Pasirinkite eksperimentines funkcijas, kurias norite išbandyti

Šis dokumentas gautas iš interneto svetainės „EUR-Lex“

Dokumentas JOL_2011_250_R_0111_01

    2011/564/EU: Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2011 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2009
    Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2011 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2009

    PB L 250 van 27.9.2011, p. 111—122 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    27.9.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 250/111


    BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 10 mei 2011

    over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2009

    (2011/564/EU)

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien het verslag van de Commissie over de follow-up van de kwijtingsbesluiten 2008 (COM(2010) 650) en de begeleidende werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2010) 1437 en SEC(2010) 1438),

    gezien de balansen en resultatenrekeningen van het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2009 (COM(2010) 402 — C7-0220/2010),

    gezien het jaarverslag van de Commissie van 29 april 2010 over het financiële beheer van het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds in 2009,

    gezien de financiële informatie over de Europese Ontwikkelingsfondsen (COM(2010) 319),

    gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de activiteiten gefinancierd uit het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van de Commissie (1),

    gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (2),

    gezien Speciaal verslag nr. 10/2008 van de Rekenkamer over de ontwikkelingshulp van de EG aan de gezondheidsdiensten in Afrika bezuiden de Sahara,

    gezien Speciaal verslag nr. 18/2009 van de Rekenkamer over de doeltreffendheid van de EOF-steun voor regionale economische integratie in Oost- en West-Afrika,

    gezien de aanbevelingen van de Raad van 15 februari 2011 inzake de aan de Commissie te verlenen kwijting voor de uitvoering van de verrichtingen van het Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2009 (05469/2011 — C7-0050/2011, 05472/2011 — C7-0049/2011, 05473/2011 — C7-0048/2011),

    gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 (3) en herzien in Luxemburg op 25 juni 2005 (4),

    gezien Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Gemeenschap (LGO-besluit) (5), gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG van de Raad (6),

    gezien artikel 33 van het Intern Akkoord van 20 december 1995, tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het tweede financieel protocol bij de vierde ACS-EG-overeenkomst (7),

    gezien artikel 32 van het Intern Akkoord van 18 september 2000 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000, en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn (8),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 mei 2010 (9) bij zijn besluiten over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, afdeling III — Commissie en uitvoerende agentschappen, met name paragraaf 268 tot en met 274 daarvan,

    gezien artikel 276 van het EG-Verdrag en artikel 319 VWEU,

    gezien artikel 74 van het Financieel Reglement van 16 juni 1998 van toepassing op de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in het kader van de vierde ACS-EEG-overeenkomst (10),

    gezien artikel 119 van het Financieel Reglement van 27 maart 2003 van toepassing op het negende Europese Ontwikkelingsfonds (11),

    gezien artikel 142 van Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad van 18 februari 2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het tiende Europese Ontwikkelingsfonds (12),

    gezien artikel 76, artikel 77, derde streepje, en bijlage VI van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A7-0140/2011),

    1.

    verleent de Commissie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2009,

    2.

    formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

    3.

    verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer en de Europese Investeringsbank, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

    De voorzitter

    Jerzy BUZEK

    De secretaris-generaal

    Klaus WELLE


    (1)  PB C 303 van 9.11.2010, blz. 243.

    (2)  PB C 303 van 9.11.2010, blz. 253.

    (3)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

    (4)  PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4.

    (5)  PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1 en PB L 324 van 7.12.2001, blz. 1.

    (6)  PB L 109 van 26.4.2007, blz. 33.

    (7)  PB L 156 van 29.5.1998, blz. 108.

    (8)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.

    (9)  PB L 252 van 25.9.2010, blz. 39.

    (10)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 53.

    (11)  PB L 83 van 1.4.2003, blz. 1.

    (12)  PB L 78 van 19.3.2008, blz. 1.


    RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 10 mei 2011

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2009

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien het verslag van de Commissie over de follow-up van de kwijting voor het begrotingsjaar 2008 (COM(2010) 650) en de begeleidende werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2010) 1437 en SEC(2010) 1438),

    gezien de balansen en resultatenrekeningen van het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2009 (COM(2010) 402 — C7-0220/2010),

    gezien het jaarverslag van de Commissie van 29 april 2010 over het financiële beheer van het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds in 2009,

    gezien de financiële informatie over de Europese Ontwikkelingsfondsen (COM(2010) 319),

    gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de activiteiten gefinancierd uit het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van de Commissie (1),

    gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (2),

    gezien Speciaal verslag nr. 10/2008 van de Rekenkamer over de ontwikkelingshulp van de EG aan de gezondheidsdiensten in Afrika bezuiden de Sahara,

    gezien Speciaal verslag nr. 18/2009 van de Rekenkamer over de doeltreffendheid van de EOF-steun voor regionale economische integratie in Oost- en West-Afrika,

    gezien het jaarverslag 2009 van de Europese Investeringsbank over de investeringsfaciliteit,

    gezien de aanbevelingen van de Raad van 15 februari 2011 inzake de aan de Commissie te verlenen kwijting voor de uitvoering van de verrichtingen van het Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2009 (05469/2011 — C7-0050/2011, 05472/2011 — C7-0049/2011, 05473/2011 — C7-0048/2011),

    gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (3) en herzien in Luxemburg op 25 juni 2005 (4),

    gezien Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap (LGO-besluit) (5), gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG van de Raad (6),

    gezien artikel 33 van het Intern Akkoord van 20 december 1995, tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het tweede financieel protocol bij de vierde ACS-EG-overeenkomst (7),

    gezien artikel 32 van het Intern Akkoord van 18 september 2000 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000, en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn (8),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 mei 2010 (9) bij zijn besluiten over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, afdeling III — Commissie en uitvoerende agentschappen, met name paragraaf 268 tot en met 274 daarvan,

    gezien artikel 276 van het EG-Verdrag en artikel 319 VWEU,

    gezien artikel 74 van het Financieel Reglement van 16 juni 1998 van toepassing op de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in het kader van de vierde ACS-EG-overeenkomst (10),

    gezien artikel 119 van het Financieel Reglement van 27 maart 2003 van toepassing op het negende Europees Ontwikkelingsfonds (11),

    gezien artikel 142 van Verordening (EG) nr. 215/2008 van de Raad van 18 februari 2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het tiende Europees Ontwikkelingsfonds (12),

    gezien de antwoorden van de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) op de vragen van de Commissie begrotingscontrole van 25 januari 2011,

    gezien artikel 76, artikel 77, derde streepje, en bijlage VI van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A7-0140/2011),

    A.

    overwegende dat het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) het belangrijkste financiële instrument van de EU vormt voor ontwikkelingssamenwerking met de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan,

    B.

    overwegende dat, in weerwil van herhaalde verzoeken van het Parlement om het EOF onder te brengen in de begroting, de EOF’s momenteel niet onder de algemene begroting van de Europese Unie en het algemene Financieel Reglement vallen maar worden uitgevoerd volgens specifieke financiële regels,

    C.

    overwegende dat het totale hulpbedrag via het EOF de komende jaren aanzienlijk zal stijgen, aangezien de hoeveelheid EU-hulp onder het tiende EOF voor de periode 2008-2013 22 682 000 000 EUR bedraagt, hetgeen een toename van 64 % betekent ten opzichte van de middelen onder het negende EOF; overwegende dat het bewustzijn over het dreigende probleem van de absorptiecapaciteit moet toenemen, wat volledige kennis vereist van wat passende uitgaven zijn,

    D.

    overwegende dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op 2 februari 2011 in het Europees Parlement heeft gezegd dat het nabuurschapsbeleid van de Unie heeft gefaald; overwegende dat de recente gebeurtenissen in Noord-Afrika hebben aangetoond dat de combinatie van een sterke bevolkingsgroei en stagnerende economieën tot explosieve situaties kan leiden, terwijl die gebeurtenissen ook illustreren dat een sterke bevolkingsgroei een succesvolle economie vereist en dat beleidsinstrumenten alleen geschikt zijn als ze ter plaatse doeltreffend zijn en een positieve verandering teweegbrengen,

    1.

    brengt in herinnering dat het EOF (22 682 000 000 EUR voor het huidige, tiende EOF voor 2008-2013) niet in de Uniebegroting opgenomen is, terwijl het gaat om het belangrijkste instrument voor ontwikkelingshulp aan de inwoners van de groep landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de landen en gebieden overzee (LGO); merkt op dat het EOF uit verschillende instrumenten bestaat: subsidie onder beheer van de Commissie, risicokapitaal en leningen aan de particuliere sector onder beheer van de EIB via de investeringsfaciliteit en het FLEX-mechanisme, gericht op bestrijding van de negatieve gevolgen van onregelmatige inkomsten uit export;

    Opneming van het EOF in de begroting

    2.

    herhaalt zijn steun voor onderbrenging van het EOF bij de begroting, hetgeen de democratische controle, verantwoording en transparantie van de financiering versterkt en meer samenhang zal bieden in het beleid van het Unie met betrekking tot de ACS-landen;

    3.

    herinnert nogmaals aan de verklaring van de Commissie dat zij wil voorstellen het EOF op te nemen in de begroting van de Unie, tijdens besprekingen over het volgende financiële kader, en dat zij de Commissie begrotingscontrole van het Parlement volledig op de hoogte zal houden van dit initiatief; benadrukt evenwel dat de opneming van het EOF in de begroting van de Unie niet mag leiden tot een vermindering van de totale uitgaven voor ontwikkeling ten opzichte van de twee bestaande financieringsinstrumenten;

    4.

    roept de Raad en de lidstaten op om positief te reageren op het voorstel van de Commissie en ermee in te stemmen om het EOF vanaf 2014 volledig op te nemen in de Uniebegroting als onderdeel van het volgende financiële kader; is van mening dat deze maatregel allang getroffen had moeten worden en dat de opneming van het EOF in de begroting zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden;

    Ontwikkelingsprioriteiten

    5.

    herinnert eraan dat de Commissie de toezegging heeft gedaan (13) te garanderen dat 20 % van de middels het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (IOS) toebedeelde steun ten goede komt aan basisonderwijs, middelbaar onderwijs en eerstelijnsgezondheidszorg; roept op tot het uitbrengen van verslagen over de EOF’s waarin wordt nagegaan of deze norm wordt gehaald; roept de Commissie op om prioriteit te verlenen aan steun ter verbetering van de gezondheidszorg, met name gericht op de allerarmsten, ter verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en ten behoeve van een beleidskader dat gunstig is voor de armen en rekening houdt met gendervraagstukken; roept de Commissie op om terdege rekening te houden met de aanbevelingen van de Rekenkamer zoals geformuleerd in haar Speciale verslagen nrs. 10/2008 en 12/2010; roept de Commissie op om dit percentage in de toekomst te verhogen tot 25 %; dringt er bij de Commissie op aan meer aandacht te besteden aan de gezondheid van moeders en benadrukt het belang van voorlichting over en bewustzijn van seksuele en reproductieve gezondheid als een integrerend deel van de agenda voor de gezondheid van vrouwen, aangezien met betrekking tot deze millenniumdoelstelling de minste vooruitgang is geboekt;

    6.

    is verheugd over de recordhoogte van de vastleggingen in 2009; is tevens ingenomen met een aantal andere verbeteringen in het beheer van het EOF door de Commissie, waaronder de verbetering van de boekhoudkundige omgeving (het nieuwe boekhoudsysteem op transactiebasis), duidelijker richtsnoeren voor zwakke staten op het gebied van begrotingssteun en doeltreffender, efficiëntere en nauwlettend gecontroleerde externe controles; erkent echter dat kwetsbare staten in de allereerste plaats behoefte hebben aan een beter omschreven strategie en dat er meer aandacht moet worden besteed aan de particuliere sector van hun economie;

    7.

    onderstreept nogmaals dat het tiende EOF zich moet richten op een beperkt aantal gebieden en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) moet betrekken bij het proces, die lokaal doeltreffend zijn en naar behoren worden gecontroleerd, zodat de schadelijke effecten van ongebreidelde groei van doelstellingen worden vermeden; roept de Commissie op om gebruik te maken van de lokale en Europese ngo’s op basis van verdienste, met name in gevallen waarin het beheer van projecten en programma’s door ngo’s en internationale organisaties (door meerdere donoren gefinancierde trustfondsen) efficiënter en kosteneffectiever is dan beheer door de Commissie en wanneer hun activiteit projecten genereert die duurzaam blijven nadat de financiële steun is weggevallen; dringt er bij de Commissie op aan het Parlement te voorzien van duidelijke informatie over de samenstelling van de eigen middelen van de ngo’s voor specifieke projecten die ten dele gefinancierd worden door het EOF en door de ngo’s zelf;

    8.

    wijst erop dat ontwikkelingshulpmechanismen ook gericht moeten zijn op bevordering van het scheppen van rijkdom en ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen, aangezien het scheppen van rijkdom een cruciaal middel blijft om armoede te verminderen; herinnert eraan dat jaarlijks naar schatting 800 000 000 000 EUR door illegale kapitaalstromen uit ontwikkelingslanden verloren gaat en dat het voorkómen daarvan bepalend kan zijn voor de vermindering van armoede en de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling;

    Financieel beheer van de EOF’s

    9.

    merkt op dat, naar de mening van de Rekenkamer, het verslag van de Commissie over het financiële beheer van het achtste tot en met het tiende EOF in 2009 „een nauwkeurige beschrijving geeft van de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Commissie in het begrotingsjaar (met name wat betreft de financiële uitvoerings- en controleactiviteiten)” ondanks het negatieve effect van de economische crisis, die een groot aantal ontwikkelingslanden heeft getroffen;

    10.

    onderstreept echter dat de Commissie in een aantal gevallen ongepast gevolg heeft gegeven aan de opmerkingen van de Rekenkamer (bijvoorbeeld: het beheer van uitvoerende organisaties moet beter worden ondersteund, controles vooraf moeten worden verbeterd door de nadruk te leggen op belangrijke risico’s en „de functiemogelijkheden van CRIS audit” moeten verder worden ontwikkeld om een meer efficiënte en doeltreffende monitoring van de controleactiviteiten mogelijk te maken); benadrukt dat de maatregelen van de Commissie naar aanleiding van de aanbevelingen van de Rekenkamer een belangrijk element van verantwoording vormen voor de kwijtingsautoriteit; verzoekt de Commissie derhalve de bevoegde Parlementscommissies mede te delen welke maatregelen zij heeft genomen of zal gaan nemen om de door de Rekenkamer genoemde tekortkomingen weg te nemen;

    11.

    spreekt zijn bezorgdheid uit over een aantal door de Rekenkamer vastgestelde tekortkomingen, met name met betrekking tot openbare aanbestedingsprocedures (14), controles vooraf van delegaties (15) en internecontrolesystemen in partnerlanden (16), en dringt er bij de Commissie op aan zich krachtdadig in te zetten voor de uitvoering en verbreding van bestaande opleidingsprogramma’s voor personeel dat werkzaam is in delegaties en in de bureaus van nationale ordonnateurs;

    12.

    merkt op dat de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer niet van toepassing is op de middelen van het negende en het tiende EOF, die door de EIB worden beheerd en waar de EIB verantwoordelijk voor is (17); acht het politiek en verantwoordingstechnisch onwenselijk dat de investeringsfaciliteit niet valt onder de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer of de kwijtingsprocedure van het Parlement, en is het eens met de Rekenkamer dat deze bepalingen de reikwijdte van de kwijtingverlening van het Europees Parlement inperken, vooral gezien het feit dat de EOF-middelen uit Europees belastinggeld afkomstig zijn en niet van de financiële markten;

    13.

    verwelkomt het oordeel van de Rekenkamer dat de definitieve jaarrekening van het achtste, negende en tiende EOF een in elk materieel opzicht getrouw beeld van de financiële situatie van de EOF’s per 31 december 2009 geeft; merkt echter op dat de Rekenkamer de aandacht vestigt op een te laag aangegeven bedrag aan ontvangen zekerheden voor voorfinanciering en een te hoog aangegeven bedrag aan inhoudingsgaranties, vermeld in de toelichting bij de financiële staten; roept de Commissie op om deze tekortkomingen onverwijld te verhelpen;

    14.

    merkt op dat aan het einde van 2009 de financiële staten met betrekking tot het doorlopende bedrag aan ontvangen zekerheden voor voorfinanciering een bedrag omvatten van 413 600 000 EUR en dat dit bedrag 82 300 000 EUR oftewel 19,9 % te laag was aangegeven; merkt tevens op dat het bedrag aan inhoudingsgaranties op de financiële staten 186 200 000 EUR was en dat dit bedrag 58 400 000 EUR oftewel 31,4 % te hoog was aangegeven; roept de Commissie op om van geval tot geval een verklaring te geven voor de te hoog c.q. te laag aangegeven bedragen;

    EOF-boekhoudsysteem

    15.

    verwelkomt de introductie van het nieuwe boekhoudsysteem op basis van periodetoerekening (ABAC-EDF) in februari 2009 en onderstreept het feit dat de jaarrekeningen van de EOF’s over 2009 de eerste jaarrekeningen zijn die met het ABAC-EDF-systeem zijn opgesteld; merkt op dat het nieuwe boekhoudsysteem het aantal benodigde handmatige aanpassingen reduceert en dat het een versterking betekent van het boekhoudkader;

    16.

    merkt op dat uit controles achteraf door EuropeAid een toenemend aantal coderingsfouten is gebleken (type contract, begin- en einddatum contract); brengt in herinnering dat de centrale diensten van EuropeAid eind 2009 een afdeling hebben opgezet om de kwaliteit van in CRIS gecodeerde informatie te bewaken, hetgeen de betrouwbaarheid van de gegevens die gebruikt worden voor de jaarrekeningen verder zou moeten verhogen; wenst op de hoogte gehouden te worden over de vooruitgang op dit punt;

    Regelmatigheid van de verrichtingen

    17.

    verwelkomt het feit dat de Rekenkamer van mening is dat de onderliggende ontvangsten, vastleggingen en betalingen bij de rekeningen van het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds voor het per 31 december 2009 afgesloten begrotingsjaar in alle materiële aspecten wettig en regelmatig zijn (betrouwbaarheidsverklaring, alinea VIII); betreurt het echter dat de Rekenkamer in het bijzonder de aandacht moest vestigen op het hoge aantal niet-kwantificeerbare fouten, die voorkwamen in de vastleggingen en betalingen en niet meegeteld waren in de schatting van het totale foutenpercentage; roept in herinnering dat, zelfs met de van jaar tot jaar significant verbeterde toezichts- en controlesystemen van EuropeAid, de Rekenkamer de toezichts- en controlesystemen van EuropeAid slechts als gedeeltelijk effectief heeft beoordeeld; verwacht zodoende van de Commissie een constante follow-up en vraagt om een verslag van de genomen maatregelen tegen bovengenoemde problemen;

    18.

    merkt op dat de ontdekte fouten betrekking hadden op inachtneming van de aanbestedingsregels, de wettelijke termijnen voor de ondertekening van contracten en de bepalingen inzake verplichte zekerheden; merkt op dat, wat betreft de vastleggingen voor begrotingssteun, de Rekenkamer ontdekte dat EuropeAid, in het kader van de dynamische interpretatie door de Commissie van de Overeenkomst van Cotonou (18), de voorwaarden van die overeenkomst heeft nageleefd; neemt nota van de opmerking van de Commissie dat er geen enkele betaling is verricht zonder financiële garantie;

    19.

    merkt op dat de voornaamste soorten in projectbetalingen ontdekte kwantificeerbare fouten zijn: a) nauwkeurigheid: rekenfouten; b) realiteit: ontbreken van facturen of andere bewijsstukken voor verleende diensten of geleverde goederen; c) subsidiabiliteit: uitgaven die werden gedaan buiten de uitvoeringsperiode of die betrekking hadden op posten waarin het contract niet voorzag, onverschuldigde btw-betalingen of niet-toepassing van verplichte sancties; merkt op dat de niet-kwantificeerbare fouten met name betrekking hadden op afwijking van toepasselijke regels inzake bankgaranties en onjuiste berekening van de terugbetaling van voorschotten door de contractanten; neemt echter nota van de opmerking van de Commissie met de strekking dat alle fouten bij het berekenen van terugbetalingen van voorschotten zijn gerectificeerd voor het aflopen van het contract; roept desondanks de Commissie op om de controles vooraf te verbeteren om dit type fouten te voorkomen met mogelijke verliezen ingevolge niet-naleving van de regels voor bankgaranties.

    Toezicht op de uitvoerende organisaties

    20.

    verwelkomt de inspanningen van EuropeAid en van de delegaties bij het aanpakken van de verschillende gebreken die nog steeds voorkomen bij de financiële procedures en de controles door uitvoerende organisaties, toezichthouders en nationale ordonnateurs; nodigt EuropeAid uit om zijn inspanningen op deze terreinen in de toekomst te intensiveren; brengt eveneens de aanbevelingen van de Rekenkamer in herinnering dat EuropeAid zich moet blijven inspannen om ervoor te zorgen dat de delegaties gegevens tijdig en uitvoerig in CRIS Audit registreren (19);

    21.

    is ernstig bezorgd over de bevinding van de Rekenkamer dat bewaking en toezicht door de delegaties slechts gedeeltelijk doeltreffend is; betreurt het gebrek aan capaciteit van de meeste nationale ordonnateurs in de begunstigde landen, waardoor controles slecht gedocumenteerd en ondoeltreffend worden, evenals de tekortkomingen in de financiële procedures en controles door de uitvoerende organisaties en toezichthouders; deelt de mening van de Rekenkamer dat delegaties te kampen hebben met beperkte middelen, waardoor hun capaciteit om bepaalde activiteiten uit te voeren wordt beperkt; roept de Commissie op om dit probleem onverwijld aan te pakken;

    Speciaal verslag nr. 18/2009 van de Rekenkamer

    22.

    is verheugd over Speciaal verslag nr. 18/2009 van de Rekenkamer, getiteld „De doeltreffendheid van de EOF-steun voor regionale economische integratie in Oost- en West-Afrika”, en de grondige analyse van de Rekenkamer, en betreurt de onbevredigende situatie die erin is geconstateerd; benadrukt echter zijn bezorgdheid over het feit dat de regionale en nationale samenwerkingsstrategieën van de Commissie elkaar niet aanvullen en benadrukt dat het van essentieel belang is dat de regionale en nationale strategieën op elkaar worden afgestemd om de doeltreffendheid van de verleende hulp te verhogen;

    23.

    is ernstig bezorgd over de onvoldoende absorptiecapaciteit van de regionale organisaties; dringt er bij de Commissie op aan om bij de tussentijdse herziening van de regionale strategieën die voor de eerste helft van 2011 gepland is, rekening te houden met de regionale samenwerkingssituatie en bijzondere aandacht te besteden aan de mogelijkheid om de toegewezen bedragen te herzien;

    24.

    acht het desalniettemin onaanvaardbaar dat de Rekenkamer niet in staat was om een aantal gefinancierde projecten te beoordelen („beoordeling onmogelijk”);

    25.

    is van mening dat de Unie in iedere regionale organisatie vertegenwoordigd moet zijn door een specifiek benoemd delegatiehoofd en dat de delegaties van de Unie gemachtigd moeten worden om herschikking van het lidmaatschap van verschillende regionale groeperingen te bespreken;

    26.

    onderstreept dat de Rekenkamer in haar Speciaal verslag nr. 18/2009 de EOF-steun voor regionale economische integratie in Oost- en West-Afrika, waar een aanzienlijk deel — meer dan 50 % — van de EOF-middelen voor bestemd was, als slechts ten dele doeltreffend heeft beoordeeld; vraagt de Commissie om het Parlement voor de aanvang van de kwijtingsprocedure 2010 te informeren over de maatregelen naar aanleiding van de verzoeken van het Parlement in zijn resolutie van 5 mei 2010 (20) bij zijn kwijtingsbesluit voor het zevende, achtste, negende en tiende EOF; zou zich ook verheugen over een volledig overzicht van de maatregelen die op doeltreffende wijze in de betrokken regio’s zijn geïmplementeerd;

    27.

    onderkent dat regionale economische integratie kan zorgen voor groei en werk in ontwikkelingslanden en zo bijdragen aan de vermindering van de armoede; juicht het derhalve toe dat over de betreffende begrotingsperiode de financiering uit het EOF voor dit doel meer dan verdubbeld is;

    28.

    betreurt het dat de EOF-steun voor regionale integratie nog niet ten volle doeltreffend is, voornamelijk vanwege het gebrek aan capaciteit van de Afrikaanse autoriteiten, overlappend lidmaatschap van Afrikaanse regionale organisaties, hetgeen tot dubbele inspanningen en versnippering van middelen leidt, alsmede ontoereikende ondersteuning en coördinatie van de Commissiedelegaties, in de eerste plaats door een gebrek aan middelen;

    29.

    dringt er daarom bij de Commissie op aan de capaciteitsopbouw te versterken in Oost- en West-Afrikaanse regionale economische organisaties en hun instellingen, waaronder ook steun voor nationale parlementen en organisaties uit het lokale maatschappelijke middenveld moet worden begrepen, en convergentie tussen regionale blokken te stimuleren zodat op de langere duur overlappend lidmaatschap verdwijnt, waarbij de Commissie wel de eigen verantwoordelijkheid van de partnerlanden voor dit proces zorgvuldig moet respecteren;

    30.

    verzoekt de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden meer middelen toe te kennen om delegaties in staat te stellen regionale integratieprocessen doeltreffender te ondersteunen, en te zorgen voor een betere coördinatie en samenhang tussen regionale en nationale programma’s;

    31.

    dringt er op aan dat de Unie geen druk mag uitoefenen op Afrikaanse landen om sneller economische partnerschapsovereenkomsten (EPO’s) te sluiten of EPO’s te sluiten die betrekking hebben op een groter aantal zaken dan zij zelf willen, en dat de Unie moet vermijden bestaande regionale groeperingen te ondermijnen door EPO’s met afzonderlijke landen te sluiten;

    32.

    dringt erop aan dat de toewijzing van gelden aan kleinere landen, in het bijzonder de minst ontwikkelde landen, meer geconcentreerd wordt op duurzame economische ontwikkeling, zoals via rijkdom scheppende mechanismes, teneinde de afhankelijkheid van de regionale economische „reuzen”, zoals Nigeria in West-Afrika, te verminderen; verzoekt de Commissie door te blijven gaan met de financiering van regionale programma’s, ook bekend als intra-ACS-programma’s, die betrekking hebben op enkele of alle landen in een bepaalde regio;

    Gebruik van rente

    33.

    stemt er niet mee in dat de rente over kasrekeningen van het EOF (waaronder overschrijvingen uit de periode 2001-2007), geschat op 34 000 000 EUR, wordt besteed aan personeelskosten, maar is van mening dat deze uitsluitend gebruikt mag worden voor uitgaven voor projecten en programma’s; vraagt de Commissie om uitleg over wat het beleid in het verleden was en om zo nodig voorstellen te doen om de vigerende regelgeving onverwijld in overeenstemming te brengen met dit principe;

    Begrotingssteun

    34.

    brengt in herinnering dat de beoordeling van begrotingssteun zich niet alleen moet richten op de risico’s maar ook op de voordelen, alsook op de risico’s en voordelen van andere vormen van hulp; verzoekt de Commissie informatie te verschaffen over de gevallen waarin de doelstellingen voor EU-begrotingssteun werden verwezenlijkt en over de ontvangende landen waar specifieke problemen zijn opgetreden;

    35.

    is zich ervan bewust dat begrotingssteun een controversieel ontwikkelingsinstrument is, met het voordeel van lage transactiekosten, toegenomen eigen verantwoordelijkheid en een verbeterde dialoog tussen partners en donoren, terwijl tegelijkertijd het risico bestaat van verduistering en ongewenst gebruik van middelen wanneer het beheer van overheidsmiddelen in het ontvangende land onvoldoende transparant, betrouwbaar en doeltreffend blijkt te zijn; benadrukt dat begrotingssteun niet het juiste antwoord is op iedere situatie en niet als de enige optie moet worden beschouwd;

    36.

    brengt in herinnering dat, conform artikel 25, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad (21), begrotingssteun kan worden verleend als het partnerland het beheer van de overheidsuitgaven op voldoende transparante, verantwoordelijke en doeltreffende wijze controleert; spreekt in deze context zijn bezorgdheid uit over de risico’s van inefficiënte en ineffectieve overheidsuitgaven als gevolg van de „dynamische” interpretatie door de Commissie van de voorwaarden om voor begrotingssteun in aanmerking te komen; roept de Commissie op om door te gaan met haar inspanningen ter onderbouwing van de besluiten met betrekking tot de voorwaarden om voor begrotingssteun in aanmerking te komen, en om ervoor te zorgen dat alle financieringsovereenkomsten een volledige en heldere basis bieden voor de beoordeling van de naleving van de betalingsvoorwaarden;

    37.

    betreurt het hoge foutenpercentage in betalingen voor begrotingssteun (35 %); herhaalt zijn verzoek om transparantere en objectievere criteria voor de toekenning van begrotingssteun en steunt de aanbeveling van de Rekenkamer aan de Commissie om duidelijk de indicatoren, streefdoelen, berekeningsmethoden en verificatiebronnen te vermelden (22); roept de Commissie op tot intensivering van audits en toezicht- en controlesystemen en te controleren in hoeverre aan deze criteria is voldaan en daarover verslag uit te brengen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 25, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1905/2006;

    38.

    verwelkomt de publicatie van het groenboek over de toekomst van EU-begrotingssteun aan derde landen (COM(2010) 586) maar betreurt het feit dat, ondanks eerdere oproepen door het Parlement, de Commissie geen jaarverslag heeft opgesteld over het gebruik van begrotingssteun met nuttige, volledige, betrouwbare, analytische en voor beoordelingen te gebruiken informatie over geplande en uitgekeerde begrotingssteun, het bereiken van verwachte resultaten zoals blijkt uit donordoelstellingen en landenstrategieën, het bestaan en de aard van aanvullende voorwaarden, de effectiviteit van de dialoog, de staat van donorharmonisatie, de aanvullende capaciteitsopbouw die heeft plaatsgevonden en het effect daarvan, het realiseren van verbeterde systemen in het betreffende land, verantwoordingsinstellingen, instellingen voor het beheer van overheidsmiddelen, instellingen voor monitoring en beoordeling, de hoogte en het percentage onregelmatige uitgaven, en een analyse van de soorten onregelmatigheden (systemisch en niet-systemisch) die blijken uit controles en audits en de genomen maatregelen naar aanleiding daarvan;

    39.

    brengt in herinnering dat het Parlement met betrekking tot begrotingssteun de rol heeft om de Commissie ter verantwoording te roepen voor de resultaten van de uitgaven, en dat begrotingssteun als hulpinstrument een paradigmaverschuiving behoeft voor wat betreft toezicht, waarbij van louter controle op bestedingen wordt overgegaan naar controle op resultaten tegen indicatoren, waardoor gezorgd wordt dat begrotingssteun ten goede komt aan de bevolking van het ontvangende land;

    40.

    is van mening dat er, binnen de doelstelling van de herziening van de richtsnoeren voor begrotingssteun door de Commissie, bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de systemen voor toezicht en controle; verwacht een sterkere inzet van de Commissie wat betreft de monitoring en jaarlijkse verslaglegging over de naleving van de criteria om voor begrotingssteun in aanmerking te komen; brengt in herinnering dat de capaciteitsopbouwprojecten binnen de doelstelling van begrotingssteunoperaties onderworpen zijn aan hetzelfde systeem voor toezicht en controle als ieder ander project, waaronder audits;

    41.

    brengt in herinnering dat er onder het tiende EOF er in verhouding tot het achtste en negende EOF een aanzienlijke toename was van het aandeel van gecumuleerde financieringsbesluiten op basis van begrotingssteun en structurele aanpassing; geeft uiting aan zijn bezorgdheid over deze ontwikkeling;

    42.

    wijst er nogmaals op dat de Rekenkamer in haar jaarverslag 2009 over de EOF’s heeft geconstateerd dat de betalingen voor begrotingssteun een groot aantal niet-kwantificeerbare fouten bevatten en dat de voornaamste reden was dat de delegaties in hun beoordelingsverslagen over het beheer van de overheidsfinanciën niet toelichtten aan welke criteria de voortgang moest worden getoetst, welke vooruitgang was geboekt en om welke redenen het hervormingsprogramma niet mocht zijn uitgevoerd volgens de plannen van de ontvangende regering (23); roept de Commissie op om de betalingen in het kader van begrotingssteun van nu af aan nog strikter te beoordelen en strakkere betalingsprocedures te hanteren;

    43.

    roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat de specifieke voorwaarden voor prestatiegerelateerde variabele tranches duidelijk de indicatoren, doelstellingen, berekeningsmethoden en verificatiebronnen vermelden en dat de verslagen van de delegaties op gestructureerde en geformaliseerde wijze de vorderingen in het beheer van de overheidsfinanciën aantonen door duidelijk te vermelden aan welke criteria de vorderingen moeten worden getoetst, welke vorderingen er zijn gemaakt en waarom het hervormingsprogramma eventueel niet volgens plan is uitgevoerd;

    44.

    roept de Commissie op om alle noodzakelijke maatregelen te nemen ter bestrijding van corruptie in de ontvangende landen, door het onderhouden van een intensieve dialoog over corruptiekwesties met de partnerregeringen en, via een proactieve benadering, ervoor te zorgen dat er passende regelingen van kracht zijn en dat er sancties kunnen worden opgelegd wanneer dat nodig is; is van mening dat de terbeschikkingstelling van middelen moet worden heroverwogen wanneer een dergelijke samenwerking niet van de grond komt en er geen garantie kan worden verkregen over de doeltreffendheid van de maatregelen ter bestrijding van corruptie;

    45.

    herhaalt zijn standpunt dat de betrokkenheid van nationale parlementen, het maatschappelijk middenveld en lagere overheden in partnerlanden onontbeerlijk is voor het bereiken van daadwerkelijke zeggenschap over het proces, en herhaalt zijn oproep aan de Commissie om alles in het werk te stellen ter verbetering van de dialoog met deze organen in alle verschillende stadia van het programmeringsproces;

    46.

    dringt er bij de Commissie op aan de partnerlanden te ondersteunen bij de ontwikkeling van hun parlementaire controle- en auditcapaciteit en de nationale parlementen en maatschappelijke organisaties te betrekken bij het opstellen van nationale ontwikkelingsstrategieën;

    47.

    nodigt zijn betrokken commissies uit om directe contacten te leggen met hun zustercommissies van de parlementen van de ontvangende ACS-landen, ter aanmoediging en ondersteuning van hun rol als hoedster van de effectiviteit van hulp door middel van parlementaire toezichtsactiviteiten;

    48.

    dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor een betere zichtbaarheid van door de Unie gefinancierde overzeese projecten;

    Verklaring betreffende openbaar te maken gegevens door de begunstigde landen

    49.

    brengt nogmaals zijn standpunt in herinnering dat ontwikkelingshulp in het algemeen en begrotingssteun in het bijzonder vergezeld moet gaan van een voorafgaande verklaring betreffende openbaar te maken gegevens, af te geven door de regering van het ontvangende land en te ondertekenen door de minister van Financiën, met betrekking tot bepaalde kwesties die de bestuurs- en verantwoordingsstructuur van het ontvangende land raken;

    Personele middelen

    50.

    maakt zich buitengewoon veel zorgen over het feit dat het grote aantal vacatures bij delegaties in de derde wereld een „kritiek risico” vormt (24), alsmede over het feit dat de beperkte middelen, personeelstekorten en het grote personeelsverloop de uitvoering door de Commissie van het EOF, en met name het projectbeheer, toezicht, scholing en de uitvoering van betrouwbare en tijdige audits, aanzienlijk belemmeren; verwacht daarom dat de Europese Dienst voor extern optreden het zich tot prioriteit stelt alle delegaties te voorzien van voldoende gekwalificeerd personeel, met name deskundigen op het gebied van ontwikkeling;

    EuropeAid

    51.

    neemt ter kennis dat de controles vooraf door ordonnateurs in de centrale diensten van EuropeAid door de Rekenkamer als doeltreffend zijn beoordeeld, doch betreurt dat zij moest concluderen dat de toezicht- en controlesystemen van EuropeAid slechts ten dele doeltreffend waren in het waarborgen van de regelmatigheid van betalingen;

    52.

    herinnert de Commissie eraan dat EuropeAid:

    in het kader van de geplande herziening van zijn algemene controlestrategie een essentiële indicator moet ontwikkelen voor de geschatte financiële impact van ongecorrigeerde fouten na de toepassing van alle controles;

    in het kader van deze herziening, dient te beoordelen of de diverse controles en met name het systeem voor controles achteraf van verrichtingen kosteneffectief zijn, en de relevantie en haalbaarheid moet onderzoeken van een jaarlijkse audit van een representatieve statistische steekproef van afgesloten projecten;

    er met betrekking tot begrotingssteun voor moet zorgen dat de specifieke voorwaarden voor betalingen duidelijk gedefinieerd zijn en dat de verslagen van de delegaties op gestructureerde en geformaliseerde wijze de vorderingen in het beheer van de overheidsfinanciën aantonen;

    De investeringsfaciliteit

    53.

    is zeer ingenomen met het feit dat, bij de kwijtingsprocedure voor het begrotingsjaar 2009, de EIB voor het eerst een jaarverslag over de uitvoering van de investeringsfaciliteit heeft gepresenteerd aan de Commissie begrotingscontrole van het Parlement en uitgebreid antwoord heeft gegeven op de schriftelijke en mondelinge vragen van haar leden; vraagt de EIB om een kaderovereenkomst te sluiten met de commissie van het Parlement die de komende jaren verantwoordelijk is voor de kwijtingsprocedure voor de volgende jaren, onder andere met betrekking tot de informatie die door de EIB moet worden verstrekt;

    54.

    verwacht van de EIB de bevestiging dat er geen overlap bestaat tussen de projecten die zij financiert en de projecten die de Commissie financiert, en acht het noodzakelijk dat er, zoals de directeur-generaal Verrichtingen buiten de Europese Unie van de EIB op 25 januari 2011 voor de Commissie begrotingscontrole al heeft verklaard, een substantiële versterking komt van de coördinatie tussen de Commissie en de EIB; vraagt zich af of het goed is om EIB-personeel bij delegaties van de Unie te detacheren; verwacht eind september 2011 een gecombineerd verslag van de beide instellingen over de versterking van de samenwerking en de overeengekomen procedures, waaronder een analyse van de mogelijke behoefte aan het detacheren van EIB-medewerkers bij de delegaties;

    55.

    roept de EIB op om voorafgaand aan de projectgoedkeuring zorgvuldig na te gaan of er ter plaatse openbare raadpleging heeft plaatsgevonden ten aanzien van de ontwikkelingsgerelateerde aspecten van projecten die door een EU-garantie worden gedekt, inclusief de prestaties van financiële tussenpersonen bij het gebruik van de lening van de EIB; is van mening dat de EIB bij leningen aan ontwikkelingslanden extra zorgvuldigheid moet betrachten conform gestandaardiseerde procedures en op basis van internationale beste praktijken, met betrekking tot de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme;

    56.

    roept de EIB nogmaals op om de verslaglegging te richten op resultaten en om volledige, relevante en objectieve informatie te presenteren met betrekking tot uitkomsten, gestelde doelen, bereikte doelen en oorzaken van mogelijke discrepanties daartussen, naast de uitgevoerde evaluaties en een overzicht van de resultaten daarvan;

    57.

    verwelkomt het feit dat de EIB zich nu kennelijk meer gaat richten op resultaatgeoriënteerde verslaglegging, en dat in het jaarverslag 2010 over de investeringsfaciliteit, dat op dit moment wordt afgerond, meer nadruk zal komen te liggen op de resultaten in vergelijking met 2009; beschouwt het als een positieve stap dat de EIB momenteel werkt aan indicatoren voor ontwikkelingsresultaten, die tegen de tweede helft van 2011 in gebruik genomen moeten kunnen worden;

    58.

    verwacht van het volgende jaarverslag van de EIB een praktischer en minder theoretische insteek, met name over de bereikte resultaten van de verschillende programma’s en acties die door de investeringsfaciliteit worden gefinancierd;

    59.

    verzoekt de EIB om toezending van aanvullende informatie over de zwarte lijst van fraudeurs, met inachtneming van de gebruikelijke vertrouwelijkheid met betrekking tot hangende zaken; staat positief tegenover de door de EIB geuite wens om een antifraude-eenheid op te zetten en verwacht regelmatig op de hoogte te worden gehouden van de opbouw van deze eenheid;

    60.

    is verbaasd over de verklaring van de EIB dat er geen sprake zou zijn van fraude bij door de EIB uitgevoerde acties met betrekking tot de investeringsfaciliteit;

    61.

    acht het noodzakelijk dat er een algemene audit wordt uitgevoerd van alle projecten in ontwikkelingslanden die door de EIB worden gefinancierd, die niet beperkt blijft tot de belangrijke projecten maar ook gericht is op het geheel van kredieten en garanties die de EIB moet afschrijven;

    62.

    dringt bij de Commissie aan op nauwlettend toezicht en strikte controle op de implementatie van de investeringsfaciliteit om ervoor te zorgen dat deze de beoogde functie als ontwikkelingsinstrument kan vervullen, en verzoekt haar de Commissie begrotingscontrole van het Parlement op gezette tijden over haar bevindingen te informeren.


    (1)  PB C 303 van 9.11.2010, blz. 243.

    (2)  PB C 303 van 9.11.2010, blz. 253.

    (3)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

    (4)  PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4.

    (5)  PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1 en PB L 324 van 7.12.2001, blz. 1.

    (6)  PB L 109 van 26.4.2007, blz. 33.

    (7)  PB L 156 van 29.5.1998, blz. 108.

    (8)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.

    (9)  PB L 252 van 25.9.2010, blz. 39.

    (10)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 53.

    (11)  PB L 83 van 1.4.2003, blz. 1.

    (12)  PB L 78 van 19.3.2008, blz. 1.

    (13)  Verklaring van de Commissie inzake artikel 5 IOS, bijlage bij de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement van 24 oktober 2006 (COM(2006) 628).

    (14)  Par. IX van het jaarverslag 2009 van de Rekenkamer over het EOF.

    (15)  Punt 30 van het jaarverslag 2009 van de Rekenkamer over het EOF.

    (16)  Punt 5 van het jaarverslag 2009 van de Rekenkamer over het EOF.

    (17)  Punt 3 van het jaarverslag 2009 van de Rekenkamer over het EOF.

    (18)  Punt 28 en 29 van Speciaal verslag nr. 2/2005 van de Rekenkamer over de begrotingssteun uit het EOF aan de ACS-staten (PB C 249 van 7.10.2005, blz. 1).

    (19)  Punt 54 van het jaarverslag 2009 van de Rekenkamer over het EOF.

    (20)  PB L 252 van 25.9.2010, blz. 109.

    (21)  Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41).

    (22)  Punt 55 van het jaarverslag 2009 van de Rekenkamer over het EOF.

    (23)  Punt 25 van het jaarverslag 2009 van de Rekenkamer over het EOF.

    (24)  Punt 40 van het jaarverslag 2009 van de Rekenkamer over het EOF.


    Į viršų