Het wordt verkregen uit de bijproducten van de wijnproductie (dit is het geval bij productie in de EU) of uit petrochemische verbindingen door middel van chemische synthese (dit is het geval bij productie in de VCR). Enkel L(+)-wijnsteenzuur wordt geproduceerd uit de bijproducten van de wijnproductie. Via synthetische productie kan zowel L(+)- als DL-wijnsteenzuur vervaardigd worden. Beide typen worden beschouwd als betrokken product en worden voor deels dezelfde doeleinden gebruikt. |
2. Soortgelijk product
(14) |
Zoals bij het vorige onderzoek werd ook bij dit onderzoek geoordeeld dat wijnsteenzuur dat wordt vervaardigd in de VRC en naar de Unie wordt uitgevoerd, wijnsteenzuur dat wordt vervaardigd en verkocht in het referentieland (Argentinië) en wijnsteenzuur dat door de producenten in de Unie wordt vervaardigd en verkocht in de Unie dezelfde fysieke en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Daarom werden al deze producten beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
C. DUMPING
1. Behandeling als marktgerichte onderneming
(15) |
Beide in de aanvraag genoemde ondernemingen hebben een behandeling als marktgerichte onderneming aangevraagd. Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening dient bij antidumpingonderzoeken betreffende producten van oorsprong uit de VRC de normale waarde voor producenten die aan de criteria van lid 7, onder c), van dat artikel voldoen, overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel te worden vastgesteld. |
(16) |
Gemakshalve worden de BMO-criteria hieronder kort samengevat:
|
(17) |
Beide producenten in de VRC hebben op grond van artikel 2, lid 7, onder c),van de basisverordening verzocht om een behandeling als marktgerichte onderneming. Elk BMO-verzoek werd geanalyseerd en bij de medewerkende ondernemingen werden controles ter plaatse verricht. |
(18) |
Aan de hand van bewijsmateriaal dat de prijs van de basisgrondstof (benzeen) was verstoord, werd op grond van criterium 1 van artikel 2, lid 7, onder c), beide ondernemingen een BMO geweigerd. Bij een vergelijking van de binnenlandse prijzen in de VRC, waarbij de aankoopprijs van een medewerkende producent als bron gebruikt werd, met de prijzen in andere landen met een markteconomie bleek dat er in het onderzoektijdvak een prijsverschil was van 19 % tot 51 %. De VRC heft een invoerrecht van 40 % op benzeen (hoewel dit eigenlijk tijdens het TNO niet van kracht was) en doet geen terugbetalingen van de 17 % btw op haar uitvoer. Er werden tevens verstoringen vastgesteld bij de prijs van de door de medewerkende producent aangekochte intermediaire grondstof, maleïnezuuranhydride, dat voor de vervaardiging van wijnsteenzuur wordt gebruikt. |
(19) |
Omdat uit bewijsmateriaal bleek dat de prijzen van de grondgebruiksrechten gedrukt werden en dat de activa van de onderneming voor de garantie van een lening van een staatsbank overgewaardeerd waren, werd aan een van de ondernemingen ook op grond van de criteria 2 en 3 een BMO geweigerd. |
(20) |
Nadat de bevindingen van de Commissie werden bekendgemaakt, hebben beide ondernemingen deze betwist. Geen van beide ondernemingen kon echter de lage prijs van benzeen op de markt van de VRC verklaren. De in overweging 19 bedoelde onderneming heeft documenten voorgelegd om de bevindingen van de Commissie betreffende de prijzen van de grondgebruiksrechten en de waardering van haar activa te betwisten. Aangezien tijdens de controle om deze documenten werd verzocht, maar zij niet ter beschikking werden gesteld, werd daarom besloten dat deze informatie niet controleerbaar of betrouwbaar was. |
(21) |
Aan beide ondernemingen is derhalve een BMO geweigerd. |
(22) |
Beide ondernemingen voldoen echter aan de voorschriften van artikel 9, lid 5, van de basisverordening en komen in aanmerking voor een individueel antidumpingrecht waarbij hun eigen uitvoerprijzen worden gebruikt. |
2. Referentieland
(23) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening was de normale waarde vastgesteld op basis van de prijs of de door berekening vastgestelde normale waarde in een geschikt derde land met een markteconomie („het referentieland”), of op basis van de prijs bij uitvoer uit het referentieland naar andere landen, met inbegrip van de Unie, of, indien zulks niet mogelijk was, op elke andere redelijke grondslag, met inbegrip van de in de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge. |
(24) |
Evenals bij het oorspronkelijke onderzoek werd in het bericht van opening Argentinië voorgesteld als geschikt referentieland om de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening vast te stellen. Na bekendmaking van het bericht van opening werden één onderneming in India en één onderneming in Australië geïdentificeerd als mogelijke alternatieve producenten in een derde land met een markteconomie. Geen van beide ondernemingen heeft echter op de hun toegezonden vragenlijst geantwoord. |
(25) |
Eén producent van wijnsteenzuur in Argentinië heeft aan het onderzoek meegewerkt en de vragenlijst beantwoord. Uit onderzoek blijkt dat Argentinië beschikt over een concurrerende markt voor wijnsteenzuur met twee concurrerende plaatselijke producenten en invoer uit derde landen. Het productievolume in Argentinië bedraagt meer dan 20 % van het volume van de VRC-uitvoer van het betrokken product naar de Unie. De markt van Argentinië werd derhalve geacht in voldoende mate representatief te zijn om de normale waarde voor de VRC te kunnen vaststellen. |
(26) |
Derhalve luidt de conclusie, zoals in het vorige onderzoek, dat Argentinië een geschikt referentieland is in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening. |
3. Normale waarde
(27) |
De normale waarde is vastgesteld aan de hand van de gegevens van de medewerkende producent in het referentieland. Hoewel de producent in het referentieland binnenlandse verkoop had van het betrokken product, werd omwille van de verschillende productiemethoden in Argentinië en de VRC die prijzen en kosten aanzienlijk beïnvloeden, besloten om de normale waarde te berekenen in plaats van de prijzen van de binnenlandse verkoop te gebruiken. De kosten van de grondstoffen in Argentinië werden vervangen door een gemiddelde marktprijs voor benzeen en een aanpassing van de VAA-kosten in Argentinië om de binnenlandse markt in de VRC beter weer te geven. |
(28) |
De normale waarde voor L(+)- wijnsteenzuur (geproduceerd door de Argentijnse producent) werd daarom berekend op basis van de productiekosten van L(+)- wijnsteenzuur in Argentinië, rekening houdend met het verschil in productiemethoden tussen Argentinië en de VRC. |
(29) |
Aangezien de Argentijnse producent geen DL-wijnsteenzuur produceerde, werd eveneens een normale waarde berekend waarin het prijsverschil tussen de twee producttypes gebruikt werd. |
4. Uitvoerprijs
(30) |
Voor beide producenten-exporteurs in de VRC werden de uitvoerprijzen bepaald aan de hand van de door de eerste onafhankelijke afnemer in de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs. |
5. Vergelijking
(31) |
Om overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden correcties toegepast om rekening te houden met verschillen betreffende vervoer, verzekering en indirecte belasting, indien deze van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. |
6. Dumpingmarges
(32) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd voor beide ondernemingen de gewogen gemiddelde normale waarde voor elke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs voor dezelfde productsoort. |
(33) |
Op grond hiervan bedragen de gewogen gemiddelde dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring:
|
7. Blijvende aard van de gewijzigde omstandigheden
(34) |
In het verzoek om een nieuw onderzoek werd aangevoerd dat aan de twee producenten-exporteurs in de VRC niet langer een BMO moest worden toegekend en dat deze wijziging van blijvende aard was. Gezien de redenen waarom een BMO wordt geweigerd, kunnen de conclusies van dit nieuwe onderzoek van blijvende aard worden beschouwd. Uit bewijsmateriaal blijkt dat verstoringen in de benzeenprijs in de VRC al voor het TNO bestonden en er zijn geen bewijzen dat de regering van de VRC dergelijke verstoringen heeft opgeheven of zal opheffen. |
(35) |
Omwille van de in overweging 19 uiteengezette ondernemingsspecifieke redenen zijn deze eveneens van blijvende aard, omdat zij de kosten van de onderneming en de besluitvorming voor lange tijd beïnvloeden. Hierbij ging het niet om gebeurtenissen die invloed zouden hebben gehad op het oorspronkelijke onderzoek waarbij aan deze onderneming een BMO werd toegekend. |
D. WIJZIGING VAN DE GELDENDE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(36) |
Op grond van het bovenstaande wordt geoordeeld dat als gevolg van dit nieuwe antidumpingonderzoek de hoogte van de geldende maatregelen voor de invoer van wijnsteenzuur uit de VRC moet worden gewijzigd. |
(37) |
Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de bestaande maatregelen te wijzigen. De belanghebbenden konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken. |
(38) |
Eén onderneming in de VRC heeft op deze mededeling gereageerd en betwistte opnieuw de bevindingen betreffende de weigering van een BMO op basis van de prijsverstoring bij de voornaamste grondstof. De onderneming heeft echter geen nieuw bewijsmateriaal aangevoerd om haar beweringen te staven en haar argumenten werden daarom dan ook verworpen. Zij vroeg tevens om aanvullende informatie betreffende de in overweging 27 bedoelde correcties, maar ook dit verzoek moest worden verworpen, aangezien hieraan onmogelijk gevolg kon worden gegeven zonder de productiemethode en -kosten van de enige producent in Argentinië bekend te maken. |
(39) |
De bedrijfstak van de Unie heeft op de mededeling gereageerd en betwistte het gebruik van een berekende normale waarde in plaats van de binnenlandse verkoopprijzen in het referentieland, en de eerder genoemde correcties op de berekende normale waarde om de verschillen bij de grondstoffen en de productieprocessen tussen Argentinië en de VRC weer te geven. |
(40) |
Het gebruik van een berekende normale waarde in plaats van prijzen in Argentinië kan niet worden beschouwd als een verandering van methodologie overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening. Bij het oorspronkelijke onderzoek werd aan beide ondernemingen in de VRC een BMO toegekend en daarom werd de normale waarde ontleend aan hun eigen binnenlandse prijzen. Nu aan beide ondernemingen een BMO geweigerd is, kon diezelfde methodologie niet langer worden gebruikt. |
(41) |
De bedrijfstak van de Unie voerde voorts aan dat de Commissie de in het oorspronkelijke onderzoek uiteengezette methodologie voor het vaststellen van het residuele recht voor de VRC had moeten toepassen om de individuele marges voor de twee bij dit nieuwe onderzoek betrokken exporteurs te berekenen. Dit argument werd verworpen aangezien het residuele recht werd berekend voor ondernemingen die niet aan het oorspronkelijke onderzoek hadden meegewerkt. Dit is derhalve niet te vergelijken met de berekening van een individueel recht voor een medewerkende exporteur aan wie een BMO is geweigerd. |
(42) |
De op de bovengenoemde normale waarde toegepaste correcties waren noodzakelijk om een billijke vergelijking te waarborgen tussen de uitvoerprijs van synthetisch geproduceerd wijnsteenzuur en een normale waarde gebaseerd op een natuurlijk productieproces. Dezelfde berekening op basis van binnenlandse verkoopprijzen in Argentinië en de correctie van de normale waarde en/of uitvoerprijs volgens artikel 2, lid 10, van de basisverordening zou geen billijke vergelijking opgeleverd hebben. Deze argumenten werden daarom afgewezen. |
E. VERBINTENISSEN
(43) |
Een van de producenten-exporteurs in de VRC heeft in overeenstemming met artikel 8, lid 1, van de basisverordening een prijsverbintenis aangeboden. Het betrokken product is door de volatiliteit van de uitvoerprijs niet geschikt voor een vaste prijsverbintenis. Als oplossing voor dit probleem heeft de producent-exporteur een indexeringsclausule voorgesteld, zonder echter te specificeren hoe deze indexering zou worden berekend. Hij heeft tevens een indexering op basis van de verstoorde binnenlandse prijs voor benzeen in de VRC voorgesteld, wat niet kon worden aanvaard. |
(44) |
Deze producent-exporteur produceert bovendien verschillende soorten andere chemische producten en kan deze producten via verbonden handelsondernemingen aan gewone afnemers in de Europese Unie verkopen Dit zou een ernstig risico van kruiscompensatie scheppen en een doeltreffend toezicht bijzonder moeilijk maken. |
(45) |
Bovendien zijn verschillende soorten van het betrokken product moeilijk van elkaar te onderscheiden en vertonen zijn een aanzienlijk prijsverschil. De verschillende door de producent-exporteur voorgestelde MIP's zouden daardoor het toezicht onuitvoerbaar maken. Op basis hiervan werd geconcludeerd dat de voorgestelde verbintenissen onaanvaardbaar zijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De tabel in artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 349/2012 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
„Onderneming |
Antidumpingrecht |
Aanvullende Taric-code |
Changmao Biochemical Engineering Co., Ltd, Changzhou |
13,1 % |
A688 |
Ninghai Organic Chemical Factory, Ninghai |
8,3 % |
A689 |
Alle andere ondernemingen (met uitzondering van Hangzhou Bioking Biochemical Engineering Co. Ltd, Hangzhou — aanvullende Taric-code A687). |
34,9 % |
A999” |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 26 juni 2012.
Voor de Raad
De voorzitter
N. WAMMEN
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) PB L 23 van 27.1.2006, blz. 1.
(3) PB L 48 van 22.2.2008, blz. 1.
(4) PB L 108 van 20.4.2012, blz. 1.
(5) PB L 110 van 24.4.2012, blz. 3.
(6) PB C 223 van 29.7.2011, blz. 16.