EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006D0261

2006/261/EG: Beschikking van de Commissie van 16 maart 2005 betreffende steunmaatregel C 8/2004 (ex NN 164/2003) die door Italië ten uitvoer is gelegd ten gunste van recentelijk aan de beurs genoteerde ondernemingen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 591) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 94 van 1.4.2006, p. 42–49 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/261/oj

1.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/42


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 16 maart 2005

betreffende steunmaatregel C 8/2004 (ex NN 164/2003) die door Italië ten uitvoer is gelegd ten gunste van recentelijk aan de beurs genoteerde ondernemingen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 591)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/261/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig voornoemde artikelen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen kenbaar te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

I   PROCEDURE

1.

Op 2 oktober 2003 is met de bekendmaking daarvan in de Gazzetta Ufficiale della Repubblica italiana nr. 229 van 2 oktober 2003 in Italië decreto-legge nr. 269 van 30 september 2003 houdende dringende maatregelen ten faveure van de ontwikkeling en de correctie van de ontwikkeling van de overheidsfinanciën (hierna „DL 269/2003” genoemd) van kracht geworden. Artikel 1, lid 1, onder d), en artikel 11 van DL 269/2003 voorzien in fiscale stimuleringsmaatregelen voor de ondernemingen die in de periode tussen 2 oktober 2003 en 31 december 2004 aan een gereglementeerde beurs in de Europese Unie werden genoteerd. Artikel 1, lid 1, onder d), en artikel 11 van DL 269/2003 zijn later ongewijzigd omgezet in wet nr. 326 van 24 november 2003 (hierna „L 326/2003” genoemd), die is bekendgemaakt in de Gazzetta Ufficiale della Repubblica italiana nr. 274 van 25 november 2003.

2.

Bij brief van 22 oktober 2003 (D/56756) heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten verzocht inlichtingen te verstrekken over de desbetreffende stimuleringsmaatregelen en over het tijdstip van de inwerkingtreding daarvan, teneinde na te kunnen gaan of er sprake was van steun in de zin van artikel 87 van het Verdrag. In dezelfde brief heeft de Commissie Italië herinnerd aan de verplichting om elke maatregel die staatssteun vormt vóór de tenuitvoerlegging ervan bij de Commissie aan te melden overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

3.

Bij brieven van 11 november 2003 (A/37737) en 26 november 2003 (A/38138) hebben de Italiaanse autoriteiten de gevraagde inlichtingen verstrekt. Op 19 december 2003 (D/58192) heeft de Commissie Italië opnieuw herinnerd aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag en de Italiaanse autoriteiten verzocht de potentiële begunstigden van de desbetreffende stimuleringsmaatregelen in kennis te stellen van de gevolgen - op grond van het Verdrag en artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het Verdrag (2) – van de eventuele constatering dat de stimulansen een onwettige steunmaatregel vormen die zonder voorafgaande toestemming van de Commissie ten uitvoer is gelegd.

4.

Bij brief van 18 februari 2004 (SG 2004 D/200644) heeft de Commissie Italië in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in te leiden ten aanzien van de fiscale stimulansen die door Italië zijn verleend aan ondernemingen die recentelijk aan de beurs zijn genoteerd.

5.

Bij brief van 22 april 2004 (A/32918) hebben de Italiaanse autoriteiten hun opmerkingen ingediend.

6.

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is op 3 september 2004 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, met het verzoek aan belanghebbenden hun opmerkingen in te dienen (3).

7.

Op 16 en 27 september 2004 zijn twee ad hoc-vergaderingen tussen vertegenwoordigers van de Commissie en de Italiaanse belastingdienst gehouden om bepaalde aspecten van de maatregel te onderzoeken.

8.

Bij fax van 4 oktober 2004 (A/37459) heeft de Borsa Italiana SpA haar opmerkingen aan de Commissie doen toekomen. Bij brief van 28 oktober 2004 (D/57697) heeft de Commissie haar opmerkingen aan de Italiaanse autoriteiten toegezonden. Bij brief van 2 december 2004 (A/39473) hebben de Italiaanse autoriteiten hun commentaar op de toegezonden opmerkingen ingediend.

II   BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

9.

De maatregel voorziet in twee soorten fiscale stimulansen met betrekking tot de notering aan de beurs van ondernemingen die aan de Italiaanse vennootschapsbelasting onderworpen zijn.

10.

Overeenkomstig artikel 11 van DL 269/29003 kunnen de ondernemingen die in de periode tussen 2 oktober 2003 en 31 december 2004 aan een gereglementeerde beurs van een lidstaat van de Europese Unie zijn genoteerd, gedurende drie jaar in aanmerking komen voor een verminderde vennootschapsbelasting van 20% (in plaats van het normaal toegepaste tarief: 35% in 2003 en 33% in 2004). Deze „belastingpremie” geldt alleen wanneer de genoteerde ondernemingen hun nettokapitaal met minstens 15% verhogen als gevolg van de eerste openbare aanbieding van hun aandelen en op voorwaarde dat de begunstigde ondernemingen niet al aan een Europese beurs zijn genoteerd. Het maximumbedrag van het inkomen waarop het verminderde tarief van toepassing is, bedraagt 30 miljoen euro per jaar en bijgevolg kan de steun oplopen tot maximaal 4,5 miljoen euro (35 - 20% = 15% van 30 miljoen) in 2003, terwijl hij in 2004 niet meer kan bedragen dan 3,9 miljoen (33 - 20% = 13% van 30 miljoen).

11.

Wanneer de notering van een in voornoemde periode aan de beurs genoteerde onderneming wordt geschrapt, geldt de stimuleringsmaatregel alleen voor de periode(n) waarin de onderneming effectief op de beurs is verhandeld. De stimuleringsmaatregel wordt onder dezelfde voorwaarden gehandhaafd, als een onderneming daarna wordt genoteerd aan een andere Europese beurs die dezelfde bescherming van beleggers garandeert als de Italiaanse effectenbeurs.

12.

Voor de beursgenoteerde ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 11 van DL 269/2003 bepaalt artikel 1, lid 1, onder d), van DL 269/2003 dat van het belastbare inkomen een bedrag wordt afgetrokken dat gelijk is aan de noteringskosten voor de eerste openbare aanbieding in 2004. Deze aftrek van het belastbare inkomen komt bovenop de normale aftrek van de kosten voor de eerste openbare aanbieding, die uit fiscaal oogpunt als gewone bedrijfsuitgaven worden beschouwd. De kosten voor de transacties in het kader van de eerste openbare aanbieding omvatten met name de kosten voor de grondige analyse van de onderneming (due diligence”-analyse), de kosten voor extern advies en de reglementaire transactiekosten, die voor de Italiaanse effectenbeurs oplopen tot een bedrag tussen 3,5% en 7% van het met de noteringsoperatie gemoeide bedrag. Om in aanmerking te komen voor deze aftrek van het belastbare inkomen moeten de ondernemingen van een externe accountant een certificaat met betrekking tot de daadwerkelijk gedane uitgaven verkrijgen.

13.

De aftrek van het belastbare inkomen, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder d), van DL 269/2003, heeft tot gevolg dat de effectieve belastingdruk voor 2004 wordt verminderd, aangezien het bedrag van de te betalen belasting wordt verlaagd met een bedrag van 33% (gelijk aan het tarief van de belasting op het inkomen van de ondernemingen voor 2004, afgezien van het verminderde nominale tarief van 20% dat uit hoofde van de hierboven vermelde belastingpremie wordt toegepast) van het bedrag van de voor de notering in aanmerking komende uitgaven. Volgens het Italiaanse systeem van vervroegde betaling van de vennootschapsbelasting betalen de begunstigde ondernemingen de verschuldigde belasting voor het belastingjaar 2004 in twee tranches op grond van een raming van de belastingen die zij naar verwachting voor 2004 zullen betalen, rekening houdend met de vermindering in het kader van de desbetreffende regeling. Om te vermijden dat het voordeel ook wordt toegepast op de vooruitbetalingen voor de belastingen voor 2005 (wat het geval zou zijn als de vooruitbetalingen worden berekend op grond van de in 2004 betaalde - verlaagde –belastingen) bepaalt artikel 1, lid 1, onder d), van DL 269/2003 dat de vooruitbetaling voor de belastingen voor 2005 wordt berekend op grond van de in 2004 verschuldigde belastingen zonder rekening te houden met het desbetreffende belastingvoordeel.

14.

De twee stimulansen, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder d) van DL 269/2003 respectievelijk artikel 11 van DL 269/2003, hebben bijgevolg een verschillende geldigheidsduur. Terwijl de door de aftrek van het belastbare inkomen gevormde stimulans alleen in 2004 van toepassing is, is de uit de belastingpremie bestaande stimulans van toepassing vanaf de datum van de beursnotering en voor een periode van drie jaar. De Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat de stimulansen geen gevolgen hebben voor de vooruitbetaling van de belastingen in 2003 en uitsluitend van toepassing zijn in 2004 en, wat artikel 11 van DL 269/2003 alleen betreft, in de drie jaren na de beursnotering.

15.

Bij de indiening van de decreto-legge tot instelling van de belastingstimulans heeft de Italiaanse regering geraamd dat de maatregel betrekking zou hebben op 10 potentiële begunstigden in 2003 en 25 in 2004 en negatieve gevolgen voor de belastingopbrengst zou hebben van 7,2 miljoen euro in 2003 en 27,7 miljoen euro in 2004. Er is geen raming verstrekt voor de twee volgende jaren waarin de maatregel van toepassing is.

III   REDENEN OM DE PROCEDURE IN TE LEIDEN

16.

De Commissie was bij de inleiding van de formele procedure van oordeel dat de maatregel voldeed aan alle criteria om als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag te worden beschouwd. De Commissie heeft er met name op gewezen dat de maatregel twee soorten economische voordelen verschaft. In de eerste plaats voert hij ten gunste van de aan een gereglementeerde effectenbeurs genoteerde ondernemingen een verlaagd vennootschapsbelastingstatief van 20% in, waardoor het door deze ondernemingen in het kader van enige economische activiteit gerealiseerde netto-inkomen gedurende drie jaar wordt verhoogd. Dankzij de vermindering van het nominale belastingtarief worden voor de begunstigde ondernemingen immers de verschuldigde belastingen verlaagd in het jaar waarin de beursnotering plaatsvindt, alsook in de twee daaropvolgende jaren. In de tweede plaats vermindert de regeling via de aftrek van het belastbare inkomen van een bedrag gelijk aan de kosten voor de eerste openbare aanbieding het belastbare inkomen in het belastingjaar waarin de beursintroductie plaatsvindt. Deze verminderingen vertalen zich bovendien in de toepassing van een lager reëel belastingtarief op de inkomsten van 2004.

17.

De Commissie heeft geconstateerd dat de hierboven vermelde voordelen bepaalde ondernemingen blijken te begunstigen. Zij heeft met name vastgesteld dat de desbetreffende fiscale stimulansen kenmerken vertonen die de in Italië gevestigde ondernemingen begunstigen. Een buitenlandse onderneming die in Italië werkzaam is via een stabiele organisatie of een andere organisatie in de vorm van een agentschap, filiaal of dochteronderneming in de zin van artikel 43 van het Verdrag komt voor de vermindering van het effectieve belastingtarief alleen in aanmerking voor het gedeelte van haar activiteit dat door dergelijke Italiaanse organisaties wordt uitgevoerd; een dergelijk onderscheid, dat uit fiscaal oogpunt op grond van de territoriale logica van het belastingstelsel gerechtvaardigd kan zijn, is echter niet aanvaardbaar wanneer het gaat om een steunmaatregel, aangezien het de in Italië werkzame buitenlandse ondernemingen concurrentieel benadeelt ten opzichte van de Italiaanse ondernemingen.

18.

De Commissie heeft ook geconstateerd dat, hoewel de voordelen van de regeling formeel toegankelijk zijn voor alle aan een Europese gereglementeerde beurs genoteerde ondernemingen en de regeling bijgevolg niet discrimineert tussen in Italië genoteerde ondernemingen en ondernemingen die aan een beurs van een andere lidstaat zijn genoteerd, de maatregel eigenlijk alleen de ondernemingen begunstigt die voor de eerste keer in de hierboven vermelde korte periode aan de beurs worden genoteerd. In dit verband heeft de Commissie onderstreept dat de bepalingen voor de notering aan de beurs een aantal strenge voorwaarden voorschrijven, met name een bewijs van de soliditeit van de vermogens- en financiële situatie aan de hand van balansen en verklaringen van externe accountants. De ondernemingen die vragen om aan de beurs te worden genoteerd moeten de vorm aannemen van naamloze vennootschappen om de volledige overdraagbaarheid van de aandelen te garanderen en moeten aan enige minimumvereisten inzake kapitaalvorming voldoen. Volgens de Commissie sluiten de door de regeling vastgestelde termijnen in feite veel potentiële begunstigden van de desbetreffende voordelen uit.

19.

In haar besluit om de procedure in te leiden heeft de Commissie onderstreept dat de maatregel door af te zien van belastingontvangsten het gebruik van staatsmiddelen impliceert en dat hij de concurrentie tussen de ondernemingen en het handelsverkeer in de gemeenschappelijke markt zou kunnen vervalsen, aangezien de begunstigde ondernemingen, die aan de beurs genoteerde ondernemingen zijn, werkzaam zijn op markten die worden gekenmerkt door een sterke concurrentiedynamiek en waarin intracommunautair handelsverkeer plaatsvindt.

20.

De Commissie heeft ten slotte gemeend dat het selectieve karakter van de desbetreffende fiscale voordelen niet gerechtvaardigd lijkt door de aard of de algemene structuur van het Italiaanse belastingstelsel en dat de regeling niet bestemd lijkt te zijn voor de compensatie van eventuele uitgaven, aangezien het bedrag van de steun niet evenredig is aan de specifieke kosten die voor de beursnotering worden gemaakt. Bovendien lijkt geen van de afwijkingen, als bedoeld in artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag, van toepassing te zijn.

IV   OPMERKINGEN VAN ITALIË EN BELANHEBBENDE DERDE PARTIJEN

21.

De Italiaanse autoriteiten en de Borsa Italiana SpA, de enige derde partij die heeft gereageerd, hebben drie essentiële bezwaren gemaakt.

22.

Volgens de Italiaanse autoriteiten en de Borsa Italiana SpA moet de regeling in de eerste plaats worden beschouwd als een algemene maatregel van direct fiscaal beleid ter bevordering van de beursintroductie van Italiaanse ondernemingen, om de negatieve trend van de laatste jaren om te buigen en om de kapitaalvorming en het concurrentievermogen van de ondernemingen op de wereldmarkten te versterken; als zodanig valt de regeling niet onder de controle op de staatssteun.

23.

In de tweede plaats is de regeling niet van invloed op de concurrentie, aangezien elke onderneming voor de stimulans in aanmerking komt als zij aan een Europese effectenbeurs wordt genoteerd. De regeling is algemeen van toepassing in alle economische sectoren en alle bedrijfstakken; het gaat bijgevolg om een niet-selectieve maatregel.

24.

Ten slotte is de regeling niet van invloed op de concurrentie, aangezien de duur en de begrotingsmiddelen ervan beperkt zijn en ook buitenlandse ondernemingen voor deze steun in aanmerking komen.

V   EVALUATIE VAN DE MAATREGEL

25.

Na bestudering van de door de Italiaanse autoriteiten gemaakte opmerkingen bevestigt de Commissie het standpunt dat zij in haar brief van 18 februari 2004 tot inleiding van de formele onderzoekprocedure heeft geformuleerd: de regeling vormt staatssteun, omdat zij benatwoordt aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

26.

De Commissie is van mening dat de maatregel duidelijke selectieve voordelen verschaft, aangezien hij afwijkt van de normale werking van het belastingstelsel, en bepaalde ondernemingen of bepaalde producties bevoordeelt, omdat uitsluitend ondernemingen voor de steun in aanmerking komen die in staat zijn om binnen de door de regeling vastgestelde termijn een beursnotering te verkrijgen, wat betekent dat ondernemingen die reeds aan de beurs zijn genoteerd, ondernemingen die niet aan de noteringsvoorwaarden voldoen en ondernemingen die besluiten om in de aangegeven periode geen beursnotering aan te vragen van de regeling worden uitgesloten.

27.

Het door Italië aangevoerde argument dat de regeling een fiscale beleidsmaatregel vormt die niet onder de bepalingen inzake staatssteun valt, kan niet worden aanvaard en de afwijking van het normale belastingstelsel is op grond van de aard van het Italiaanse belastingstelsel niet gerechtvaardigd, aangezien zij uit belastingoogpunt niet beantwoordt aan enig relevant verschil tussen de situatie van aan de beurs genoteerde ondernemingen en ondernemingen die niet zijn genoteerd. De regeling voorziet met name in een vermindering van het belastingtarief voor de toekomstige, door de begunstigden gerealiseerde winsten en kan daarom niet als evenredig worden beschouwd, aangezien deze winsten geen verband houden met het feit dat de begunstigden aan de beurs zijn genoteerd, met de structuur van hun kapitaal en met andere kenmerken in verband met de beursnotering. Ten slotte is de regeling evenmin gerechtvaardigd op grond van haar specifieke doelstellingen, aangezien de korte duur daarvan haar in feite ontoegankelijk maakt voor veel potentiële begunstigden.

28.

Ook de aftrek van het belastbare inkomen vormt een bijzondere stimulans, aangezien deze maatregel bovenop de gewone aftrek van de kosten komt. Ook als een dergelijke maatregel op grond van de rechtspraak van het Hof (4) eventueel als gerechtvaardigd zou kunnen worden beschouwd, wijst de Commissie erop dat de korte duur van de maatregel strijdig is met het specifieke doel om de beursintroductie van ondernemingen te bevorderen, aangezien hij talrijke potentiële begunstigden in feite uitsluit.

29.

Wat betreft het bezwaar dat de regeling geen specifiek voordeel verschaft en bijgevolg niet kan leiden tot een vervalsing van de concurrentie en het handelsverkeer in de Gemeenschap, aangezien zij ondernemingen begunstigt die aan verschillende belastingwetgevingen zijn onderworpen, wijst de Commissie op de relevante rechtspraak van het Hof (5), die bevestigt dat een fiscale afwijkingsmaatregel die niet is gerechtvaardigd door de aard van het belastingstelsel of de specifieke aard van de maatregel staatssteun kan vormen.

30.

De Commissie stelt vast dat het Hof in een ander arrest (6) haar evaluatie heeft bevestigd, volgens welke een nationale belastingmaatregel, hoewel die formeel van algemene aard was, staatssteun vormde, omdat hij in feite bepaalde nationale bedrijfssectoren in sterkere mate begunstigde. In het voorliggende geval meent de Commissie dat de fiscale stimulans die in afwijking van de normale fiscale behandeling wordt toegekend aan alle in Italië belastbare ondernemingen die aan een gereglementeerde beurs worden genoteerd aanzienlijke effecten heeft voor ondernemingen van een bepaalde grootte en de concurrentie kan vervalsen doordat zij de concurrentiepositie van deze ondernemingen ten aanzien van niet in Italië geregistreerde concurrenten verbetert. Bovendien komt de steun, omdat hij via het belastingstelsel wordt toegekend, vooral ten goede aan Italiaanse ondernemingen, aangezien de lagere belasting voor hen geldt voor de op wereldvlak gerealiseerde winsten, terwijl de buitenlandse bedrijven slechts in aanmerking komen voor een belastingvermindering voor het gedeelte van de winsten die zij in Italië hebben gerealiseerd, waardoor zij ten opzichte van de Italiaanse ondernemingen worden benadeeld. Een dergelijk verschil in behandeling kan normaliter worden gerechtvaardigd door de aard van het belastingstelsel, maar in dit geval geldt deze rechtvaardiging niet, aangezien de regeling een bijzondere stimulans vormt die niet gerechtvaardigd is in het kader van de normale toepassing van het belastingstelsel.

31.

Wat de beperkte duur van de regeling betreft, wijst Italië erop dat het aantal potentiële begunstigden (uitsluitend ondernemingen die vóór 31 december 2004 aan de beurs waren genoteerd) om begrotingsredenen is beperkt. Dit zou overigens een extra element vormen ter staving van de conclusie dat de maatregel slechts beperkte gevolgen voor de concurrentie heeft. De Commissie is van mening dat de beperkte begrotingsmiddelen die voor de stimuleringsmaatregel worden uitgetrokken de subsidiële aard daarvan noch de verstoringen van de concurrentie die daaruit voortvloeien, niet wegnemen. De regeling leidt tot een verandering (via de fiscale behandeling) van de concurrentiepositie van bepaalde ondernemingen die commerciële activiteiten verrichten in sectoren die voor internationale concurrentie open staan en vormt daardoor steun die de concurrentie dreigt te vervalsen.

32.

De Commissie concludeert bijgevolg dat de maatregel aan bepaalde begunstigden specifieke belastingvoordelen toekent die de kosten verminderen die normaliter door hen bij de uitvoering van hun economische activiteiten worden gedragen.

33.

De Commissie meent dat de desbetreffende voordelen door de Staat of via staatsmiddelen worden toegekend. Aangezien Italië in dit verband geen bezwaren heeft gemaakt, bevestigt de Commissie haar evaluatie die zij bij de inleiding van de formele onderzoekprocedure maakte: het voordeel komt van de Staat omdat de Staat belastinginkomsten derft die normaliter door de Italiaanse schatkist worden geïnd.

34.

Gezien de effecten van de maatregel bevestigt de Commissie haar evaluatie die zij bij de inleiding van de formele onderzoekprocedure maakte: de maatregel kan de concurrentie tussen de ondernemingen en het handelsverkeer tussen de lidstaten vervalsen, aangezien de begunstigde ondernemingen actief kunnen zijn op internationale markten en commerciële en andere economische activiteiten kunnen verrichten op markten die door een hevige concurrentie worden gekenmerkt. Volgens de vaste rechtspraak van het Hof (7) kan een maatregel de concurrentie vervalsen wanneer de begunstigde van de steun met andere ondernemingen concurreert op markten die voor de concurrentie open staan.

35.

Door het indienen van een aanvraag om een notering aan een gereglementeerde effectenbeurs streven de ondernemingen verschillende financiële doelstellingen na, waaronder a) de vergroting en de differentiëring van de financieringsbronnen voor de aankoop van activa en aandelen; b) de vergroting van de eigen financiële draagkracht ten aanzien van de houders van schuldbewijzen, leveranciers en andere crediteuren, die de aandelen als kredietgarantie aanvaarden; c) de verkrijging van een marktevaluatie om fusie- en acquisitieoperaties op elk moment te vergemakkelijken. Door het toekennen van een buitengewoon belastingvoordeel aan de ondernemingen die besluiten om een beursnotering aan te vragen verbetert de regeling de concurrentiepositie en de financiële draagkracht van deze ondernemingen ten opzichte van hun concurrenten. Aangezien de hierboven beschreven effecten Italiaanse ondernemingen kunnen begunstigen die actief zijn op markten waar intracommunautair handelsverkeer plaatsvindt, is de Commissie van mening dat de regeling van invloed is op het handelsverkeer en de concurrentie vervalst.

(36)

De Commissie stelt bovendien vast dat op 31 december 2004 tien ondernemingen een notering hadden gekregen op de Italiaanse effectenbeurs (een verhoging met 100% in vergelijking met het jaar daarvoor) (8). De regeling verleent aan de ondernemingen die een beursnotering hebben gekregen het recht op fiscale voordelen die in verhouding staan tot hun toekomstige winsten. De aan de Italiaanse beurzen genoteerde ondernemingen behoren tot verschillende sectoren, variërend van de be- en verwerkende industrie tot de openbare nutsvoorzieningen, die voor de internationale concurrentie open staan. De Italiaanse autoriteiten noch de belanghebbende derde partijen hebben redenen aangevoerd om aan te tonen dat de toegekende voordelen op grond van bepaalde bijzondere kenmerken van de begunstigden niet van invloed zijn op de concurrentie en het communautaire handelsverkeer. Op grond van prognoses, gebaseerd op de door de begunstigden gerealiseerde winsten in de drie aan de beursnotering voorafgaande jaren, heeft de Commissie berekend dat elke onderneming een aanzienlijk belastingvermindering kan krijgen. Uit de berekeningen van de Commissie blijkt bijvoorbeeld dat de belastingvermindering die één van deze begunstigden in de periode 2004-2007 zou kunnen genieten 75 miljoen euro kan bedragen. Ingevolge de in artikel 11 van DL 269/2003 opgenomen en hierboven beschreven bepaling inzake de beperking van het belastingvoordeel kan de steun echter niet meer bedragen dan 11,7 miljoen euro over de periode van drie jaar. Op grond van de door Italië aangevoerde redenen kan echter in geen geval worden geconcludeerd dat de aan de afzonderlijke begunstigden toegekende steun binnen de grenzen van de minimis-steun valt.

37.

De Commissie concludeert dat de verstoring van de concurrentie, veroorzaakt door de regeling in de diverse sectoren waarin de begunstigden actief zijn, aanzienlijk is, rekening houdend met het feit dat deze vaak een vooraanstaande rol spelen in de respectieve sectoren in Italië, wat de negatieve evaluatie van de regeling rechtvaardigt.

38.

De Italiaanse autoriteiten hebben de regeling ten uitvoer gelegd zonder deze vooraf bij de Commissie aan te melden. Zodoende zijn zij hun verplichtingen uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag niet nagekomen. Aangezien de maatregel staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag is en deze ten uitvoer is gelegd zonder de voorafgaande goedkeuring van de Commissie, betreft het hier onwettige steun.

39.

De desbetreffende maatregel vormt staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag en de verenigbaarheid daarvan met de gemeenschappelijke markt moet worden geëvalueerd in het licht van de afwijkingen, als bedoeld in van artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag.

40.

De Italiaanse autoriteiten hebben de evaluatie van de Commissie, als uiteengezet in de brief van 18 februari 2004 tot inleiding van de formele onderzoekprocedure, niet uitdrukkelijk betwist. De Commissie was namelijk van oordeel dat in deze zaak geen van de afwijkingen, als bedoeld in artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag, in aanmerking kon worden genomen om deze staatssteun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te kunnen beschouwen en de Commissie heeft geen nieuwe elementen gevonden die deze conclusie ontkrachten.

41.

In het voorliggende geval zijn de voordelen hetzij aan geen enkele uitgave gebonden, hetzij gebonden aan uitgaven die niet in aanmerking komen voor steun op grond van de groepsvrijstellingsverordeningen of de communautaire richtsnoeren.

42.

De afwijkingen, als bedoeld in artikel 87, lid 2, van het Verdrag betreffende steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers, steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen, of steunmaatregelen aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland, zijn in deze zaak niet van toepassing.

43.

Evenmin van toepassing is de afwijking, als bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a) van het Verdrag, die steunmaatregelen toestaat ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst, aangezien de maatregel in geheel Italië van toepassing is en niet alleen in de Italiaanse streken, als bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a). Ten slotte lijkt de regeling geenszins bij te dragen aan de ontwikkeling van deze streken.

44.

Bovendien kan de regeling niet worden beschouwd als een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang en zij is ook niet bestemd om een ernstige verstoring in de economie van Italië op te heffen overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder b), van het Verdrag. Evenmin is de regeling bedoeld om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder d), van het Verdrag.

45.

Ten slotte moet de regeling worden geëvalueerd in het licht van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag. Dit artikel bepaalt dat steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken kunnen worden goedgekeurd, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. De fiscale voordelen die via deze regeling worden toegekend, houden geen verband met specifieke investeringen, het scheppen van banen of specifieke projecten. Zij vormen gewoon een vermindering van de lasten die de betrokken ondernemingen normaliter bij de uitvoering van hun economische activiteiten moeten dragen en zij moeten dan ook worden beschouwd als staatssteun voor de bedrijfsvoering, die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

VI.   CONCLUSIES

46.

De Commissie concludeert dat de fiscale voordelen die via de desbetreffende maatregel worden toegekend, een regeling van staatssteun voor de bedrijfsvoering vormen waarop geen van de afwijkingen van het algemene verbod op dergelijke steun van toepassing is en die bijgevolg onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Bovendien is de Commissie van mening dat Italië de desbetreffende maatregel onwettig ten uitvoer heeft gelegd.

47.

De constatering dat staatssteun onwettig is toegekend en onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt moet tot gevolg hebben dat deze steun van de begunstigden wordt teruggevorderd. Dankzij de terugvordering van de steun wordt, voorzover mogelijk, de concurrentiesituatie hersteld zoals die vóór de toekenning van de steun bestond.

48.

Ook als deze procedure is afgesloten kort na het einde van het eerste belastingjaar waarin de regeling effect sorteert - dus voordat de door het merendeel van de begunstigden verschuldigde belasting moest worden betaald - kan de Commissie niet uitsluiten dat sommige ondernemingen reeds steun hebben gekregen in de vorm van bijvoorbeeld een vermindering van de vooruitbetalingen voor de belastingen voor het lopende belastingjaar.

49.

De Commissie neemt er bovendien kennis van dat de Italiaanse autoriteiten, na de inleiding van de formele onderzoekprocedure, de potentiële begunstigden van de regeling hebben gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen van de constatering door de Commissie dat de maatregel steun vormt die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. De Commissie is van mening dat het in elk geval nodig is dat de eventueel reeds aan de begunstigden toegekende steun wordt teruggevorderd.

50.

Daartoe moet de Commissie Italië vragen de potentiële begunstigden van de regeling binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking te verzoeken de steun terug te betalen, verhoogd met de rente, berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het Verdrag (9). Met name moet Italië, wanneer de steun reeds is toegekend in de vorm van een verlaging van de in het lopende belastingjaar te betalen belastingen, het volledige verschuldigde bedrag terugvorderen met de laatste betaling voor 2004. In ieder geval moet de totale terugbetaling zijn voltooid vóór het einde van het eerste belastingjaar volgende op de datum van kennisgeving van deze beschikking.

51.

De Commissie moet Italië dringend verzoeken de nodige informatie te verstrekken door het opstellen van een lijst van de betrokken begunstigden en door duidelijk de geplande en reeds goedgekeurde maatregelen aan te geven voor de onmiddellijke en effectieve terugvordering van de onwettige staatssteun. De Commissie moet Italië tevens verzoeken om binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking alle bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat ten aanzien van de begunstigden van de onwettige steun een terugvorderingprocedure is ingeleid.

52.

Deze beschikking heeft betrekking op de regeling als dusdanig en moet onverwijld ten uitvoer worden gelegd, ook voor de terugvordering van de steun die in het kader van de regeling is toegekend. Zij laat evenwel de mogelijkheid onverlet dat in individuele gevallen de steun geheel of ten dele als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt beschouwd, met name in de zin van artikel 5, onder b), van de groepsvrijstellingsverordening betreffende KMO-steun,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De regeling van in de vorm van fiscale stimulansen toegekende staatssteun aan op een gereglementeerde Europese beurs genoteerde ondernemingen, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder d), en artikel 11 van decreto-legge nr. 269 van 30 september 2003, die door Italië ten uitvoer is gelegd, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

Italië trekt de in artikel 1 bedoelde steunregeling in met ingang van het belastingjaar waarin de datum van kennisgeving van deze beschikking valt.

Artikel 3

1.   Italië neemt alle nodige maatregelen om de in artikel 1 bedoelde en reeds onwettig toegekende steun van de begunstigden terug te vorderen.

2.   De terugvordering geschiedt onverwijld en in overeenstemming met de procedures van nationaal recht, voorzover deze procedures een onmiddellijke en effectieve tenuitvoerlegging van deze beschikking mogelijk maken.

3.   De terugvordering wordt zo snel mogelijk uitgevoerd. Met name moet Italië, wanneer de steun reeds is toegekend in de vorm van een verlaging van de in het lopende belastingjaar te betalen belastingen, het volledige verschuldigde bedrag terugvorderen met de laatste betaling voor 2004. In alle andere gevallen vordert Italië de verschuldigde belasting terug uiterlijk aan het einde van het belastingjaar waarin de datum van kennisgeving van deze beschikking valt.

4.   De terug te vorderen steun omvat de rente vanaf de datum waarop de steun aan de begunstigden is toegekend tot de datum van de effectieve terugbetaling.

5.   De rente wordt berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004.

6.   Binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking gelast Italië alle begunstigden van de in artikel 1 bedoelde steun tot terugbetaling van de onwettige steun, inclusief rente.

Artikel 4

Italië deelt de Commissie binnen twee maanden na kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen zij heeft genomen of voornemens is te nemen om hieraan te voldoen. Deze informatie wordt verstrekt aan de hand van de vragenlijst die is opgenomen in bijlage 1 bij deze beschikking. Italië legt binnen dezelfde termijn alle bewijsstukken voor waaruit blijkt dat ten aanzien van de begunstigden van de onwettige steun een terugvorderingsprocedure is ingeleid.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 16 maart 2005.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 221 van 3.9.2004, blz. 2.

(2)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(3)  Zie voetnoot 1.

(4)  Zaak C-143/99, Adria-Wien Pipeline, Jurisprudentie 2001, blz. I-8365.

(5)  Zaak 173/73, Italië/Commissie, Jurisprudentie 1974, blz. I-709.

(6)  Zaak 203/82, Italië/Commissie, Jurisprudentie 1983, blz. 2525.

(7)  Zie zaak T-214/95 Het Vlaamse Gewest/Commissie, Jurisprudentie 1998, blz. II-717.

(8)  Het gaat om de volgende ondernemingen: 1) TREVISAN SpA, industriële schilderinstallaties; 2) ISAGRO SpA, farmaceutische producten; 3) DIGITAL MULTIMEDIA TECHNOLOGIES (DMT) SpA, media; 4) TERNA SpA, nutsvoorzieningen (elektriciteit); 5) PROCOMAC SpA, bottelinstallaties; 6) AZIMUT HOLDING SpA, financiële diensten; 7) GREENVISION AMBIENTE SpA, diensten; 8) PANARIAGROUP SpA, keramische producten; 9) RGI SpA, computertoepassingen; 10) GEOX SpA, kleding.

(9)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Inlichtingen over de uitvoering van Beschikking van 16.03.2005 van de Commissie betreffende steunmaatregel C8/2004 (ex NN164/2003) die door Italië ten uitvoer is gelegd ten gunste van recentelijk aan de beurs genoteerde ondernemingen

1.   Totaal aantal begunstigden en totaalbedrag van de terug te vorderen steun

1.1

Zet nader uiteen hoe het van de individuele begunstigden terug te vorderen steunbedrag wordt berekend.

Kapitaal

Rente

1.2

Geef het totale terug te vorderen bedrag aan van de op grond van de regeling toegekende onwettige steun (brutosubsidie-equivalent; prijzen van …).

1.3

Geef het totale aantal begunstigden aan van wie de in het kader van deze regeling onwettig toegekende steun moet worden teruggevorderd.

2.   Geplande en reeds goedgekeurde maatregelen voor de terugvordering van de steun

2.1

Verstrek een gedetailleerde opgave van de geplande en de reeds goedgekeurde maatregelen voor de onmiddellijke en effectieve terugvordering van de steun. Vermeld de rechtsgrondslag van die maatregelen.

2.2

Op welke datum zal de terugvordering zijn voltooid?

3.   Informatie over de individuele begunstigden

Verstrek in de bijgevoegde tabel nadere gegevens over elke begunstigde van wie de in het kader van de regeling onwettig toegekende staatssteun moet worden teruggevorderd.

Identiteit van de begunstigde

Bedrag onwettig toegekende steun (1)

valuta: ...

Terugbetaalde bedragen (2)

valuta: ...

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  Bedrag van de aan de begunstigde toegekende steun (brutosubsidie-equivalent; prijzen van …)

(2)  

(°)

Terugbetaalde brutobedragen (inclusief rente).


Top