EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32009D0425
2009/425/EC: Commission Decision of 28 May 2009 amending Council Directive 76/769/EEC as regards restrictions on the marketing and use of organostannic compounds for the purpose of adapting its Annex I to technical progress (notified under document number C(2009) 4084) (Text with EEA relevance)
2009/425/EG: Beschikking van de Commissie van 28 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat de beperking van het in de handel brengen en het gebruik van organische tinverbindingen betreft met het oog op de aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4084) (Voor de EER relevante tekst)
2009/425/EG: Beschikking van de Commissie van 28 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat de beperking van het in de handel brengen en het gebruik van organische tinverbindingen betreft met het oog op de aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4084) (Voor de EER relevante tekst)
PB L 138 van 4.6.2009, p. 11–13
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/05/2009; stilzwijgende opheffing door 32006R1907
4.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 138/11 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 28 mei 2009
tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat de beperking van het in de handel brengen en het gebruik van organische tinverbindingen betreft met het oog op de aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4084)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/425/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (1), en met name op artikel 2 bis,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Trigesubstitueerde organische tinverbindingen werden vroeger op grote schaal gebruikt in aangroeiwerende verf op schepen. Dergelijke verf bleek echter risico’s op te leveren voor in het water levende organismen door de endocriene verstorende effecten daarvan. Het gebruik van organische tinverbindingen, ook bekend als organotinverbindingen, in aangroeiwerende verf werd daarom beperkt bij Richtlijn 76/769/EEG en bij Verordening (EG) nr. 782/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen (2). Verder mogen trigesubstitueerde organische tinverbindingen niet langer worden gebruikt als biociden krachtens Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (3). Met dergelijke biociden behandelde artikelen mogen echter nog steeds in de Gemeenschap worden ingevoerd. |
(2) |
Digesubstitueerde organische tinverbindingen, waaronder met name dibutyltinverbindingen (DBT) en dioctyltinverbindingen (DOT), worden op grote schaal gebruikt in consumentenartikelen waar zij functioneren als stabilisator of als katalysator. |
(3) |
Het gebruik van organische tinverbindingen bleek een risico op te leveren voor de menselijke gezondheid, met name bij kinderen. De specifieke risico’s van verscheidene consumentenartikelen voor de gezondheid van kinderen en volwassenen zijn in een risicobeoordeling (4) geïdentificeerd en door het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s (SCHER) van de Commissie in zijn advies van 30 november 2006 (5) bevestigd. |
(4) |
Hoewel digesubstitueerde en trigesubstitueerde organische tinverbindingen hetzelfde schadelijke effect voor de gezondheid hebben, namelijk immunotoxiciteit via de thymusklier, en een cumulatieve werking hebben, is de potentie van de trigesubstitueerde verbindingen (zoals TBT en TPT) groter dan die van de digesubstitueerde verbindingen (DOT en DBT). Verder kunnen trigesubstitueerde organische tinverbindingen die worden geëmitteerd uit artikelen voor consumenten of voor professioneel gebruik schadelijke gevolgen voor het milieu hebben — met name voor in het water levende organismen. Daarom moeten strengere beperkingen worden vastgesteld voor artikelen die trigesubstitueerde organische tinverbindingen bevatten. |
(5) |
Bepaalde DBT-verbindingen (dibutyltindichloride, CAS: 683-18-1, en dibutyltinhydrogeenboraat, CAS: 75113-37-0) zullen binnenkort in het kader van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (6) worden ingedeeld als voor de voortplanting vergiftig, categorie 2, en het zal daarna worden verboden om de stoffen en mengsels daarvan die deze verbindingen bevatten aan de consumenten te verkopen (7). Er moeten daarom strengere beperkingen worden vastgesteld voor artikelen die DBT-verbindingen bevatten, waarbij het verdere gebruik gedurende een extra periode alleen mag worden toegestaan wanneer geen passende alternatieven beschikbaar zijn zoals katalysatoren in RTV-1- en RTV-2-kit, verf en coatings of pvc-stabilisatoren in bepaalde producten (bijvoorbeeld gecoate weefsels, pvc-profielen) om de ontwikkeling van passende alternatieven mogelijk te maken, of wanneer krachtens andere meer specifieke wetgeving reeds regelingen voor de betrokken artikelen bestaan. |
(6) |
De blootstelling aan DOT-verbindingen is het hoogst bij bepaalde specifieke consumentenartikelen zoals bedrukt textiel, handschoenen, schoenen, vloerbedekkingen en muurbekledingen, hygiëneproducten voor vrouwen, luiers en tweecomponenten-siliconevormen. |
(7) |
Ondanks de beschikbaarheid van alternatieven voor de meeste te beperken gebruiksdoeleinden, zullen bepaalde producenten van DOT en DBT bevattende artikelen tijd nodig hebben om zich aan te passen en daarom moet voor deze toepassingen in een passende overgangsperiode worden voorzien. |
(8) |
Richtlijn 76/769/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
Deze beschikking heeft geen gevolgen voor de communautaire wetgeving tot vaststelling van de minimumeisen voor de bescherming van werknemers, zoals Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (8) en daarop gebaseerde bijzondere richtlijnen, met name Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (gecodificeerde versie) (9) en Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (10). |
(10) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de richtlijnen met betrekking tot de opheffing van technische handelsbelemmeringen voor gevaarlijke stoffen en preparaten, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 28 mei 2009.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vicevoorzitter
(1) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201.
(2) PB L 115 van 9.5.2003, blz. 1.
(3) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.
(4) Risk assessment studies on targeted consumer applications of certain organotin compounds. RPA-studie afgerond in september 2005. http://ec.europa.eu/enterprise/chemicals/studies_en.htm
(5) http://ec.europa.eu/health/ph_risk/committees/04_scher/scher_opinions_en.htm
(6) PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.
(7) Overeenkomstig de punten 29, 30 en 31 van Richtlijn 76/769/EEG.
(8) PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.
(9) PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50; gerectificeerd in PB L 229 van 29.6.2004, blz. 23.
(10) PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11.
BIJLAGE
Het volgende wordt toegevoegd in punt 21 „Organische tinverbindingen” van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG:
|
„4. Trigesubstitueerde organische tinverbindingen
5. Dibutyltin (DBT)-verbindingen
6. Dioctyltin (DOT)-verbindingen
|