This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32007D0573
Decision No 573/2007/EC of the European Parliament and of the Council of 23 May 2007 establishing the European Refugee Fund for the period 2008 to 2013 as part of the General programme Solidarity and Management of Migration Flows and repealing Council Decision 2004/904/EC
Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma Solidariteit en beheer van de migratiestromen en tot intrekking van Beschikking 2004/904/EG van de Raad
Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma Solidariteit en beheer van de migratiestromen en tot intrekking van Beschikking 2004/904/EG van de Raad
PB L 144 van 6.6.2007, p. 1–21
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
6.6.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 144/1 |
BESCHIKKING Nr. 573/2007/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 mei 2007
tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” en tot intrekking van Beschikking 2004/904/EG van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, lid 2, onder b),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht voorziet het Verdrag in de aanneming, enerzijds van maatregelen die erop gericht zijn het vrije verkeer van personen te waarborgen, in samenhang met begeleidende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel en immigratie, en anderzijds van maatregelen op het gebied van asiel, immigratie en de vrijwaring van de rechten van onderdanen van derde landen. |
(2) |
De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst in Tampere van 15 en 16 oktober 1999 zijn streven bevestigd om een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen. Met het oog hierop dient een gemeenschappelijk Europees beleid inzake asiel en migratie tegelijkertijd gericht te zijn op een eerlijke behandeling van onderdanen van derde landen en een beter beheer van de migratiestromen. Een gemeenschappelijk asielbeleid, dat een gemeenschappelijk Europees asielstelsel omvat, dient een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Europese Unie te zijn om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen, die openstaat voor diegenen die onder druk van de omstandigheden op wettige wijze in de Europese Unie bescherming zoeken. |
(3) |
Deze beschikking eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 (hierna „Het Verdrag van Genève” genoemd). |
(4) |
Met betrekking tot de behandeling van personen die onder de werkingssfeer van deze beschikking vallen, zijn de lidstaten gebonden aan hun verplichtingen uit hoofde van de instrumenten van internationaal recht, waarbij zij partij zijn en die discriminatie verbieden. |
(5) |
Bij de toepassing van deze beschikking moeten de lidstaten, voor zover van toepassing, in eerste instantie de „belangen van het kind” in overweging nemen, in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind. |
(6) |
De uitvoering van een dergelijk beleid moet berusten op solidariteit tussen de lidstaten en veronderstelt mechanismen die een evenwicht bevorderen tussen de inspanningen van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van vluchtelingen en ontheemden. Daartoe is voor de periode 2000-2004 bij Beschikking 2000/596/EG van de Raad (4) het Europees Vluchtelingenfonds ingesteld. Deze beschikking is vervangen door Beschikking 2004/904/EG van de Raad van 2 december 2004 tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2005-2010 (5). Hiermee werd blijvende solidariteit tussen de lidstaten gewaarborgd in het licht van de recent goedgekeurde Gemeenschapswetgeving op het gebied van asiel, rekening houdend met de bij de uitvoering van het Europees Vluchtelingenfonds in de periode 2000-2004 opgedane ervaring. |
(7) |
In het Haags Programma heeft de Europese Raad van 4-5 november 2004 een reeks doelstellingen en prioriteiten vastgesteld om het gemeenschappelijk Europees asielstelsel in de tweede fase verder te ontwikkelen. |
(8) |
De Europese Raad wees er met name op dat de EU in een geest van gedeelde verantwoordelijkheid een bijdrage moet leveren aan een beter toegankelijk, rechtvaardiger en doeltreffender internationaal systeem van bescherming en in een zo vroeg mogelijke fase toegang moet verschaffen tot bescherming en duurzame oplossingen, en drong aan op de ontwikkeling van regionale beschermingsprogramma's van de EU, waaronder een gezamenlijk hervestigingsprogramma voor de lidstaten die aan een dergelijk programma wensen deel te nemen. |
(9) |
De Europese Raad drong er tevens op aan passende structuren op te richten waarbij de nationale asieldiensten van de lidstaten zijn betrokken, ter vergemakkelijking van de praktische en constructieve samenwerking, de uitwerking van één enkele in de gehele EU geldende procedure, het gezamenlijk vergaren, beoordelen en hanteren van informatie over landen van herkomst en het aanpakken van bijzondere omstandigheden waardoor asielstelsels en opvangfaciliteiten onder druk komen te staan, onder meer als gevolg van geografische ligging. |
(10) |
Er dient een nieuw Europees Vluchtelingenfonds (hierna het „Fonds” genoemd) te worden ingesteld in het licht van de oprichting van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen, het Fonds voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal in de EU verblijven en het Fonds voor de buitengrenzen voor de periode 2007-2013, als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen”, met name met het oog op de vaststelling van gemeenschappelijke regelingen inzake beheer, controle en evaluatie. |
(11) |
Het doel en de werkingssfeer van het fonds laten in geen geval de ondersteuning toe van maatregelen ten behoeve van gebieden en centra om mensen in derde landen vast te houden. |
(12) |
De duur van het Fonds moet worden aangepast aan de duur van het meerjarig financieel kader zoals dit is neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (6). |
(13) |
Deze beschikking maakt deel uit van een coherent kader — met inbegrip van Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (7), Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (8), en Beschikking 2007/.../EG van de Raad van ... tot instelling van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (9) en dat gericht is op een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de lidstaten, met name de financiële lasten die voortvloeien uit de invoering van een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie en uit het gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid dat is ontwikkeld overeenkomstig titel IV van deel 3 van het Verdrag. |
(14) |
De door de lidstaten geleverde inspanningen om vluchtelingen, ontheemden en begunstigden van subsidiaire bescherming, overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft en de inhoud van de verleende bescherming (10), passende opvang te bieden, billijke en doeltreffende asielprocedures toe te passen en goede praktijken inzake asielaangelegenheden te bevorderen, moeten worden gesteund en verbeterd, teneinde de rechten van hen die internationale bescherming behoeven, te beschermen en ervoor te zorgen dat de asielstelsels van de lidstaten efficiënt werken. |
(15) |
De integratie van vluchtelingen in de samenleving van het land waarin zij zijn gevestigd, is een van de doelstellingen van het Verdrag van Genève. Voor deze personen moeten ook de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie opgenomen waarden gelden. Met het oog daarop dienen maatregelen van de lidstaten waarmee hun sociale, economische en culturele integratie wordt bevorderd, te worden gesteund, daar die integratie bijdraagt aan de economische en sociale samenhang waarvan de handhaving en de versterking in artikel 2 en in artikel 3, lid 1, onder k), van het Verdrag als een van de fundamentele taken van de Gemeenschap worden genoemd. |
(16) |
In het licht van het Haags Programma moet ervoor worden gezorgd dat de middelen van het Fonds zo doeltreffend mogelijk worden besteed om de doelstellingen van het asielbeleid van de Europese Unie te verwezenlijken, waarbij rekening dient te worden gehouden met het feit dat financiële bijstand nodig is voor hervestiging en praktische samenwerking tussen de lidstaten, omdat met deze twee instrumenten de druk op de opvangcapaciteit en het asielstelsel kan worden verlicht. |
(17) |
Het Fonds moet steun geven aan de inspanningen van de lidstaten ter vergroting van de capaciteit om asielbeleid te ontwikkelen, te monitoren en te evalueren, in het licht van hun verplichtingen in het kader van de communautaire wetgeving, en met name met het oog op praktische samenwerking tussen de lidstaten. |
(18) |
Het Fonds dient ook bijstand te verlenen voor de vrijwillige inspanningen van de lidstaten om vluchtelingen en ontheemden die volgens het Hoge Commissariaat voor de vluchtelingen (UNHCR) in aanmerking komen voor hervestiging, op hun grondgebied internationale bescherming en een duurzame oplossing te bieden, zoals de maatregelen die de lidstaten nemen om de behoefte aan hervestiging te beoordelen en de betrokken personen naar hun grondgebied over te brengen teneinde hen een stabiele legale status te bieden en hun integratie te bevorderen. |
(19) |
Gezien de aard van het Fonds dient bijstand te kunnen worden verleend voor vrijwillige, door de lidstaten overeengekomen initiatieven om de lasten te verdelen door personen die internationale bescherming genieten en degenen die om internationale bescherming verzoeken, van de ene lidstaat over te brengen naar een andere waar zij gelijkwaardige bescherming genieten. |
(20) |
Het Fonds dient tevens in staat te zijn om bijstand te verlenen voor gezamenlijke inspanningen van de lidstaten om vast te stellen welke methoden goed werken, deze informatie uit te wisselen en deze methoden te bevorderen, en om doeltreffende samenwerkingsstructuren te ontwikkelen om de kwaliteit van de besluitvorming in het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te verbeteren. |
(21) |
Voor de uitvoering van noodmaatregelen in verband met het bieden van tijdelijke bescherming in geval van een massale toestroom van ontheemden dient een financiële reserve te worden aangelegd overeenkomstig Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanningen van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (11). |
(22) |
Deze financiële reserve dient ook te kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om situaties op te vangen waarin grote aantallen personen hun land binnenkomen met mogelijke behoefte aan internationale bescherming, waardoor de opvangfaciliteiten of het asielstelsel onder grote druk komen te staan. Er dient te worden vastgesteld onder welke voorwaarden en volgens welke procedure in dergelijke situaties financiële bijstand kan worden toegekend. |
(23) |
De steun uit het Fonds zou doeltreffender en gerichter zijn indien de medefinanciering van de subsidiabele acties gebaseerd werd op een meerjarenprogramma, dat tussentijds wordt herzien, en een jaarlijks programma, dat elke lidstaat opstelt rekening houdend met zijn situatie en behoeften. |
(24) |
Aan elke lidstaat dient een vast bedrag te worden toegekend, maar tegelijkertijd blijft het billijk de jaarlijks beschikbare middelen te verdelen naar evenredigheid van de last die elke lidstaat draagt als gevolg van de inspanningen die hij zich getroost om vluchtelingen en ontheemden op te vangen, met inbegrip van vluchtelingen die internationale bescherming genieten in het kader van nationale programma's. |
(25) |
Personen die internationale bescherming genieten en een duurzame oplossing krijgen aangeboden in de vorm van hervestiging, dienen te worden meegerekend bij het aantal begunstigden van internationale bescherming dat meetelt voor de toewijzing van de jaarlijks beschikbare middelen aan de lidstaten. |
(26) |
Gezien het strategische belang van hervestiging van personen uit landen of regio's waarin regionale beschermingsprogramma's zullen worden uitgevoerd, dient extra financiële bijstand beschikbaar te zijn voor de hervestiging van personen uit de Westelijke Nieuwe Onafhankelijke Staten en uit Afrika bezuiden de Sahara, gebieden die daarvoor werden aangewezen in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over regionale beschermingsprogramma's van 1 september 2005 en in de conclusies van de Raad van 12 oktober 2005, en uit andere landen of regio's die in de toekomst worden aangewezen. |
(27) |
Tevens dient extra financiële bijstand beschikbaar te zijn voor hervestiging van bepaalde bijzonder kwetsbare categorieën personen voor wie hervestiging het best beantwoordt aan hun bijzondere behoeften. |
(28) |
In het kader van het gedeeld beheer zoals bedoeld in artikel 53, lid 1, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (12) (hierna het „Financieel Reglement” genoemd) moeten de voorwaarden waaronder de Commissie haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie kan uitoefenen, worden vastgesteld en de samenwerkingsverplichtingen van de lidstaten worden verduidelijkt. Door deze voorwaarden toe te passen, kan de Commissie zich ervan vergewissen dat de lidstaten het Fonds op een wettige en correcte manier gebruiken volgens het beginsel van goed financieel beheer in de zin van artikel 27 en artikel 48, lid 2, van het Financieel Reglement. |
(29) |
De lidstaten dienen de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het beheers- en controlesysteem goed werkt en om de kwaliteit van de uitvoering te verzekeren. Daartoe moet worden vastgesteld welke algemene beginselen en functies in alle programma's moeten zijn terug te vinden. |
(30) |
Overeenkomstig het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel zijn in de eerste plaats de lidstaten verantwoordelijk voor de uitvoering van en de controle op de bijstandsverlening door het Fonds. |
(31) |
De verplichtingen van de lidstaten op het gebied van de beheers- en controlesystemen, de certificering van de uitgaven en de preventie, opsporing en correctie van onregelmatigheden en inbreuken op het Gemeenschapsrecht moeten nader worden geregeld om ervoor te zorgen dat de meerjaren- en de jaarprogramma's efficiënt en correct worden uitgevoerd. Voor het beheer en de controle moet worden vastgesteld op welke manier de lidstaten ervoor zorgen dat de betrokken systemen worden ingevoerd en naar tevredenheid werken. |
(32) |
Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie inzake financiële controle dient de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten op dit gebied te worden aangemoedigd. |
(33) |
De doeltreffendheid en het effect van de acties die met geld uit het Fonds worden ondersteund, hangen mede af van de evaluatie en de verspreiding van de resultaten. Er moet formeel worden geregeld welke verantwoordelijkheden de lidstaten en de Commissie op dit gebied hebben, en hoe de betrouwbaarheid van de evaluaties en de kwaliteit van de betreffende informatie worden gewaarborgd. |
(34) |
Het belang van de zichtbaarheid van financiering door de Gemeenschap indachtig, dient de Commissie richtsnoeren te verstrekken om te bevorderen dat autoriteiten, niet-gouvernementele organisaties, internationale organisaties en andere entiteiten die een subsidie uit dit Fonds krijgen, de ontvangen steun goed zichtbaar maken, rekening houdend met de praktijk voor andere instrumenten in het kader van gezamenlijk beheer, zoals de Structuurfondsen. |
(35) |
De acties dienen te worden geëvalueerd met het oog op de tussentijdse herziening en effectbeoordeling, en in de regelingen voor het volgen van projecten dient evaluatie een vast onderdeel te zijn. |
(36) |
Deze beschikking stelt voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer. |
(37) |
Aangezien de doelstelling van deze beschikking, namelijk het bevorderen van een evenwicht tussen de inspanningen van de lidstaten voor de opvang van vluchtelingen en ontheemden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze beschikking niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(38) |
De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (13). |
(39) |
Daar de maatregel van deze beschikking betreffende de aanneming van strategische richtsnoeren een maatregel van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze beschikking, onder meer door bepaalde van deze onderdelen te schrappen of door deze beschikking met nieuwe niet-essentiële onderdelen aan te vullen, moet hij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing. Om redenen van doeltreffendheid moeten de normaal voor de regelgevingsprocedure met toetsing toepasselijke termijnen voor de aanneming van de strategische richtsnoeren worden ingekort. |
(40) |
Beschikking 2004/904/EG moet worden ingetrokken. |
(41) |
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, heeft Ierland bij brief van 6 september 2005 kennis gegeven van zijn wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze beschikking. |
(42) |
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, heeft het Verenigd Koninkrijk bij brief van 27 oktober 2005 kennis gegeven van zijn wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze beschikking. |
(43) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze beschikking, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken. |
(44) |
Overeenkomstig artikel 67, lid 2, tweede streepje, van het Verdrag, is de in artikel 251 van het Verdrag bedoelde procedure bij Besluit 2004/927/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing van de procedure zoals vastgelegd in artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op sommige gebieden die onder titel IV van het derde deel van dat Verdrag vallen (14), toepasselijk gemaakt op artikel 62, punt 1, punt 2, onder a), en punt 3, en artikel 63, punt 2, onder b), en punt 3, onder b), van het Verdrag, |
HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, DOELSTELLINGEN EN ACTIES
Artikel 1
Onderwerp en werkingssfeer
Om de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te versterken, en met het oog op de toepassing van het solidariteitsbeginsel tussen de lidstaten, wordt bij deze beschikking voor de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2013 het Europees Vluchtelingenfonds (hierna „het Fonds” genoemd) opgericht, als onderdeel van een coherent kader dat ook Beschikking nr. 574/2007/EG, Beschikking nr. 575/2007/EG en Beschikking 2007/…/EG omvat.
Bij deze beschikking wordt vastgesteld tot welke doelstellingen het Fonds bijdraagt, hoe uitvoering wordt gegeven aan het Fonds, welke financiële middelen beschikbaar zijn en volgens welke criteria deze verdeeld worden.
Daarnaast worden de regels voor het beheer van het Fonds, ook op financieel gebied, en de toezicht- en controlemechanismen vastgesteld, uitgaande van gedeelde verantwoordelijkheden van de Commissie en de lidstaten.
Artikel 2
Algemene doelstelling van het Fonds
1. De algemene doelstelling van het Fonds is de inspanningen van de lidstaten op het gebied van de opvang van vluchtelingen en ontheemden en bij het dragen van de gevolgen van die opvang te steunen en aan te moedigen door medefinanciering van de in deze beschikking bedoelde maatregelen, rekening houdend met de communautaire wetgeving op deze gebieden, en met volle inachtneming van de grondrechten.
2. Het Fonds draagt bij aan de financiering van technische bijstand die wordt verleend op initiatief van de lidstaten of de Commissie.
Artikel 3
Subsidiabele acties in de lidstaten
1. Het Fonds ondersteunt in de lidstaten uitgevoerde acties met betrekking tot een of meer van de onderstaande punten:
a) |
de voorwaarden voor opvang en asielprocedures; |
b) |
de integratie van de in artikel 6 bedoelde personen wier verblijf in de betrokken lidstaat een duurzaam en stabiel karakter heeft; |
c) |
de vergroting van de capaciteit van de lidstaten om asielbeleid te ontwikkelen, te monitoren en te evalueren, in het licht van hun verplichtingen in het kader van de vigerende en toekomstige communautaire wetgeving met betrekking tot het gemeenschappelijkEuropees asielstelsel, en met name met het oog op praktische samenwerking tussen de lidstaten; |
d) |
de hervestiging van de in artikel 6, onder e), bedoelde personen. In de zin van deze beschikking wordt onder „hervestiging” verstaan, het proces waarbij na een verzoek van de UNHCR, op basis van de behoefte van een persoon aan internationale bescherming, onderdanen van derde landen of staatlozen, vanuit een derde land worden overgebracht naar een lidstaat waar zij mogen verblijven met een van de volgende statussen:
|
e) |
de overbrenging van personen die onder de in artikel 6, onder a) en b), bedoelde categoriën vallen van de lidstaat waar zij internationale bescherming genieten, naar een andere lidstaat waar zij vergelijkbare bescherming zullen genieten, en van onder de categorie, bedoeld in artikel 6, onder c), vallende personen naar een andere lidstaat die hun verzoeken om internationale bescherming zal behandelen. |
2. Wat de opvangvoorzieningen en de asielprocedures betreft, zijn subsidiabele acties onder meer de volgende:
a) |
infrastructuur of diensten in verband met huisvesting; |
b) |
structuren en opleiding om de toegang van asielzoekers tot asielprocedures te garanderen; |
c) |
materiële steun en medische of psychologische zorg; |
d) |
sociale bijstand, voorlichting of hulp bij administratieve en/of gerechtelijke formaliteiten en voorlichting of advies over de mogelijke resultaten van de asielprocedure, inclusief aspecten zoals vrijwillige terugkeer; |
e) |
rechtsbijstand en taalkundige bijstand; |
f) |
onderwijs, taalonderricht en andere initiatieven die aansluiten bij de status van de betrokken persoon; |
g) |
het verlenen van ondersteunende diensten, zoals vertaling en opleiding, ter verbetering van de opvangvoorzieningen en de doeltreffendheid en de kwaliteit van de asielprocedures; |
h) |
informatie voor de lokale gemeenschappen, alsmede opleiding voor het personeel van de lokale autoriteiten, die te maken krijgen met degenen die in het ontvangende land worden opgevangen; |
i) |
overbrenging van onder de categorie, bedoeld in artikel 6, onder c), vallende personen van de lidstaat waar zij zich bevinden, naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het betreffende asielverzoek. |
3. Ten aanzien van de integratie in de samenleving van de lidstaat van de in, lid 1, onder b), bedoelde personen en hun gezinnen zijn subsidiabele acties onder meer:
a) |
advies en bijstand op gebieden als huisvesting, bestaansmiddelen, integratie in de arbeidsmarkt en medische, psychologische en sociale zorg; |
b) |
acties die deze personen in staat stellen zich op sociaal-cultureel vlak aan te passen aan de samenleving van de lidstaat en de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde waarden te onderschrijven; |
c) |
acties die moeten bevorderen dat de begunstigden duurzaam deelnemen en blijven deelnemen aan het maatschappelijke en culturele leven; |
d) |
maatregelen die gericht zijn op onderwijs, beroepsopleiding, erkenning van kwalificaties en diploma's; |
e) |
acties om de zelfredzaamheid te bevorderen en om deze personen in staat te stellen zelf in hun onderhoud te voorzien; |
f) |
acties ter bevordering van verrijkende contacten en een constructieve dialoog tussen deze personen en de samenleving van het land waarin zij worden opgenomen, inclusief acties die bevorderen dat daarbij belangrijke partners worden betrokken, zoals het grote publiek, plaatselijke autoriteiten, vluchtelingenorganisaties, vrijwilligersgroepen, sociale partners en de ruimere civiele samenleving; |
g) |
maatregelen om deze personen te ondersteunen bij het verwerven van vaardigheden, waaronder taallessen; |
h) |
acties ter bevordering van gelijke toegang en gelijke behandeling bij de contacten van deze personen met overheidsinstellingen. |
4. Voor acties op het gebied van de vergroting van de capaciteit van de lidstaten om asielbeleid te ontwikkelen, te monitoren en te evalueren, kan uit het Fonds met name bijstand worden verstrekt voor:
a) |
acties ter bevordering van het verzamelen, bundelen, gebruiken en verspreiden van informatie over landen van oorsprong, met inbegrip van de vertaling ervan; |
b) |
acties ter vergroting van de capaciteit om statistieken over asielprocedures, opvang, integratie en personen die internationale bescherming genieten, te verzamelen, te analyseren en te verspreiden; |
c) |
acties ter vergroting van de capaciteit om asielaanvragen, inclusief beroepsprocedures, te beoordelen; |
d) |
acties die verband houden met de evaluatie van het asielbeleid, zoals nationale effectbeoordelingen, onderzoeken onder doelgroepen en de ontwikkeling van indicatoren en standaarden. |
5. Voor acties met betrekking tot hervestiging kan uit het Fonds met name bijstand worden verstrekt voor:
a) |
acties betreffende de opzet en de ontwikkeling van een hervestigingsprogramma; |
b) |
acties in verband met de beoordeling van mogelijke hervestigingsgevallen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals bezoeken aan het gastland, vraaggesprekken, medische onderzoeken en veiligheidsonderzoeken; |
c) |
gezondheidsonderzoek en medische behandeling voorafgaand aan het vertrek; |
d) |
materiële voorzieningen voorafgaand aan het vertrek; |
e) |
informatieverstrekking voorafgaand aan het vertrek; |
f) |
voorzieningen ten aanzien van de reis, met inbegrip van medische begeleiding; |
g) |
informatie en bijstand bij aankomst, zoals de diensten van een tolk. |
6. Voor acties met betrekking tot het overbrengen van personen die internationale bescherming genieten of aanvragen, van de ene lidstaat naar een andere, kan uit het Fonds met name bijstand worden verstrekt voor:
a) |
informatieverstrekking voorafgaand aan het vertrek; |
b) |
voorzieningen ten aanzien van de reis, met inbegrip van medische begeleiding; |
c) |
informatie en bijstand bij aankomst, zoals de diensten van tolk-vertalers. |
7. Voor acties, bedoeld in de leden 2 en 3, kan uit het fonds ook bijstand worden verstrekt indien zij gericht zijn op de in artikel 6, onder e), bedoelde personen.
8. De in lid 1 tot en met lid 6 bedoelde acties dienen in het bijzonder te bevorderen dat de bepalingen van de communautaire wetgeving op het gebied van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel worden uitgevoerd.
9. Acties moeten rekening houden met genderkwesties, de belangen van kinderen, de specifieke situatie van kwetsbare personen, zoals minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, slachtoffers van foltering of verkrachting of andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld of misbruik, slachtoffers van mensenhandel en personen die een spoedeisende behandeling en essentiële behandeling van ziekten behoeven.
10. Bijstand uit het Fonds wordt uitsluitend verstrekt voor acties met betrekking tot onderbrenging van de personen, bedoeld in artikel 6, onder c), in accomodatie die is gescheiden van ruimten of centra die uitsluitend bestemd zijn voor personen wier binnenkomst is geweigerd en voor personen die zijn aangetroffen nadat zij illegaal een buitengrens hadden overschreden of terwijl zij de buitengrenzen naderden om illegaal op het grondgebied van de lidstaten binnen te komen.
Artikel 4
Communautaire acties
1. Op initiatief van de Commissie kan maximaal 10 % van de voor het Fonds beschikbare middelen worden gebruikt ter financiering van transnationale acties of acties van communautair belang (hierna „communautaire acties” genoemd) met betrekking tot het asielbeleid en maatregelen ten aanzien van de in artikel 6 bedoelde doelgroepen.
2. Om voor bijstand uit het Fonds in aanmerking te komen, moeten communautaire acties met name gericht zijn op:
a) |
het bevorderen van communautaire samenwerking bij de toepassing van communautaire wetgeving en goede praktijken, inclusief vertaling en vertolking ten behoeve van deze samenwerking; |
b) |
het steunen van het opzetten van transnationale samenwerkingsnetwerken en proefprojecten op basis van transnationale partnerschappen tussen instanties in twee of meer lidstaten die gericht zijn op innovatie, uitwisseling van ervaringen en goede praktijken en verbetering van de kwaliteit van het asielbeleid; |
c) |
het steunen van transnationale bewustmakingscampagnes; |
d) |
het steunen van studies en van de verspreiding en uitwisseling van informatie over goede praktijken en over alle andere aspecten van het asielbeleid, onder meer over het gebruik van de modernste technologie, en over de samenwerking op nationaal niveau tussen de belangrijkste partners, zoals lokale en regionale autoriteiten, vluchtelingenorganisaties en vrijwilligersgroepen; |
e) |
het steunen van proefprojecten, inclusief innoverende projecten, en studies waarin wordt gezocht naar nieuwe vormen van communautaire samenwerking en Gemeenschapsrecht op dit gebied; |
f) |
het ondersteunen van de ontwikkeling en toepassing door de lidstaten van gemeenschappelijke statistische hulpmiddelen, methoden en indicatoren voor het meten van beleidsontwikkelingen op asielgebied; |
g) |
het verlenen van structurele steun aan netwerken van niet-gouvernementele organisaties die vluchtelingen en asielzoekers bijstaan en in ten minste tien lidstaten vertegenwoordigd zijn, met de bedoeling de uitwisseling van ervaringen en beproefde methoden te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat bij de ontwikkeling van het beleid en de praktijk van de Gemeenschap op asielgebied rekening wordt gehouden met de ervaringen van niet-gouvernementele organisaties, alsook met de belangen van vluchtelingen en asielzoekers; |
h) |
het verlenen van steun aan de lidstaten indien zich duidelijke noodsituaties voordoen die dringend om actie vragen. |
3. Het jaarlijkse werkprogramma met de prioriteiten voor de communautaire acties wordt vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 5
Noodmaatregelen
1. Bij de toepassing van tijdelijke beschermingsmechanismen in de zin van Richtlijn 2001/55/EG kunnen uit het Fonds, als aanvulling op de in artikel 3 bedoelde maatregelen, noodmaatregelen ten gunste van de lidstaten worden gefinancierd.
2. Onverminderd lid 1 verleent het Fonds ook bijstand aan de lidstaten voor noodmaatregelen om bijzondere situaties die tot extra druk op de voorzieningen leiden, te ondervangen. Deze situaties doen zich voor wanneer op bepaalde punten aan de grenzen sprake is van een plotselinge toestroom van een groot aantal onderdanen van derde landen die wellicht internationale bescherming nodig hebben, waardoor de opvangfaciliteiten, het asielstelsel of de infrastructuur van de betrokken lidstaten onder uitzonderlijk grote druk komen te staan en mensenlevens, het welzijn of de toegang tot bescherming die voortvloeien uit het Gemeenschapsrecht, in gevaar kunnen komen.
3. Acties om de in lid 2 bedoelde situaties op te vangen, komen in aanmerking voor bijstand uit het Fonds indien zij:
a) |
bedoeld zijn om onmiddellijk te worden uitgevoerd en praktisch gezien niet kunnen worden opgenomen in het jaarprogramma, en |
b) |
niet langer duren dan zes maanden. |
4. Subsidiabele noodmaatregelen hebben betrekking op de volgende soorten acties:
a) |
opvang en huisvesting; |
b) |
verstrekking van middelen van bestaan, met inbegrip van voedsel en kleding; |
c) |
medische, psychologische of andere bijstand; |
d) |
personeels- en administratiekosten in het kader van de opvang van de betrokkenen en de uitvoering van de maatregelen; |
e) |
logistieke en vervoersuitgaven; |
f) |
rechtsbijstand en taalkundige bijstand; |
g) |
vertaal- en tolkdiensten, deskundigheid op het gebied van landen van oorsprong en andere maatregelen die bijdragen tot een snelle identificatie van personen die wellicht internationale bescherming behoeven en tot een eerlijke en efficiënte behandeling van asielverzoeken. |
5. De maatregelen, bedoeld in lid 4, kunnen door deskundigenteams worden ondersteund.
Artikel 6
Doelgroepen
In deze beschikking bestaan de doelgroepen uit onderstaande categorieën:
a) |
onderdanen van derde landen of staatlozen die de in het Verdrag van Genève omschreven status bezitten en aan wie het is toegestaan als vluchteling in een van de lidstaten te verblijven; |
b) |
onderdanen van derde landen of staatlozen die een vorm van subsidiaire bescherming in de zin van Richtlijn 2004/83/EG genieten; |
c) |
onderdanen van derde landen of staatlozen die een verzoek hebben ingediend om een van de in de punten a) en b) bedoelde vormen van bescherming; |
d) |
onderdanen van derde landen of staatlozen die onder een regeling inzake tijdelijke bescherming in de zin van Richtlijn 2001/55/EG vallen; |
e) |
onderdanen van derde landen of staatlozen die worden of werden hervestigd in een lidstaat. |
HOOFDSTUK II
BIJSTANDSBEGINSELEN
Artikel 7
Complementariteit, samenhang en conformiteit
1. De bijstand uit het Fonds dient als aanvulling op nationale, regionale en plaatselijke acties waarin de prioriteiten van de Gemeenschap zijn overgenomen.
2. De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat de bijstand uit het Fonds en de lidstaten aansluit bij de activiteiten, beleidslijnen en prioriteiten van de Gemeenschap. Deze samenhang moet in het bijzonder tot uiting komen in het in artikel 18 bedoelde meerjarenprogramma.
3. Uit het Fonds gefinancierde acties moeten in overeenstemming zijn met het Verdrag en met alle krachtens het Verdrag vastgestelde besluiten.
Artikel 8
Programmering
1. De doelstellingen van het Fonds worden nagestreefd in het kader van de meerjarige programmeringsperiode (2008-2013), die tussentijds wordt herzien overeenkomstig artikel 22. Dit meerjarig programmeringssysteem omvat de prioriteiten en een beheers-, besluitvormings-, audit- en certificeringsproces.
2. De door de Commissie goedgekeurde meerjarenprogramma's worden uitgevoerd door middel van jaarlijkse programma's.
Artikel 9
Subsidiaire en evenredige bijstandsverlening
1. De lidstaten zijn, op het passende territoriale niveau en in overeenstemming met hun eigen specifieke institutionele stelsels, verantwoordelijk voor de uitvoering van de in de artikelen 18 en 20 bedoelde meerjaren- en jaarprogramma's. Deze verantwoordelijkheid wordt uitgeoefend in overeenstemming met deze beschikking.
2. De middelen die door de Commissie en de lidstaten worden ingezet op het gebied van audit, variëren naar gelang van de omvang van de bijdrage van de Gemeenschap. Dit principe is ook van toepassing op de evaluatievoorschriften en de verslagen over de meerjaren- en de jaarprogramma's.
Artikel 10
Uitvoering
1. De communautaire begroting van het Fonds wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 53, lid 1, onder b), van het Financieel Reglement, met uitzondering van de in artikel 4 van deze beschikking bedoelde communautaire acties en de in artikel 15 van deze beschikking bedoelde technische bijstand.
2. De Commissie oefent haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie uit door:
a) |
te controleren of er in de lidstaten beheers- en controlesystemen bestaan die goed functioneren, overeenkomstig de procedures in artikel 32; |
b) |
de betalingen overeenkomstig de artikelen 41 en 42 geheel of gedeeltelijk uit te stellen of op te schorten indien de nationale beheers- en controlesystemen niet naar behoren functioneren, en door de nodige financiële correcties toe te passen volgens de procedures voorzien in de artikelen 45 en 46. |
Artikel 11
Partnerschap
1. Elke lidstaat organiseert overeenkomstig de nationale voorschriften en praktijken een partnerschap met de autoriteiten en instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van het meerjarenprogramma of die, volgens de lidstaat in kwestie, een nuttige bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling ervan.
Deze autoriteiten en instanties kunnen de bevoegde regionale, plaatselijke, stedelijke en andere overheden zijn, internationale organisaties, met name de UNHCR, en instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, zoals niet-gouvernementele organisaties of sociale partners.
2. Het partnerschap wordt uitgeoefend met volledige inachtneming van de respectieve institutionele, juridische en financiële bevoegdheden van elke afzonderlijke categorie partners.
HOOFDSTUK III
FINANCIEEL KADER
Artikel 12
Totale middelen
1. De financiële middelen voor de uitvoering van deze beschikking voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 belopen 628 miljoen EUR.
2. De jaarlijkse toewijzing wordt door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van het financiële kader goedgekeurd.
3. De Commissie maakt elk jaar een indicatieve verdeling per lidstaat aan de hand van de in artikel 13 vastgestelde criteria.
Artikel 13
Jaarlijkse verdeling van de middelen voor subsidiabele acties in de lidstaten
1. Iedere lidstaat ontvangt een vast bedrag van 300 000 EUR uit de jaarlijkse toewijzing aan het Fonds.
Voor de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, wordt dit bedrag voor de periode 2008-2013 opgetrokken tot 500 000 EUR per jaar.
Voor de lidstaten die in de periode 2007-2013 tot de Europese Unie toetreden, wordt dit bedrag vanaf het jaar volgend op hun toetreding gedurende het resterende gedeelte van genoemde periode opgetrokken tot 500 000 EUR per jaar.
2. De rest van de jaarlijks beschikbare middelen wordt als volgt onder de lidstaten verdeeld:
a) |
30 % van deze middelen: naar verhouding van het aantal personen in één van de categorieën van artikel 6, onder a), b) en e), dat in de loop van de drie voorgaande jaren is toegelaten; |
b) |
70 % van deze middelen: naar verhouding van het aantal personen, in één van de categorieën van artikel 6, onder c) en d), dat in de loop van de drie voorgaande jaren is geregistreerd. |
Ten behoeve van deze verdeling worden de personen, bedoeld in artikel 6, onder e), niet meegerekend in de categorie, bedoeld in artikel 6, onder a).
3. De lidstaten ontvangen een vast bedrag van 4 000 EUR per hervestigde persoon die onder één van de volgende categorieën valt:
a) |
personen die afkomstig zijn uit landen of regio's die zijn aangewezen voor een regionaal beschermingsprogramma; |
b) |
niet-begeleide minderjarigen; |
c) |
kinderen en vrouwen die worden bedreigd, met name met psychologisch, fysiek of seksueel geweld of uitbuiting; |
d) |
personen met ernstige medische problemen die alleen door middel van hervestiging kunnen worden opgelost. |
4. Indien lidstaten personen hervestigen die onder meer dan een van de in lid 3 bedoelde categorieën vallen, ontvangen zij het vaste bedrag per persoon slechts één keer.
5. Als referentiecijfers gelden de meest recente statistieken die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig de communautaire wetgeving heeft opgesteld op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens.
Indien de lidstaten de Commissie (Eurostat) de statistische gegevens in kwestie niet hebben geleverd, leveren zij zo spoedig mogelijk voorlopige gegevens.
Alvorens deze gegevens als referentiecijfers te aanvaarden, beoordeelt de Commissie (Eurostat) volgens de normale operationele procedures de kwaliteit, vergelijkbaarheid en volledigheid van de statistische informatie. Op verzoek van de Commissie (Eurostat) leveren de lidstaten de daarvoor benodigde informatie.
6. Elk jaar verstrekken de lidstaten de Commissie uiterlijk op 1 mei een raming van het aantal in lid 3 bedoelde personen dat zij het volgende jaar zullen hervestigen, met een verdeling naar de in dat lid bedoelde categorieën. De Commissie deelt deze inlichtingen mee aan het comité, bedoeld in artikel 52.
Artikel 14
Financieringsstructuur
1. Financiële bijdragen uit het Fonds worden verstrekt in de vorm van subsidies.
2. De acties die uit het Fonds worden gefinancierd, worden medegefinancierd uit publieke of particuliere middelen, hebben geen winstoogmerk en komen niet in aanmerking voor financiering uit andere bronnen die onder de algemene begroting van de Europese Unie vallen.
3. De kredieten uit het Fonds dienen ter aanvulling van de overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen uitgaven van de lidstaten voor de maatregelen waarop deze beschikking betrekking heeft.
4. De bijdrage van de Gemeenschap aan ondersteunde projecten, wat betreft acties in de lidstaten in de zin van artikel 3, bedraagt ten hoogste 50 % van de totale kosten van een specifieke actie.
Dit maximum kan worden verhoogd tot 75 % voor projecten die betrekking hebben op specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld in de in artikel 17 bedoelde strategische richtsnoeren.
Het percentage van de bijdrage van de Gemeenschap wordt in de lidstaten die onder het Cohesiefonds vallen, verhoogd tot 75 %.
5. In het kader van de uitvoering van nationale programmering zoals bedoeld in Hoofdstuk IV, selecteren de lidstaten projecten voor financiering aan de hand van de volgende minimumcriteria:
a) |
de situatie en de behoeften in de betrokken lidstaat; |
b) |
de kosteneffectiviteit van de uitgaven, onder meer in verhouding tot het aantal personen dat bij het project is betrokken; |
c) |
de ervaring, deskundigheid, betrouwbaarheid en financiële bijdrage van de organisatie die financiering aanvraagt en van eventuele partnerorganisaties; |
d) |
de mate waarin het project een aanvulling vormt op andere acties die uit de algemene begroting van de Europese Unie of als onderdeel van nationale programma's worden gefinancierd. |
6. De financiële steun van de Gemeenschap voor acties in het kader van het Fonds wordt in de regel voor ten hoogste drie jaar toegekend, onder voorbehoud van periodieke voortgangsverslagen.
7. De bijdrage van de Gemeenschap aan de acties die worden uitgevoerd in het kader van artikel 3, lid 4, kan niet hoger zijn dan 15 % van het totaalbedrag van de jaarlijkse middelen die overeenkomstig artikel 13 aan elke lidstaat worden toegekend.
Artikel 15
Technische bijstand op initiatief van de Commissie
1. Met inachtneming van een maximum van 500 000 EUR uit de jaarlijkse toewijzing van het Fonds, kan het Fonds op initiatief en/of namens de Commissie worden gebruikt voor de financiering van de maatregelen op het gebied van voorbereiding, toezicht, administratieve en technische ondersteuning, evaluatie, audit en inspectie die voor de uitvoering van deze beschikking nodig zijn.
2. De maatregelen omvatten:
a) |
studies, evaluaties, deskundigenverslagen en statistieken, ook van algemene aard, betreffende de werking van het Fonds; |
b) |
voorlichtingsmaatregelen voor de lidstaten, de eindbegunstigden en het grote publiek, inclusief bewustmakingscampagnes en een gemeenschappelijke gegevensbank over de uit het Fonds gefinancierde projecten; |
c) |
het opzetten, doen functioneren en onderling koppelen van computersystemen voor beheer, toezicht, inspectie en evaluatie; |
d) |
het ontwerpen van een gemeenschappelijk kader voor evaluatie en toezicht, alsmede een systeem van indicatoren dat, in voorkomend geval, rekening houdt met nationale indicatoren; |
e) |
verbeteringen van de evaluatiemethoden en de uitwisseling van informatie over de praktijken op dit gebied; |
f) |
voorlichtings- en opleidingsmaatregelen voor de door de lidstaten overeenkomstig artikel 25 aangewezen instanties, als aanvulling op de inspanningen van de lidstaten om hun instanties richtsnoeren te geven overeenkomstig artikel 31, lid 2. |
Artikel 16
Technische bijstand op initiatief van de lidstaten
1. Op initiatief van de betrokken lidstaat kunnen uit het Fonds voor elk jaarprogramma maatregelen op het gebied van voorbereiding, beheer, toezicht, evaluatie, voorlichting en controle worden gefinancierd, alsmede maatregelen om de bestuurlijke capaciteit voor de uitvoering van het Fonds te versterken.
2. Het bedrag dat wordt uitgetrokken voor technische bijstand uit hoofde van elk jaarprogramma mag niet hoger zijn dan
a) |
7 % van de aan die lidstaat toegekende jaarlijkse medefinanciering, vermeerderd met 30 000 EUR voor de periode 2008-2010, en |
b) |
4 % van de aan die lidstaat toegekende jaarlijkse medefinanciering, vermeerderd met 30 000 EUR voor de periode 2011-2013. |
HOOFDSTUK IV
PROGRAMMERING
Artikel 17
Vaststelling van strategische richtsnoeren
1. De Commissie stelt strategische richtsnoeren vast die het kader vormen voor de bijstandsverlening uit het Fonds, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling en toepassing van het Gemeenschapsrecht op het gebied van het asielbeleid, alsmede met de indicatieve verdeling van de financiële middelen van het Fonds voor de periode van het meerjarenprogramma.
2. In deze richtsnoeren worden, voor elk van de doelstellingen van het Fonds, de prioriteiten van de Gemeenschap vastgelegd met het oog op de bevordering van de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.
3. De Commissie stelt de strategische richtsnoeren voor de meerjarenprogrammeringsperiode uiterlijk op 31 juli 2007 vast.
4. De strategische richtsnoeren worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Zodra ze zijn aangenomen, zullen deze richtsnoeren als bijlage aan deze beschikking worden gehecht.
Artikel 18
Opstelling en goedkeuring van de nationale meerjarenprogramma's
1. Elke lidstaat stelt op basis van de in artikel 17 bedoelde strategische richtsnoeren een ontwerp-meerjarenprogramma voor dat bestaat uit:
a) |
een beschrijving van de actuele situatie in deze lidstaat met betrekking tot regelingen in verband met opvang, asielprocedures, advisering over vrijwillige terugkeer, integratie en hervestiging en de overbrenging van in artikel 6 bedoelde personen uit andere lidstaten, en de ontwikkeling, monitoring en evaluatie van het asielbeleid; |
b) |
een analyse van de behoeften van de betrokken lidstaat op het gebied van regelingen in verband met opvang, asielprocedures, advisering over vrijwillige terugkeer, integratie en hervestiging en de overbrenging van in artikel 6 bedoelde personen uit andere lidstaten, en de ontwikkeling, monitoring en evaluatie van het asielbeleid; |
c) |
de presentatie van een goede strategie om deze doelstellingen te verwezenlijken, met de prioriteiten die aan elk van de doelstellingen wordt toegekend en een beschrijving van de acties om uitvoering te geven aan die prioriteiten; |
d) |
een aanwijzing waaruit blijkt dat die strategie strookt met andere regionale, nationale en communautaire instrumenten; |
e) |
informatie over de prioriteiten en de bijbehorende specifieke doelen. Deze doelen worden gekwantificeerd aan de hand van een beperkt aantal indicatoren, waarbij rekening wordt gehouden met het evenredigheidsbeginsel. Met deze indicatoren moeten de vorderingen ten opzichte van de uitgangssituatie kunnen worden gemeten en moet kunnen worden nagegaan in hoeverre deze doelen effectief uitvoering geven aan de prioriteiten; |
f) |
een beschrijving van de aanpak die wordt gekozen voor de uitvoering van het beginsel, omschreven in artikel 11; |
g) |
een ontwerp-financieringsplan met per prioriteit en per jaarprogramma de voorgestelde financiële bijdrage uit het Fonds en met het totaalbedrag van de publieke of particuliere medefinanciering; |
h) |
de voorschriften die ervoor moeten zorgen dat aan het meerjarenprogramma bekendheid wordt gegeven. |
2. Uiterlijk vier maanden nadat de Commissie de strategische richtsnoeren voor de betreffende periode heeft bekendgemaakt, dienen de lidstaten hun ontwerp-meerjarenprogramma bij de Commissie in.
3. Met het oog op de goedkeuring van het ontwerp-meerjarenprogramma gaat de Commissie na of:
a) |
het ontwerp-meerjarenprogramma strookt met de doelstellingen van het Fonds en de in artikel 17 bedoelde strategische richtsnoeren; |
b) |
de in het ontwerp-meerjarenprogramma beoogde acties relevant zijn in het licht van de voorgestelde strategie; |
c) |
de beheers- en controlesystemen die door de lidstaat zijn ingevoerd voor de uitvoering van de bijstand uit het Fonds, stroken met de bepalingen van deze beschikking; |
d) |
het ontwerp-meerjarenprogramma in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht en in het bijzonder met het Gemeenschapsrecht dat het vrije verkeer van personen moet waarborgen in samenhang met de daarmee rechtstreeks verband houdende begeleidende maatregelen inzake de controles aan de buitengrenzen, asiel en immigratie. |
4. Indien de Commissie van oordeel is dat een ontwerp-meerjarenprogramma niet strookt met de strategische richtsnoeren en/of met de bepalingen van deze beschikking betreffende de beheers- en controlesystemen of met het Gemeenschapsrecht, verzoekt zij de betrokken lidstaat alle noodzakelijke bijkomende informatie te verstrekken en het ontwerp-meerjarenprogramma in voorkomend geval dienovereenkomstig aan te passen.
5. De Commissie keurt ieder meerjarenprogramma uiterlijk drie maanden na de formele indiening ervan goed volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 19
Herziening van meerjarenprogramma's
1. Op initiatief van de betrokken lidstaat of van de Commissie wordt het meerjarenprogramma opnieuw bekeken en, indien nodig, voor het resterende gedeelte van de programmeringsperiode herzien om meer of op een andere wijze rekening te houden met de communautaire prioriteiten. De meerjarenprogramma's kunnen opnieuw worden bekeken in het licht van een evaluatie en/of wegens moeilijkheden bij de uitvoering.
2. De Commissie neemt zo snel mogelijk nadat een lidstaat een formeel verzoek tot herziening van een meerjarenprogramma heeft ingediend, een besluit tot goedkeuring van de herziening. De herziening van het meerjarenprogramma gebeurt volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 20
Jaarprogramma's
1. Het door de Commissie goedgekeurde meerjarenprogramma wordt uitgevoerd door middel van jaarlijkse programma's.
2. De Commissie verstrekt de lidstaten jaarlijks uiterlijk op 1 juli een raming van de bedragen die hun voor het volgende jaar worden toegekend uit de totale kredieten die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure aan het Fonds worden toegewezen, waarbij de in artikel 13 beschreven verdeelsleutel wordt toegepast.
3. De lidstaten dienen jaarlijks uiterlijk op 1 november bij de Commissie een ontwerp-jaarprogramma voor het volgende jaar in, dat wordt opgesteld op basis van het meerjarenprogramma en bestaat uit:
a) |
de algemene regels voor de selectie van projecten die worden gefinancierd in het kader van het jaarprogramma; |
b) |
een beschrijving van de acties die krachtens het jaarprogramma worden gesteund; |
c) |
de voorgestelde verdeling van de bijdrage van het Fonds over de verschillende acties in het kader van het programma en een indicatie van het bedrag dat nodig is voor de in artikel 16 bedoelde technische bijstand voor de uitvoering van het jaarprogramma. |
4. In afwijking van lid 3 dienen de lidstaten het ontwerp-jaarprogramma voor 2008 uiterlijk op 1 maart 2008 in bij de Commissie.
5. Bij de beoordeling van het ontwerp-jaarprogramma van een lidstaat houdt de Commissie rekening met het definitieve bedrag dat in het kader van de begrotingsprocedure aan het Fonds is toegekend.
Binnen een maand na de formele indiening van het ontwerp-jaarprogramma laat de Commissie de betrokken lidstaat weten of zij het ontwerp kan goedkeuren. Indien het ontwerp-jaarprogramma niet strookt met het meerjarenprogramma, verzoekt de Commissie de lidstaat alle noodzakelijke bijkomende informatie te verstrekken en het ontwerp-jaarprogramma in voorkomend geval dienovereenkomstig aan te passen.
De Commissie neemt uiterlijk op 1 maart van het betreffende jaar het financieringsbesluit ter goedkeuring van het jaarprogramma aan. In dat besluit wordt vermeld welk bedrag aan de betrokken lidstaat wordt toegewezen en gedurende welke termijn de uitgaven subsidiabel zijn.
6. Teneinde rekening te houden met duidelijke noodsituaties die ten tijde van de goedkeuring van het jaarprogramma niet zijn voorzien en die dringend om actie vragen, kan een lidstaat maximaal 10 % van de financiële verdeling van de bijdrage uit het Fonds over de verschillende acties van het jaarprogramma herschikken of maximaal 10 % van de verdeling toewijzen aan andere acties overeenkomstig deze beschikking. De betrokken lidstaat stelt de Commissie op de hoogte van het herziene jaarprogramma.
Artikel 21
Bijzondere bepalingen betreffende noodmaatregelen
1. De lidstaten dienen bij de Commissie een overzicht in van de behoeften en een plan voor de uitvoering van de in artikel 5 bedoelde noodmaatregelen, met inbegrip van een beschrijving van de geplande maatregelen en van de organisaties die zijn belast met de uitvoering daarvan.
2. Lidstaten die bijstand uit het Fonds vragen om een situatie zoals beschreven in artikel 5, lid 2, te ondervangen, dienen bij de Commissie een verzoek in met alle relevante informatie, zoals:
a) |
een uitvoerige beschrijving van de bestaande situatie, met name van het aantal betrokken personen, de gevolgen voor de opvangcapaciteit, het asielstelsel of de infrastructuur, de dringende behoeften en een gemotiveerde prognose van de mogelijke ontwikkeling van de situatie op de korte termijn; |
b) |
een staving van het uitzonderlijke karakter van de situatie aan de hand van gegevens zoals recente statistieken en andere gegevens over de instroom van personen op het betrokken deel van de grens; |
c) |
een uitvoerige beschrijving van de geplande noodmaatregelen, de omvang en de aard ervan, en de betrokken partners; |
d) |
een uitsplitsing van de geraamde kosten van de geplande acties. |
De Commissie beslist of aan de voorwaarden voor financiële bijstand uit het Fonds voor noodmaatregelen is voldaan en stelt op basis van de hierboven bedoelde informatie en eventuele andere gegevens waarover zij beschikt, vast welk bedrag aan financiële bijstand wordt toegekend. De Commissie stelt de lidstaten op de hoogte van die beslissing.
3. De financiële steun uit het Fonds voor de in artikel 5 bedoelde noodmaatregelen wordt ten hoogste gedurende zes maanden verleend en bedraagt niet meer dan 80 % van de kosten van iedere maatregel.
4. Indien het om de uitvoering van de in artikel 5, lid 1, bedoelde tijdelijke beschermingsmechanismen gaat, worden de beschikbare middelen tussen de lidstaten verdeeld in verhouding tot het aantal personen dat in elke lidstaat de in artikel 5, lid 1, bedoelde tijdelijke bescherming geniet.
Artikel 22
Tussentijdse herziening van het meerjarenprogramma
1. De Commissie herziet de strategische richtsnoeren en neemt, indien nodig, uiterlijk op 31 maart 2010 herziene strategische richtsnoeren aan voor de periode 2011-2013.
2. Indien zulke herziene strategische richtsnoeren worden aangenomen, bekijkt iedere lidstaat zijn meerjarenprogramma opnieuw en herziet hij het indien nodig.
3. De regels vastgelegd in artikel 18 over de voorbereiding en de goedkeuring van nationale meerjarenprogramma's gelden mutatis mutandis voor de voorbereiding en goedkeuring van deze herziene meerjarenprogramma's.
4. De herziene strategische richtsnoeren worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
HOOFDSTUK V
BEHEERS- EN CONTROLESYSTEMEN
Artikel 23
Uitvoering
De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze beschikking en stelt de nodige uitvoeringsbepalingen vast.
Artikel 24
Algemene beginselen van de beheers- en controlesystemen
De door de lidstaten opgezette beheers- en controlesystemen voor de meerjarenprogramma's voorzien in:
a) |
de omschrijving van de functies van de bij het beheer en de audit betrokken instanties en de toewijzing van de functies binnen elke instantie; |
b) |
het beginsel van functiescheiding tussen dergelijke instanties en binnen elke instantie; |
c) |
voldoende middelen voor elke instantie opdat deze de aan haar opgedragen taken kan uitoefenen gedurende de periode waarin de uit het Fonds medegefinancierde acties worden uitgevoerd; |
d) |
procedures om te zorgen voor de juistheid en regelmatigheid van de in het kader van de meerjarenprogramma's gedeclareerde uitgaven; |
e) |
betrouwbare geautomatiseerde systemen voor de boekhouding, het toezicht en de financiële verslaglegging; |
f) |
in de gevallen waarin de verantwoordelijke instantie de uitvoering van taken aan een andere instantie toevertrouwt, een systeem voor de verslaglegging en het toezicht; |
g) |
procedurehandleidingen met betrekking tot de uit te oefenen functies; |
h) |
regelingen voor het uitvoeren van audits in verband met de werking van het systeem; |
i) |
systemen en procedures om voor een toereikend auditspoor te zorgen; |
j) |
procedures voor de verslaglegging over en het toezicht op onregelmatigheden en voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. |
Artikel 25
Aanwijzing van instanties
1. Voor de uitvoering van zijn meerjarenprogramma en jaarprogramma's wijst de lidstaat de volgende instanties aan:
a) |
een verantwoordelijke instantie: een functioneel orgaan van de lidstaat of een door de lidstaat aangewezen nationale overheidsinstantie of -organisatie of een privaatrechtelijke organisatie met een openbaredienstverleningstaak, die verantwoordelijk is voor het beheer van de uit het Fonds ondersteunde meerjaren- en jaarprogramma's en voor alle communicatie met de Commissie; |
b) |
een certificeringsinstantie: een nationale overheidsinstantie of -organisatie, of een persoon die optreedt als zo'n instantie of organisatie, door de lidstaat aangewezen om uitgavendeclaraties te certificeren voordat zij aan de Commissie worden toegezonden; |
c) |
een auditinstantie: een door de lidstaat aangewezen nationale overheidsinstantie of -organisatie, mits deze functioneel onafhankelijk is van de verantwoordelijke instantie en de certificerende instantie, die is belast met het verifiëren van de goede werking van het beheers- en controlesysteem; |
d) |
indien nodig, een instantie waaraan taken zijn gedelegeerd. |
2. De lidstaat stelt voorschriften vast waarbij zijn betrekkingen met de in lid 1 bedoelde instanties, alsmede de betrekkingen van deze instanties met de Commissie worden geregeld.
3. Onverminderd artikel 24, punt b), kunnen sommige of alle in lid 1 van dit artikel bedoelde instanties in dezelfde organisatie zijn ondergebracht.
4. De uitvoeringsbepalingen voor de artikelen 26 tot en met 30 worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 26
Verantwoordelijke instantie
1. De verantwoordelijke instantie moet ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen.
Zij moet:
a) |
rechtspersoonlijkheid hebben, behalve wanneer het gaat om een functioneel orgaan van de lidstaat; |
b) |
beschikken over de vereiste infrastructuur voor een vlotte communicatie met een groot scala aan gebruikers, de verantwoordelijke instanties van de andere lidstaten en de Commissie; |
c) |
functioneren binnen een administratief kader dat haar in staat stelt zich naar behoren van haar taken te kwijten en belangenconflicten te vermijden; |
d) |
in staat zijn de regels voor het beheer van financiële middelen van de Gemeenschap toe te passen; |
e) |
op financieel gebied en op het gebied van het beheer beschikken over een capaciteit die in verhouding staat tot de omvang van de communautaire middelen die zij moet beheren; |
f) |
beschikken over personeel met voldoende beroepskwalificaties om administratieve werkzaamheden te verrichten in een internationale omgeving. |
2. De lidstaat zorgt voor adequate financiering van de verantwoordelijke instantie, zodat deze haar taken in de periode 2008-2013 naar behoren kan blijven vervullen.
3. De Commissie kan de lidstaten bijstaan bij de opleiding van personeel, met name wat de correcte toepassing van de hoofdstukken V tot en met IX betreft.
Artikel 27
Taken van de verantwoordelijke instantie
1. De verantwoordelijke instantie is ervoor verantwoordelijk dat het meerjarenprogramma overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer wordt beheerd en uitgevoerd.
Dit houdt met name in dat zij:
a) |
de partners raadpleegt overeenkomstig artikel 11; |
b) |
bij de Commissie de in de artikelen 18 en 20 bedoelde voorstellen voor meerjaren- en jaarprogramma's indient; |
c) |
aanbestedingen en oproepen tot het indienen van voorstellen organiseert en publiceert, in voorkomend geval; |
d) |
procedures instelt voor de selectie van medefinancieringsprojecten uit het Fonds, met inachtneming van de criteria van artikel 14, lid 5; |
e) |
de betalingen van de Commissie ontvangt en betalingen aan de eindbegunstigden verricht; |
f) |
zorgt voor samenhang en complementariteit tussen de medefinanciering uit het Fonds en die uit andere nationale en communautaire financieringsinstrumenten; |
g) |
erop toeziet dat de medegefinancierde producten en diensten zijn geleverd en de voor de acties gedeclareerde uitgaven daadwerkelijk zijn gedaan en met de communautaire en nationale voorschriften in overeenstemming zijn; |
h) |
zorgt voor een systeem om boekhoudkundige gegevens over elke actie in het kader van de jaarprogramma's in gecomputeriseerde vorm te registreren en te bewaren en waarborgt dat de gegevens over de uitvoering die nodig zijn voor financieel beheer, toezicht, controle en evaluatie, worden verzameld; |
i) |
ervoor zorgt dat de eindbegunstigden en de andere organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van acties die uit het Fonds worden medegefinancierd, voor alle transacties die verband houden met een actie, een afzonderlijk boekhoudsysteem of een passende boekhoudkundige code gebruiken, onverminderd nationale boekhoudregels; |
j) |
ervoor zorgt dat de in artikel 49 bedoelde evaluaties van het Fonds binnen de in artikel 50, lid 2 gestelde termijnen plaatsvinden en voldoen aan de kwaliteitsnormen die de Commissie en de lidstaat hebben vastgesteld; |
k) |
procedures instelt om te garanderen dat alle documenten met betrekking tot uitgaven en audits die nodig zijn om voor een toereikend auditspoor te zorgen, worden bewaard overeenkomstig artikel 43; |
l) |
ervoor zorgt dat de auditinstantie met het oog op de in artikel 30, lid 1, bedoelde audits de nodige informatie ontvangt over de beheersprocedures die worden toegepast en de projecten die uit het Fonds worden medegefinancierd; |
m) |
ervoor zorgt dat de certificeringsinstantie met het oog op de certificering de nodige informatie ontvangt over de in verband met de uitgaven gevolgde procedures en verrichte verificaties; |
n) |
voortgangsverslagen en eindverslagen over de uitvoering van de jaarprogramma's, door de certificeringsinstantie gecertificeerde uitgavendeclaraties, en betalingsverzoeken of eventueel terugbetalingsverklaringen opstelt en indient bij de Commissie; |
o) |
activiteiten op het gebied van voorlichting en advies uitvoert en de resultaten van medegefinancierde acties verspreidt; |
p) |
samenwerkt met de Commissie en met de verantwoordelijke instanties in de andere lidstaten; |
q) |
de toepassing door de eindbegunstigden van de in artikel 33, lid 6, bedoelde richtsnoeren verifieert. |
2. De werkzaamheden van de verantwoordelijke instanties in verband met het beheer van de in de lidstaten uitgevoerde projecten kunnen worden gefinancierd in het kader van de in artikel 16 bedoelde regeling voor technische bijstand.
Artikel 28
Delegatie van taken door de verantwoordelijke instantie
1. Indien de taken van de verantwoordelijke instantie geheel of gedeeltelijk worden gedelegeerd aan een andere instantie, legt de verantwoordelijke instantie vast wat de gedelegeerde taken inhouden en volgens welke nadere procedures zij moeten worden uitgevoerd, waarbij de voorwaarden van artikel 26 in acht worden genomen.
2. Deze procedures omvatten het regelmatig verstrekken van informatie over de effectieve uitvoering van de gedelegeerde taken en van een beschrijving van de gebruikte middelen aan de verantwoordelijke instantie.
Artikel 29
Certificeringsinstanties
1. De certificeringsinstantie:
a) |
verklaart dat:
|
b) |
zorgt er, met het oog op de certificering, voor dat zij van de verantwoordelijke instantie toereikende informatie krijgt over de procedures die zijn gevolgd en de verificaties die zijn verricht in verband met de in de uitgavendeclaraties vermelde uitgaven; |
c) |
houdt voor de certificering rekening met de uitkomst van alle audits die door of onder de verantwoordelijkheid van de auditinstantie zijn verricht; |
d) |
houdt boekhoudkundige gegevens in gecomputeriseerde vorm bij over de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven; |
e) |
zorgt ervoor dat alle communautaire bijstand waarvan blijkt dat hij wegens geconstateerde onregelmatigheden onverschuldigd is betaald, wordt teruggevorderd, in voorkomend geval verhoogd met rente; |
f) |
houdt een boekhouding bij van de krachtens de algemene begroting van de Europese Unie te innen bedragen en geïnde bedragen, indien mogelijk door ze in mindering te brengen op de volgende uitgavendeclaratie. |
2. De werkzaamheden van de certificeringsinstantie in verband met projecten die in de lidstaten worden uitgevoerd, kunnen worden gefinancierd in het kader van de in artikel 16 bedoelde regeling voor technische bijstand, mits de in artikel 25 beschreven prerogatieven van deze instantie in acht worden genomen.
Artikel 30
Auditinstantie
1. De auditinstantie:
a) |
ziet erop toe dat er audits worden verricht om na te gaan of het beheers- en controlesysteem effectief functioneert; |
b) |
zorgt ervoor dat er aan de hand van een adequate steekproef audits worden verricht om de voor bepaalde maatregelen gedeclareerde uitgaven te verifiëren; de steekproef bestrijkt ten minste 10 % van de totale subsidiabele uitgaven van elk jaarprogramma; |
c) |
legt binnen zes maanden na de goedkeuring van het meerjarenprogramma aan de Commissie een auditstrategie voor waarin wordt uiteengezet welke organisaties de onder a) en b) bedoelde audits zullen uitvoeren; doel hiervan is te garanderen dat audits worden verricht ten aanzien van de belangrijkste begunstigden van de medefinanciering uit het Fonds en dat de audits gelijkelijk over de programmeringsperiode worden gespreid. |
2. Indien de op grond van deze beschikking aangewezen auditinstantie tevens als auditinstantie is aangewezen op grond van Beschikkingen nr. 574/2007/EG, nr. 575/2007/EG en 2007/…/EG, of indien twee of meer van de bij die beschikkingen ingestelde fondsen bepaalde systemen gemeenschappelijk hebben, kan één enkele gecombineerde auditstrategie in de zin van lid 1, onder c), worden ingediend.
3. De auditinstantie stelt voor elk jaarprogramma een verslag op met daarin
a) |
een jaarlijks auditverslag met de uitkomst van de audits die overeenkomstig de auditstrategie met betrekking tot het jaarprogramma zijn verricht, waarbij eventuele tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen voor het programma worden vermeld; |
b) |
een oordeel, op basis van de onder de verantwoordelijkheid van de auditinstantie verrichte controles en audits, over de vraag of de wijze waarop het beheers- en controlesysteem heeft gefunctioneerd, een redelijke garantie biedt omtrent de correctheid van de uitgavendeclaraties die tijdens dat jaar bij de Commissie zijn ingediend, alsmede omtrent de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende transacties; |
c) |
een verklaring over de geldigheid van het verzoek om betaling van het eindsaldo of van de terugbetalingsverklaring, alsmede over de wettigheid en de regelmatigheid van de betrokken uitgaven. |
4. De auditinstantie ziet erop toe dat de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens internationaal aanvaarde auditnormen.
5. De auditwerkzaamheden in verband met projecten die in de lidstaten worden uitgevoerd, kunnen worden gefinancierd in het kader van de in artikel 16 bedoelde regeling voor technische bijstand, mits de in artikel 25 beschreven prerogatieven van de Auditinstantie in acht worden genomen.
HOOFDSTUK VI
VERANTWOORDELIJKHEDEN EN CONTROLES
Artikel 31
Verantwoordelijkheden van de lidstaten
1. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het goed financieel beheer van de meerjaren- en de jaarprogramma's en voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties.
2. De lidstaten zien erop toe dat de verantwoordelijke instanties en de instanties waaraan taken zijn gedelegeerd, de certificeringsinstanties, de auditinstanties en alle andere betrokken instanties adequate richtsnoeren ontvangen voor het opzetten van de in de artikelen 24 tot en met 30 bedoelde beheers- en controlesystemen, die moeten garanderen dat de financiële middelen van de Gemeenschap doelmatig en correct worden gebruikt.
3. De lidstaten voorkomen onregelmatigheden, sporen ze op en corrigeren ze. Zij stellen de Commissie in kennis van onregelmatigheden en houden haar op de hoogte van het verloop van administratieve en gerechtelijke procedures.
Wanneer ten onrechte aan een eindbegunstigde betaalde bedragen niet kunnen worden teruggevorderd, is de betrokken lidstaat verantwoordelijk voor de terugbetaling van die voor de algemene begroting van de Europese Unie verloren gegane bedragen, indien is aangetoond dat het verlies door zijn fout of nalatigheid is berokkend.
4. De lidstaten zijn als eerste verantwoordelijk voor de financiële controle van de acties en zien erop toe dat de beheers- en controlesystemen en de audits zodanig worden toegepast dat wordt gegarandeerd dat de communautaire middelen correct en effectief worden gebruikt. Zij verstrekken de Commissie een beschrijving van deze systemen.
5. De nadere uitvoeringsbepalingen voor de leden 1 tot en met 4 worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 32
Beheers- en controlesystemen
1. Voordat een meerjarenprogramma door de Commissie wordt goedgekeurd, overeenkomstig de procedure van artikel 52, lid 2, zorgen de lidstaten ervoor dat de beheers- en controlesystemen zijn opgezet overeenkomstig de artikelen 24 tot en met 30. Zij zijn verantwoordelijk voor de effectieve werking van deze systemen gedurende de hele programmeringsperiode.
2. Tegelijk met hun ontwerp-meerjarenprogramma dienen de lidstaten bij de Commissie een beschrijving van de organisatie en de procedures van de verantwoordelijke instanties, de instanties waaraan taken zijn gedelegeerd en de certificeringsinstantie in, alsmede van de interne auditsystemen die worden toegepast binnen deze instanties, de auditinstantie en alle andere instanties die onder haar verantwoordelijkheid audits verrichten.
3. De Commissie toetst de toepassing van deze bepaling in het kader van de voorbereiding van het verslag voor de periode 2008-2010, bedoeld in artikel 50, lid 3.
Artikel 33
Verantwoordelijkheden van de Commissie
1. De Commissie vergewist zich er volgens de procedure van artikel 32 van dat de lidstaten beheers- en controlesystemen hebben opgezet die in overeenstemming zijn met de artikelen 24 tot en met 30, en, op basis van jaarlijkse auditverslagen en haar eigen audits, dat de systemen effectief functioneren tijdens de programmeringsperiode.
2. Onverminderd de audits van de lidstaten kunnen ambtenaren van de Commissie of gemachtigde vertegenwoordigers van de Commissie ter plaatse controles verrichten om na te gaan of de beheers- en controlesystemen effectief functioneren, waarbij ook acties uit de jaarprogramma's aan een audit kunnen worden onderworpen, mits deze audits ten minste drie werkdagen van tevoren worden aangekondigd. Aan deze audits mogen ambtenaren of gemachtigde vertegenwoordigers van de lidstaat deelnemen.
3. De Commissie kan een lidstaat verzoeken controles ter plaatse uit te voeren om de goede werking van de systemen of de correctheid van een of meer transacties te verifiëren. Aan deze audits mogen ambtenaren van de Commissie of gemachtigde vertegenwoordigers van de Commissie deelnemen.
4. De Commissie zorgt in samenwerking met de lidstaten voor passende voorlichting en publiciteit over en follow-up van de uit het Fonds ondersteunde acties.
5. De Commissie zorgt er in samenwerking met de lidstaten voor dat de maatregelen aansluiten bij en een aanvulling vormen op andere relevante communautaire beleidsmaatregelen, instrumenten en initiatieven.
6. De Commissie stelt richtsnoeren vast om de zichtbaarheid van de in het kader van deze beschikking verstrekte financiering te garanderen.
Artikel 34
Samenwerking met de auditinstanties van de lidstaten
1. De Commissie werkt met de auditinstanties samen om hun respectieve auditplannen en auditmethoden te coördineren en zij wisselt onmiddellijk de uitkomst van de audits van de beheers- en controlesystemen uit om zo goed mogelijk gebruik te maken van de voor de controle beschikbare middelen en om dubbel werk te voorkomen.
De Commissie maakt haar opmerkingen over de krachtens artikel 30 voorgelegde auditstrategie binnen drie maanden na ontvangst kenbaar.
2. Bij het bepalen van haar eigen auditstrategie stelt de Commissie vast welke jaarprogramma's zij bevredigend acht, op basis van de kennis die zij heeft van de beheers- en controlesystemen.
Voor deze programma's kan de Commissie concluderen dat zij zich hoofdzakelijk kan verlaten op het door de lidstaten geleverde auditbewijs en dat zij uitsluitend eigen controles ter plaatse zal verrichten indien er bewijzen zijn die tekortkomingen in het systeem doen vermoeden.
HOOFDSTUK VII
FINANCIEEL BEHEER
Artikel 35
Subsidiabiliteit — uitgavendeclaraties
1. Alle uitgavendeclaraties bevatten het bedrag van de uitgaven die de eindbegunstigden hebben gedaan in verband met de uitvoering van de acties, alsmede de bijbehorende bijdrage uit publieke of private middelen.
2. De uitgaven komen overeen met de betalingen die door de eindbegunstigden zijn verricht. Zij worden gestaafd met facturen die zijn voldaan of met vergelijkbare boekhoudkundige bewijsstukken.
3. Alleen uitgaven die zijn verricht op of na 1 januari van het jaar waarop het in artikel 20, lid 5, derde alinea, bedoelde financieringsbesluit, waarbij het jaarprogramma wordt goedgekeurd, betrekking heeft, komen in aanmerking voor bijstand uit het Fonds. De medegefinancierde acties mogen niet vóór de begindatum van de subsidiabiliteit zijn voltooid.
4. De regels voor de subsidiabiliteit van de uitgaven in het kader van de in artikel 3 bedoelde uitgevoerde acties in de lidstaten die worden medegefinancierd uit het Fonds, worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 36
Volledigheid van de betalingen aan de eindbegunstigden
De lidstaten vergewissen zich ervan dat de verantwoordelijke instantie het volledige bedrag van de bijdrage uit overheidsmiddelen zo snel mogelijk aan de eindbegunstigden laat overmaken. Er mogen geen bedragen in mindering worden gebracht of worden ingehouden, noch specifieke extra heffingen of andere heffingen met gelijke werking worden toegepast die het totale bedrag voor de eindbegunstigden verminderen, op voorwaarde dat alle eindbegunstigden voldoen aan alle vereisten inzake de subsidiabiliteit van acties en uitgaven.
Artikel 37
Gebruik van de euro
1. De bedragen in het ontwerp-meerjarenprogramma en de ontwerp-jaarprogramma's van de lidstaten, bedoeld in respectievelijk artikel 18 en artikel 20, gecertificeerde uitgavendeclaraties, betalingsverzoeken, bedoeld in artikel 27, lid 1, onder n), uitgaven als vermeld in de voortgangsverslagen over de uitvoering van het jaarprogramma, bedoeld in artikel 39, lid 4, alsmede het eindverslag over de uitvoering van het jaarprogramma, bedoeld in artikel 51, luiden in euro's.
2. De in artikel 20, lid 5, derde alinea, bedoelde financieringsbesluiten van de Commissie waarbij het jaarprogramma van de lidstaten alsmede vastleggingen en betalingen van de Commissie worden goedgekeurd, luiden in euro's en worden in euro's uitgevoerd.
3. De lidstaten die op de datum van het betalingsverzoek de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, rekenen de bedragen van de in de nationale munteenheid gedane uitgaven om in euro's. Dit gebeurt aan de hand van de maandelijkse boekhoudkundige wisselkoers voor de euro van de Commissie in de maand waarin de uitgave in de rekeningen van de verantwoordelijke instantie van het betrokken programma is opgenomen. Deze boekhoudkundige wisselkoers wordt maandelijks langs elektronische weg door de Commissie bekendgemaakt.
4. Wanneer de euro de munteenheid van een lidstaat wordt, blijft de in lid 3 beschreven omrekeningsprocedure van toepassing op alle uitgaven die vóór de datum van inwerkingtreding van de vaste omrekeningskoers tussen de nationale munteenheid en de euro zijn opgenomen in de rekeningen van de certificeringsinstantie.
Artikel 38
Vastleggingen
De communautaire begrotingskredieten worden jaarlijks vastgelegd op basis van het in artikel 20, lid 5, derde alinea, bedoelde financieringsbesluit van de Commissie waarbij het jaarprogramma wordt goedgekeurd.
Artikel 39
Betalingen — Voorfinanciering
1. De Commissie betaalt de bijdrage uit het Fonds overeenkomstig de vastleggingen in de begroting.
2. De betalingen gebeuren in de vorm van een voorfinanciering en een saldobetaling. De bijdragen worden betaald aan de door de lidstaat aangewezen verantwoordelijke instantie.
3. Van het bedrag dat in het financieringsbesluit waarbij het jaarprogramma wordt goedgekeurd, wordt toegekend, wordt 50 % binnen 60 dagen na de aanneming van dat besluit aan de lidstaat uitbetaald als voorschot.
4. Een tweede voorschot wordt uitbetaald uiterlijk drie maanden nadat de Commissie, binnen twee maanden na de formele indiening van een betalingsverzoek door een lidstaat, haar goedkeuring heeft gehecht aan een voortgangsverslag over de uitvoering van het jaarprogramma en aan een gecertificeerde uitgavendeclaratie, die is opgesteld overeenkomstig artikel 29, lid 1, onder a), en artikel 35, en die betrekking heeft op ten minste 60 % van het bedrag van het eerste voorschot.
Het tweede voorschot van de Commissie bedraagt ten hoogste 50 % van het in het financieringsbesluit waarbij het jaarprogramma wordt goedgekeurd, toegewezen totaalbedrag, en, in ieder geval, wanneer een lidstaat op nationaal niveau een kleiner bedrag uittrekt dan het bedrag dat is vermeld in het financieringsbesluit waarbij het jaarprogramma wordt goedgekeurd, het verschil tussen het bedrag aan communautaire middelen dat daadwerkelijk door de lidstaat is uitgetrokken voor in het kader van het jaarprogramma geselecteerde projecten en het bedrag van het eerste voorschot.
5. De renteopbrengsten van de voorschotten worden voor het betrokken programma bestemd, aangezien deze worden beschouwd als middelen voor de lidstaat als nationale overheidsbijdrage, en worden bij de Commissie gedeclareerd op het tijdstip van de uitgavendeclaratie met betrekking tot het eindverslag over de uitvoering van het betrokken jaarprogramma.
6. Bij de afsluiting van het jaarprogramma worden de bedragen van de voorfinanciering vereffend.
Artikel 40
Saldobetaling
1. De Commissie betaalt het saldo uit mits zij uiterlijk negen maanden na de in het financieringsbesluit waarbij het jaarprogramma wordt goedgekeurd, vastgestelde uiterste datum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven, onderstaande documenten heeft ontvangen:
a) |
een gecertificeerde uitgavendeclaratie, opgesteld overeenkomstig artikel 29, lid 1, onder a), en artikel 35, en een saldobetalingsverzoek of een terugbetalingsverklaring; |
b) |
het eindverslag over de uitvoering van het jaarprogramma, zoals bedoeld in artikel 51; |
c) |
het jaarlijkse auditverslag, het oordeel en de verklaring zoals bedoeld in artikel 30, lid 3. |
Het saldo wordt uitgekeerd op voorwaarde dat het eindverslag over de uitvoering van het jaarprogramma en de verklaring over de geldigheid van het saldobetalingsverzoek worden aanvaard.
2. Indien de verantwoordelijke instantie de in lid 1 bedoelde documenten niet tijdig in een aanvaardbare vorm verstrekt, wordt het gedeelte van de vastlegging voor het betrokken jaarprogramma dat niet voor de betaling van een voorschot is gebruikt, door de Commissie vrijgemaakt.
3. De in lid 2 bedoelde procedure voor het ambtshalve vrijmaken van de kredieten wordt voor het bedrag dat met de betrokken projecten overeenkomt, geschorst indien op het moment dat de in lid 1 bedoelde documenten worden ingediend, in de lidstaat een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking loopt. De lidstaat verstrekt in het gedeeltelijke eindverslag uitvoerige informatie over dergelijke projecten en dient elke zes maanden een voortgangsverslag in. Uiterlijk drie maanden na de afronding van de gerechtelijke procedure of het administratief beroep dient de lidstaat voor de betrokken projecten de in lid 1 genoemde documenten in.
4. De in lid 1 genoemde termijn van negen maanden wordt geschorst indien de Commissie een besluit tot opschorting van de betalingen voor het betrokken jaarprogramma heeft genomen overeenkomstig artikel 42. De termijn loopt verder vanaf de datum waarop het in artikel 42, lid 3, bedoelde besluit van de Commissie ter kennis van de lidstaat is gebracht.
5. Onverminderd artikel 41 laat de Commissie de lidstaat binnen zes maanden na de ontvangst van de in lid 1 van dit artikel bedoelde documenten weten welk bedrag zij ten laste van het Fonds aanvaardt en welke financiële correcties eventueel worden toegepast als gevolg van het verschil tussen de gedeclareerde en de aanvaarde uitgaven. De lidstaat heeft drie maanden de tijd om te reageren.
6. Binnen drie maanden na ontvangst van de opmerkingen van de lidstaat besluit de Commissie welk bedrag zij aanvaardt ten laste van het Fonds en vordert zij het verschil tussen de uiteindelijk aanvaarde uitgaven en het reeds aan die lidstaat betaalde bedrag terug.
7. Onder voorbehoud van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen betaalt de Commissie het saldo uiterlijk zestig dagen na de datum waarop zij de in lid 1 bedoelde documenten aanvaardt. Het saldo van de vastlegging wordt uiterlijk zes maanden na de betaling vrijgemaakt.
Artikel 41
Uitstel van betalingen
1. De gedelegeerde ordonnateur in de zin van het Financieel Reglement stelt de betaling maximaal zes maanden uit indien:
a) |
er in een verslag van een nationale of communautaire auditinstantie aanwijzingen zijn die significante tekortkomingen in de goede werking van de beheers- en controlesystemen doen vermoeden; |
b) |
de gedelegeerde ordonnateur aanvullende verificaties moet verrichten naar aanleiding van te zijner kennis gekomen informatie die hem doet vermoeden dat uitgaven in een gecertificeerde uitgavendeclaratie verband houden met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen. |
2. De lidstaat en de certificeringsinstantie worden onmiddellijk in kennis gesteld van de redenen voor dit uitstel. De betaling wordt uitgesteld totdat de lidstaat de nodige maatregelen neemt.
Artikel 42
Opschorting van betalingen
1. De Commissie kan de voorfinancieringen en de saldobetalingen geheel of gedeeltelijk opschorten indien:
a) |
de beheers- en controlesystemen van het programma ernstige tekortkomingen vertonen die afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de procedure voor de certificering van de betalingen, en er in dat verband geen corrigerende maatregelen zijn genomen; of |
b) |
uitgaven in een gecertificeerde uitgavendeclaratie verband houden met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen; of |
c) |
een lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 31 en 32 niet is nagekomen. |
2. De Commissie kan besluiten de voorfinancierings- en saldobetalingen op te schorten na de lidstaat in de gelegenheid te hebben gesteld binnen drie maanden zijn opmerkingen te maken.
3. De Commissie heft de opschorting van de voorfinancierings- en saldobetalingen op als zij van mening is dat de lidstaat de nodige maatregelen heeft genomen om opheffing van de opschorting mogelijk te maken.
4. Indien de lidstaat niet de vereiste maatregelen neemt, kan de Commissie een besluit aannemen om de bijdrage van de Gemeenschap aan het jaarprogramma geheel of gedeeltelijk in te trekken overeenkomstig artikel 46.
Artikel 43
Bewaring van documenten
Onverminderd de in artikel 87 van het Verdrag opgenomen voorschriften betreffende staatssteun zorgt de verantwoordelijke instantie ervoor dat alle bewijsstukken betreffende uitgaven en audits in verband met de programma's ter beschikking van de Commissie en de Rekenkamer worden gehouden gedurende een periode van vijf jaar volgende op de afsluiting van de programma's overeenkomstig artikel 40, lid 1.
Deze periode wordt onderbroken in geval van een gerechtelijke procedure of op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie.
De bewijsstukken worden hetzij als originele stukken, hetzij als voor authentiek gewaarmerkte versies op algemeen aanvaarde gegevensdragers bewaard.
HOOFDSTUK VIII
FINANCIËLE CORRECTIES
Artikel 44
Financiële correcties door de lidstaten
1. De lidstaten zijn als eerste verantwoordelijk om onregelmatigheden te onderzoeken, op te treden bij aanwijzingen voor belangrijke wijzigingen die gevolgen hebben voor de aard van of de voorwaarden voor de uitvoering of de controle van de programma's, en de nodige financiële correcties te verrichten.
2. De lidstaten verrichten de nodige financiële correcties voor de bij de maatregelen of de jaarprogramma's geconstateerde incidentele of systematische onregelmatigheden.
De financiële correcties van de lidstaten bestaan uit het geheel of gedeeltelijk intrekken dan wel terugvorderen van de communautaire bijdrage.Indien het betrokken bedrag niet wordt terugbetaald binnen de daarvoor door de lidstaat gestelde termijn, is achterstandsrente verschuldigd tegen de in artikel 47, lid 2, bedoelde rentevoet. De lidstaten houden rekening met de aard en de ernst van de onregelmatigheden en met het financiële verlies voor het Fonds.
3. Bij systematische onregelmatigheden breidt de betrokken lidstaat zijn onderzoek uit tot alle acties die daarbij betrokken kunnen zijn.
4. De lidstaten nemen in het eindverslag over de uitvoering van het in artikel 51 bedoelde jaarprogramma een overzicht op van de intrekkingsprocedures die voor het betrokken jaarprogramma zijn ingeleid.
Artikel 45
Audits en financiële correcties door de Commissie
1. Onverminderd de bevoegdheden van de Rekenkamer en de controles van de lidstaten overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, mogen ambtenaren of gemachtigde vertegenwoordigers van de Commissie de uit het Fonds gefinancierde acties en de beheers- en controlesystemen ter plaatse controleren, ook door middel van steekproeven, mits deze controles ten minste drie werkdagen van tevoren worden aangekondigd. De Commissie stelt de betrokken lidstaat in kennis van de controle teneinde de nodige medewerking te verkrijgen. Aan deze controles mogen ambtenaren of gemachtigde vertegenwoordigers van de betrokken lidstaat deelnemen.
De Commissie kan van een lidstaat verlangen dat hij een controle ter plaatse verricht om voor een of meer transacties na te gaan of ze correct zijn verlopen. Aan deze controles mogen ambtenaren of gemachtigde vertegenwoordigers van de Commissie deelnemen.
2. Indien de Commissie, nadat zij de nodige verificaties heeft verricht, concludeert dat een lidstaat de krachtens artikel 31 op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, wordt de betaling van de voorfinanciering of van het saldo overeenkomstig artikel 42 opgeschort.
Artikel 46
Criteria voor de correcties
1. De Commissie kan financiële correcties toepassen door de bijdrage van de Gemeenschap aan een jaarprogramma volledig of gedeeltelijk in te trekken als zij, na het nodige onderzoek, tot de conclusie komt dat:
a) |
het beheers- en controlesysteem van het programma ernstige tekortkomingen vertoont die de reeds voor het programma betaalde communautaire bijdrage in gevaar brengen; |
b) |
de uitgaven in een gecertificeerde uitgavendeclaratie onregelmatigheden vertonen die niet door de lidstaat zijn gecorrigeerd voordat de in dit lid bedoelde correctieprocedure werd ingeleid; |
c) |
een lidstaat niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 31 heeft voldaan voordat de in dit lid bedoelde correctieprocedure werd ingeleid. |
De Commissie houdt rekening met de eventuele opmerkingen van de lidstaat voordat zij een besluit neemt.
2. De Commissie baseert haar financiële correcties op geconstateerde afzonderlijke onregelmatigheden, waarbij zij rekening houdt met het systematische karakter van de onregelmatigheid, om te bepalen of er een forfaitaire dan wel een geëxtrapoleerde correctie moet worden toegepast. Indien de onregelmatigheid betrekking heeft op een uitgavendeclaratie waarvoor eerder overeenkomstig artikel 30, lid 3, onder b), door de auditinstantie een redelijke garantie was gegeven, wordt aangenomen dat het om een systematisch probleem gaat dat aanleiding geeft tot een forfaitaire of een geëxtrapoleerde correctie, tenzij de lidstaat deze veronderstelling binnen drie maanden met bewijzen kan weerleggen.
3. De Commissie houdt bij het vaststellen van het bedrag van een correctie rekening met de ernst van de onregelmatigheid en met de omvang en de financiële consequenties van de tekortkomingen die in het betrokken jaarprogramma zijn geconstateerd.
4. Indien de Commissie haar standpunt baseert op feiten die zijn geconstateerd door andere controleurs dan die van haar eigen diensten, trekt zij met betrekking tot de financiële consequenties haar eigen conclusies, na onderzoek van de op grond van artikel 32 door de betrokken lidstaat genomen maatregelen, de verslagen over de gemelde onregelmatigheden en de eventuele antwoorden van de lidstaat.
Artikel 47
Terugbetaling
1. Terugbetalingen aan de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen geschieden vóór de vervaldag die is vermeld in de invorderingsopdracht die is opgesteld overeenkomstig artikel 72 van het Financieel Reglement. Deze vervaldatum is de laatste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de invorderingsopdracht is gegeven.
2. Elke vertraging van de terugbetaling geeft aanleiding tot rente wegens te late betaling, te rekenen vanaf de vervaldatum tot en met de datum van de daadwerkelijke betaling. Deze rente wordt berekend op basis van de door de Europese Centrale Bank op haar belangrijkste herfinancieringsoperaties toegepaste en in het Publicatieblad van de Europese Unie, reeks C, bekendgemaakte rentevoet die gold op de eerste kalenderdag van de maand waarin de vervaldatum valt, vermeerderd met drieeneenhalf procentpunt.
Artikel 48
Verplichtingen van de lidstaten
Een financiële correctie door de Commissie laat de verplichting van de lidstaat tot terugvordering van bedragen op grond van artikel 44 onverlet.
HOOFDSTUK IX
TOEZICHT, EVALUATIE EN VERSLAGEN
Artikel 49
Toezicht en evaluatie
1. De Commissie zorgt in samenwerking met de lidstaten voor een regelmatig toezicht op het Fonds.
2. Er vindt een evaluatie van het Fonds plaats, waarbij de Commissie in samenwerking met de lidstaten de relevantie, de doeltreffendheid en het effect van de uitgevoerde maatregelen toetst aan de in artikel 2 geformuleerde algemene doelstelling in de context van de voorbereiding voor het verslag, bedoeld in artikel 50, lid 3.
3. De evaluatie van de Commissie heeft tevens betrekking op de complementariteit van de acties die in het kader van het Fonds worden uitgevoerd en acties uit hoofde van andere relevante communautaire beleidsterreinen, instrumenten en initiatieven.
Artikel 50
Verslagleggingsplicht
1. In elke lidstaat neemt de verantwoordelijke instantie de nodige maatregelen met het oog op het toezicht op en de evaluatie van de acties.
Daartoe wordt in de overeenkomsten die deze instantie sluit met de organisaties die zijn belast met de uitvoering van de acties, de verplichting opgenomen om geregeld gedetailleerde verslagen in te dienen over de vorderingen bij de uitvoering van de acties en de verwezenlijking van de doelstellingen, die de basis worden voor respectievelijk het voortgangsverslag en het eindverslag over de uitvoering van het jaarprogramma.
2. De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2012 voor de periode 2008-2010 respectievelijk op 30 juni 2015 voor de periode 2011-2013 bij de Commissie een evaluatieverslag in over de resultaten en het effect van de acties die medefinanciering uit het Fonds hebben ontvangen.
3. Uiterlijk op 31 december 2012 voor de periode 2008-2010 respectievelijk op 31 december 2015 voor de periode 2011-2013 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in van de evaluatie achteraf.
Artikel 51
Eindverslag over de uitvoering van het jaarprogramma
1. Het eindverslag over de uitvoering van het jaarprogramma schetst een duidelijk beeld van de uitvoering van het programma met betrekking tot:
a) |
de financiële en de operationele uitvoering van het jaarprogramma; |
b) |
de vorderingen die bij de uitvoering van het meerjarenprogramma en de prioriteiten zijn gemaakt in het licht van de specifieke, controleerbare doelstellingen ervan door middel van een kwantificering, voor zover mogelijk en wanneer zij zich daartoe lenen, van de indicatoren; |
c) |
de maatregelen die de verantwoordelijke instantie heeft genomen om de kwaliteit en de doeltreffendheid van de uitvoering te waarborgen, en met name:
|
d) |
de maatregelen om informatie te verstrekken over en bekendheid te geven aan de meerjaren- en de jaarprogramma's. |
2. Het verslag wordt ontvankelijk geacht als het alle in lid 1 genoemde gegevens bevat. De Commissie neemt een besluit over de inhoud van het door de verantwoordelijke instantie ingediende verslag binnen twee maanden na ontvangst van alle in lid 1 bedoelde gegevens, en deelt dat besluit mee aan de lidstaten. Als de Commissie niet binnen de gestelde termijn heeft geantwoord, worden de verslagen geacht aanvaard te zijn.
HOOFDSTUK X
SLOTBEPALINGEN
Artikel 52
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door het gemeenschappelijk comité „Solidariteit en beheer van de migratiestromen”, dat is opgericht bij Beschikking nr. 574/2007/EG.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en lid 5, onder b), en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.
De in artikel 5 bis, lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), van Besluit 1999/468/EG vastgestelde termijnen worden vastgesteld op zes weken.
Artikel 53
Herziening
Op voorstel van de Commissie wordt deze beschikking uiterlijk op 30 juni 2013 door het Europees Parlement en de Raad herzien.
Artikel 54
Overgangsbepalingen
1. Deze beschikking laat de voortzetting of wijziging, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke intrekking, van bijstand die door de Commissie is goedgekeurd krachtens Beschikking 2004/904/EG of andere wetgeving die op 31 december 2007 op die bijstand van toepassing is, onverlet.
2. Wanneer zij besluiten neemt over medefinanciering door dit Fonds neemt de Commissie de maatregelen in aanmerking die vóór 7 juni 2007 op grond van Beschikking 2004/904/EG zijn genomen en die financiële gevolgen hebben tijdens de door die medefinanciering bestreken periode.
3. De voor medefinanciering vastgelegde bedragen die door de Commissie tussen 1 januari 2005 en 31 december 2007 zijn goedgekeurd en waarvoor de voor afsluiting van de programma's vereiste documenten op de uiterste datum voor indiening van het eindverslag nog niet bij de Commissie zijn ingediend, worden door de Commissie uiterlijk op 31 december 2010 ambtshalve doorgehaald en geven aanleiding tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde bedragen.
Bedragen die verband houden met concrete acties of programma's die zijn geschorst wegens een gerechtelijke procedure of administratief beroep met opschortend effect, worden bij de berekening van de ambtshalve door te halen bedragen niet meegerekend.
4. De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2009 bij de Commissie een evaluatieverslag in over de resultaten en het effect van de maatregelen die medefinanciering uit het Fonds hebben ontvangen voor de periode 2005-2007.
5. De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2009 bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in over de bereikte resultaten en over de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het Fonds in de periode 2005-2007.
Artikel 55
Intrekking
Beschikking 2004/904/EG wordt met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken.
Artikel 56
Inwerkingtreding en toepassing
Deze beschikking treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2008, met uitzondering van de artikelen 13, 17, 18, 20, 23 en 25, artikel 31, lid 2, artikel 31, lid 5, artikel 32, artikel 35, lid 4, en artikel 52, die van toepassing zijn vanaf 7 juni 2007.
Artikel 57
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Gedaan te Brussel, 23 mei 2007.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
G. GLOSER
(1) PB C 88 van 11.4.2006, blz. 15.
(2) PB C 115 van 16.5.2006, blz. 47.
(3) Advies van het Europees Parlement van 14 december 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 mei 2007.
(4) PB L 252 van 6.10.2000, blz. 12.
(5) PB L 381 van 28.12.2004, blz. 52.
(6) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(7) Zie bladzijde 22 van dit Publicatieblad.
(8) Zie bladzijde 45 van dit Publicatieblad.
(9) Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
(10) PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.
(11) PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12.
(12) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).
(13) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
(14) PB L 396 van 31.12.2004, blz. 45.