Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0289

Verordening (EG) nr. 289/2009 van de Commissie van 7 april 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

PB L 94 van 8.4.2009, p. 48–74 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 08/10/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/289/oj

8.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/48


VERORDENING (EG) Nr. 289/2009 VAN DE COMMISSIE

van 7 april 2009

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (de basisverordening), en met name op artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 9 juli 2008 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van bepaalde naadloze buizen en pijpen (NBP), van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken land” of „de VRC”) aangekondigd.

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 28 mei 2008 door het Defence Committee of the Seamless Steel Tubes Industry of the European Union (de klager) werd ingediend namens producenten die samen een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale communautaire productie van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, vertegenwoordigen. Het bij die klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping van dat product en over de aanmerkelijke schade die daardoor op korte termijn dreigt, werd voldoende geacht om een antidumpingprocedure in te leiden.

2.   Partijen bij de procedure

(3)

De Commissie heeft de klager, andere bekende producenten in de Gemeenschap, de haar bekende betrokken producenten-exporteurs, importeurs, leveranciers en gebruikers, alsmede hun verenigingen, en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(4)

Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(5)

Om de producenten-exporteurs in de VRC in staat te stellen desgewenst een verzoek om een behandeling als marktgerichte onderneming (BMO) of een individuele behandeling (IB) in te dienen, heeft de Commissie de haar bekende betrokken producenten-exporteurs en alle andere ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijnen hadden gemeld, de desbetreffende formulieren toegezonden. Tien (groepen van) ondernemingen vroegen overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening om een BMO of, indien uit het onderzoek zou blijken dat zij niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoen, om een IB.

(6)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs, importeurs en communautaire producenten werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van dumping en schade gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was — en, zo ja, deze samen te stellen —, werd aan alle producenten-exporteurs, importeurs en communautaire producenten gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar overeenkomstig het bericht van inleiding basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak (1 juli 2007-30 juni 2008).

(7)

Na beoordeling van de verstrekte informatie werd, gezien het grote aantal producenten-exporteurs en communautaire producenten dat zich bereid verklaarde mee te werken, besloten voor deze beide groepen producenten een steekproef samen te stellen. Omdat slechts een beperkt aantal importeurs bereid was medewerking te verlenen, werd besloten dat voor de niet-verbonden importeurs niet te doen.

(8)

De Commissie heeft vragenlijsten gezonden naar de in de steekproeven opgenomen producenten-exporteurs en communautaire producenten, naar de importeurs en naar alle haar bekende gebruikers en verenigingen van gebruikers. Er werden volledig ingevulde vragenlijsten ontvangen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, van alle in de steekproef opgenomen communautaire producenten, behalve van één onderneming die slechts gedeeltelijke informatie verstrekte, van zes importeurs en van vijf gebruikers.

(9)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de (dreigende) schade als gevolg hiervan en het belang van de Gemeenschap nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

 

producenten-exporteurs in de VRC

Yan Link Steel Group (Hubei Xinyegang Steel Co. Ltd en Daye Special Steel Co. Ltd),

Hengyang Valin Group (Hengyang Valin Steel Tube Co. Ltd en Hengyang Valin MPM Co. Ltd),

Shandong Luxing Steel Pipe Co. Ltd;

 

communautaire producenten

Vallourec & Mannesmann France, Boulogne-Billancourt, Frankrijk,

Vallourec & Mannesmann Germany GmbH, Düsseldorf, Duitsland,

Tenaris-Dalmine SpA, Dalmine, Italië,

ArcelorMittal Tubular Products Ostrava, Ostrava, Tsjechië,

ArcelorMittal Tubular Products Roman SA, Roman, Roemenië,

Tubos Reunidos SA, Amurrio, Spanje,

Productos Tubulares SA, Valle de Trapaga, Spanje;

 

verbonden handelaar

Almacenes Metalurgicos SA, Barcelona, Spanje;

 

niet-verbonden handelaren

Jan van Meever bv, Meerkerk, Nederland,

Comercial de Tubos SA, Alcalá de Henares, Spanje;

 

communautaire gebruiker

Erne Fittings GmbH, Schlins, Oostenrijk.

(10)

Daar voor het vaststellen van de normale waarde voor producenten-exporteurs in de VRC waaraan geen BMO kon worden verleend, gebruik moest worden gemaakt van gegevens over een referentieland, vond een controlebezoek plaats bij onderstaande onderneming:

Vallourec & Mannesmann Tubes, Houston, Texas, Verenigde Staten.

3.   Steekproeven

(11)

De Commissie stelde overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening een steekproef van de producenten-exporteurs samen op basis van de grootste representatieve exporthoeveelheden die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Deze steekproef bestaat uit vier (groepen van) ondernemingen, die samen 70 % van de door de medewerkende partijen uit de VRC naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheid vertegenwoordigen. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd overleg gepleegd met de betrokken partijen, die geen bezwaar maakten.

(12)

De Commissie stelde overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening een steekproef van de communautaire producenten samen op basis van de grootste representatieve productiehoeveelheid van het soortgelijke product in de Gemeenschap die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. De steekproef bestond uit 5 groepen (in totaal 9 ondernemingen), die samen 62 % van de totale productie in de Gemeenschap vertegenwoordigen. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd overleg gepleegd met de medewerkende producenten, die geen bezwaar tegen de steekproef maakten. Omdat het aantal medewerkende communautaire importeurs beperkt was, werd besloten dat in hun geval geen steekproeftechnieken nodig waren.

4.   Onderzoektijdvak

(13)

Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 („het OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 2005 tot het eind van het onderzoektijdvak (de beoordelingsperiode).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(14)

Bij het betrokken product gaat het om bepaalde buizen en pijpen, van ijzer of van staal, met rond profiel, met een uitwendige diameter van niet meer dan 406,4 mm en een koolstofequivalent (carbon equivalent value, CEV) van niet meer dan 0,86 volgens de formule en chemische analyse van het Internationaal Instituut voor Lastechniek (3), van oorsprong uit de Volksrepubliek China (het betrokken product). In het bericht van inleiding (zie overweging 1) werd aangegeven dat het betrokken product gewoonlijk wordt aangegeven onder de GN-codes ex 7304 11 00, ex 7304 19 10, ex 7304 19 30, ex 7304 22 00, ex 7304 23 00, ex 7304 24 00, ex 7304 29 10, ex 7304 29 30, ex 7304 31 80, ex 7304 39 58, ex 7304 39 92, ex 7304 39 93, ex 7304 51 89, ex 7304 59 92 en ex 7304 59 93, en dat deze codes slechts ter informatie werden vermeld. Bij het onderzoek werd evenwel vastgesteld dat drie van deze GN-codes, ex 7304 11 00, ex 7304 22 00 en ex 7304 24 00, geen betrekking hadden op het betrokken product, en dat vijf andere GN-codes ontbreken: ex 7304 31 20, ex 7304 39 10, ex 7304 39 52, ex 7304 51 81 en ex 7304 59 10.

(15)

Het betrokken product wordt voor allerlei toepassingen gebruikt: voor de machinebouw, waaronder de automobielbouw, als stutten in de bouwnijverheid, voor de stroomopwekking als ketelbuizen, voor de oliewinning als boorpijpen, exploitatiebuizen en bekledingsbuizen (oil country tubular goods, OCTG), en verder als line pipes voor het transport van vloeistoffen of gassen.

(16)

NBP worden in zeer uiteenlopende vormen aan de gebruikers geleverd. Ze kunnen bijvoorbeeld zijn gegalvaniseerd, voorzien zijn van schroefdraad, geen warmtebehandeling hebben ondergaan, speciale uiteinden hebben of op maat zijn gezaagd. Er zijn tal van parameters die de eigenschappen van een buis bepalen, zodat de meeste NBP op bestelling van de afnemer worden vervaardigd. Gewoonlijk worden NBP aan elkaar gelast. In speciale gevallen kunnen zij door schroefdraad met elkaar zijn verbonden of als losse buis worden gebruikt, maar zij zijn altijd lasbaar.

(17)

Uit het onderzoek is gebleken dat de verschillende soorten van het betrokken product weliswaar voor verschillende toepassingen worden gebruikt, maar dat zij desondanks dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken hebben. Daarom worden zij als één enkel product beschouwd.

(18)

Een Chinese producentenvereniging voerde aan dat OCTG-buizen en -pijpen niet onder de definitie van het betrokken product mogen worden opgenomen omdat zij een afwijkend gebruik en afwijkende specificaties en kenmerken hebben en niet kunnen worden verwisseld met andere buizen en pijpen, terwijl de uitvoer ervan uit de VRC naar de Europese Unie beperkt is. Uit het onderzoek bleek evenwel onder meer dat de chemische eigenschappen van OCTG-buizen en -pijpen vergelijkbaar zijn met die van andere NBP-soorten, omdat zij onder de CEV-drempel van 0,86 vallen. Zij hebben bovendien andere basiskenmerken gemeen met de overige NBP-soorten, zoals de uitwendige diameter en de wanddikte. Ten aanzien van het eindgebruik van OCTG-buizen en -pijpen werd vastgesteld dat sommige van deze buizen en pijpen uitwisselbaar zijn met andere niet-gelegeerde stalen buizen. Omdat OCTG-buizen en -pijpen dezelfde wezenlijke kenmerken hebben als andere NBP en zij tot op zekere hoogte uitwisselbaar zijn, werd voorlopig geconcludeerd dat er geen redenen waren deze soort buizen en pijpen van de definitie van het product uit te sluiten.

2.   Soortgelijk product

(19)

Vastgesteld werd dat het betrokken product, de naadloze buizen en pijpen die in de VRC werden geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt werden verkocht, en de naadloze buizen en pijpen die in het voorlopige referentieland, de Verenigde Staten, werden geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt werden verkocht dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt als die welke door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap werden geproduceerd en daar ook werden verkocht. Deze producten worden daarom voorlopig beschouwd als soortgelijk in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

(20)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende producten van oorsprong uit de VRC de normale waarde voor producenten die aan de criteria van lid 7, onder c), van dat artikel voldoen, overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel vastgesteld.

(21)

Gemakshalve worden deze criteria hieronder nog eens kort samengevat:

1.

besluiten van ondernemingen en de door hen gemaakte kosten zijn een reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis;

2.

de boekhouding wordt door een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende standaarden gecontroleerd en bestrijkt alle terreinen;

3.

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

4.

faillissements- en eigendomswetten verschaffen juridische zekerheid en stabiliteit;

5.

munteenheden worden tegen de marktkoers omgerekend.

(22)

Drie Chinese producenten-exporteurs hebben in het kader van dit onderzoek om een BMO overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening verzocht en binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende aanvraagformulier ingevuld:

Yan Link Steel Group (Hubei Xinyegang Steel Co. Ltd en Daye Special Steel Co. Ltd),

Hengyang Valin Group (Hengyang Valin Steel Tube Co. Ltd en Hengyang Valin MPM Co. Ltd),

Shandong Luxing Steel Pipe Co. Ltd

(23)

Voor deze medewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie alle gegevens verzameld die zij nodig achtte, en heeft zij de in het aanvraagformulier voor een BMO verstrekte gegevens, voor zover dat noodzakelijk werd geacht, ter plaatse gecontroleerd.

(24)

Uit het onderzoek bleek dat geen van de drie Chinese ondernemingsgroepen in aanmerking kwam voor een BMO, omdat zij geen van allen aan alle in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening genoemde criteria voldeden, en wel om de volgende redenen.

(25)

Geen van de drie (groepen van) ondernemingen kon aantonen dat zij voldeed aan criterium 3, want er werden verstoringen van betekenis vastgesteld die nog voortvloeiden uit het vroegere systeem zonder markteconomie; zo genoten alle drie (groepen van) ondernemingen een preferentiële fiscale behandeling en verwierven twee (groepen van) ondernemingen activa onder de marktwaarde. Na de mededeling van de bevindingen ten aanzien van de BMO voerden twee (groepen van) ondernemingen aan dat het feit dat zij speciale belastingvoordelen genoten niet in strijd kon zijn met criterium 3, omdat ook in markteconomieën belastingverminderingen zouden worden toegepast. De ondernemingen ontvingen op verschillende manieren een preferentiële fiscale behandeling: zij hadden vrijstelling van de plaatselijke inkomstenbelasting en genoten ook een tijdelijke belastingvrijstelling via het zgn. „2 jaar vrij, 3 jaar half”-systeem, waarop ondernemingen met buitenlandse investeringen en joint ventures van Chinese en buitenlandse ondernemingen aanspraak kunnen maken. Alles bij elkaar gaven deze preferentiële fiscale regelingen de ondernemingen een aanzienlijk voordeel, dat waarschijnlijk een belangrijk effect had op de kosten en de prijzen in het OT. De derde onderneming (groep van ondernemingen) voerde aan dat haar (zijn) belastingvoordeel sinds 1 januari 2008 niet meer van kracht is en dat het daarbij ging om een eenmalige belastingverlagingsregeling die geen gevolgen kon hebben voor de kosten van de onderneming in de volgende jaren, en dat de belastingvrijstelling bovendien zeer gering was. Deze groep van ondernemingen ontving namelijk in 2006 en 2007 (dus in het OT) belastingvrijstelling voor in de VRC gekochte machines. Dit voordeel kan niet als onbeduidend worden aangemerkt, zodat de conclusie luidt dat dit duidelijk een belangrijk effect had op de kosten en de prijzen in het OT.

(26)

Voorts voldeden twee (groepen van) ondernemingen niet aan criterium 2 inzake de boekhouding, aangezien een van hen te ontvangen en te betalen rekeningen tegen elkaar bleek weg te strepen, terwijl de andere geen volledige jaarrekening had en het beginsel van boeking op transactiebasis niet consequent toepaste. Na de mededeling van de bevindingen ten aanzien van de BMO voerde één onderneming aan dat zij de internationale standaarden voor jaarrekeningen (IAS) niet hoefde toe te passen omdat de onderneming maar klein is, niet aan de beurs genoteerd staat en in een plattelandsgebied gelegen is. Dit argument moet evenwel van de hand worden gewezen omdat de vastgestelde inbreuken zeer ernstig waren: de gecontroleerde rekeningen waren op belangrijke punten niet volledig en het beginsel van boeking op transactiebasis werd niet toegepast. Deze vrij fundamentele boekhoudbeginselen moeten in acht worden genomen ongeacht de rechtsvorm van de onderneming, haar omvang en haar plaats van vestiging. De andere groep van ondernemingen voerde aan dat de accountant ervoor had gezorgd dat de balans in de gecontroleerde jaarrekening in overeenstemming met de IAS was en de al tegen elkaar weggestreepte rekeningen weer als te ontvangen en te betalen posten had geherclassificeerd. Dit argument werd pas na de mededeling van feiten en overwegingen aangevoerd en met name na het controlebezoek, zodat het niet kan worden gecontroleerd. Bovendien ontkent de groep van ondernemingen de wegstreeppraktijken niet, terwijl die op zich al in strijd met de IAS zijn. Het argument wordt bijgevolg verworpen.

(27)

Bovendien hebben twee groepen van ondernemingen niet aangetoond dat besluiten over hun kosten en inputs in reactie op marktsignalen en zonder staatsinmenging van betekenis worden genomen, zodat ook niet is aangetoond dat aan criterium 1 is voldaan. Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde één onderneming dat de redenen om te stellen dat niet aan dit criterium is voldaan, niet zouden zijn gebaseerd op objectief bewijsmateriaal omdat de onderneming vrij is in haar verkoop- en prijsbesluiten, ook al werd in de gecontroleerde jaarrekening een bepaling gevonden over een prijsbeleid tussen verbonden partijen. De onderneming voerde aan dat het hierbij niet om een beperking ging, maar veeleer om een publicatievereiste voor de accountant wanneer hij transacties tussen „verbonden partijen” controleert. Deze verklaring is evenwel geen toereikende uitleg voor een uitdrukkelijke bepaling in de gecontroleerde jaarrekening dat „wanneer de prijs door de staatswarendienst wordt bepaald, de door deze dienst vastgestelde prijs prevaleert”. Het argument wordt derhalve afgewezen. De andere onderneming voerde aan dat de staat weliswaar meerderheidsaandeelhouder is, maar dat zij hoofdzakelijk gecontroleerd wordt door een particuliere onderneming en dat er geen sprake is van inmenging door de staat. De onderneming verschafte evenwel geen nieuwe argumenten om verandering te brengen in de conclusie dat gezien de feitelijke samenstelling van de directie, waarbij de meeste directeuren staatsondernemingen vertegenwoordigden, inmenging van de staat niet kan worden uitgesloten en dat de onderneming niet heeft aangetoond dat besluiten zonder staatsinmenging van betekenis worden genomen, zodat niet aan dit criterium wordt voldaan. Verder wordt erop gewezen dat de onderneming niet was ingegaan op een in de mededeling van de bevindingen ten aanzien van de BMO voor deze groep van ondernemingen genoemd voorbeeld van een besluit dat niet als reactie op marktsignalen was genomen, maar waarbij mogelijk wel sprake was van een overmatige staatsinmenging (gratis huur van landgebruiksrecht).

2.   Individuele behandeling (IB)

(28)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet voor landen waarop die bepaling van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht worden vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat ze aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd.

(29)

Alle drie Chinese (groepen van) ondernemingen die een BMO vroegen, verzochten ook om een IB voor het geval hen geen BMO zou worden toegekend.

(30)

Aan de hand van de beschikbare gegevens werd vastgesteld dat twee van de drie (groepen van) ondernemingen hadden aangetoond dat zij voldeden aan alle in artikel 9, lid 5, van de basisverordening genoemde eisen voor een IB.

(31)

Het merendeel van de aandelen van de derde (groep van) ondernemingen is eigendom van de staat. Omdat de staat meerderheidsaandeelhouder is en een aanmerkelijke invloed op de Chinese staalindustrie heeft, valt een eventuele ontwijking van maatregelen bovendien niet uit te sluiten.

(32)

Daarom luidde de conclusie dat alleen aan de volgende twee exporteurs een IB kon worden toegekend:

Hubei Xinyegang Steel Co.,

Shandong Luxing Steel Pipe Co. Ltd

3.   Normale waarde

3.1.   Referentieland

(33)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening werd de normale waarde voor ondernemingen waaraan geen BMO kon worden toegekend, vastgesteld op grond van de prijzen of berekende waarde in een referentieland.

(34)

In het bericht van inleiding meldde de Commissie voornemens te zijn om de Verenigde Staten als geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC te gebruiken en werd belanghebbenden verzocht hun reacties mede te delen.

(35)

Eén belanghebbende reageerde op de keuze van het referentieland en stelde dat Oekraïne of India beter geschikt zouden zijn om een normale waarde vast te stellen.

(36)

Oekraïne zou geschikter zijn omdat er in dat land niet alleen sprake is van een vrije marktwerking, maar ook omdat het productieproces en de toegang tot de grondstoffen er vergelijkbaar zouden zijn met de situatie in de VRC. Opgemerkt zij dat sinds 30 juni 2006 antidumpingrechten van 12,3 tot 25,7 % zijn ingesteld op NBP van oorsprong uit Oekraïne. Hoewel er verscheidene producenten op de Oekraïense markt zijn, wijst het feit dat er in 2006 dumping werd vastgesteld op mogelijk verstoorde marktomstandigheden, zodat de binnenlandse prijzen en kosten in Oekraïne een bedenkelijke basis lijken. In ieder geval was er geen Oekraïense producent die aan het onderzoek wilde meewerken.

(37)

Dezelfde belanghebbende noemde ook India als alternatief voor de Verenigde Staten en gaf de naam van een Indiase producent van het soortgelijke product. Deze producent wilde evenwel geen medewerking verlenen. Omdat Indiase producenten geen medewerking aanboden, kan India niet als referentieland worden gekozen.

(38)

Bovendien duiden de omvang van de Amerikaanse markt, het aantal producenten in dat land en de omvangrijke invoer erop dat de Amerikaanse markt concurrerend is; daarom zijn de Verenigde Staten voorlopig als geschiktste referentieland geselecteerd. Zoals in overweging 10 al is aangegeven, heeft één Amerikaanse producent zijn medewerking aan het onderzoek verleend en alle noodzakelijke gegevens verschaft. Een andere producent in de Verenigde Staten verstrekte onvolledige informatie, die in het algemeen een bevestiging inhield van de door de medewerkende Amerikaanse producent gegeven inlichtingen.

3.2.   Vaststelling van de normale waarde

(39)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde voor de producenten-exporteurs waaraan geen BMO was toegekend, volgens onderstaande methoden vastgesteld aan de hand van de gecontroleerde gegevens van de producent in het referentieland.

(40)

In overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening stelde de Commissie eerst voor de producent in het referentieland vast of zijn totale binnenlandse verkoop van het product in kwestie gedurende het OT representatief was, d.w.z. of de totale omvang van die verkopen ten minste 5 % bedroeg van de Chinese uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap.

(41)

Voor elke door de Amerikaanse producent op de binnenlandse markt verkochte soort van het product in kwestie waarvan werd vastgesteld dat het rechtstreeks vergelijkbaar was met de soort van het betrokken product die naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, werd vervolgens vastgesteld of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd als voldoende representatief beschouwd wanneer in het OT van die soort aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt een hoeveelheid was verkocht die 5 % of meer bedroeg van de totale hoeveelheid van de vergelijkbare productsoort die door Chinese producenten naar de Gemeenschap werd uitgevoerd.

(42)

Daarna heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke in representatieve hoeveelheden verkochte soort van het betrokken product overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening kon worden beschouwd als verkoop in het kader van een normale handelstransactie. Hiertoe werd voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het OT vastgesteld.

(43)

Wanneer meer dan 80 % van de totale verkoop van een productsoort was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. Deze prijs werd berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die soort in het OT, ongeacht of die verkopen winstgevend waren.

(44)

Wanneer de winstgevende verkoop van een soort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van alleen de winstgevende verkopen van die soort.

4.   Uitvoerprijs

(45)

In alle gevallen werd het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap uitgevoerd, en daarom werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

5.   Vergelijking

(46)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken op basis van de prijs af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegestaan in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken te zijn en met bewijsmateriaal waren gestaafd. Er werd een correctie toegestaan voor vervoer over zee en verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, inspectiekosten, commissies en bankkosten.

(47)

Wanneer er fysieke verschillen waren tussen het door de ondernemingen in het referentieland in het binnenland verkochte product in kwestie en het naar de Gemeenschap uitgevoerde betrokken product, werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening een correctie toegepast. Deze komt overeen met een redelijke schatting van de marktwaarde van het verschil.

6.   Dumpingmarges

(48)

De voorlopige dumpingmarges werden uitgedrukt in een percentage van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring.

(49)

Voor de medewerkende producenten-exporteurs waaraan een IB kon worden toegekend, werden overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening individuele dumpingmarges vastgesteld op basis van een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs.

(50)

De dumpingmarge voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen waaraan geen BMO of IB werd toegekend en voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen werd berekend als het gemiddelde van de vier in de steekproef opgenomen ondernemingen.

(51)

Omdat de mate van medewerking aan het onderzoek laag werd geacht — de medewerkende ondernemingen namen ongeveer 40 % van alle invoer uit de VRC tijdens het OT voor hun rekening —, werd voor de niet-medewerkende ondernemingen de dumpingmarge voor het gehele land berekend aan de hand van de hoogste dumpingmarge die werd vastgesteld voor representatieve soorten van één medewerkende producent waaraan geen BMO of IB was toegekend.

(52)

Op basis hiervan zijn de voorlopige dumpingmarges als volgt:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Hubei Xinyegang Steel Co. Ltd

38 %

Shandong Luxing Steel Pipe Co. Ltd

47 %

Andere medewerkende ondernemingen

35 %

Overige

51 %

D.   SCHADE

1.   Communautaire productie en bedrijfstak van de Gemeenschap

(53)

In de Gemeenschap wordt het soortgelijke product vervaardigd door 23 ondernemingen. Hun productie wordt daarom geacht de communautaire productie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening te vormen.

(54)

Van deze 23 producenten verklaarden er 15, waarvan het merendeel lid is van de klagende vereniging (ESTA), binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn belangstelling te hebben voor medewerking aan de procedure, en zij werkten inderdaad mee aan het onderzoek. Vastgesteld werd dat deze 15 producenten een groot deel, in dit geval meer dan 90 %, van de totale communautaire productie van het soortgelijke product voor hun rekening namen. Zij vormen derhalve de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening en zullen hierna als „de bedrijfstak van de Gemeenschap” worden aangeduid. De overige communautaire producenten worden hierna als „overige communautaire producenten” aangeduid. Zij hebben de klacht niet actief gesteund, maar verzetten zich er ook niet tegen.

(55)

Zoals in overweging 12 is vermeld, werd een steekproef van vijf producenten geselecteerd, die 62 % van de totale communautaire productie vertegenwoordigen. Omdat het bij deze producenten om groepen van ondernemingen ging, bestond de steekproef in totaal uit 9 afzonderlijke ondernemingen.

2.   Verbruik in de Gemeenschap

(56)

Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van de omvang van de verkopen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Europese Unie, van gegevens van Eurostat over de omvang van de invoer op de communautaire markt en, wat de overige communautaire producenten betreft, van door de klager gemaakte schattingen.

(57)

De communautaire markt voor het betrokken product en het soortgelijke product nam tussen 2005 en het eind van het OT met ongeveer 24 % toe. De stijging was het grootst tussen 2006 en 2007, toen het verbruik met 17 procentpunten toenam.

 

2005

2006

2007

OT

Totaal verbruik in de Europese Gemeenschap (t)

2 565 285

2 706 560

3 150 729

3 172 866

Index (2005 = 100)

100

106

123

124

(58)

In dit verband moet worden opgemerkt dat de communautaire markt voor het betrokken product uit de volgende hoofdmarktsegmenten bestaat: machinebouw en bouwnijverheid (ongeveer 60 %), stroomopwekking (ongeveer 10 %), OCTG (ongeveer 8 %) en line pipes (ongeveer 8 %). Het betrokken product wordt derhalve vooral in de machinebouw en de bouwnijverheid gebruikt en deze sectoren zijn in 2007 sterk gegroeid.

3.   Invoer uit het betrokken land

a)   Volume van de betrokken invoer

(59)

In de beoordelingsperiode steeg het volume van de invoer van het betrokken product uit de VRC in de Gemeenschap spectaculair. De invoer in de Europese Unie is sedert 2005 meer dan vertwintigvoudigd.

Invoer

2005

2006

2007

OT

VRC (t)

26 396

136 850

470 413

542 840

Index (2005 = 100)

100

518

1 782

2 057

(60)

Een uitsplitsing van de invoer uit de VRC naar marktsegment laat zien dat die invoer vooral de segmenten machinebouw en bouwnijverheid (ongeveer 65 %) en line pipes (ongeveer 15 %) betreft, terwijl de segmenten OCTG en stroomopwekking minder dan 5 % uitmaken.

b)   Marktaandeel van de betrokken invoer

(61)

Het marktaandeel van de VRC, dat in 2005 1 % bedroeg, nam in de beoordelingsperiode toe met bijna 16 procentpunten. Het steeg tussen 2005 en 2006 met 4 procentpunten, tussen 2006 en 2007 met 10 procentpunten en tijdens het OT met nog eens 2 procentpunten.

Marktaandeel

2005

2006

2007

OT

VRC

1,0 %

5,1 %

14,9 %

17,1 %

(62)

Het marktaandeel van de invoer uit de VRC is evenwel niet gelijkelijk over de verschillende segmenten van de communautaire markt verdeeld. In het OT was het marktaandeel van deze invoer bij line pipes ongeveer 38 %, bij de machinebouw en de bouwnijverheid 19 %, bij de OCTG 9 % en bij de stroomopwekking ongeveer 7 %.

c)   Prijzen

i)   Prijsontwikkeling

(63)

De gemiddelde invoerprijs van het betrokken product van oorsprong uit de VRC daalde tussen 2005 en 2007 sterk, met 9 %, en steeg vervolgens van 2007 tot het eind van het OT met 2 procentpunten. Over de gehele periode, van 2005 tot het eind van het OT, daalde de gemiddelde invoerprijs van het betrokken product van oorsprong uit de VRC 7 %.

Prijzen per eenheid

2005

2006

2007

OT

VRC (EUR/t)

766,48

699,90

699,10

715,09

Index (2005 = 100)

100

91

91

93

ii)   Prijsonderbieding

(64)

Voor elke productsoort werd een prijsvergelijking gemaakt tussen de verkoopprijzen van de Chinese producenten-exporteurs en de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap. Daartoe werden de prijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap niet-verbonden afnemers in rekening bracht, vergeleken met de prijzen van de medewerkende producenten-exporteurs in het betrokken land. Waar nodig werden correcties gemaakt voor verschillen in handelsstadium en kosten na de invoer.

(65)

Voor de berekening van de prijsonderbieding werd gebruikgemaakt van volledige en controleerbare informatie voor het OT, die afkomstig was van alle in de steekproef opgenomen medewerkende communautaire producenten. De vergelijking toonde aan dat de gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge, uitgedrukt in procenten van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, tijdens het OT 24 % bedroeg.

4.   Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(66)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap van invloed waren. Onderstaande gegevens hebben betrekking op de gehele bedrijfstak van de Gemeenschap voor zover het de verkoop en het marktaandeel betreft, en op de in de steekproef opgenomen ondernemingen voor alle andere indicatoren. De gegevens voor drie in de steekproef opgenomen ondernemingen werden buiten beschouwing gelaten omdat: i) één onderneming maakte tot mei 2007 deel uit van een groot staalconcern en ging toen verder als spin-offbedrijf, wat betekent dat de informatie van voor en die van na die tijd niet vergelijkbaar zijn, ii) de door een andere onderneming verstrekte gegevens niet voldoende gedetailleerd waren, en iii) één onderneming geen reële cijfers voor 2008 kon verschaffen en evenmin een prognose voor 2009. Om samenhangende informatie voor de analyse van de schade-indicatoren en van de dreigende schade te verkrijgen, moest de derde onderneming ook bij de analyse van de schade-indicatoren buiten beschouwing worden gelaten. Gezien het vrij geringe gewicht van deze drie ondernemingen in de steekproef heeft deze uitsluiting geen enkel gevolg voor het algemene beeld dat uit de indicatoren naar voren komt.

a)   Productie

(67)

De productie van de in de steekproef opgenomen producenten lag in 2005 op 2 000 000 t en bereikte in 2007 dankzij een grotere vraag (zie overweging 57) een piek van meer dan 2 200 000 t, waarna zij in het OT weer daalde.

Steekproef

2005

2006

2007

OT

Productie (t)

2 022 596

2 197 964

2 213 956

2 158 096

Index (2005 = 100)

100

109

109

107

b)   Capaciteit en bezettingsgraad

(68)

De productiecapaciteit werd vastgesteld op basis van de theoretische capaciteit van de productie-eenheden van de in de steekproef opgenomen producenten, waarbij rekening werd gehouden met productieonderbrekingen en met het feit dat in bepaalde gevallen een deel van de capaciteit voor andere op dezelfde productielijnen vervaardigde producten was gebruikt.

(69)

De productiecapaciteit van de in de steekproef opgenomen producenten bleef gedurende de gehele beoordelingsperiode stabiel, ongeveer 2 400 000 t.

Steekproef

2005

2006

2007

OT

Productiecapaciteit (t)

2 451 187

2 469 365

2 446 462

2 398 283

Index (2005 = 100)

100

101

100

98

Bezettingsgraad

83 %

89 %

90 %

90 %

Index (2005 = 100)

100

108

110

109

(70)

De bezettingsgraad was in 2005 83 %, en steeg in de rest van de beoordelingsperiode tot ongeveer 90 %. Dit komt overeen met de in overweging 67 beschreven ontwikkeling van het productievolume. Over de gehele periode steeg de bezettingsgraad met slechts 7 procentpunten, een kleine stijging wanneer men die vergelijkt met de aanzienlijke toename van het verbruik (zie overweging 57).

(71)

Het is evenwel belangrijk erop te wijzen dat de productiecapaciteit van de in de steekproef opgenomen producenten hoog was dankzij het grote verbruik. De mogelijkheid een hoge bezettingsgraad te bereiken, wordt gezien als een belangrijke factor voor een bevredigende winstgevendheid voor het soortgelijke product. De situatie tijdens de beoordelingsperiode verschilt bijvoorbeeld duidelijk van de situatie tussen 2002 en 2004, toen de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Gemeenschap door de druk als gevolg van de invoer met dumping van oorsprong uit onder meer Kroatië, Rusland en Oekraïne slechts 66 tot 75 % bedroeg, en de bedrijfstak van de Gemeenschap verliezen in de orde van 5 tot 10 % leed.

c)   Voorraad

(72)

De eindvoorraad bij de in de steekproef opgenomen producenten nam in 2006 met 16 % toe, maar daalde vervolgens in 2007 met 3 procentpunten en in het OT met nog eens 1 procentpunt. Hierbij zij opgemerkt dat in verreweg de meeste gevallen op bestelling wordt geproduceerd. Daarom wordt het belang van deze indicator voor de analyse van de schade beperkt geacht.

Steekproef

2005

2006

2007

OT

Eindvoorraad (t)

142 303

165 070

160 668

159 924

Index (2005 = 100)

100

116

113

112

d)   Verkoopvolume

(73)

Het volume van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap van zijn eigen productie aan niet-verbonden afnemers op de communautaire markt bedroeg tijdens het OT ongeveer 2 000 000 t, 14 % meer dan in 2005. Deze stijging is te danken aan de grote toename van het verbruik, beschreven in overweging 56; overigens kwam slechts een deel van het positieve effect van die toename ten goede aan de bedrijfstak van de Gemeenschap.

Bedrijfstak van de Gemeenschap

2005

2006

2007

OT

Verkoop in Europese Gemeenschap (t)

1 766 197

1 907 126

2 061 033

2 017 525

Index (2005 = 100)

100

108

117

114

(74)

De invoer uit de VRC en de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap concurreren vooral in de volgende marktsegmenten met elkaar: machinebouw, bouwnijverheid en line pipes: 65 % van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap en ongeveer 80 % van de invoer uit China is voor deze marktsegmenten bestemd.

e)   Marktaandeel

(75)

Gedurende de beoordelingsperiode verloor de bedrijfstak van de Gemeenschap 5 procentpunten van zijn marktaandeel; dit liep terug van 69 % in 2005 tot 64 % in het OT. Dit verlies van marktaandeel geeft aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de zeer sterk toegenomen invoer uit de VRC slechts gedeeltelijk van de aanzienlijke toename van het verbruik kon profiteren. Het marktaandeel van de invoer uit de VRC steeg in die periode immers van 1 % tot 17,1 % (zie overweging 61).

 

2005

2006

2007

OT

Marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap

68,8 %

70,5 %

65,4 %

63,6 %

Index (2005 = 100)

100

102

95

92

f)   Groei

(76)

Terwijl het verbruik in de Gemeenschap tussen 2005 en het eind van het OT met 24 % steeg, nam het volume van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt met slechts 14 % toe en nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 5 procentpunten af. Daarentegen vertwintigvoudigde het volume van de invoer uit China in die periode, terwijl het marktaandeel van deze invoer met 16 procentpunten toenam. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon dus weliswaar enige groei optekenen, maar kon zeker niet ten volle profiteren van de aanzienlijk grotere vraag op de markt, terwijl de invoer uit China daar meer dan evenredig van profiteerde.

g)   Werkgelegenheid

(77)

De werkgelegenheid bij de in de steekproef opgenomen producenten nam tussen 2005 en 2007 geleidelijk toe met 6 %. Tussen 2007 en het eind van het OT nam de werkgelegenheid met 6 procentpunten af. Over de gehele beoordelingsperiode bleef de werkgelegenheid bij de in de steekproef opgenomen producenten stabiel op ongeveer 9 100 werknemers. Dit wijst erop dat de in de steekproef opgenomen producenten efficiënter zijn gaan werken, aangezien het productievolume in dezelfde periode met 7 % toenam (zie overweging 67).

Steekproef

2005

2006

2007

OT

Aantal werknemers

9 119

9 444

9 644

9 151

Index (2005 = 100)

100

104

106

100

h)   Productiviteit

(78)

De productiviteit, gemeten als de output (ton) per werknemer per jaar, bij de in de steekproef opgenomen producenten is in de beoordelingsperiode voortdurend gestegen en was aan het eind van het OT 7 % hoger dan in 2005. Dit is in overeenstemming met het feit dat de werkgelegenheid in de beoordelingsperiode stabiel bleef, terwijl de productie met 7 % toenam.

Steekproef

2005

2006

2007

OT

Productiviteit (t per werknemer)

369

387

386

395

Index (2005 = 100)

100

105

105

107

i)   Lonen

(79)

Het gemiddelde loon per werknemer steeg tussen 2005 en 2006 met 7 % en tussen 2006 en 2007 met nog eens 8 %, waarna het tussen 2007 en het eind van het OT vrijwel gelijk bleef. Over de gehele beoordelingsperiode stegen de gemiddelde loonkosten per werknemer met 16 %. De stijging van de gemiddelde loonkosten is deels te wijten aan het feit dat tegenover een personeelsvermindering bij communautaire producenten met relatief lage gemiddelde lonen een personeelsstijging bij communautaire producenten met relatief hoge gemiddelde lonen stond. Omdat de gemiddelde loonstijging deels werd gecompenseerd door een aanzienlijke productiviteitsstijging, was het totale effect op de arbeidskosten niet zeer significant.

Steekproef

2005

2006

2007

OT

Jaarlijkse arbeidskosten per werknemer (EUR)

46 527

49 968

53 704

54 030

Index (2005 = 100)

100

107

115

116

j)   Factoren die van invloed zijn op de verkoopprijzen

(80)

De verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten stegen tussen 2005 en 2007 met 21 %, waarna ze in het OT stabiel bleven. Dat zij tegelijk met de toename van het verkoopvolume stegen, komt omdat de kosten in die periode ook stegen. Het lukte de communautaire producenten deze kostenstijging door te berekenen in hun verkoopprijzen. Daarom begon de toenemende druk van de Chinese producten pas tijdens het OT eerste duidelijke effecten op de verkoopprijzen te hebben: de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap bleven toen gelijk ondanks een toename van de kosten met 4 procentpunten.

Steekproef

2005

2006

2007

OT

Eenheidsprijs EG-markt (EUR/t)

983

1 047

1 188

1 192

Index (2005 = 100)

100

106

121

121

(81)

Zoals onderstaande tabel laat zien, was de kostenstijging vooral te wijten aan een stijging van de grondstofprijzen. De bedrijfstak van de Gemeenschap bleek de stijging van de arbeidskosten en de andere algemene kosten namelijk zeer goed binnen de perken te kunnen houden. De stijging van de grondstofprijzen kon daarentegen alleen worden gecompenseerd door een overeenkomstige stijging van de verkoopprijzen en dit werd steeds moeilijker naarmate de beoordelingsperiode voortschreed.

Steekproef

2005

2006

2007

OT

Totale kosten per ton

863

863

974

1 007

Index (2005 = 100)

100

100

113

117

Grondstofkosten

498

532

603

622

Index (2005 = 100)

100

107

121

125

k)   Winstgevendheid en rendement van investeringen

(82)

De winstgevendheid van de verkoop van het soortgelijke product door de in de steekproef opgenomen producenten, uitgedrukt in procenten van de nettoverkopen, steeg van 12,1 % in 2005 tot 17,9 % in 2007. Vervolgens daalde de winstgevendheid in het OT tot 15,4 %. De winstgevendheid is derhalve tussen 2005 en het einde van het OT met 3 procentpunten toegenomen.

Steekproef

2005

2006

2007

OT

Winstgevendheid van de verkoop in de Europese Gemeenschap aan niet-verbonden ondernemingen (% van nettoverkoop)

12,1 %

17,3 %

17,9 %

15,4 %

Index (2005 = 100)

100

143

147

127

Rendement van investeringen (winst in % van de nettoboekwaarde van de investeringen)

47,1 %

85,1 %

79,2 %

51,7 %

Index (2005 = 100)

100

181

168

110

(83)

Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, liep grotendeels gelijk met de ontwikkeling van de winstgevendheid. Het steeg van 47 % in 2005 tot 85 % in 2006. In 2007 daalde het tot 79 % en in het OT daalde het verder tot 52 %. Over de gehele beoordelingsperiode nam het rendement van investeringen met 4,6 procentpunten toe.

l)   Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken

(84)

De nettokasstroom uit ondernemingsactiviteiten bedroeg in 2005 bijna 367 miljoen EUR. Deze steeg tot ongeveer 684 miljoen EUR in 2006 en tot 1 miljard EUR in 2007, waarna hij in het OT daalde tot ongeveer 630 miljoen EUR. Er waren geen aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap moeilijkheden ondervond bij het aantrekken van kapitaal.

Steekproef

2005

2006

2007

OT

Kasstroom (EUR)

367 215 052

684 541 347

1 034 223 612

634 658 147

Index (2005 = 100)

100

186

282

173

m)   Investeringen

(85)

De jaarlijkse investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de productie van het soortgelijke product stegen tussen 2005 en 2006 met 83 % en tussen 2006 en 2007 met nog eens 94 procentpunten, waarna in het OT de toename nog maar gering was. De investeringen zijn over de gehele periode van 2005 tot het einde van het OT met circa 185 % toegenomen. De investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap hadden vooral ten doel de productkwaliteit te verbeteren, de bedrijfsefficiëntie te verhogen, nieuwe producten en productieprocessen te ontwikkelen en de arbeidsveiligheid en de milieubescherming te verbeteren. Zij leidden niet tot een uitbreiding van de productiecapaciteit.

Steekproef

2005

2006

2007

OT

Netto-investeringen (EUR)

99 895 036

182 508 624

276 813 902

284 860 412

Index (2005 = 100)

100

183

277

285

(86)

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft in de beoordelingsperiode zeer grote investeringen gedaan. De reden hiervoor was dat er in voorgaande jaren, toen de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap uiterst laag of zelfs negatief was, nauwelijks kon worden geïnvesteerd. Doordat de bedrijfstak van de Gemeenschap lange tijd te lijden had van onder meer invoer met dumping van oorsprong uit Kroatië, Rusland en Oekraïne en het investeringsniveau toen flink moest worden teruggeschroefd (4), was het noodzakelijke investeringspeil onhaalbaar. Het verbeterde winstpeil in de beoordelingsperiode was daarom van wezenlijk belang om de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat te stellen de investeringen te doen die zo lang waren uitgesteld. Er werden geen investeringen gedaan om de productiecapaciteit te verhogen, want men maakte zich in toenemende mate zorgen over de vraag of het nog mogelijk was van de aantrekkende vraag te profiteren terwijl de invoer uit de VRC zeer sterk toenam.

n)   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(87)

Gezien de omvang, het marktaandeel en de prijzen van de invoer met dumping uit het betrokken land, is het effect van de werkelijke dumpingmarges op de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk. In 2006 werden antidumpingmaatregelen ingesteld om de schade veroorzakende dumping die door de invoer uit een aantal andere landen werd veroorzaakt, te neutraliseren. Omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode goede financiële resultaten behaalde, kon hij zeker enigszins herstellen van de vroegere dumping. Aangetoond is evenwel ook dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet ten volle kon profiteren van de buitengewone marktexpansie in de beoordelingsperiode (zie overweging 75), omdat het marktaandeel van de invoer waarop thans maatregelen van toepassing zijn, is overgenomen door laaggeprijsde invoer uit de VRC, die bovendien het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap aantast. Dit had zeker tot gevolg dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich niet volledig kon herstellen en weinig geneigd was te investeren en zijn productiecapaciteit uit te breiden in verband met de groei van de markt. De bedrijfstak van de Gemeenschap is dus niet volledig hersteld van de vroegere dumping en blijft derhalve kwetsbaar voor de schade die kan worden veroorzaakt door de aanwezigheid van grote hoeveelheden met dumping ingevoerde goederen op de communautaire markt.

5.   Conclusie inzake schade

(88)

De gecontroleerde gegevens laten zien dat er sprake is van enige schade. In een sterk groeiende communautaire markt (+ 24 %) zag de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn verkopen niet in dezelfde mate (+ 14 %) toenemen, zodat zijn marktaandeel daalde van 69 % naar 64 %. Desondanks slaagde hij erin de bezettingsgraad en zijn prijzen op een voldoende hoog peil te houden, zodat zijn winstgevendheid goed bleef (ongeveer 15 % in het OT). De door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade was dus beperkt en leidde niet tot grote economische problemen.

(89)

Er wordt dan ook geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in het OT geen aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft geleden. Men mag evenwel niet uit het oog verliezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap voordien te kampen had gehad met schade veroorzakende dumping, die in 2006 tot de vaststelling van antidumpingmaatregelen had geleid. Weliswaar slaagde de bedrijfstak van de Gemeenschap erin zich tot op zekere hoogte te herstellen van de geleden schade, maar dit was vooral te danken aan de zeer sterke groei van de markt tussen 2005 en het eind van het OT. Hoewel de schade als gevolg van de dumping vanuit een aantal landen door de vaststelling van antidumpingmaatregelen in 2006 was opgeheven, was tijdens het OT het aandeel van laaggeprijsde producten die op de communautaire markt met dumping werden verkocht toch nog groot; het ging hierbij om invoer uit de VRC. Mochten de marktomstandigheden veranderen, de tijdens de beoordelingsperiode waargenomen groei van de markt ten einde lopen en de groei in zijn tegendeel verkeren, dan wordt de bedrijfstak van de Gemeenschap volledig blootgesteld aan de schadelijke effecten die door deze invoer met dumping kunnen worden veroorzaakt. De conclusie luidt derhalve dat de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het OT weliswaar geen aanmerkelijke schade had geleden, maar aan het eind ervan wel kwetsbaar was.

E.   DREIGENDE SCHADE

1.   Waarschijnlijke ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap, van de invoer uit het betrokken land en van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap na het onderzoektijdvak

(90)

Om te kunnen beoordelen of er mogelijk schade dreigt voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, moesten enkele voor de beoordelingsperiode en het OT vastgestelde elementen nader worden geanalyseerd. Deze analyse werd uitgevoerd op basis van de informatie die voor de belangrijke schade-indicatoren voor 2008 en 2009 werden verzameld. Met het oog hierop was in de vragenlijsten informatie gevraagd aan de in de steekproef opgenomen producenten, werd statistische informatie geactualiseerd en werden andere door de partijen aangedragen elementen geanalyseerd. Op grond daarvan werd het volgende vastgesteld.

1.1.   Verbruik in de Gemeenschap

(91)

Het verbruik in de Gemeenschap is tot het eind van het OT toegenomen, maar verwacht wordt dat het tussen het eind van het OT en 2009 aanzienlijk zal afnemen, met ten minste 30 %. Deze schatting is gebaseerd op algemeen beschikbare informatie en wordt ondersteund door gegevens die de klager heeft verstrekt en door prognoses van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten.

(92)

Bovendien heeft de klager informatie per marktsegment verstrekt, waarin voor alle marktsegmenten een omvangrijke daling wordt voorspeld; uitzondering hierop is het OCTG-segment, dat minder sterk wordt beïnvloed door de verder algemene sterke vraaguitval.

1.2.   Invoer uit en marktaandeel van de VRC

(93)

De invoer met dumping uit de VRC is tot het eind van het OT sterk blijven toenemen. De jaarlijkse stijging wordt in ieder geval bevestigd tot eind 2008. Door het afnemend verbruik sinds de laatste maanden van 2008 zal het marktaandeel van de invoer uit de VRC naar verwachting ook in 2009 toenemen.

(94)

Verwacht wordt dat de invoer uit de VRC voornamelijk geconcentreerd blijft op de segmenten machinebouw en bouwnijverheid en line pipes (zie overweging 60).

(95)

Ook al zal het totale volume van de invoer als gevolg van de inzakkende vraag teruglopen — maar deze daling zal waarschijnlijk niet groot zijn —, toch zal het marktaandeel van de invoer uit de VRC toenemen in deze segmenten, waarin zij ook nu al sterk zijn. Vermoedelijk zal de laaggeprijsde invoer zelfs nog aantrekkelijker worden in een markt waar in toenemende mate naar besparingen wordt gezocht.

(96)

Volgens de vooruitzichten zal het marktaandeel van de invoer uit de VRC dan ook toenemen. Afhankelijk van de ontwikkeling van het verbruik zou het marktaandeel van die invoer gezien de agressieve marktstrategie van de laatste jaren (zie de overwegingen 61, 114 en 115) tussen 2008 en 2009 zelfs met enkele procentpunten kunnen toenemen

(97)

Volgens de vereniging van Chinese exporteurs (CISA) is de invoerprijs van het betrokken product na het OT aanzienlijk gestegen.

(98)

De Eurostat-gegevens geven inderdaad een stijging na het OT te zien. In bepaalde gevallen is de stijging zelfs aanzienlijk (33-43 %). Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat deze stijging het gevolg is van een algemene, wereldwijde prijsstijging voor bepaalde grondstoffen (staal, ijzerschroot en gietijzer) en voor energie tussen april en oktober 2008 en dat deze prijsstijging geen eind heeft gemaakt aan de prijsonderbieding, die kennelijk aanzienlijk is gebleven.

1.3.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(99)

Volgens de prognoses zal de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen het eind van het OT en 2009 met 20 tot 35 procentpunten afnemen. Deze trend wordt bevestigd door de prognoses die de in de steekproef opgenomen ondernemingen hebben verstrekt. Uit de analyse van deze prognoses kan overigens worden opgemaakt dat het verbruik weliswaar in het algemeen afneemt, maar dat de vraag naar bepaalde productsoorten minder sterk is gedaald dan die naar andere soorten, zodat zich naar het zich laat aanzien een wijziging in de productmix zal voordoen.

(100)

Volgens de prognoses van door in de steekproef opgenomen ondernemingen zal de productiecapaciteit in 2009 gelijk blijven, terwijl de bezettingsgraad dan sterk daalt tot ongeveer 70 %. Dit is in overeenstemming met de sterke daling van het verbruik, waarvan in overweging 91 sprake was. Bij de controlebezoeken is trouwens vastgesteld dat: i) het aantal ploegen al is verminderd (meestal van 18 naar 15 per week), ii) het gebruik van afvloeiingsregelingen en van werktijdverkorting al is toegenomen, en iii) er tijdens de vakantieperiode al sprake is van langdurige sluitingen. Overigens is tijdens eerdere onderzoeken vastgesteld dat het bij een bezettingsgraad van minder dan 75 % niet waarschijnlijk is dat de bedrijfstak van de Gemeenschap op termijn kan overleven (zie overweging 71).

1.4.   Verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Europese Gemeenschap (volume en prijzen)

(101)

De verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt zal volgens de prognoses van de in de steekproef opgenomen communautaire producenten om de in overweging 99 uiteengezette redenen sterk teruglopen, in ieder geval in dezelfde mate als die waarin het verbruik afneemt, maar waarschijnlijk in nog sterkere mate

(102)

Omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap volgens de prognoses op de communautaire markt meer marktaandeel zal verliezen aan de invoer met dumping uit de VRC, zal hij in sterkere mate moeten rekenen op de exportmarkten. De in de steekproef opgenomen ondernemingen hebben inderdaad gemeld dat de verkopen in de Gemeenschap sterker teruglopen dan de totale productie omdat de productie voor de uitvoer vrij stabiel was in vergelijking met de voor de communautaire markt bestemde productie. De reden hiervoor is dat de exportactiviteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap geconcentreerd is op OCTG (35 %), line pipes (25 %) en stroomopwekking (13 %), terwijl buizen en pijpen voor de machinebouw en de bouwnijverheid maar 16 % van de uitvoer van de bedrijfstak van de Gemeenschap uitmaken (tegen 60 % van hun verkoop in de Europese Gemeenschap; zie overweging 73).

(103)

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft informatie verstrekt waaruit blijkt dat het verkoopvolume al is verminderd, dan wel aanzienlijk dreigt te verminderen, vooral voor bepaalde marktsegmenten waar de aanwezigheid van Chinese producten sterker gevoeld wordt (d.w.z. machinebouw, bouwnijverheid en line pipes).

(104)

Volgens de prognoses van de in de steekproef opgenomen producenten zullen de verkoopprijzen gemiddeld op hetzelfde peil blijven als in het OT.

(105)

De ontwikkeling van de verkoopprijzen is niet volledig representatief voor de werkelijke prijsdaling, die naar verwachting per product zal verschillen. Wegens de door de invoer uit de VRC veroorzaakte prijsdruk probeert de bedrijfstak van de Gemeenschap namelijk om te schakelen op hoogwaardigere producten. Daardoor zal het aandeel van de producten van mindere kwaliteit in de totale verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap ver boven gemiddeld afnemen, zodat het gewicht van de producten met een hogere verkoopprijs proportioneel toeneemt. Daarom zal volgens de prognose de gemiddelde prijsdaling beperkter zijn dan de prijsdaling voor de producten die meer rechtstreeks met de invoer met dumping uit de VRC concurreren.

(106)

Daarom werd bij de bedrijfstak van de Gemeenschap informatie verzameld over de prijsontwikkeling van een aantal representatieve productsoorten, waarvan werd vastgesteld dat zij tijdens het OT rechtstreeks moesten concurreren met de invoer met dumping uit de VRC. Op grond van deze analyse werd vastgesteld dat de prijzen van belangrijke productsoorten die in het OT in grote hoeveelheden uit de VRC werden ingevoerd, in de tweede helft van 2008 zijn gestegen, deels om de in overweging 98 genoemde kostenstijging te verdisconteren.

1.5.   Prijzen en kosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(107)

De in de steekproef opgenomen ondernemingen werd ook verzocht een prognose te geven van hun kosten voor het betrokken product en gegevens te verstrekken over hun belangrijkste kostenposten.

(108)

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de kosten waarschijnlijk zullen stijgen. Dit is te wijten aan twee factoren. Ten eerste wordt verwacht dat het kleinere personeelsbestand als gevolg van de geringere productie en de lagere bezettingsgraad er niet toe zal leiden dat de arbeidskosten in dezelfde mate dalen omdat gebruik wordt gemaakt van arbeidstijd- en arbeidsduurverkorting, waardoor de arbeidskosten gemiddeld kunnen toenemen. Ten tweede betekent de verschuiving in de productmix naar hoogwaardige (maar niet altijd winstgevendere) producten dat gemiddeld gezien ook de kosten (zoals die van de grondstoffen) zullen stijgen. Bovendien zal de onmiskenbaar geringere efficiëntie als gevolg van het afgenomen volume en de niet meer optimale bezettingsgraad leiden tot een evenredige toename van de vaste kosten.

1.6.   Marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(109)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in een sterk krimpende Europese markt zal volgens de prognoses tussen het OT en 2009 als gevolg van de grotere druk van de invoer met dumping uit de VRC (zie de overwegingen 93 en 101) met enkele procentpunten teruglopen.

1.7.   Winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(110)

Volgens de door de communautaire producenten verstrekte gegevens is de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen het OT en 2008 met 0,5 procentpunt licht teruggelopen. Eind 2008 zou deze winstgevendheid echter sterk zijn teruggelopen en voor 2009 wordt een ernstige teruggang tot ongeveer 2 % voorspeld.

(111)

Er wordt aan herinnerd dat in het verleden al is aangetoond dat de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap bijzonder laag was wanneer de bezettingsgraad onder 75 % zakte. Dit was zeker het geval tijdens de periode die door het met Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad (5) afgesloten onderzoek werd bestreken, toen de bezettingsgraad aanzienlijk was gedaald als gevolg van de door de invoer met dumping uit onder meer Kroatië, Rusland en Oekraïne veroorzaakte druk.

1.8.   Conclusie over de waarschijnlijke ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap, van de invoer uit het betrokken land en van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap na het onderzoektijdvak

(112)

Bovenstaande analyse van de waarschijnlijke ontwikkeling van het verbruik, de invoer met dumping uit de VRC en de belangrijkste schadefactoren tussen het OT en 2009 (overwegingen 90 tot en met 111) laat zien dat er nu al sprake is van een ernstige verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die naar verwachting in de nabije toekomst zal voortduren of zelfs nog ernstiger zal worden. Dit is goed te zien aan een duidelijke achteruitgang bij de productie, het verkoopvolume in de Europese Gemeenschap, het marktaandeel en de winstgevendheid (– 13 procentpunten). Dit oordeel werd gebaseerd op prognoses die ondersteund worden door voldoende gedetailleerd bewijsmateriaal. Vooral de ontwikkeling voor de periode tussen het OT en eind 2008 kon grotendeels al tijdens de controlebezoeken worden nagetrokken. In de loop van het onderzoek werd nog meer bewijsmateriaal aangedragen (met name over lagere verkoopprijzen en teruglopende verkopen, alsmede voor 2009). Ook al kan er, wat voor prognoses altijd geldt, geen zekerheid worden gegeven dat de aangegeven ontwikkeling zich in werkelijkheid ook precies zo zal voordoen, wordt het zeer waarschijnlijk geacht dat het wel zo zal gaan. De conclusie luidt derhalve dat de bedrijfstak van de Gemeenschap al in de eerste maanden van 2009 te kampen heeft met een situatie van aanmerkelijke schade.

2.   Dreigende schade

(113)

In overeenstemming met artikel 3, lid 9, van de basisverordening werd onderzocht welke feiten zouden kunnen leiden tot een situatie waarin invoer met dumping aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap met zich meebrengt. In dit verband werd speciale aandacht besteed aan: i) de ontwikkeling van de invoer met dumping, ii) de beschikbaarheid van vrije capaciteit bij de exporteurs, iii) het prijspeil van de invoer uit de VRC, en iv) de omvang van de voorraden.

2.1.   Ontwikkeling van het volume van de invoer met dumping

(114)

De invoer uit de VRC is tussen 2005 en het eind van het OT spectaculair toegenomen, van 26 000 t tot 543 000 t (zie overweging 59). Deze invoer was steeds zeer laag geprijsd, met een aanzienlijke prijsonderbieding van alle andere op de communautaire markt door andere leveranciers aangeboden prijzen. De sterke stijging van het marktaandeel van deze invoer met dumping (zie overweging 61) bevestigt dat aan de ontwikkeling ervan geen toegenomen vraag ten grondslag ligt. Het lijkt er daarentegen op dat de ontwikkeling voor een groot deel voortvloeit uit een strategie om het marktaandeel van eerdere invoer met dumping uit andere bron over te nemen (zie overweging 141), teneinde een nieuwe markt te veroveren. De in de tweede helft van 2008 waargenomen stijging van de invoerprijzen was geheel en al het gevolg van een aanzienlijke stijging van de grondstofprijzen, die wereldwijd tot een stijging van de kosten van naadloze buizen en pijpen leidde; het was niet de bedoeling het verschil met de prijzen van andere leveranciers op de EG-markt te verkleinen.

(115)

Op grond hiervan lijkt er geen directe correlatie tussen de ontwikkeling van het verbruik en de omvang van de invoer met dumping te kunnen worden vastgesteld. Daarentegen wordt ervan uitgegaan dat de invoer met dumping tussen 2005 en het eind van het OT in ieder geval zou zijn gestegen, ook bij een gelijk blijvend verbruik, met als enige verschil dat deze invoerstijging het marktaandeel van de andere leveranciers dan sterker zou hebben beïnvloed. Het valt niet uit te sluiten dat dit al in de beoordelingsperiode tot aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap zou hebben geleid, ware het niet dat het verbruik toen zo sterk toenam. Daarom wordt geoordeeld dat ook een verslechtering van de algemene situatie van de communautaire markt geen grote invloed zal hebben op de ontwikkeling van het volume van de invoer met dumping. Hoogstwaarschijnlijk zal de agressieve strategie die in de beoordelingsperiode werd toegepast om de communautaire markt binnen te dringen, worden voortgezet, met de algemene doelstelling om met laaggeprijsde invoer met dumping marktaandeel te veroveren ten koste van de andere marktdeelnemers.

(116)

Volgens de meest recente cijfers die beschikbaar zijn, en die betrekking hebben op het gehele jaar 2008, bedroeg de invoer toen 507 589 t, wat meer is dan in 2007, maar iets minder dan in het OT. Bovendien laten de cijfers voor de laatste twee maanden van 2008 zien dat de invoer in vergelijking met dezelfde periode in 2007 gestegen is (van 79 000 tot 84 000 t), ook al bleek uit het onderzoek dat er in november 2008 op de communautaire markt al duidelijke tekenen waren van een teruglopende vraag. Derhalve kan worden geconcludeerd dat volgens de meest recente beschikbare informatie het volume van de invoer uit de VRC ten minste als stabiel kan worden aangemerkt. In dit verband zij opgemerkt dat zelfs in het geval dat de ontwikkeling van de invoer met dumping op korte termijn een andere richting zou inslaan, dus wanneer hij stabiel zou zijn of zou dalen, deze informatie toch moet worden gezien en geanalyseerd in de context van de ontwikkeling van het verbruik. De bevindingen met betrekking tot deze factor mogen dus niet worden gebaseerd op een eenvoudige waarneming van de ontwikkeling van het volume van de invoer met dumping in absolute cijfers, maar er moet rekening worden gehouden met de marktcontext waarin deze ontwikkeling geschiedt en met de vraag of die invoer kan hebben geresulteerd in een toe- of afname van het marktaandeel van de invoer met dumping. Uit de beschikbare informatie komt niet alleen duidelijk naar voren dat het marktaandeel van de invoer met dumping in de beoordelingsperiode veel groter is geworden, maar ook dat er geen tekenen zijn dat deze ontwikkeling is gestopt of in haar tegendeel is verkeerd toen de vraag al begon terug te lopen. Bijgevolg is vastgesteld dat het marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC vrijwel zeker zal toenemen (zie overweging 96). De conclusie luidt dan ook dat gezien de verwachte aanzienlijke daling van het verbruik de druk van deze invoer met dumping op de communautaire markt waarschijnlijk aanzienlijk zal toenemen.

2.2.   Vrije capaciteit bij de exporteurs

(117)

Uit de analyse van de door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs verstrekte prognoses is gebleken dat de capaciteit alleen al bij deze ondernemingen in 2008 met ten minste 740 000 t zal toenemen. Bovendien zouden volgens de bedrijfstak van de Gemeenschap twee in de steekproef opgenomen ondernemingen de bouw van installaties voor de productie van naadloze buizen en pijpen plannen, die medio 2009 een capaciteit van 500 000 t zullen hebben. Prognoses van een capaciteitstoename kunnen uiteraard pas worden gecontroleerd wanneer die capaciteit in gebruik is; daarom is het moeilijk de toekomstige beschikbaarheid van vrije capaciteit in de VRC te beoordelen. Maar alleen al uit de antwoorden van de in de steekproef opgenomen Chinese exporteurs kan worden opgemaakt dat er nog veel productiecapaciteit in de VRC beschikbaar is, aangezien het totale verbruik in de Gemeenschap tijdens het OT berekend werd als 3 300 000 t. Daarnaast verstrekte de klager betrouwbare informatie over de ingebruikname van twee nieuwe installaties voor de productie van naadloze pijpen in de VRC in januari 2009. Deze twee installaties, elk met een capaciteit van ongeveer 400 000 t, kunnen samen al een kwart van de EG-markt beleveren.

(118)

Bovendien bedraagt de totale Chinese productie volgens de Chinese producentenvereniging CISA ongeveer 20 miljoen t. De in de steekproef opgenomen Chinese producenten hebben laten weten dat hun uitvoer tijdens het OT gemiddeld 27 % van hun totale verkopen uitmaakte, tegen nog 17 % in 2005. Hieruit kan worden afgeleid dat de Chinese exporteurs in de beoordelingsperiode de neiging hadden hun uitvoer flink op te voeren, wat tot uiting kwam in een zeer grote uitvoerstijging in absolute cijfers, want de totale verkoop van de in de steekproef opgenomen producenten nam in die periode met meer dan 56 % toe. Er zijn geen aanwijzingen dat deze trend, een productietoename in combinatie met een groter aandeel van de uitvoer, in de nabije toekomst in zijn tegendeel zal verkeren.

(119)

Het aandeel van de uitvoer naar de Gemeenschap in de totale Chinese uitvoer is in de beoordelingsperiode aanzienlijk gegroeid, van 1 % in 2005 tot 9 % aan het eind van het OT. Dit bevestigt dat er in de beoordelingsperiode een flinke verschuiving in de uitvoeractiviteiten heeft plaatsgevonden en dat de Gemeenschap aan belang gewonnen heeft in de algemene marktstrategie van de Chinese exporteurs. De andere belangrijke markten zijn de Verenigde Staten (36 %, in 2007 nog 31 %), Algerije (6 %, in 2006 nog 2 %) en Zuid-Korea (6 %, in 2005 nog 3 %). Op grond hiervan kan worden verwacht dat een groot deel van de onlangs gecreëerde extra capaciteit voor de EG-markt bestemd is. Bovendien ziet het ernaar uit dat enkele van deze markten, en vooral die van de Verenigde Staten, binnenkort sterk zullen krimpen, zodat de hoeveelheden die tot nu toe naar die markten gingen, gemakkelijk kunnen worden verlegd naar de Europese Gemeenschap. Tot nu toe is dat nog niet in grotere mate gebeurd omdat volgens de Chinese statistiek en de bij de in de steekproef opgenomen Chinese producenten verzamelde informatie de prijzen op de EG-markt iets lager waren dan op andere markten. Maar wanneer aanzienlijk minder op de andere markten kan worden verkocht, zullen prijsoverwegingen gemakkelijk overboord worden gezet wanneer het noodzakelijk is de productie en de bezettingsgraad op peil te houden. Bovendien valt te verwachten dat markten als die van de Gemeenschap, waar de penetratie vrij gemakkelijk en uiterst succesvol bleek te zijn, het favoriete doel van een dergelijke verlegging worden.

2.3.   Prijzen van de invoer uit de VRC

(120)

De prijzen van de invoer uit de VRC lagen in de beoordelingsperiode aanzienlijk onder die van de bedrijfstak van de Gemeenschap en die van de invoer uit andere landen. Dit wordt bevestigd door de in de overwegingen 65 en 142 genoemde prijsonderbiedingsanalyse. De zeer forse, systematische (d.w.z. vrij homogeen ongeacht de soort) prijsonderbieding die werd vastgesteld, heeft tot een voortdurende uitbreiding van het marktaandeel van de invoer met dumping tijdens de beoordelingsperiode geleid. Er was dus een duidelijke link tussen de toename van het marktaandeel van de invoer met dumping en de afname van het marktaandeel van de verkopen uit andere bronnen, met inbegrip van de bedrijfstak van de Gemeenschap, wat mogelijk was door het voordeel dat werd verkregen door het opvallende verschil in verkoopprijzen. Dat dit tijdens de beoordelingsperiode nog niet leidde tot aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, was alleen te danken aan het feit dat de groei van de communautaire markt de bedrijfstak van de Gemeenschap voldoende mogelijkheden bood zijn productie, productiecapaciteit, verkoop en winstgevendheid op peil te houden.

(121)

Er is geen reden om aan te nemen dat er in een economisch klimaat dat wordt gekenmerkt door een ernstige inkrimping van de vraag een tendens zou zijn om lage prijzen te verhogen. Een leverancier zal bij een afnemende vraag zijn prijzen juist laag houden, om zo een groter marktaandeel te krijgen of zijn marktaandeel ten minste te behouden en te consolideren. Tegelijkertijd zullen producenten van goederen waarin het betrokken product verwerkt is, die de laaggeprijsde producten al kochten, druk op hun leveranciers uitoefenen om de prijzen laag te houden of zelfs nog te verlagen, teneinde binnen hun kostenramingen te blijven. Producenten die in het verleden de voorkeur gaven aan duurdere producten, zullen hun productiekosten waar mogelijk willen verminderen en zullen daarom worden aangesproken door goedkope inputs, zelfs wanneer dit enigermate ten koste zou gaan van factoren als bijvoorbeeld de kwaliteit van het product of de betrouwbaarheid van de aanvoer.

(122)

In overweging 98 is al gezegd dat de prijzen van de invoer uit de VRC na het OT enigszins zijn gestegen. Omdat deze stijging in de eerste plaats het gevolg was van een wereldwijde stijging van de prijs van enkele belangrijke grondstoffen, kan niet worden uitgesloten dat het enkel om een tijdelijke prijsstijging ging en dat de prijzen weer zullen dalen zodra de grondstofprijzen dalen. Bovendien hebben alle producenten deze stijging van de grondstofprijs waar mogelijk in de eindprijzen van naadloze buizen en pijpen doorberekend. Ook de bedrijfstak van de Gemeenschap was hiertoe verplicht, zodat ook zijn prijzen omhooggingen. Omdat alle marktprijzen een stijging te zien gaven, lagen de prijzen van de met dumping ingevoerde producten ook in de periode na het OT aanzienlijk onder de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(123)

De conclusie luidt dat de zeer lage prijzen van de met dumping ingevoerde producten in twee opzichten een negatief effect hebben: i) enerzijds veroorzaakt het significante prijsverschil waarschijnlijk een verschuiving naar de invoer met dumping omdat er een grotere kans bestaat dat de gebruikers in toenemende mate laaggeprijsde goederen kopen; ii) anderzijds zullen de lage prijzen de kopers de kans geven te onderhandelen over een verlaging van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en van andere leveranciers, wat tot gevolg heeft dat niet alleen de afzet terugloopt, maar dat bovendien de prijzen dalen. Hoewel deze effecten twijfelachtig zijn wanneer de prijsverschillen niet erg groot zijn, zouden ze in het onderhavige geval, mede gezien de vastgestelde zeer belangrijke prijsonderbieding, ernstige schade kunnen veroorzaken.

2.4.   Omvang van de voorraden

(124)

Voor de analyse is deze factor nauwelijks van belang omdat de voorraden zich normaliter bij de handelaren en niet bij de producenten bevinden. Hoewel de bedrijfstak van de Gemeenschap erop heeft gezinspeeld, is er geen bewijs gevonden dat er sprake is geweest van een zodanige voorraadvorming dat deze de markt in de nabije toekomst ernstig kan beïnvloeden.

2.5.   Andere elementen

(125)

Ook moet erop worden gewezen dat geen van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten aan de BMO-criteria voldeed, onder meer omdat er bij al deze ondernemingen nog sprake bleek te zijn van staatsinmenging (geen van hen voldoet aan criterium 1 en/of 3). Nu er sprake is van een wereldwijde economische crisis, is de verleiding voor de Chinese regering waarschijnlijk groot om nog meer steun aan deze ondernemingen (of hun leveranciers) te geven en hen zo te helpen hun kosten laag te houden en hun prijsvoordeel op de EG-markt te handhaven (of nog te vergroten). Concluderend kan worden gesteld dat de Chinese exporteurs werkzaam zijn in een ondernemingsklimaat waar zij gemakkelijk de kans krijgen om hun prijsvoordeel te handhaven, zelfs wanneer andere leveranciers van de communautaire markt hun prijzen zouden verlagen om de tijdens de beoordelingsperiode ontstane kloof met de prijzen van de met dumping ingevoerde producten te dichten. Zelfs wanneer de druk die tijdens het OT als gevolg van de omvangrijke prijsonderbieding door de invoer met dumping is uitgeoefend tot een verlaging van het prijspeil van de bedrijfstak van de Gemeenschap leidt, kan een verdere prijsverlaging door de Chinese exporteurs met het doel het tijdens het OT waargenomen prijsverschil te handhaven, niet worden uitgesloten.

3.   Conclusie betreffende dreigende schade

(126)

De in de overwegingen 113 tot en met 125 geanalyseerde factoren voor dreigende schade moeten worden gezien in de context van de specifieke marktsituatie in de Europese Gemeenschap die na het OT veranderde en in de nabije toekomst waarschijnlijk blijft bestaan. In de context van een sterk inzakkende vraag, waarop is ingegaan in overweging 91, dreigt de invoer uit de VRC ernstige schade te veroorzaken omdat:

i)

het volume van deze invoer op de communautaire markt de laatste tijd zowel absoluut als relatief toeneemt, wat duidt op een strategie van marktpenetratie, in combinatie met een stabiele ontwikkeling na het OT, hoewel de vraag toen inzakte;

ii)

deze invoer, in absolute en/of relatieve cijfers, in de toekomst kan toenemen als gevolg van de omvangrijke nog ongebruikte productiecapaciteit in de VRC en de waarschijnlijke inkrimping van andere markten, waardoor nog grotere hoeveelheden voor verlegging naar Europa kunnen vrijkomen;

iii)

er een aanzienlijk prijsverschil met het soortgelijke product in de Gemeenschap of uit andere landen bestaat, waardoor het waarschijnlijk is dat op met dumping uit de VRC ingevoerde producten wordt overgeschakeld en de prijzen op de communautaire markt inzakken.

De voorlopige conclusie luidt dat wanneer er geen maatregelen worden genomen, de invoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade dreigt te veroorzaken voor de kwetsbare bedrijfstak van de Gemeenschap, met name door geringere verkopen, een kleiner marktaandeel, een lagere productie en een geringere winstgevendheid.

F.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Inleiding

(127)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of door de invoer met dumping schade is ontstaan of dreigt te ontstaan voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en of deze schade als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping die terzelfder tijd schade aan de bedrijfstak van de Gemeenschap konden toebrengen of voor deze tot dreigende schade konden leiden, werden eveneens onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(128)

Tussen 2005 en het eind van het OT is de invoer met dumping van het betrokken product van oorsprong uit de VRC van 26 273 t tot 542 840 t gestegen en daarmee meer dan vertwintigvoudigd, en liep het aandeel ervan in de communautaire markt met meer dan 16 procentpunten op (van 1 % tot 17,1 %). De gemiddelde prijs van deze invoer liep in dezelfde periode terug en lag steeds aanzienlijk onder de gemiddelde prijs van alle andere leveranciers.

(129)

Zoals al in overweging 65 werd gezegd, lag de gewogen gemiddelde prijsonderbieding voor de invoer uit de VRC op 24 %. Voorts moet worden opgemerkt dat de betrokken invoer met dumping gedurende dezelfde periode tegen aanzienlijk lagere prijzen werd verkocht dan de invoer uit andere bronnen (zie overweging 143).

(130)

De invoer uit de VRC heeft in de periode van 2005 tot het eind van het OT geen schade veroorzaakt die als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Niettemin valt de sterke toename van de invoer uit de VRC duidelijk samen met de verslechtering van sommige schade-indicatoren, zoals de afname van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap, dat bij toenemend verbruik met 5 procentpunten slonk. Derhalve was de toename van de invoer met dumping uit de VRC de reden waarom de bedrijfstak van de Gemeenschap niet ten volle heeft kunnen profiteren van de stijging van de vraag op de communautaire markt. In dit verband moet er tevens op worden gewezen dat de snelle stijging van het marktaandeel van de Chinese producten duidelijk samenviel met de sterke afbrokkeling van het marktaandeel van de invoer uit Rusland en Oekraïne, die concurreerden tegen prijzen die het dichtst bij de Chinese prijzen lagen.

(131)

Gezien de aanzienlijke onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer uit de VRC moet er bovendien van worden uitgegaan dat deze invoer met dumping de prijzen op de communautaire markt vanaf het OT algemeen onder druk zette, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn verkoopprijzen niet kon verhogen in een mate die nodig was om de door hem bereikte winstgevendheid te behouden.

(132)

Zoals al in overweging 89 is gezegd, werd niettegenstaande de verslechtering van bepaalde schade-indicatoren door de invoer uit de VRC geconcludeerd dat de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap over het geheel genomen niet aanmerkelijk was. Deze conclusies moeten evenwel worden gezien in het licht van de analyse van de verwachte ontwikkeling van het verbruik, de invoer en bepaalde schade-indicatoren in de periode na het OT, die in de overwegingen 91 tot en met 112 nader wordt beschreven.

(133)

Zoals al in overweging 93 is uiteengezet, blijkt uit de meest recente gegevens, die de periode tussen het OT en december 2008 betreffen, dat de omvang van de invoer met dumping tijdens de laatste twee maanden van 2008 niet is gedaald ten opzichte van 2007, hoewel er toen al duidelijke tekenen van een daling van het verbruik in de Gemeenschap waren. Daaruit blijkt dat de beginnende afname van het verbruik geen effect had op de omvang van de invoer, waarvan het marktaandeel juist toenam. Er is geen reden om aan te nemen dat deze trend in zijn tegendeel zal verkeren bij een voortzetting of verslechtering van deze ontwikkeling op korte termijn.

(134)

Zelfs indien de invoer met dumping in absolute cijfers enigermate afneemt, is het vrijwel zeker dat het marktaandeel van die invoer stabiel blijft of zelfs groter wordt wanneer de markt naar verwachting vrij snel zal krimpen. Tot slot wordt ervan uitgegaan dat, zelfs al zou de omvang van de invoer uit de VRC naar verhouding sneller gaan afnemen dan het verbruik, de aanwezigheid van aanzienlijke hoeveelheden laaggeprijsde Chinese goederen bij een dalend verbruik als een oorzaak van schade moet worden beschouwd omdat hierdoor de marktprijzen algemeen sterk onder druk komen te staan. Wanneer het aanbod groter is dan de vraag en afnemers proberen hun productiekosten te verminderen om concurrerend te blijven, is het waarschijnlijker dat alle inputprijzen convergeren naar het laagste niveau (dat wil zeggen de Chinese prijs). Overwegingen betreffende kwaliteit en aanbodzekerheid, die momenteel in het voordeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap werken, zullen vermoedelijk van minder belang worden, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap door de druk die de laaggeprijsde Chinese producten op de markt uitoefenen, gedwongen zal worden zijn prijzen te verlagen.

(135)

Overwegende dat de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de beoordelingsperiode weliswaar geen aanmerkelijke schade heeft geleden maar zich wel aan het eind van het OT in een kwetsbare toestand bevond (zie overweging 89), dat alles erop wijst dat de schade zich na het OT ten volle zal doen gevoelen (zie overweging 112) en dat, zoals in overweging 126 wordt uiteengezet, ook wordt voldaan aan de voorwaarde betreffende dreigende schade, wordt geconcludeerd dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de dreiging die op korte termijn van de invoer met dumping uit de VRC uitgaat en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap naar verwachting zal lijden.

3.   Gevolgen van andere factoren

3.1.   Import- en exportactiviteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(136)

Vastgesteld werd dat sommige tot de bedrijfstak van de Gemeenschap behorende ondernemingen geringe hoeveelheden van het betrokken product uit de VRC en uit andere landen invoerden. Deze invoer, die wordt geschat op minder dan 2 % van de totale invoer uit de VRC, was bestemd om te voorzien in de vraag naar specifieke producten, namelijk producten met specificaties die niet door de communautaire producenten werden geproduceerd, of zeer goedkope producten. Omdat de ingevoerde hoeveelheden zeer gering waren, kan niet worden aangenomen dat zij het hierboven genoemde oorzakelijke verband verbreken.

(137)

Voorts is één groep communautaire producenten door een minderheidsbelang met een Chinese producent-exporteur verbonden. Vastgesteld werd echter dat deze Chinese producent-exporteur niet uitvoerde naar ondernemingen in de Gemeenschap die met de betrokken communautaire producent verbonden waren. Derhalve werd geconcludeerd dat het minderheidsbelang geen gevolgen heeft voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat waarschijnlijk ook in de toekomst niet zal hebben.

(138)

Een andere groep communautaire producenten heeft aanzienlijke hoeveelheden stalen buizen en pijpen van verbonden ondernemingen in Argentinië en Mexico ingevoerd. Het ging hierbij doorgaans om hoogwaardige producten zoals line pipes en OCTG, die minder dan 10 % van de communautaire productie van die groep uitmaakten. Bovendien bleek uit een vergelijking per soort dat bij deze invoer geen sprake was van onderbieding van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Derhalve is geconcludeerd dat deze invoer geen schade aan de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft toegebracht of zal toebrengen.

(139)

Zoals uit onderstaande tabel blijkt, is de omvang van de uitvoer in de beoordelingsperiode stabiel gebleven. De uitvoeractiviteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn eveneens onderzocht en het kan worden uitgesloten dat deze tot de schade van de bedrijfstak van de Gemeenschap bijdragen. Ten eerste zijn de mogelijke gevolgen van deze activiteiten bij het onderzoek naar behoren apart onderzocht. Ten tweede wordt, zoals al in overweging 102 is gezegd, verwacht dat de uitvoer door de bedrijfstak van de Gemeenschap stabiel zal blijven, ook al zullen de productie en verkoop op de communautaire markt dalen, aangezien de uitvoer, zoals in overweging 102 wordt uitgelegd, op verschillende marktsegmenten gericht is.

Bedrijfstak van de Gemeenschap

2005

2006

2007

OT

Uitvoer (t)

1 651 514

1 825 543

1 711 165

1 646 927

Index (2005 = 100)

100

111

104

100

3.2.   Invoer uit derde landen (Rusland en Oekraïne)

(140)

Het volume van de invoer uit Rusland en Oekraïne is gedurende de beoordelingsperiode aanzienlijk afgenomen, zoals uit onderstaande tabel blijkt. Hun gecombineerde marktaandeel is gestaag gedaald van 15,4 % in 2005 tot 4,4 % in het OT. Terzelfder tijd steeg de gemiddelde prijs van deze invoer met 33 %. Belangrijk is dat sinds 2006 voor het betrokken product voor beide landen antidumpingmaatregelen gelden (zie ook overweging 86). De in onderstaande tabel genoemde prijzen zijn dus niet de werkelijke prijzen waartegen de goederen in de Gemeenschap werden ingevoerd. Als het toepasselijke antidumpingrecht bij de prijs wordt opgeteld, bedraagt de gemiddelde prijs van de invoer uit Rusland en Oekraïne in het OT 860 EUR per ton.

(141)

Gezien het aanhoudende verschil tussen de gemiddelde prijzen waartegen de invoer uit de VRC en die uit Rusland en Oekraïne op de communautaire markt kwamen, en het feit dat de invoer uit Rusland en Oekraïne, waarvan de marktprijzen het dichtst bij die van de invoer uit de VRC lagen, een duidelijke concurrent van de invoer uit de VRC was, wordt geconcludeerd dat de spectaculaire daling van het marktaandeel van de invoer uit Rusland en Oekraïne het gevolg is van de instelling van antidumpingrechten tegen die landen, waardoor hun invoer minder goed kon concurreren met de invoer met dumping uit de VRC en hun eerdere marktaandeel is afgebrokkeld. Bovendien is die afbrokkeling al zo ver voortgeschreden dat een verdere uitbreiding van het marktaandeel van de invoer uit de VRC ten koste zal gaan van degenen die nu qua marktprijzen het duidelijkst met de VRC concurreren, dat wil zeggen de bedrijfstak van de Gemeenschap.

Rusland en Oekraïne

2005

2006

2007

OT

Omvang van de invoer (t)

395 926

255 394

172 155

140 910

Index (2005 = 100)

100

65

43

36

Marktaandeel van de invoer

15,4 %

9,4 %

5,5 %

4,4 %

Prijs van de invoer (EUR/t)

613

672

777

814

Index (2005 = 100)

100

110

127

133

Bron: Eurostat.

3.3.   Invoer uit andere derde landen

(142)

De invoer uit andere landen is tussen 2005 en het eind van het OT zowel qua omvang als qua marktprijzen aanzienlijk gestegen. Het marktaandeel van deze invoer is in deze periode echter in wezen onveranderd gebleven. Uit een analyse van de marktprijzen blijkt dat de uit deze landen van oorsprong zijnde producten zeer duur zijn in vergelijking met de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde en verkochte producten en de invoer met dumping uit de VRC.

Andere derde landen

2005

2006

2007

OT

Argentinië

Omvang van de invoer (t)

54 082

53 423

60 556

70 804

Index (2005 = 100)

100

99

112

131

Marktaandeel van de invoer

2,1 %

2,0 %

1,9 %

2,2 %

Japan

Omvang van de invoer (t)

40 686

61 807

45 719

41 028

Index (2005 = 100)

100

152

112

101

Marktaandeel van de invoer

1,6 %

2,3 %

1,5 %

1,3 %

Verenigde Staten van Amerika

Omvang van de invoer (t)

25 866

18 006

26 875

41 226

Index (2005 = 100)

100

70

104

159

Marktaandeel van de invoer

1,0 %

0,7 %

0,9 %

1,3 %

Mexico

Omvang van de invoer (t)

16 211

18 412

30 001

25 771

Index (2005 = 100)

100

114

185

159

Marktaandeel van de invoer

0,6 %

0,7 %

1,0 %

0,8 %

Alle andere landen

Omvang van de invoer (t)

63 107

64 620

77 647

90 788

Index (2005 = 100)

100

102

123

144

Marktaandeel van de invoer

2,5 %

2,4 %

2,5 %

2,9 %

Totaal andere derde landen

Omvang van de invoer (t)

199 952

216 268

240 798

269 617

Index (2005 = 100)

100

108

120

135

Marktaandeel van de invoer

7,8 %

8,0 %

7,6 %

8,5 %

Prijs van de invoer (EUR/t)

1 332

1 911

1 875

1 709

Index (2005 = 100)

100

143

141

128

Bron: Eurostat.

(143)

De prijzen van de invoer uit Argentinië en Mexico lagen gemiddeld een stuk boven de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Zoals al in overweging 138 is uiteengezet, werden de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet door die van Argentinië en Mexico onderboden.

(144)

Ook de prijzen van de invoer uit Japan en de Verenigde Staten van Amerika lagen gemiddeld een stuk boven de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Bovendien is het marktaandeel van deze invoer in het geheel niet toegenomen. Ook deze invoer wordt derhalve niet geacht een mogelijke oorzaak van schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap te zijn.

(145)

Alle andere landen voerden zulke kleine hoeveelheden naar de Gemeenschap uit dat ervan moet worden uitgegaan dat deze geen schade veroorzaken. Daarom luidt de conclusie dat de invoer uit andere bronnen dan de VRC geen schade aan de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft toegebracht en dat niets erop wijst dat ook deze invoer in de nabije toekomst schade zou kunnen veroorzaken.

3.4.   Concurrentie van de andere communautaire producenten

(146)

Er is geen reden om aan te nemen dat de andere communautaire producenten die de klacht niet actief steunen, tijdens het OT in een situatie verkeerden die wezenlijk verschilde van die van de bedrijfstak van de Gemeenschap of dat zij in de nabije toekomst wel in een andere situatie zullen verkeren. Er zijn geen aanwijzingen dat het gedrag van deze producenten in de nabije toekomst schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap zou kunnen veroorzaken.

3.5.   Productiekosten (grondstoffen)

(147)

Zoals al in overweging 80 werd vermeld, is de bedrijfstak van de Gemeenschap erin geslaagd de kostenverhoging in de beoordelingsperiode voldoende door te berekenen in de verkoopprijzen. Derhalve kan met betrekking tot de periode tussen 2005 en het eind van het OT worden gesteld dat de bedrijfstak van de Gemeenschap erin is geslaagd onder normale omstandigheden efficiënt te functioneren en goed in te spelen op de veranderingen in zijn aankoopprijzen.

(148)

Zoals al in overweging 107 is gezegd, zijn de kosten in de periode na het OT aanzienlijk gestegen en wordt verwacht dat zij nog verder omhoog zullen gaan. Dat komt voornamelijk door de verwachte relatieve stijging van de vaste kosten die het gevolg is van de lagere bezettingsgraad. In ieder geval moet in overweging worden genomen dat de stijging van de gemiddelde totale kosten voor de bedrijfstak van de Gemeenschap ook kan zijn veroorzaakt doordat deze zijn productmix moest wijzigen ten gevolge van de sterke neerwaartse druk die uitging van bepaalde, uit de VRC ingevoerde productsoorten.

(149)

Zoals al in overweging 105 is aangegeven, is het mogelijk dat de markt voor bepaalde productsoorten door de grote prijsonderbieding aanzienlijk beperkt of zelfs volledig onbereikbaar wordt voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, waardoor deze gedwongen wordt om te schakelen op de productie van soorten die weliswaar een hogere prijs halen maar waarvan ook de productiekosten evenredig hoger zijn. Anders dan in de beoordelingsperiode lijkt de bedrijfstak van de Gemeenschap — door de druk van de invoer uit de VRC op het marktaandeel en de verkoopprijzen — niet meer over voldoende middelen te beschikken om de kostenverhoging in de verkoopprijzen door te berekenen.

3.6.   Het inzakken van de communautaire markt voor naadloze buizen en pijpen ten gevolge van de economische teruggang

(150)

Een daling van het verbruik en een teruglopende vraag zullen beslist hun weerslag hebben op de algemene prestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De mate waarin dit gebeurt, hangt echter af van de ontwikkeling van het marktaandeel van de invoer uit de VRC. Dus zelfs al kan de economische teruggang voor de periode vanaf november 2008 als mogelijke oorzaak van schade worden beschouwd, doet dat niets af aan de schade veroorzakende gevolgen van de aanwezigheid van aanzienlijke hoeveelheden zeer laaggeprijsde invoer met dumping uit de VRC op de communautaire markt. Zo zou de bedrijfstak van de Gemeenschap zelfs bij een teruglopend volume wellicht een aanvaardbaar prijsniveau kunnen handhaven en daardoor de nadelige gevolgen van het dalende verbruik kunnen beperken, als hij niet moest opboksen tegen de oneerlijke concurrentie van zeer laaggeprijsde, met dumping ingevoerde Chinese producten die het algemene prijsniveau op de markt drukken. De economische teruggang kan derhalve niet worden beschouwd als mogelijke oorzaak die het oorzakelijke verband tussen de dreigende schade en de invoer met dumping uit de VRC verbreekt.

4.   Conclusie inzake het oorzakelijke verband

(151)

Het samenvallen van de toename van de invoer met dumping uit de VRC en de vastgestelde groei van het marktaandeel van en de prijsonderbieding door deze invoer enerzijds en alle factoren die op een duidelijk en onmiddellijk dreigend gevaar van schade, met als gevolg een aanzienlijke verslechtering van de economische situatie voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, wijzen anderzijds, leidt tot de conclusie dat de invoer met dumping aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap zal veroorzaken in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening tenzij beschermende maatregelen tegen deze invoer worden genomen.

(152)

Er zijn nog andere factoren onderzocht maar die bleken niet doorslaggevend te zijn voor de waarschijnlijke schade. Met name de invoer uit andere landen, de kosten en het algemeen teruglopen van de vraag naar het betrokken product ten gevolge van de economische teruggang doen niets af aan het potentieel verstorende effect van de dreiging die voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap van de invoer uit de VRC uitgaat.

(153)

Op grond van bovenstaande analyse, waarbij een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen de gevolgen die andere bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap hadden of kunnen hebben en de waarschijnlijke schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, wordt geconcludeerd dat de invoer uit de VRC op korte termijn een dreiging voor de bedrijfstak van de Gemeenschap vormt in de zin van artikel 3, leden 6 en 9, van de basisverordening.

G.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(154)

De Commissie heeft onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake dumping, schade, dreigende schade en oorzakelijk verband, dwingende redenen waren om te concluderen dat de instelling van maatregelen in dit bijzondere geval niet in het belang van de Gemeenschap is. Hiertoe heeft de Commissie overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening een onderzoek ingesteld naar de waarschijnlijke gevolgen van maatregelen voor alle betrokken partijen en naar de waarschijnlijke gevolgen wanneer geen maatregelen worden genomen.

1.   Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(155)

Gezien het bovenstaande zouden maatregelen tegen de invoer uit de VRC moeten worden ingesteld. Dit zou tot een prijsverhoging voor de producten uit dat land leiden en de bedrijfstak van de Gemeenschap in de gelegenheid stellen zijn situatie te verbeteren doordat hij zijn productievolume, verkoop en derhalve marktaandeel op een toereikend niveau kan handhaven. Als geen maatregelen worden ingesteld, zal de invoer uit de VRC tegen zeer lage prijzen doorgaan en omdat het verbruik tegelijkertijd afneemt, zal het marktaandeel van die invoer toenemen en druk worden uitgeoefend op het algemene prijsniveau op de markt. Dat zou betekenen dat voor de bedrijfstak van de Gemeenschap op korte termijn schade dreigt doordat de aanwezigheid van uit de VRC ingevoerde producten op de markt tot een volumedaling bij de bedrijfstak van de Gemeenschap zou leiden en druk zou uitoefenen op de marktprijzen, met als gevolg een eventuele prijsverlaging.

2.   Belang van de andere communautaire producenten

(156)

Er zijn geen aanwijzingen dat de belangen van de andere communautaire producenten die de klacht niet actief steunen, verschillen van die welke voor de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn genoemd. Volgens de beschikbare informatie is er in feite geen reden waarom de analyse voor de bedrijfstak van de Gemeenschap niet ook van toepassing zou zijn op deze andere ondernemingen.

3.   Belang van niet-verbonden importeurs in de Gemeenschap

(157)

Er hebben slechts zes importeurs aan het onderzoek meegewerkt. Slechts één van hen, die ongeveer 1,5 % van de totale invoer uit de VRC in de Gemeenschap vertegenwoordigt, koopt uitsluitend in de VRC in; deze importeur heeft een winstgevendheid van minder dan 5 % en heeft als enige duidelijk bezwaar gemaakt tegen de instelling van maatregelen. Hierbij zij echter opgemerkt dat het betrokken product in het OT minder dan 10 % van de omzet van de onderneming uitmaakte. Omdat de antidumpingrechten voor alle producenten in de VRC zullen gelden, is het bovendien waarschijnlijk dat deze importeur zijn hogere kosten kan doorberekenen aan zijn afnemers, aangezien zijn directe concurrenten ook de gevolgen van deze rechten zullen ondervinden. Alle andere medewerkende importeurs kopen ook bij andere leveranciers, waaronder de bedrijfstak van de Gemeenschap (deze levert tussen 25 en 95 % van hun behoeften), en hun winstgevendheid is veel groter.

4.   Belang van de gebruikers

(158)

Er waren slechts vijf medewerkende gebruikers en maar één van hen koopt in de VRC (rond 20 % van zijn aankopen; de rest betrekt hij voornamelijk bij de bedrijfstak van de Gemeenschap); deze gebruiker beweert dat de instelling van maatregelen grote gevolgen zou hebben voor zijn bedrijf. De winstgevendheid van deze onderneming voor producten waarin het betrokken product is verwerkt, is echter zeer groot, meer dan 10 %. Zelfs in het ongunstigste geval, d.w.z. als alle Chinese producten tegen de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap worden gekocht en niets van de prijsverhoging aan de afnemers kan worden doorberekend, zijn de gevolgen voor de winstgevendheid van deze gebruiker volgens de berekening heel beperkt (ongeveer 1 % van de omzet). Derhalve wordt ervan uitgegaan dat de instelling van maatregelen geen ernstig nadeel zal toebrengen aan de belangen van deze gebruiker.

5.   Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(159)

De conclusie luidt dat, gelet op het afnemende verbruik, de instelling van maatregelen tegen de invoer uit de VRC naar verwachting geen gevolgen zal hebben voor de op de communautaire markt aangeboden hoeveelheden, waarvoor binnen de bedrijfstak van de Gemeenschap voldoende productiecapaciteit bestaat. Er worden dan ook geen negatieve gevolgen verwacht voor de aanbodzekerheid (de ingevoerde productsoorten worden immers ook door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerd). Verder komt uit de analyse naar voren dat de instelling van maatregelen geen grote belangen van importeurs of gebruikers in gevaar brengt, een conclusie die door de relatief geringe mate van medewerking van importeurs en gebruikers wordt gestaafd.

H.   VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(160)

Gezien de conclusies betreffende dumping, schade, dreigende schade, oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC, om te voorkomen dat de invoer met dumping op korte termijn aanmerkelijke schade gaat toebrengen aan de bedrijfstak van de Gemeenschap, wat zonder maatregelen het geval zou zijn.

1.   Schademarge

(161)

De voorlopige rechten op het betrokken product van oorsprong uit de VRC moeten hoog genoeg zijn om de dreiging van schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping weg te nemen, maar mogen het niveau van de vastgestelde dumpingmarge niet overschrijden. Bij de berekening van de hoogte van het recht waarbij de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping worden geneutraliseerd, wordt er gewoonlijk van uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen zijn kosten te dekken en een winst voor belasting te maken die bij normale concurrentieverhoudingen, d.w.z. zonder invoer met dumping, redelijkerwijze kan worden behaald.

(162)

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft aangevoerd dat een winstmarge van 12 % nodig is om een normale concurrentiesituatie op de communautaire markt, d.w.z. zonder schade veroorzakende dumping, te garanderen. De vereniging van Chinese exporteurs heeft toegegeven dat een winstmarge van 8 % in sommige gevallen als passend kan worden beschouwd.

(163)

Een onderzoek bij dreigende schade omvat uiteraard meer beoordelingen en veronderstellingen dan een onderzoek bij aanmerkelijke schade gedurende het OT. Dat komt omdat bij dreigende schade per definitie voorspellingen moeten worden gemaakt over het toekomstige optreden van schade die in het OT nog niet bestond. Bij deze onzekerheid wordt het raadzaam geacht voorlopig gebruik te maken van de winstmarge die bij de laatste procedure betreffende hetzelfde product werd vastgesteld, d.w.z. 3 % (6). Dit punt moet in de definitieve fase echter verder worden onderzocht, wanneer meer bewijsmateriaal met betrekking tot de voorspelde schade kan worden verzameld.

(164)

Gezien het bovenstaande werd de vereiste prijsverhoging vervolgens berekend door voor hetzelfde handelsstadium de gewogen gemiddelde invoerprijs, die bij de berekening van de prijsonderbieding was vastgesteld, te vergelijken met de geen schade veroorzakende prijs van producten die door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt werden verkocht, die was vastgesteld op de in overweging 162 beschreven wijze.

(165)

Het verschil dat de in overweging 163 bedoelde vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt in een percentage van de totale cif-waarde bij invoer die voor het OT was vastgesteld. Aangezien aan twee van de medewerkende Chinese producenten een IB was toegekend en gezien de geringe mate van medewerking, werd voor de berekening van de voorlopige schademarge voor het gehele land uitgegaan van de hoogste schademarge voor representatieve productsoorten verkocht door een niet als marktgerichte onderneming beschouwde producent-exporteur.

(166)

De aldus voor de VRC vastgestelde schademarge was aanzienlijk lager dan de vastgestelde dumpingmarge.

Naam van de onderneming

Schademarge

Hubei Xinyegang Steel Co. Ltd

15,6 %

Shandong Luxing Steel Pipe Co. Ltd

15,1 %

Andere medewerkende ondernemingen

22,3 %

Alle andere ondernemingen

24,2 %

2.   Voorlopige maatregelen

(167)

Gelet op het voorgaande wordt overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening geoordeeld dat op het betrokken product van oorsprong uit de VRC een voorlopig antidumpingrecht moet worden ingesteld, dat volgens de regel van het laagste recht gelijk moet zijn aan de dumpingmarge of aan de schademarge indien deze lager is; in het onderhavige geval was de schademarge steeds lager.

(168)

Op basis van het bovenstaande worden de volgende antidumpingrechten voorgesteld:

Onderneming

Antidumpingrecht (%)

Hubei Xinyegang Steel Co. Ltd

15,6 %

Shandong Luxing Steel Pipe Co. Ltd

15,1 %

Andere medewerkende ondernemingen

22,3 %

Alle andere ondernemingen

24,2 %

(169)

De bij deze verordening vastgestelde individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die daarbij voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit het betrokken land die vervaardigd zijn door de specifiek genoemde ondernemingen. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(170)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen (bv. na de naamswijziging van de entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) moeten onverwijld aan de Commissie (7) worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of deze oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(171)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het residuele recht niet alleen gelden voor niet-medewerkende producenten-exporteurs, maar ook voor producenten die het betrokken product in het OT niet naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd.

I.   SLOTBEPALING

(172)

Met het oog op de beginselen van behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Bovendien wordt erop gewezen dat de bevindingen inzake het instellen van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de vaststelling van eventuele definitieve maatregelen herzien kunnen worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op bepaalde buizen en pijpen, van ijzer of van staal, met rond profiel, met een uitwendige diameter van niet meer dan 406,4 mm en een koolstofequivalent (carbon equivalent value, CEV) van niet meer dan 0,86 volgens de formule en chemische analyse van het Internationaal Instituut voor Lastechniek (8), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7304 19 10, ex 7304 19 30, ex 7304 23 00, ex 7304 29 10, ex 7304 29 30, ex 7304 31 20, ex 7304 31 80, ex 7304 39 10, ex 7304 39 52, ex 7304 39 58, ex 7304 39 92, ex 7304 39 93, ex 7304 51 81, ex 7304 51 89, ex 7304 59 10, ex 7304 59 92 en ex 7304 59 93 (9) (Taric-codes 7304191020, 7304193020, 7304230020, 7304291020, 7304293020, 7304312020, 7304318030, 7304391010, 7304395220, 7304395830, 7304399230, 7304399320, 7304518120, 7304518930, 7304591010, 7304599230 en 7304599320), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De voorlopige antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Onderneming

Antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

Hubei Xinyegang Steel Co. Ltd, Huangshi City

15,6

A948

Shandong Luxing Steel Pipe Co. Ltd, Qingzhou City

15,1

A949

In de bijlage opgenomen ondernemingen

22,3

A950

Alle andere ondernemingen

24,2

A999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde product dient een zekerheid te worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen betreffende douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de bijzonderheden die ten grondslag liggen aan de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden, binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening, opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 april 2009.

Voor de Commissie

Catherine ASHTON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB C 174 van 9.7.2008, blz. 7.

(3)  De CEV wordt vastgesteld volgens het Technisch Verslag van 1967, IIW doc. IX-535-67, gepubliceerd door het Internationaal Instituut voor Lastechniek (International Institute of Welding - IIW).

(4)  Zie Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad van 27 juni 2006, PB L 175 van 29.6.2006, blz. 4, overwegingen 160 en 168. In 2001, het enige winstgevende jaar in de beoordelingsperiode voor het vorige onderzoek, bedroegen de investeringen 65 miljoen EUR. In 2004 (toen de bedrijfstak van de Gemeenschap zware verliezen leed) was dit bedrag verminderd tot 26 miljoen EUR.

(5)  PB L 175 van 29.6.2006, blz. 4.

(6)  Zie Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad van 27 juni 2006 (PB L 175 van 29.6.2006, blz. 4), overweging 233.

(7)  

Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer Nerv-105

B-1049 Brussel.

(8)  De CEV wordt vastgesteld volgens het Technisch Verslag van 1967, IIW doc. IX-535-67, gepubliceerd door het Internationaal Instituut voor Lastechniek (International Institute of Welding — IIW).

(9)  Zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1031/2008 van de Commissie van 19 september 2008 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 291 van 31.10.2008, blz. 1). De productomschrijving wordt bepaald door een combinatie van de beschrijving van het product in artikel 1, lid 1, en die in de desbetreffende GN-code.


BIJLAGE

Lijst van de in artikel 1, lid 2, bedoelde medewerkende producenten die onder de aanvullende Taric-code A950 vallen:

Naam van de onderneming

Stad

Hengyang Valin MPM Co. Ltd

Hengyang

Hengyang Valin Steel Tube Co. Ltd

Hengyang

Handan Precise Seamless Steel Pipes Co. Ltd

Handan

Jiangsu Huacheng Industry Group Co. Ltd

Zhangjiagang

Jiangyin Metal Tube Making Factory

Jiangyin

Jiangyin City Seamless Steel Tube Factory

Jiangyin

Pangang Group Chengdu Iron & Steel Co. Ltd

Chengdu

Shenyang Xinda Co. Ltd

Shenyang

Suzhou Seamless Steel Tube Works

Suzhou

Tianjin Pipe (Group) Corporation (TPCO)

Tianjin

Wuxi Dexin Steel Tube Co. Ltd

Wuxi

Wuxi Dongwu Pipe Industry Co. Ltd

Wuxi

Wuxi Seamless Oil Pipe Co. Ltd

Wuxi

Zhangjiagang City Yiyang Pipe Producing Co. Ltd

Zhangjiagang

Zhangjiagang Yichen Steel Tube Co. Ltd

Zhangjiagang


Top