Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009L0020

    Richtlijn 2009/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de verzekering van scheepseigenaren tegen maritieme vorderingen (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 131 van 28.5.2009, p. 128–131 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2009/20/oj

    28.5.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 131/128


    RICHTLIJN 2009/20/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 23 april 2009

    betreffende de verzekering van scheepseigenaren tegen maritieme vorderingen

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

    Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het Gemeenschapsbeleid inzake zeevervoer heeft onder meer tot doel de kwaliteit van de koopvaardij te verbeteren door alle economische actoren op een meer verantwoordelijke wijze te laten handelen.

    (2)

    In Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken (4) zijn reeds ontmoedigende maatregelen vastgesteld.

    (3)

    Op 9 oktober 2008 hebben de lidstaten een verklaring aangenomen waarin zij unaniem het belang onderkennen van de toepassing van het Protocol van 1996 bij het Verdrag van 1976 inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen door alle lidstaten.

    (4)

    De verplichting tot het hebben van een verzekering moet een betere bescherming van de slachtoffers mogelijk maken. Deze verplichting zou eveneens moeten bijdragen tot de uitbanning van schepen die niet aan de normen voldoen, en zou het mogelijk moeten maken dat de concurrentie tussen de exploitanten wordt hersteld. In resolutie A.898(21) heeft de Internationale Maritieme Organisatie de lidstaten verzocht scheepseigenaren te manen zich behoorlijk te verzekeren.

    (5)

    Het niet naleven van de bepalingen van deze richtlijn moeten worden gecorrigeerd. Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (herschikking) (5) voorziet reeds in de aanhouding van schepen ingeval er certificaten ontbreken die zich aan boord moeten bevinden. Het is echter aangewezen om te voorzien in de mogelijkheid om een schip dat geen verzekeringsbewijs aan boord heeft, te verwijderen. De modaliteiten van de verwijdering moeten het mogelijk maken de situatie binnen een redelijke termijn recht te zetten.

    (6)

    Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de invoering en toepassing van passende maatregelen op het beleidsterrein maritiem vervoer, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, wegens haar omvang en effecten, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp

    In deze richtlijn worden voorschriften betreffende bepaalde aspecten van de verplichtingen van scheepseigenaren met betrekking tot hun verzekering voor maritieme vorderingen vastgesteld.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1.   Deze richtlijn is van toepassing op schepen van 300 brutoton of meer.

    2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die in eigendom zijn van of geëxploiteerd worden door een staat en voor niet-commerciële overheidsdiensten worden gebruikt.

    3.   Deze richtlijn laat de regelingen onverlet die bij de in de betrokken lidstaat geldende en in de bijlage vermelde instrumenten zijn ingevoerd.

    Artikel 3

    Definities

    In deze richtlijn wordt verstaan onder:

    a)

    „scheepseigenaar”: de geregistreerde eigenaar van een zeeschip of enige andere persoon, zoals de rompbevrachter, die verantwoordelijk is voor het exploiteren van het schip;

    b)

    „verzekering”: verzekering met of zonder aftrekbare bedragen, bijvoorbeeld een aansprakelijkheidsverzekering van het type dat momenteel wordt verstrekt door de leden van de „International Group of P&I Clubs”, en andere doeltreffende vormen van verzekering (waaronder aangetoonde zelfverzekering) en financiële zekerheid die soortgelijke dekkingsvoorwaarden bieden;

    c)

    „Verdrag van 1996”: de geconsolideerde tekst van het Verdrag van 1976 inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, aangenomen onder de auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), zoals gewijzigd bij het Protocol van 1996.

    Artikel 4

    Verzekering tegen maritieme vorderingen

    1.   Elke lidstaat vereist van scheepseigenaren van schepen die zijn vlag voeren dat zij een verzekering voor die schepen hebben.

    2.   Elke lidstaat vereist van scheepseigenaren van schepen die een andere vlag dan de zijne voeren dat zij voor die schepen over een verzekering beschikken wanneer die schepen een onder zijn rechtsbevoegdheid vallende haven binnenvaren. Dit belet niet dat de lidstaten, als dat in overeenstemming is met het internationale recht, de nakoming van die verplichting vereisen wanneer die schepen in hun territoriale wateren varen.

    3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde verzekering dekt maritieme vorderingen waarvoor op grond van het Verdrag van 1996 een bovengrens geldt. Het bedrag van de verzekering voor elk schip per incident is gelijk aan het toepasselijke maximumbedrag voor de beperking van de aansprakelijkheid overeenkomstig het Verdrag van 1996.

    Artikel 5

    Inspecties, naleving, verwijdering uit havens en weigering van de toegang tot havens

    1.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat elke inspectie van een schip in een haven die onder zijn rechtsbevoegdheid valt overeenkomstig Richtlijn 2009/16/EG mede inhoudt dat wordt nagegaan of een verzekeringsbewijs als bedoeld in artikel 6 aan boord wordt meegevoerd.

    2.   Indien het in artikel 6 bedoelde verzekeringsbewijs niet aan boord wordt meegevoerd, en onverminderd Richtlijn 2009/16/EG, die in de aanhouding van schepen voorziet als het om de veiligheid gaat, kan de bevoegde autoriteit een verwijderingsbevel tegen het schip uitvaardigen, waarvan de Commissie, de andere lidstaten en de betrokken vlaggenstaat in kennis worden gesteld. Het uitvaardigen van een dergelijk verwijderingsbevel heeft tot gevolg dat elke lidstaat weigert dit schip tot zijn havens toe te laten totdat de scheepseigenaar kennis geeft van het in artikel 6 bedoelde verzekeringsbewijs.

    Artikel 6

    Verzekeringsbewijzen

    1.   Het bestaan van de in artikel 4 bedoelde verzekering wordt aangetoond met een of meer door de verstrekker afgegeven verzekeringsbewijzen die aan boord worden meegevoerd.

    2.   De door de verzekeringsverstrekker afgegeven verzekeringsbewijzen omvatten de volgende informatie:

    a)

    de naam van het schip, het IMO-nummer en de haven van registratie;

    b)

    de naam van de scheepseigenaar en het adres van zijn hoofdvestiging;

    c)

    type en looptijd van de verzekering;

    d)

    de naam en het adres van de hoofdvestiging van de verstrekker van de verzekering en, waar passend, het adres van het kantoor waar de verzekering is gesloten.

    3.   Indien het verzekeringsbewijs noch in de Engelse, noch in de Franse, noch in de Spaanse taal is gesteld, omvat de tekst een vertaling in een van deze talen.

    Artikel 7

    Sancties

    Voor de toepassing van artikel 4, lid 1, voeren de lidstaten een systeem in van sancties op over¬tredingen van de nationale bepalingen die op grond van deze richtlijn zijn vastgesteld en nemen zij de nodige maatregelen om de toepassing ervan te verzekeren. De voorziene sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    Artikel 8

    Verslagen

    De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad om de drie jaar, en voor het eerst vóór 1 januari 2015, een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn.

    Artikel 9

    Omzetting

    1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om voor 1 januari 2012 aan deze richtlijn te voldoen. Zij zullen de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor zulke verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 10

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 11

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Straatsburg, 23 april 2009.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    H.-G. PÖTTERING

    Voor de Raad

    De voorzitter

    P. NEČAS


    (1)  PB C 318 van 23.12.2006, blz. 195.

    (2)  PB C 229 van 22.9.2006, blz. 38.

    (3)  Advies van het Europees Parlement van 29 maart 2007 (PB C 27 E van 31.1.2008, blz. 166), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 december 2008 (PB C 330 E van 30.12.2008, blz. 7) en standpunt van het Europees Parlement van 11 maart 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (4)  PB L 255 van 30.9.2005, blz. 11.

    (5)  Zie bladzijde 57 van dit Publicatieblad.


    BIJLAGE

    Internationaal Verdrag van 1992 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie.

    Internationaal Verdrag van 1996 inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen (HNS-verdrag).

    Internationaal Verdrag van 2001 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie (Bunkerolieverdrag).

    Internationaal Verdrag van Nairobi van 2007 inzake het opruimen van wrakken (Wrakopruimingsverdrag).

    Verordening (EG) nr. 392/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen.


    Top