This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32008R1354
Council Regulation (EC) No 1354/2008 of 18 December 2008 amending Regulation (EC) No 1628/2004 imposing a definitive countervailing duty on imports of certain graphite electrode systems originating in India and Regulation (EC) No 1629/2004 imposing a definitive anti-dumping duty on imports of certain graphite electrode systems originating in India
Verordening (EG) nr. 1354/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1628/2004 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India en van Verordening (EG) nr. 1629/2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India
Verordening (EG) nr. 1354/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1628/2004 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India en van Verordening (EG) nr. 1629/2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India
PB L 350 van 30.12.2008, p. 24–34
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 18/09/2009
30.12.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 350/24 |
VERORDENING (EG) Nr. 1354/2008 VAN DE RAAD
van 18 december 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1628/2004 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India en van Verordening (EG) nr. 1629/2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) („de basisverordening”), en met name op de artikelen 15 en 19,
Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
I. Vorig onderzoek en geldende maatregelen
(1) |
De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 1628/2004 (2) een definitief compenserend recht ingesteld op grafietelektroden van de soort die voor elektrische ovens worden gebruikt, met een schijnbare dichtheid van minimaal 1,65 g/cm3 en een elektrische weerstand van maximaal 6,0 μΩ.m, ingedeeld onder GN-code ex 8545 11 00, en nippels voor deze elektroden, ingedeeld onder GN-code ex 8545 90 90, tezamen of afzonderlijk ingevoerd, van oorsprong uit India. Het recht werd vastgesteld van 7,0 % tot 15,7 % voor met name genoemde exporteurs, met een residueel recht van 15,7 % voor invoer van andere exporteurs. |
(2) |
Tegelijkertijd heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1629/2004 (3) een definitief antidumpingrecht ingesteld op hetzelfde product van oorsprong uit India. |
II. Opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek
(3) |
Na de instelling van het definitieve compenserende recht merkte de Indiase overheid op dat de omstandigheden met betrekking tot twee subsidieregelingen (de Duty Entitlement Passbook-regeling en de vrijstelling van vennootschapsbelasting overeenkomstig afdeling 80 HHC van de Inkomstenbelastingwet) waren gewijzigd en dat deze wijzigingen van blijvende aard waren. Bijgevolg zou de omvang van de subsidiëring waarschijnlijk zijn verminderd en moesten maatregelen die gedeeltelijk op basis van deze regelingen waren ingesteld, worden herzien. |
(4) |
De Commissie heeft het door de Indiase overheid overgelegde bewijsmateriaal onderzocht en achtte dit toereikend om een nieuw onderzoek te openen overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening. Na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft de Commissie ambtshalve een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de geldende maatregelen geopend door middel van een in het Publicatieblad van de Europese Unie (4) bekendgemaakt bericht. |
(5) |
Doel van dit gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek is vast te stellen of de bestaande maatregelen ten aanzien van de ondernemingen die van een of beide gewijzigde subsidieregelingen gebruik hebben gemaakt, moeten worden gehandhaafd, ingetrokken of gewijzigd, waarbij ten aanzien van deze ondernemingen ook andere regelingen in aanmerking worden genomen wanneer voldoende bewijs wordt geleverd dat dit gerechtvaardigd is overeenkomstig de relevante bepalingen van het bericht van inleiding. |
III. Onderzoektijdvak
(6) |
Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 oktober 2006 tot en met 30 september 2007 („het nieuwe onderzoektijdvak”). |
IV. Bij het onderzoek betrokken partijen
(7) |
De Commissie heeft de Indiase overheid, de twee Indiase producenten/exporteurs die worden genoemd in het bericht van inleiding van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek, en de communautaire producenten, officieel in kennis gesteld van de instelling van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord. Met de schriftelijke en mondelinge reacties van de partijen werd, indien van toepassing, rekening gehouden. |
(8) |
De Commissie heeft vragenlijsten gezonden naar twee medewerkende producenten/exporteurs en naar de Indiase overheid. Zowel beide medewerkende producenten/exporteurs als de Indiase overheid hebben de vragenlijst beantwoord. |
(9) |
De Commissie heeft alle informatie ingewonnen en onderzocht die zij voor het bepalen van de mate van subsidiëring nodig had. Bij de volgende belanghebbenden werd een controle ter plaatse verricht:
|
V. Bevindingen van de Commissie en opmerkingen hierover
(10) |
De Indiase overheid en de andere belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan zou worden voorgesteld het recht dat van toepassing was op de twee medewerkende Indiase producenten te wijzigen en de bestaande maatregelen te handhaven voor alle andere ondernemingen, die geen medewerking hadden verleend aan dit gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek. De betrokkenen konden hierover binnen een redelijke termijn opmerkingen maken. Met alle standpunten en opmerkingen werd rekening gehouden zoals hierna wordt uiteengezet. |
B. BETROKKEN PRODUCT
(11) |
Het product waarop dit onderzoek betrekking heeft, is hetzelfde als dat van Verordening (EG) nr. 1628/2004, namelijk grafietelektroden van de soort die voor elektrische ovens worden gebruikt, met een schijnbare dichtheid van minimaal 1,65 g/cm3 en een elektrische weerstand van maximaal 6,0 μΩ.m, ingedeeld onder GN-code ex 8545 11 00, en nippels voor deze elektroden, ingedeeld onder GN-code ex 8545 90 90, tezamen of afzonderlijk ingevoerd, van oorsprong uit India. |
C. SUBSIDIES
I. Inleiding
(12) |
Op basis van de door de Indiase overheid en de medewerkende producenten/exporteurs verstrekte gegevens en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie werden de volgende regelingen, in het kader waarvan subsidies zouden zijn verstrekt, onderzocht:
|
(13) |
De regelingen a) tot en met c) hierboven zijn gebaseerd op de Wet voor de ontwikkeling en regeling van de buitenlandse handel van 1992 (nr. 22 van 1992) die op 7 augustus 1992 in werking is getreden. Op grond van deze wet publiceert de Indiase overheid mededelingen over het in- en uitvoerbeleid. Deze worden samengevat in documenten over het in- en uitvoerbeleid die het ministerie van Handel om de vijf jaar uitgeeft en die regelmatig worden bijgewerkt. Een van deze documenten over het in- en uitvoerbeleid is relevant voor het nieuwe onderzoektijdvak, namelijk het document voor de periode van 1 september 2004 tot en met 31 maart 2009 (hierna „document in- en uitvoerbeleid 04-09” genoemd). Bovendien heeft de Indiase overheid de procedures vastgesteld voor haar in- en uitvoerbeleid 04-09 in het „Handboek van procedures” — 1 september 2004 — 31 maart 2009, deel I (hierna „Handboek I 04-09” genoemd). Het Handboek van procedures wordt ook regelmatig bijgewerkt. |
(14) |
De onder d) genoemde Regeling vrijstelling inkomstenbelasting is gebaseerd op de Inkomstenbelastingwet van 1961, die jaarlijks bij de Begrotingswet wordt aangepast. |
(15) |
De regeling „Vrijstelling van de heffing op het elektriciteitsverbruik” als bedoeld onder e) stoelt op afdeling 3-B van de Elektriciteitsheffingswet van Madhya Pradesh uit het jaar 1949. |
(16) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 10, van de basisverordening heeft de Commissie de Indiase overheid verzocht haar uitleg te geven over de feitelijke situatie wat betreft de regelingen, voor en na wijziging, om in onderling overleg tot een oplossing te komen. Na dit overleg, dat niet tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing heeft geleid, heeft de Commissie al deze regelingen opgenomen in het onderzoek naar subsidiëring. |
II. Specifieke regelingen
1. Regeling voorafgaande vergunningen (VV-regeling)
a) Rechtsgrondslag
(17) |
De gedetailleerde beschrijving van deze regeling is te vinden in de punten 4.1.1 tot 4.1.14 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 en de hoofdstukken 4.1 tot 4.30 van het Handboek I 04-09. In het onderzoektijdvak van het vorige onderzoek, dat tot instelling van definitieve compenserende rechten leidde bij Verordening (EG) nr. 1628/2004, had deze regeling een iets andere naam. |
b) Subsidiabiliteit
(18) |
De VV-regeling bestaat uit zes subregelingen die hieronder nader worden beschreven. Deze subregelingen verschillen onder meer wat de subsidiabiliteit betreft. Producenten/exporteurs en handelaren/exporteurs die banden hebben met ondersteunende fabrikanten komen in aanmerking voor de VV-regeling voor fysieke uitvoer en voor de VV-regeling voor jaarlijkse behoeften. Producenten/exporteurs die optreden als leverancier van de uiteindelijke exporteur komen in aanmerking voor de VV-regeling voor toeleveranciers. Toeleveranciers van in punt 8.2 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 vermelde „veronderstelde exportcategorieën”, zoals de toeleveranciers van exportgerichte ondernemingen, komen in aanmerking voor de VV-regeling voor „met uitvoer gelijkgestelde verkoop”. Toeleveranciers van producenten/exporteurs komen in aanmerking voor de voordelen die gelden voor „met uitvoer gelijkgestelde verkoop” dankzij de regeling Advance Release Order (ARO) en voor de regeling „back to back inland letter of credit”. |
c) Praktische uitvoering
(19) |
Voorafgaande vergunningen kunnen worden verstrekt voor:
|
(20) |
Er werd vastgesteld dat tijdens het nieuwe onderzoektijdvak een van de medewerkende exporteurs vergunningen verkreeg in het kader van de eerste subregeling, namelijk de VV-regeling voor fysieke uitvoer. Daarom behoeft niet te worden vastgesteld of de andere subregelingen tot compenserende maatregelen aanleiding kunnen geven. |
(21) |
Na het instellen van de thans geldende definitieve compenserende rechten, bij Verordening (EG) nr. 1628/2004, heeft de Indiase overheid het systeem voor de controle van de regeling voorafgaande vergunningen gewijzigd. Om controle door de Indiase autoriteiten mogelijk te maken, is de vergunninghouder wettelijk verplicht een waarheidsgetrouwe boekhouding in een bepaalde vorm te voeren waaruit het gebruik van de rechtenvrij ingevoerde/in het binnenland aangekochte goederen blijkt (hoofdstukken 4.26 en 4.30 en aanhangsel 23 van het Handboek I 04-09); hij moet met andere woorden een verbruiksregister bijhouden. Dit register moet door een externe accountant worden goedgekeurd die een verklaring moet afgeven dat de voorgeschreven registers en administratie zijn onderzocht en dat de op grond van aanhangsel 23 verstrekte informatie in alle opzichten met de werkelijkheid overeenstemt. Deze bepalingen zijn echter slechts van toepassing op voorafgaande vergunningen die op of na 13 mei 2005 zijn afgegeven. Voor voorafgaande vergunningen die voor die datum zijn afgegeven gelden de vroegere controlevoorschriften, dat wil zeggen dat de houders een waarheidsgetrouwe boekhouding moeten voeren van het onder de vergunningen vallende gebruik van ingevoerde goederen in de vorm die is voorgeschreven in aanhangsel 18 (hoofdstuk 4.30 en aanhangsel 18 Handboek I 02-07). |
(22) |
Wat de subregelingen betreft die in het nieuwe onderzoektijdvak zijn gebruikt door de medewerkende producent/exporteur, namelijk die voor fysieke uitvoer, heeft de Indiase overheid bepaald hoeveel en voor welke waarde goederen mogen worden ingevoerd en moeten worden uitgevoerd en dit is in de vergunning vermeld. Bovendien moeten de transacties op het moment van in- of uitvoer door ambtenaren op de vergunning worden genoteerd. Voor de hoeveelheden die in het kader van deze regelingen mogen worden ingevoerd, baseert de Indiase overheid zich op „standaard input-output-normen (SION's)”. Er zijn SION's vastgesteld voor de meeste producten, waaronder het betrokken product, en deze zijn gepubliceerd in het HOP II 04-09. |
(23) |
Ingevoerde inputs zijn niet overdraagbaar en moeten voor de vervaardiging van het exportproduct worden gebruikt. De uitvoer moet plaatsvinden binnen een bepaalde termijn na de afgifte van de vergunning (24 maanden met twee eventuele verlengingen van telkens zes maanden). |
(24) |
Het onderzoek wees uit dat de voorafgaande vergunningen voor de invoer van grondstoffen tijdens het nieuwe onderzoektijdvak vóór 13 mei 2005 waren verleend. Daarom werden de nieuwe onderzoeksvereisten van de Indiase autoriteiten (Handboek I 04-09), als hierboven beschreven in overweging 21 in de praktijk nog niet getest. Voorts kon de onderneming niet aantonen dat de verbruik- en voorraadregisters waren bijgehouden volgens de vorm die is vereist volgens hoofdstuk 4.30 en aanhangsel 18 van het Handboek I 02-07, als van toepassing op voorafgaande vergunningen die vóór 13 mei 2005 werden verleend. Gezien deze situatie wordt geoordeeld dat de onderzochte exporteur niet kon aantonen dat hij toen aan de eisen van het in- en uitvoerbeleid had voldaan. |
d) Reacties op de bevindingen van de Commissie
(25) |
De medewerkende exporteur die tijdens het nieuwe onderzoektijdvak had gebruikgemaakt van de regeling voorafgaande vergunningen, wees erop dat hij de gebruikte voorafgaande vergunningen vrijwillig had voorgelegd ter controle door een beëdigde accountant, hoewel deze vergunningen waren afgegeven vóór 13 mei 2005, volgens de vereisten van het Handboek I 04-09, en dat hiermee is bewezen dat thans een sluitend controlesysteem volgens de nieuwe bepalingen van het Handboek in gebruik is. |
(26) |
Een certificaat volgens het formaat van aanhangsel 23 van het Handboek, ondertekend door een beëdigde accountant en gedateerd op 1 februari 2008, werd inderdaad ingediend bij de diensten van de Commissie tijdens de controle bij de onderneming ter plaatse. Aangezien echter de voorafgaande vergunningen vanaf 2004 waren gedateerd en de nieuwe bepalingen van het Handboek er niet op van toepassing zijn, moet worden geconcludeerd dat dit een vrijwillige daad was van de onderneming en daaruit niet blijkt dat een daadwerkelijk controlesysteem door de Indiase overheid feitelijk werd toegepast. Voorts is niet aangetoond dat de teveel terugbetaalde bedragen als berekend door de beëdigde accountant, effectief aan de overheid werden terugbetaald. |
e) Conclusie
(27) |
De vrijstelling van invoerrechten is een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), en artikel 2, lid 2, van de basisverordening, dat wil zeggen een financiële bijdrage van de Indiase overheid waardoor de onderzochte exporteurs een voordeel hebben verkregen. |
(28) |
Verder is fysieke uitvoer in het kader van de regeling voorafgaande vergunningen rechtens van uitvoerprestaties afhankelijk; bijgevolg wordt deze regeling overeenkomstig artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding te geven. Een onderneming kan niet van deze regelingen gebruikmaken zonder zich tot uitvoer te verplichten. |
(29) |
De subregeling waarvan in dit geval gebruik werd gemaakt, kan niet worden beschouwd als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of voor vervangende inputs in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zij voldoet niet aan de strikte criteria die zijn vastgesteld in bijlage I, punt i), bijlage II (definitie van en regels voor terugbetaling van inputs) en bijlage III (definitie van en regels voor terugbetaling voor vervangende inputs) van de basisverordening. De Indiase overheid heeft haar controlesysteem of -procedure niet daadwerkelijk toegepast om na te gaan of, en in welke mate, de inputs bij de vervaardiging van het exportproduct zijn verbruikt (bijlage II, punt II.4, van de basisverordening en, in het geval van terugbetalingsregelingen voor vervangende inputs, bijlage III, punt II.2, van de basisverordening). De SION's zelf kunnen niet worden gebruikt om het werkelijke verbruik te controleren, omdat de Indiase overheid aan de hand van deze normen niet met voldoende nauwkeurigheid kan vaststellen hoeveel inputs verbruikt zijn bij de vervaardiging van de exportproducten. Bovendien heeft de Indiase overheid tijdens het nieuwe onderzoektijdvak geen daadwerkelijke controle verricht aan de hand van een correct gevoerd verbruiksregister. De Indiase overheid verrichtte ook geen verder onderzoek naar de werkelijk verbruikte inputs, hoewel dit normaliter vereist is als er geen effectief controlesysteem is (bijlage II, punt II.5, en bijlage III, punt II.3, van de basisverordening). |
(30) |
Deze subregeling geeft derhalve aanleiding tot compenserende maatregelen. |
f) Berekening van het subsidiebedrag
(31) |
Daar onderzochte subsidieregelingen geen toegestane terugbetalingsregelingen voor inputs of voor vervangende inputs zijn, bestaat het voordeel dat aanleiding geeft tot compenserende maatregelen, uit het bedrag aan invoerrechten waarvoor vrijstelling is verleend en dat in normale omstandigheden bij invoer van de inputs verschuldigd was geweest. In dit verband wordt opgemerkt dat de basisverordening niet slechts compenserende maatregelen toelaat wanneer er een „teveel” aan rechten wordt kwijtgescholden. Volgens artikel 2, lid 1, onder a), ii), en bijlage I, punt i), van de basisverordening kunnen compenserende maatregelen slechts worden genomen ten aanzien van het teveel aan terugbetaalde rechten indien aan de voorwaarden van de bijlagen II en III van de basisverordening is voldaan. Aan deze voorwaarden is in onderhavig geval niet voldaan. Indien niet kan worden aangetoond dat een daadwerkelijk controlesysteem aanwezig is, geldt de bovenstaande uitzondering inzake terugbetalingsregelingen niet en geldt de normale regel waarbij het totale bedrag aan niet-betaalde rechten (gederfde inkomsten) tot compenserende maatregelen aanleiding geeft, en niet alleen het terugbetaalde bedrag dat dat van de invoerrechten overschrijdt. Volgens bijlage II, punt II, en bijlage III, punt II, van de basisverordening is het niet de taak van de onderzoekende autoriteit om te berekenen of een te hoog bedrag aan rechten is kwijtgescholden. Integendeel, volgens artikel 2, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening dient deze autoriteit alleen aan te tonen dat er geen daadwerkelijk controlesysteem is. |
(32) |
De hoogte van de subsidies die in het kader van de voorafgaande vergunning zijn toegekend, werd berekend door het bedrag te nemen van de in het kader van de subregeling niet-geïnde invoerrechten (gewone douanerechten en bijzonder aanvullend douanerecht) die van toepassing waren op het ingevoerde materiaal die in het nieuwe onderzoektijdvak voor het betrokken product werden gebruikt (teller van de breuk). Overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening werden kosten die ter verkrijging van de subsidie moesten worden gemaakt, van dit bedrag afgetrokken indien verzoeken daartoe gerechtvaardigd waren. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werden de aldus verkregen bedragen omgeslagen over de waarde van de uitvoer van het betrokken product in het nieuwe onderzoektijdvak, omdat de subsidie afhankelijk was van uitvoerprestaties en niet werd verleend op basis van gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. |
(33) |
Op deze wijze werd vastgesteld dat uit hoofde van deze regeling in het nieuwe onderzoektijdvak een subsidie van 0,3 % aan de medewerkende producent was toegekend. |
2. „Duty Entitlement Passbook”-regeling („DEPBS-regeling”)
a) Rechtsgrondslag
(34) |
De DEPBS-regeling is beschreven in punt 4.3 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 en in hoofdstuk 4 van het Handboek I 04-09. |
b) Subsidiabiliteit
(35) |
Alle producenten/exporteurs of handelaren/exporteurs komen voor deze regeling in aanmerking. |
c) Toepassing in de praktijk van de DEPBS-regeling
(36) |
Een exporteur die aan de voorwaarden voldoet, kan in het kader van de DEPBS-regeling om de toekenning van „punten” verzoeken die berekend worden in verhouding tot de waarde van de in het kader van deze regeling uitgevoerde producten. De Indiase autoriteiten hebben DEPBS-percentages vastgesteld voor de meeste goederen, waaronder het betrokken product. Zij worden vastgesteld op basis van SION's, waarbij wordt uitgegaan van een bepaalde hoeveelheid ingevoerde inputs die in het exportproduct zouden zijn verwerkt, en van de op die inputs toepasselijke douanerechten, ongeacht of deze invoerrechten daadwerkelijk zijn betaald. |
(37) |
Om voor de voordelen van deze regeling in aanmerking te komen, moet een onderneming exporteren. Op de aangifte ten uitvoer moet dan worden vermeld dat de uitvoer plaatsvindt in het kader van de DEPBS-regeling. De Indiase douane geeft bij verzending een ladingsbrief voor de uitvoer af. Daarin is onder meer het aantal punten vermeld dat in het kader van de DEPBS-regeling wordt toegekend voor die uitvoertransactie. Op dat ogenblik weet de exporteur welk voordeel hij zal ontvangen. Zodra de douaneautoriteiten een ladingsbrief voor de uitvoer afgeven, heeft de Indiase overheid geen zeggenschap meer over de toewijzing van punten in het kader van de DEPBS-regeling. Het DEPBS-percentage dat wordt gebruikt om het voordeel te berekenen, is het percentage dat geldt op het ogenblik waarop de uitvoeraangifte wordt ingediend. |
(38) |
De DEPBS-punten zijn vrij overdraagbaar en zijn vanaf de toekenning twaalf maanden geldig. Deze punten kunnen worden gebruikt om de douanerechten te betalen bij de latere invoer van goederen waarop geen invoerbeperking rust, met uitzondering van kapitaalgoederen. Met dergelijke punten ingevoerde goederen kunnen op de binnenlandse markt worden verkocht (waar zij aan omzetbelasting zijn onderworpen) of op een andere wijze worden gebruikt. |
(39) |
Aanvragen voor DEPBS-punten worden elektronisch opgeslagen en kunnen een onbeperkt aantal exporttransacties beslaan. Feitelijk bestaan er geen strikte termijnen om aanvragen voor DEPBS-punten in te dienen. Het elektronische systeem dat wordt gebruikt voor het beheer van de DEPBS-regeling sluit niet automatisch exporttransacties uit die worden ingediend na afloop van de in hoofdstuk 4.47 van het Handboek I 04-09 genoemde termijnen. Bovendien kunnen verzoeken om aanvragen die worden ontvangen na afloop van de termijnen voor de indiening van verzoeken, altijd in overweging worden genomen tegen betaling van een kleine boete (10 % van het recht), zoals duidelijk wordt bepaald in hoofdstuk 9.3 van het Handboek I 04-09. |
d) Reacties op de mededeling van de bevindingen van de Commissie
(40) |
Eén medewerkende exporteur voerde aan dat alle door de onderneming verkregen DEPBS-punten waren gebruikt om materialen in te voeren die werden gebruikt voor de productie van het betrokken product, ondanks het feit dat zij in beginsel, zoals boven aangegeven, ook voor andere doeleinden mochten worden gebruikt. Deze exporteur hield daarom staande dat het feitelijke gebruik van de DEPBS-punten in dit verband overeenstemde met een normale terugbetalingsregeling voor inputs, en dat bijgevolg compenserende maatregelen alleen moesten worden genomen, wanneer teveel rechten waren kwijtgescholden. Volgens artikel 2, lid 1, onder a), ii), en bijlage I, punt i), van de basisverordening kunnen compenserende maatregelen echter slechts worden genomen ten aanzien van het teveel aan terugbetaalde rechten indien aan de voorwaarden van de bijlagen II en III van de basisverordening is voldaan. Aan deze voorwaarden is in dit geval niet voldaan, zoals uitgelegd in overweging 43. Dit betekent dat de normale regel waarbij het totale bedrag aan niet-betaalde rechten (gederfde inkomsten) tot compenserende maatregelen aanleiding geeft, geldt, en niet alleen het terugbetaalde bedrag dat dat van de invoerrechten overschrijdt. |
e) Conclusies over de DEPBS-regeling
(41) |
In het kader van de DEPBS-regeling worden subsidies verleend in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), en artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De punten die in het kader van de DEPBS-regeling worden toegekend, zijn een financiële bijdrage van de Indiase overheid, aangezien deze punten uiteindelijk zullen worden gebruikt om invoerrechten te betalen, waardoor de Indiase overheid inkomsten derft die haar anders zouden toekomen. Verder verkrijgt de exporteur door de Passbook-punten een voordeel, want zijn liquiditeit wordt hierdoor verbeterd. |
(42) |
De DEPBS-regeling is rechtens afhankelijk van uitvoerprestaties, en derhalve wordt zij geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening. |
(43) |
Deze regeling kan niet worden beschouwd als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of voor vervangende inputs in de zin van artikel 2, punt 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zij voldoet niet aan de strikte criteria die zijn vastgesteld in bijlage I, punt i), bijlage II (definitie van en regels voor terugbetaling van inputs) en bijlage III (definitie van en regels voor terugbetaling voor vervangende inputs) van de basisverordening. De exporteur is niet verplicht de goederen die vrij van rechten werden ingevoerd, ook echt te verbruiken tijdens het productieproces en de punten worden niet toegekend in verhouding tot de werkelijk gebruikte inputs. Bovendien is er geen systeem of procedure aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke inputs bij de vervaardiging van het exportproduct zijn gebruikt, dan wel of te veel invoerrechten werden terugbetaald in de zin van bijlage I, punt i), en de bijlagen II en III van de basisverordening. Ten slotte kan een exporteur voor de voordelen van de DEPBS-regeling in aanmerking komen ook al voert hij geen inputs in. Om voor de regeling in aanmerking te komen, is het voldoende dat hij goederen uitvoert; hij hoeft niet aan te tonen dat inputs werden ingevoerd. Zo komen zelfs exporteurs die al hun inputs op de binnenlandse markt aankopen en die geen goederen invoeren die als inputs kunnen worden gebruikt, toch voor de regeling (DEPBS) in aanmerking. |
f) Berekening van het subsidiebedrag
(44) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, en artikel 5 van de basisverordening werd het tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidiebedrag berekend aan de hand van het voordeel voor de verkrijger in het nieuwe onderzoektijdvak. Het voordeel werd geacht te zijn verkregen op het ogenblik waarop een uitvoertransactie in het kader van deze regeling plaatsvond. Op dat ogenblik derft de Indiase overheid de douanerechten, hetgeen betekent dat zij een financiële bijdrage levert in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zodra de douane een ladingsbrief heeft afgegeven — waarin onder meer het aantal punten is vermeld dat voor de exporttransactie wordt toegekend — heeft de Indiase overheid geen zeggenschap meer over het al dan niet verlenen van de subsidie en evenmin over het subsidiebedrag. Bovendien hebben de medewerkende producenten/exporteurs de DEPBS-punten geboekt als inkomsten op het ogenblik dat de uitvoer plaatsvond. |
(45) |
Indien dit gerechtvaardigd werd geacht, werden de kosten die gemaakt moesten worden om de subsidie te verkrijgen, afgetrokken van het op deze wijze vastgestelde bedrag aan punten om het bedrag van de subsidie vast te stellen (de teller) overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag omgeslagen over de totale uitvoer in het nieuwe onderzoektijdvak (de noemer), omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet van gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. |
(46) |
Op deze wijze werd vastgesteld dat uit hoofde van deze regeling in het nieuwe onderzoektijdvak een subsidie van 6,2 % en 5,7 % aan de medewerkende producenten/exporteurs was toegekend. |
3. Regeling exportbevordering kapitaalgoederen (EPCG)
a) Rechtsgrondslag
(47) |
De regeling exportbevordering kapitaalgoederen is beschreven in hoofdstuk 5 van het document in- en uitvoerbeleid 04-09 en hoofdstuk 5 van het Handboek I 04-09. |
b) Subsidiabiliteit
(48) |
Voor deze regeling komen exporteurs/producenten, exporteurs/handelaren die banden hebben met ondersteunende fabrikanten en dienstverleners in aanmerking. |
c) Praktische uitvoering
(49) |
Indien een onderneming zich tot uitvoer verplicht, mag zij kapitaalgoederen (nieuwe en sedert april 2003 ook tweedehandse kapitaalgoederen die niet ouder zijn dan tien jaar) tegen een verlaagd recht invoeren. Hiertoe geeft de Indiase overheid op verzoek en na betaling van een vergoeding een vergunning voor exportbevordering van kapitaalgoederen af. Tot 31 maart 2000 gold een recht van 11 % (inclusief 10 % toeslag) en voor goederen met een hoge waarde een nulrecht. Sedert april 2000 geldt een verlaagd invoerrecht van 5 % voor alle kapitaalgoederen die in het kader van de regeling worden ingevoerd. Om de verplichting tot uitvoer na te komen, moeten de ingevoerde kapitaalgoederen worden gebruikt om in een bepaalde periode een bepaalde hoeveelheid exportgoederen te vervaardigen. |
(50) |
De houder van een vergunning in het kader van deze regeling mag de kapitaalgoederen ook op de binnenlandse markt aankopen. In dat geval mag de binnenlandse fabrikant de onderdelen die nodig zijn om deze kapitaalgoederen te vervaardigen, vrij van rechten invoeren. Ook kan de binnenlandse fabrikant in aanmerking komen voor de voordelen van de regeling „met uitvoer gelijkgestelde verkoop” voor de levering van kapitaalgoederen aan de houder van een vergunning voor exportbevordering van kapitaalgoederen. |
d) Conclusie over de regeling exportbevordering kapitaalgoederen
(51) |
In het kader van de regeling exportbevordering kapitaalgoederen worden subsidies verleend in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), en lid 2, van de basisverordening. De verlaagde rechten zijn een financiële bijdrage van de Indiase overheid, aangezien zij hierdoor inkomsten derft. Bovendien hebben de exporteurs door deze rechtenverlaging een voordeel verkregen, omdat hun liquiditeit door het niet betalen van rechten is verbeterd. |
(52) |
Bovendien is de regeling exportbevordering kapitaalgoederen rechtens afhankelijk van uitvoerprestaties, aangezien vergunningen in het kader van deze regeling niet kunnen worden verkregen zonder zich tot uitvoer te verplichten. Daarom wordt deze regeling geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen overeenkomstig artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening. |
(53) |
Uiteindelijk kan deze regeling niet beschouwd worden als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of voor vervangende inputs in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. Kapitaalgoederen vallen niet onder deze toegelaten regelingen zoals bepaald in bijlage I, onder i), van de basisverordening omdat zij niet worden verbruikt bij de vervaardiging van het exportproduct. |
e) Berekening van het subsidiebedrag
(54) |
Het subsidiebedrag werd overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de basisverordening berekend door de niet-betaalde douanerechten op ingevoerde kapitaalgoederen te spreiden over een periode die overeenstemt met de normale afschrijvingstermijn voor die goederen in de betrokken sector. Overeenkomstig de vaste praktijk werd het aldus berekende bedrag aan het nieuwe onderzoektijdvak toegerekend en gecorrigeerd door de toevoeging van de rente over dit onderzoektijdvak om het volledige voordeel in die periode vast te stellen. De toegevoegde rente stemde overeen met het commerciële langetermijnrentetarief dat in India in het nieuwe onderzoektijdvak van toepassing was. Indien verzoeken daartoe gerechtvaardigd waren, werden de kosten die moesten worden gemaakt om de subsidie te verkrijgen overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening van dit bedrag afgetrokken, waarna het subsidiebedrag als teller van de breuk diende. Overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 3, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag omgeslagen over de uitvoer in het nieuwe onderzoektijdvak (de noemer), omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet van gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. |
(55) |
Op deze wijze werd vastgesteld dat uit hoofde van deze regeling in het nieuwe onderzoektijdvak een subsidie van 0,7 % en 0,3 % aan de medewerkende producenten was toegekend. |
f) Reacties op de bevindingen van de Commissie
(56) |
Eén medewerkende exporteur wees op een vergissing in de aanvankelijk gebruikte methode voor de berekening van de voordelen van de EPCG, in het bijzonder wat betreft het gebruikte rentepercentage. Deze vergissing, die gevolgen had gehad voor beide medewerkende exporteurs, werd rechtgezet. |
4. Income Tax Exemption Scheme („ITES”, regeling vrijstelling van inkomstenbelasting bij uitvoer)
(57) |
In het kader van deze regeling kunnen exporteurs profiteren van het voordeel van een gedeeltelijke vrijstelling van de inkomstenbelasting op winsten uit export. De rechtsgrondslag voor deze vrijstelling is afdeling 80 HHC van de Inkomstenbelastingwet. |
(58) |
Deze bepaling geldt niet meer vanaf het aangiftejaar 2005-2006 (d.w.z. voor het boekjaar van 1 april 2004 tot en met 31 maart 2005); op grond van afdeling 80 HHC van de Inkomstenbelastingwet kunnen dus na 31 maart 2004 geen voordelen meer worden verkregen. De medewerkende producenten/exporteurs hebben in het nieuwe onderzoektijdvak geen voordeel meer verkregen op grond van deze regeling. Daar de regeling is ingetrokken, zullen daartegen, overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de basisverordening, geen compenserende maatregelen worden genomen. |
a) Rechtsgrondslag
(59) |
Deze regeling is gebaseerd op afdeling 80 I A van de Inkomstenbelastingwet. Deze bepaling werd in de Inkomstenbelastingwet ingevoerd door de Begrotingswet van 2001. |
b) Subsidiabiliteit
(60) |
Afdeling 80 I A van de Inkomstenbelastingwet is van toepassing op ondernemingen die infrastructuurfaciliteiten opzetten, met inbegrip van de opwekking en distributie van elektriciteit, in heel India. |
c) Praktische uitvoering
(61) |
Volgens de bepalingen van afdeling 80 I A van de Inkomstenbelastingwet wordt de winst die wordt gegenereerd door activiteiten voor de opwekking van elektriciteit gedurende tien opeenvolgende jaren van de eerste vijftien bedrijfsjaren van de productie-eenheid vrijgesteld van winstbelasting. De productie-eenheid in kwestie moet nieuw zijn en in de periode van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2010 in bedrijf genomen zijn. |
(62) |
De berekening van de verlaging van de inkomstenbelasting maakt deel uit van de jaarlijkse belastingaangiften van de onderneming, en wordt samen met de winst-en-verliesrekeningen en andere financiële verklaringen van de onderneming gecontroleerd. Hierbij moeten de regels van de Inkomstenbelastingwet worden nageleefd, namelijk dat de boekhoudkundige waardering van de gegenereerde elektriciteit haar marktwaarde moet weerspiegelen. De inkomstenbelastingautoriteiten moeten nagaan of de berekening van de verlaging van de inkomstenbelasting overeenstemt met de regels van de Inkomstenbelastingwet en met de gecontroleerde rekeningen van de onderneming. In de praktijk is uit het onderzoek gebleken dat de autoriteiten de berekeningen hebben gecontroleerd en waar nodig correcties hebben doorgevoerd. |
(63) |
Uit het onderzoek is ook gebleken dat beide onderzochte producenten/exporteurs interne elektriciteitscentrales hadden opgericht als onderdeel van hun eenheden voor grafietproductie. Zij hebben daarom verzocht om de desbetreffende verlaging van de inkomstenbelasting overeenkomstig de bepalingen van de Inkomstenbelastingwet. |
d) Conclusie inzake de Regeling vrijstelling inkomstenbelasting volgens afdeling 80 I A van de Inkomstenbelastingwet
(64) |
De vrijstelling van inkomstenbelasting is een subsidie in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), en artikel 2, lid 2, van de basisverordening, dat wil zeggen een financiële bijdrage van de Indiase overheid waardoor de onderzochte exporteurs een voordeel hebben verkregen. |
(65) |
Uit het onderzoek is echter gebleken dat de toegang tot de ITES-regeling volgens afdeling 80 I A van de Inkomstenbelastingwet niet beperkt blijft tot bepaalde ondernemingen in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening. De regeling blijkt toegankelijk te zijn voor alle ondernemingen op basis van objectieve criteria. In dit geval is ook geen ander bewijsmateriaal gevonden dat de regeling specifiek zou zijn. |
(66) |
Voorts is de regeling gebonden aan een ander product (elektriciteit) dan het betrokken product en de voordelen die uit de regeling voortvloeien, komen bijgevolg voort uit een activiteit die niet de verkoop is van het betrokken product. In deze omstandigheden worden de voordelen voor de betrokken exporteurs in het kader van deze regeling niet beschouwd als tot compenserende maatregelen aanleiding gevend. |
5. Regeling vrijstelling elektriciteitsheffing (EDE)
(67) |
In het kader van het beleid tot stimulering van de industrie van 2004 verleent de deelstaat Madhya Pradesh vrijstelling van de heffing op het elektriciteitsverbruik aan ondernemingen die investeren in de opwekking van elektriciteit voor intern verbruik. |
a) Rechtsgrondslag
(68) |
De beschrijving van de regeling van de vrijstelling van de heffing op het elektriciteitsverbruik, zoals zij wordt toegepast door de overheid van Madhya Pradesh staat in afdeling 3-B van de Wet Elektriciteitsheffing uit 1949. |
b) Subsidiabiliteit
(69) |
Alle ondernemingen die in het jurisdictiegebied van de overheid van Madhya Pradesh zijn gevestigd en die investeren in nieuwe interne elektriciteitscentrales. |
c) Praktische uitvoering
(70) |
Volgens een mededeling van 29 september 2004 van de overheid van Madhya Pradesh kunnen ondernemingen of personen die investeren in nieuwe interne elektriciteitscentrales met een capaciteit van meer dan 10 KW bij de inspectie Elektriciteit van Madhya Pradesh een certificaat verkrijgen tot vrijstelling van de heffing op het elektriciteitsverbruik. De vrijstelling wordt slechts verleend voor elektriciteit die wordt opgewekt voor eigen verbruik, en alleen indien de nieuwe interne elektriciteitscentrale geen oudere vervangt. De vrijstelling wordt verleend voor vijf jaar. |
(71) |
Een mededeling van de overheid van Madhya Pradesh van 5 april 2005 verleende aan de nieuwe elektriciteitscentrale van een van de aan dit onderzoek medewerkende producenten/exporteurs voor een periode van tien jaar een vrijstelling van de heffing op het elektriciteitsverbruik. |
d) Reacties op de bevindingen van de Commissie
(72) |
De medewerkende exporteur die van de heffing op het elektriciteitsverbruik was vrijgesteld, hield staande dat de EDE-regeling niet specifiek is en zonder onderscheid op alle subsidiabele ondernemingen wordt toegepast. Volgens deze exporteur werd de aanvankelijke praktijk om een vrijstelling van vijf jaar te verlenen later door de overheid van Madhya Pradesh uitgebreid tot tien jaar. In hun antwoorden werd van deze beleidswijziging echter noch door de medewerkende exporteur, noch door de Indiase overheid schriftelijk melding gemaakt. |
e) Conclusie over de vrijstelling van de heffing op het elektriciteitsverbruik
(73) |
In het kader van deze regeling wordt een subsidie verleend in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), ii), en lid 2, van de basisverordening. Het gaat immers om een financiële bijdrage van de overheid van Madhya Pradesh die hierdoor inkomsten derft. Bovendien verkrijgt de ontvanger van de bijdrage hierdoor een voordeel. |
(74) |
Hoewel het beleid tot stimulering van de industrie van 2004 en de mededeling van de overheid van Madhya Pradesh van 29 september 2004 voorzien in een periode van vrijstelling van vijf jaar, werd aan de betrokken producent/exporteur een vrijstelling verleend van tien jaar. Deze aanmoediging lijkt dus niet te zijn verleend op basis van criteria en voorwaarden die duidelijk in de wet- of regelgeving of enig ander officieel document zijn neergelegd. |
f) Berekening van het subsidiebedrag
(75) |
Het voordeel voor de producent/exporteur is het bedrag van de heffing op het elektriciteitsverbruik dat normalerwijze in het nieuwe onderzoektijdvak verschuldigd zou zijn geweest, maar die in het kader van deze regeling niet werd betaald. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd het subsidiebedrag omgeslagen over de totale verkoop in het nieuwe onderzoektijdvak, omdat de subsidie was toegekend op basis van de — binnenlandse en buitenlandse — verkoop en niet op basis van gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. |
(76) |
Voor een onderneming werd aldus in het kader van bedoelde regeling een subsidiemarge van 0,7 % vastgesteld. |
III. Totaal van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies
(77) |
Er wordt aan herinnerd dat in Verordening (EG) nr. 1628/2004 het bedrag aan tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies voor de beide aan dit gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek medewerkende producenten/exporteurs respectievelijk 15,7 % en 7 % ad valorem bedroeg. |
(78) |
Tijdens dit gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek werd vastgesteld dat de percentages van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies ad valorem als volgt waren:
|
IV. Compenserende maatregelen
(79) |
Overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening en de gronden van dit gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek die worden genoemd in punt 3 van het bericht van inleiding, wordt bepaald dat de subsidiemarge voor de medewerkende producenten/exporteurs is gewijzigd en dat het compenserende recht dat voor deze producenten/exporteurs is ingesteld op grond van Verordening (EG) nr. 1628/2004, dienovereenkomstig moet worden gewijzigd. |
(80) |
Het onderzochte compenserende recht resulteerde uit parallelle antisubsidiërings- en antidumpingonderzoeken („de oorspronkelijke onderzoeken”). Volgens artikel 24, lid 1, van de basisverordening en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (5), werden de antidumpingrechten die waren ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1629/2004 aangepast in die zin dat de subsidiebedragen en de dumpingmarges op dezelfde basis stoelden. |
(81) |
Met uitzondering van EDE (Vrijstelling heffing elektriciteit) bleken de onderzochte subsidieregelingen die tot compenserende maatregelen aanleiding gaven in het kader van de lopende onderzoeksprocedure, exportsubsidies te zijn in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening. |
(82) |
Het is bijgevolg passend dat het antidumpingrecht opnieuw wordt aangepast aan de nieuwe subsidieniveaus als vastgesteld in dit onderzoek, voor zover het exportsubsidies betreft. Bovendien mag overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de basisverordening het niveau van de compenserende rechten niet hoger zijn dan de schademarge van het oorspronkelijke onderzoek. Gezien de hoge mate van medewerking (100 %) werd evenals in het oorspronkelijke onderzoek de residuele subsidiemarge vastgesteld op het niveau van de marge voor de onderneming met de hoogste individuele marge. |
(83) |
Bijgevolg dienen de niveaus van de compenserende en antidumpingrechten als volgt worden aangepast:
|
(84) |
Eén medewerkende exporteur beweerde dat het antidumpingrecht niet moest worden gewijzigd, omdat dit gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek beperkt bleef tot de subsidiemarge. |
(85) |
In dit verband wordt eraan herinnerd dat het bericht van inleiding van het huidige onderzoek verklaarde dat voor ondernemingen die onderworpen zijn aan zowel antidumpingmaatregelen als compenserende maatregelen, de antidumpingmaatregel bij wijziging van de compenserende maatregel dienovereenkomstig kan worden aangepast. De wijziging van de antidumpingmaatregelen is niet het resultaat van nieuwe bevindingen inzake het dumpingniveau, maar een automatisch gevolg van het feit dat de oorspronkelijke dumpingmarges werden aangepast aan het niveau van de vastgestelde exportsubsidies, en deze laatste nu werden herzien. |
(86) |
De in deze verordening gespecificeerde compenserende rechten voor specifieke ondernemingen weerspiegelen de tijdens het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek vastgestelde situatie. Deze rechten zijn dus uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product dat door deze ondernemingen is vervaardigd. Producten van andere ondernemingen die niet specifiek in het dispositief van deze verordening zijn vermeld, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek vermelde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking; op deze producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”. |
(87) |
Verzoeken in verband met de toepassing van een individueel compenserend recht (bijvoorbeeld na een naamswijziging van de onderneming of na de oprichting van een nieuwe productie- of handelsmaatschappij) moeten onverwijld aan de Commissie worden gericht (6) en vergezeld gaan van alle relevante gegevens, met name over wijzigingen in de activiteiten van de onderneming die verband houden met de productie, de binnenlandse verkoop en de uitvoer die bijvoorbeeld tot die naamswijziging of de oprichting van een productie- of handelsmaatschappij hebben geleid. Indien nodig heeft de Commissie hierbij de bevoegdheid om de verordening na overleg in het Raadgevend Comité te wijzigen door de lijst van de ondernemingen waarop individuele rechten van toepassing zijn te actualiseren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1628/2004 wordt vervangen door:
„2. Het definitieve compenserende recht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, voor producten die worden vervaardigd door de hieronder vermelde ondernemingen bedraagt:
Onderneming |
Definitief recht |
Aanvullende TARIC-code |
Graphite India Limited (GIL), 31 Chowringhee Road, Kolkatta — 700016, West Bengal |
6,3 % |
A530 |
Hindustan Electro Graphite (HEG) Limited, Bhilwara Towers, A-12, Sector 1, Noida — 201301, Uttar Pradesh |
7,0 % |
A531 |
Alle andere |
7,2 % |
A999” |
Artikel 2
Artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1629/2004 wordt vervangen door:
„2. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, voor producten die worden vervaardigd door de hieronder vermelde ondernemingen bedraagt:
Onderneming |
Definitief recht |
Aanvullende TARIC-code |
Graphite India Limited (GIL), 31 Chowringhee Road, Kolkatta — 700016, West Bengal |
9,4 % |
A530 |
Hindustan Electro Graphite (HEG) Limited, Bhilwara Towers, A-12, Sector 1, Noida — 201301, Uttar Pradesh |
0 % |
A531 |
Alle andere |
8,5 % |
A999” |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2008.
Voor de Raad
De voorzitter
M. BARNIER
(1) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1.
(2) PB L 295 van 18.9.2004, blz. 4.
(3) PB L 295 van 18.9.2004, blz. 10.
(4) PB C 230 van 2.10.2007, blz. 9.
(5) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.
(6) Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, Kamer N-105 4/92, B-1049 Brussel.