Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOL_2005_196_R_0152_01

    2005/553/: Besluit van het Europees Parlement van 12 april 2005 tot sluiting van de rekeningen van het Zesde, Zevende, Achtste en Negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2003
    Resolutie van het Europees Parlement met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting aan de Commissie voor het financiële beheer van het Zesde, Zevende, Achtste en Negende Europees Ontwikkelingsfonds in het begrotingsjaar 2003

    PB L 196 van 27.7.2005, p. 152–160 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    27.7.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 196/152


    BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 12 april 2005

    tot sluiting van de rekeningen van het Zesde, Zevende, Achtste en Negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2003

    (2005/553/EG)

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien het verslag over de follow-up van de kwijtingen voor 2002 (COM(2004) 0648 — C6-0126/2004),

    gezien de jaarrekeningen en financiële balansen van het Zesde, Zevende, Achtste en Negende Europees Ontwikkelingsfonds betreffende het begrotingsjaar 2003 (COM(2004) 0667 — C6-0165/2004),

    gezien het verslag over het financiële beheer van het Zesde, Zevende, Achtste en Negende Europees Ontwikkelingsfonds in het begrotingsjaar 2003 (SEC(2004) 1271),

    gezien het jaarlijkse verslag van de Rekenkamer over de activiteiten in het kader van het Zesde, Zevende, Achtste en Negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), vergezeld van de antwoorden van de instellingen (1),

    gezien de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer betreffende de Europese Ontwikkelingsfondsen (2),

    gezien de aanbevelingen van de Raad van 8 maart 2005 (6865/2005 — C6-0078/2005, 6866/2005 — C6-0079/2005, 6867/2005 — C6-0080/2005 en 6868/2005 — C6-0081/2005),

    gelet op artikel 33 van het Intern Akkoord van 20 december 1995 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het tweede financiële protocol bij de Vierde ACS-EG-overeenkomst (3),

    gelet op artikel 32 van het Intern Akkoord van 18 september 2000 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financiële protocol bij de partnerschapsovereenkomst tussen de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000, en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn (4),

    gelet op artikel 74 van het Financieel Reglement van 16 juni 1998 van toepassing op de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in het kader van de Vierde ACS-EG-overeenkomst (5),

    gelet op artikel 119 van het Financieel Reglement van 27 maart 2003 van toepassing op het Negende Europees Ontwikkelingsfonds (6),

    gelet op artikel 70, artikel 71, derde streepje, en bijlage V van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0069/2005),

    1.

    Stelt vast dat de financiële situatie van het Zesde, Zevende, Achtste en Negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) per 31 december 2003 als volgt was:

    Gecumuleerde besteding van de EOF-middelen per 31 december 2003

    (miljoen EUR)

     

    Situatie eind 2002

    Begrotingsuitvoering in de loop van 2003

    Situatie eind 2003

    Totaalbedrag

    Uitvoerings-graad % (9)

    Zesde EOF

    Zevende EOF

    Achtste EOF (10)

    Negende EOF (11)

    Totaalbedrag (11)

    Zesde EOF

    Zevende EOF

    Achtste EOF (10)

    Negende EOF (11)

    Totaalbedrag (11)

    Uitvoerings-graad % (9)

    A — MIDDELEN  (7)

    32 840,4

     

    – 357,5

    – 585,6

    – 1 736,7

    15 493,1

    12 813,3

    7 471,6

    10 926,1

    11 762,9

    15 493,1

    45 653,7

     

    B — BESTEDING

    1.

    Financiële vastleggingen

    29 921,2

    91,1

    – 13,1

    – 2,6

    255,1

    3 522,4

    3 761,8

    7 471,6

    10 926,1

    11 762,9

    3 522,4

    33 683,0

    73,8

    2.

    Individuele juridische verbintenissen

    24 824,2

    75,6

    30,7

    311,7

    1 406,6

    1 133,7

    2 882,7

    7 349,6

    10 297,1

    8 926,5

    1 133,7

    27 706,9

    60,7

    3.

    Betalingen  (8)

    21 536,4

    65,6

    47,0

    486,2

    1 559,6

    281,7

    2 374,5

    7 282,1

    9 718,6

    6 628,5

    281,7

    23 910,9

    52,4

    C — NOG TE BETALEN (B1-B3)

    8 384,8

    25,5

     

     

     

     

     

    189,5

    1 207,5

    5 134,4

    3 240,7

    9 772,1

    21,4

    D — BESCHIKBAAR SALDO (A-B1)

    2 919,2

    8,9

     

     

     

     

     

    0,0

    0,0

    0,0

    11 970,7

    11 970,7

    26,2

    Bron: Rekenkamer, jaarverslag over het begrotingsjaar 2003, blz. 403.

    2.

    Hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de rekeningen betreffende het beheer van het Zesde, Zevende, Achtste en Negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2003;

    3.

    Verzoekt zijn voorzitter om dit besluit te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de Rekenkamer en de Europese Investeringsbank en zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-reeks).

    De voorzitter

    Josep BORRELL FONTELLES

    De secretaris-generaal

    Julian PRIESTLEY


    (1)  PB C 293 van 30.11.2004, blz. 315.

    (2)  PB C 293 van 30.11.2004, blz. 327.

    (3)  PB L 156 van 29.5.1998, blz. 108.

    (4)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.

    (5)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 53.

    (6)  PB L 83 van 1.4.2003, blz. 1.

    (7)  Oorspronkelijke toewijzing voor het Zesde, Zevende, Achtste en Negende EOF, rente, diverse middelen en overdrachten van eerdere EOF's.

    (8)  Met inbegrip van Stabex-transfers (Zevende EOF: 104 miljoen EUR, Achtste EOF: 87 miljoen EUR, totaal: 191 miljoen EUR).

    (9)  Als percentage van de middelen.

    (10)  Waarvan 732,9 miljoen aan financiële vastleggingen, 347,4 miljoen aan individuele juridische verbintenissen en 97,7 miljoen aan betalingen voor de vervroegde uitvoering van de Overeenkomst van Cotonou.

    (11)  Met dien verstande dat, in vergelijking met de voorgaande begrotingsjaren, deze gegevens de verrichtingen omvatten die de Europese Investeringsbank uit hoofde van haar nieuwe beheersautonomie beheert (toewijzing: 2 245 miljoen EUR, financiële vastleggingen: 366 miljoen EUR, individuele juridische verbintenissen: 140 miljoen EUR, betalingen: 4 miljoen EUR).

    Bron: Rekenkamer, jaarverslag over het begrotingsjaar 2003, blz. 403.


    RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting aan de Commissie voor het financiële beheer van het Zesde, Zevende, Achtste en Negende Europees Ontwikkelingsfonds in het begrotingsjaar 2003

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien het verslag over de follow-up van de kwijtingen voor 2002 (COM(2004) 0648 — C6-0126/2004),

    gezien de jaarrekeningen en financiële balansen van het Zesde, Zevende, Achtste en Negende Europees Ontwikkelingsfonds betreffende het begrotingsjaar 2003 (COM(2004) 0667 — C6-0165/2004),

    gezien het jaarlijkse verslag van de Rekenkamer over de activiteiten in het kader van het Zesde, Zevende, Achtste en Negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), vergezeld van de antwoorden van de instellingen (1),

    gezien de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer betreffende de Europese Ontwikkelingsfondsen (2),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 maart 2001 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap (3),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 april 2004 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst — Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013” (4),

    gezien het jaarlijkse activiteitenverslag 2003 van de Dienst voor samenwerking EuropeAid,

    gezien het jaarverslag 2004 van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het ontwikkelingsbeleid en de externe bijstand van de Europese Gemeenschap (COM(2004) 0536),

    gezien de aanbevelingen van de Raad van 8 maart 2005 (6865/2005 — C6-0078/2005, 6866/2005 — C6-0079/2005, 6867/2005 — C6-0080/2005 en 6868/2005 — C6-0081/2005),

    gelet op artikel 33 van het Intern Akkoord van 20 december 1995 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het tweede financiële protocol bij de Vierde ACS-EG-overeenkomst (5),

    gelet op artikel 32 van het Intern Akkoord van 18 september 2000 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financiële protocol bij de partnerschapsovereenkomst tussen de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000, en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn (6),

    gelet op artikel 74 van het Financieel Reglement van 16 juni 1998 van toepassing op de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in het kader van de Vierde ACS-EG-overeenkomst (7),

    gelet op de artikelen 119 en 120 van het Financieel Reglement van 27 maart 2003 van toepassing op het Negende Europees Ontwikkelingsfonds (8),

    gelet op artikel 70, artikel 71, derde streepje, en bijlage V van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0069/2005),

    A.

    Overwegende dat de Commissie overeenkomstig artikel 119 van het Financieel Reglement van 27 maart 2003 alles in het werk moet stellen om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit vergezeld gaat en op verzoek van het Europees Parlement verslag moet uitbrengen over de maatregelen die naar aanleiding van deze opmerkingen zijn genomen,

    B.

    Overwegende dat met de hervorming van het beheer van de externe bijstand van de Europese Gemeenschap een begin is gemaakt in mei 2000 (9) en met de hervorming van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap in november 2000 (10),

    C.

    Overwegende dat de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (hierna „de Overeenkomst van Cotonou” genoemd) (11) in werking is getreden op 1 april 2003,

    1.   Is van mening dat het ontwikkelingsbeleid een essentieel element vormt van het externe optreden van de Unie, dat tot doel heeft de armoede uit te roeien door de sociale, onderwijs- en gezondheidsvoorzieningen te verbeteren, de productiecapaciteit van de arme bevolking te verhogen en de betrokken landen te steunen zodat zij de groei en plaatselijke potentiële mogelijkheden kunnen stimuleren; benadrukt dat het halen van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD's) een belangrijke stap is om dit doel te bereiken; is van mening dat het EOF een belangrijk instrument vormt om dit beleid in de ACS-landen ten uitvoer te leggen en dat de doeltreffendheid ervan moet worden versterkt door meer aandacht te besteden aan acties gericht op de uitroeiing van armoede en door een snellere uitvoering, tezamen met meer transparantie, meer verantwoording en eerbiediging van de beginselen van goed financieel beheer;

    2.   Erkent de inspanningen van de Commissie om haar ontwikkelingsacties toe te spitsen op het bereiken van de MOD's, inclusief de identificatie van tien kernindicatoren; is ingenomen met het gebruik van deze kernindicatoren bij de tussentijdse herzieningen van het EOF ter beoordeling van de vorderingen om de armoede uit te roeien; verzoekt de Commissie om haar inspanningen in dit opzicht te intensiveren en beveelt aan 35 % van de uitgaven van de Europese Unie voor ontwikkelingssamenwerking te besteden aan het verwezenlijken van de MOD’s;

    3.   Is zich bewust van de problemen om de impact van de steun van de Gemeenschap op het halen van de MOD's in een omgeving met meerdere donoren te meten; betreurt het feit dat de Commissie geen pogingen heeft gedaan om een behoorlijk mechanisme in te voeren om deze impact te meten en zich er bijgevolg toe beperkt de vorderingen van de ontwikkelingslanden in de richting van de MOD's te meten; betreurt het verder dat de antwoorden van de Commissie op de vragenlijst van de Commissie ontwikkelingssamenwerking bijzonder vaag zijn met betrekking tot de uitvoering van de MOD's in de ontwikkelingsacties van de Commissie;

    4.   Is verheugd over de verbeteringen die de Commissie in haar rapporteringssysteem heeft aangebracht en erkent de betere kwaliteit van het jaarverslag 2004 over het ontwikkelingsbeleid en de externe bijstand van de Europese Gemeenschap (COM(2004) 0536 en SEC(2004) 1027);

    5.   Besluit een jaarlijks debat in de plenaire vergadering van het Parlement in te voeren over het jaarverslag van de Commissie over het ontwikkelingsbeleid en de externe bijstand van de Europese Gemeenschap;

    6.   Is verheugd over het feit dat in 2003 op een totale financiering voor de ACS-landen (EOF en algemene begroting van de Europese Unie) van 4 079 miljoen EUR, 33 % (1 346 miljoen EUR) bestemd was voor sociale infrastructuur en diensten; betreurt het evenwel dat slechts 62 miljoen EUR (1,5 %) bestemd was voor basisonderwijs en 212 miljoen EUR (5,2 %) voor basisgezondheidszorg; verzoekt de Commissie met klem om de middelen voor deze sectoren te verhogen en wenst dat 20 % van de uitgaven van de Europese Unie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking wordt besteed aan het basisonderwijs en de gezondheidszorg in de ontwikkelingslanden;

    Rekeningen

    7.

    Wijst erop dat de jaarrekeningen en financiële balansen laat werden overgemaakt; merkt op dat de modernisering van de EOF-rekeningen binnen de vastgestelde termijnen klaar zou moeten zijn; kijkt uit naar het verslag van de accountant van de Commissie over de situatie van de rekeningen van de Commissie, inclusief de EOF-rekeningen, per 1 januari 2005; wenst op de hoogte te worden gehouden van de vorderingen op het gebied van de modernisering van het nieuwe geïntegreerde IT-systeem (ABAC-FED);

    8.

    Wijst erop dat, hoewel de EOF-middelen die door de Europese Investeringsbank worden beheerd, in het kader van de kwijtingsprocedure niet door de Rekenkamer worden geëvalueerd of door het Parlement worden gecontroleerd, maar dat deze wel in de EOF-rekeningen worden geconsolideerd; is van oordeel dat de transparantie zou toenemen indien informatie over deze middelen ter beschikking wordt gesteld van de kwijtingsautoriteit die belast is met de sluiting van de EOF-rekeningen;

    Betrouwbaarheidsverklaring

    9.

    Stelt vast dat, met uitzondering van problemen met betrekking tot het onderstaande (12), de Rekenkamer van oordeel is dat de rekeningen een getrouw beeld geven van de inkomsten en uitgaven betreffende het Zesde, Zevende, Achtste en Negende EOF:

    a)

    nog aan het EOF te betalen bedragen die niet zijn opgenomen in de balans per 31 december 2003 (27,5 miljoen EUR);

    b)

    voorschotten (400 miljoen EUR);

    c)

    Stabex-middelen;

    d)

    aan de EIB overgedragen, maar niet gebruikte middelen (209 miljoen EUR);

    10.

    Wijst op het standpunt van de Rekenkamer dat de directeur-generaal van de Dienst voor samenwerking EuropeAid in het jaarlijkse activiteitenverslag een voorbehoud had moeten maken en een verklaring had moeten inlassen over nog vast te stellen schulden en het correcte gebruik van de Stabex-middelen, omdat hij op dat ogenblik nog niet over voldoende informatie beschikte om gefundeerde conclusies te trekken;

    11.

    Wijst erop dat, wat de onderliggende verrichtingen betreft, de Rekenkamer van oordeel is dat de in de rekeningen opgenomen ontvangsten, de aan de EOF’s toegewezen bedragen en de verplichtingen en betalingen van het begrotingsjaar over het geheel genomen wettig en regelmatig zijn; wijst erop dat de conclusies van de Rekenkamer gebaseerd zijn op de analyse van de toezichtsystemen en -controles, de controle van een aantal verrichtingen en de analyse van het jaarlijkse activiteitenverslag en de verklaring van de directeur-generaal van de Dienst voor samenwerking EuropeAid;

    12.

    Verzoekt de Commissie om de volgende zwakke punten aan te pakken die de Rekenkamer op het gebied van toezichtsystemen en -controles heeft vastgesteld:

    a)

    het bereik van de invoering van de internecontrolenormen is beperkt aangezien zij pas na het eind 2004 af te ronden decentralisatieproces bij de delegaties zullen worden toegepast;

    b)

    de actieplannen moeten worden voortgezet en volledig ten uitvoer worden gelegd om in de toekomst te beschikken over een doeltreffend kader, met name op het niveau van de delegaties;

    c)

    de toezichtsystemen en -controles voor het sluiten van overeenkomsten en voor betalingen in het algemeen zijn goed opgezet, maar de uitvoering ervan is nog voor verbetering vatbaar;

    Verslag over het financiële beheer

    13.

    Wijst erop dat het verslag over het financiële beheer laat werd overgemaakt; is verheugd over de kwantiteit en de kwaliteit van de informatie die het verslag over het financiële beheer bevat, met inbegrip van informatie waarom het Parlement in zijn aanbeveling bij de kwijting 2002 specifiek heeft verzocht; verzoekt de Commissie dit verslag in de toekomst nog te verbeteren, met name om de bedragen voor projecten, begrotingssteun en niet-programmeerbare steun in het kader van het Negende EOF te kunnen vergelijken met deze in het kader van eerdere EOF's en om een overzicht van de administratieve kosten van de EOF's mogelijk te maken;

    Verantwoording

    14.

    Wijst erop dat, terwijl het lid van de Commissie voor ontwikkeling en humanitaire hulp bevoegd is voor het EOF-beleid, het lid van de Commissie voor buitenlandse betrekkingen en Europees nabuurschapsbeleid bevoegd is voor alle algemene beleids- en beheerskwesties betreffende de werking van EuropeAid dat instaat voor de uitvoering van het EOF; wijst erop dat het lid van de Commissie voor ontwikkeling en humanitaire hulp gemachtigd is om besluiten te nemen in verband met het EOF en de specifieke begrotingslijnen die onder zijn bevoegdheid vallen; is er niet van overtuigd dat deze „machtiging” het lid van de Commissie voor ontwikkeling en humanitaire hulp in staat zal stellen volledige politieke verantwoordelijkheid te nemen voor de uitvoering van de programma's die worden gefinancierd door het EOF en door EuropeAid voor het beleidsgebied Ontwikkeling, wanneer EuropeAid moet rapporteren aan het lid van de Commissie voor buitenlandse betrekkingen en Europees nabuurschapsbeleid; blijft bezorgd over het gebrek aan duidelijkheid op het gebied van de verantwoordelijkheid, wat tot dubbelzinnigheden over de verantwoording voor het EOF kan leiden;

    Uitvoering en RAL

    15.

    Verwelkomt de betere uitvoering van de begroting in 2003; wijst er evenwel op dat met de invoering van het Negende EOF en de snelle vastlegging van nieuwe middelen, het aantal niet-bestede middelen (dwz. de nog af te wikkelen vastleggingen of RAL) met meer dan 1 000 miljoen EUR is gestegen van 8 385 miljoen EUR eind 2002 tot 9 410 miljoen EUR eind 2003; acht dit peil onaanvaardbaar hoog en dringt er bij de Commissie op aan de EDF-steun sneller te besteden;

    16.

    Wijst erop dat een snellere uitvoering uiteraard wenselijk is, maar dat dit op zich niet volstaat om te concluderen dat de prestaties van het EOF zijn verbeterd en dat het dus ook noodzakelijk is de doelstellingen beter te verwezenlijken; stelt vast dat het verslag over het financieel beheer de doelstellingen en de resultaten met elkaar vergelijkt, maar verzoekt de Commissie meer inspanningen te leveren om overeenkomstig het Financieel Reglement meetbare doelstellingen vast te stellen;

    17.

    Wijst erop dat een aantal lidstaten hun bijdrage in 2003 niet volledig heeft betaald, wat, in combinatie met een betaling aan het Wereldgezondheidsfonds, ertoe heeft geleid dat de Commissie geen middelen meer had en betalingen moest uitstellen; verzoekt de lidstaten hun juridische verplichtingen ten aanzien van de EOF-bijdragen na te leven;

    Begrotingssteun

    18.

    Wijst op de steeds grotere omvang van de begrotingssteun, met een bedrag van 390 miljoen EUR in 19 ACS-landen in 2003; erkent dat begrotingssteun doeltreffend kan bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen om de armoede terug te dringen en het beheer van de overheidsmiddelen van de ontvangende landen te verbeteren door hen meer het gevoel te geven dat zij een eigen inbreng hebben; benadrukt het belang van de „variable tranche approach”; verzoekt de Commissie met klem haar instrumenten te verbeteren voor de evaluatie van economische hervormingen en de kwaliteit van het beheer van de overheidsfinanciën, die voorwaarden zijn om in aanmerking te komen voor begrotingssteun;

    19.

    Weet dat wanneer middelen voor begrotingssteun naar een ACS-land gaan, deze worden besteed en gecontroleerd volgens nationale controleprocedures en niet volgens die van het EOF; is zich bewust van het feit dat dit een verandering van de follow-upprocedures van de Commissie vergt en dat traditionele controles en toezicht op de verrichtingen meer en meer vervangen worden door beoordeling van het beheer van de overheidsfinanciën op basis van monitoringinformatie en prestatie-indicatoren;

    20.

    Stelt vast dat de Rekenkamer eens te meer opmerkt dat de criteria voor het vrijgeven van middelen voor begrotingssteun grotendeels bestaan uit macro-economische indicatoren, die slechts een deel van de informatie verschaffen over het beheer van de overheidsfinanciën; herhaalt het verzoek uit zijn verslag over de kwijting voor 2002 om te beoordelen in welke mate aan al de drie voorwaarden van artikel 61, lid 2, van de Overeenkomst van Cotonou (13) is voldaan; is het eens met de Rekenkamer dat de beoordelingen in termen van elk van deze criteria moeten plaatsvinden;

    21.

    Wijst erop dat andere donoren het gebruik van begrotingssteun ook uitbreiden en dat de Commissie samen met deze donoren, met name de Wereldbank, werkt aan de ontwikkeling van indicatoren om de prestaties van het beheer van de overheidsfinanciën te beoordelen; neemt kennis van de informatie van de Commissie in antwoord op het verzoek in het kader van de kwijting voor 2002 om een verslag over de stand van zaken binnen het programma voor overheidsuitgaven en financiële verantwoording betreffende de voorbereiding van prestatie-indicatoren voor het beheer van overheidsfinanciën; neemt kennis van het antwoord van de Commissie dat begin 2004 een proefkader werd goedgekeurd, dat de eerste tests van het ontwikkelde instrument gepland waren voor eind 2004 en dat een besluit over de afronding van het analytische kader tegen juni 2005 moet worden genomen; verzoekt uiterlijk op 1 september 2005 over de laatste stand van zaken van de werkzaamheden van het programma te worden geïnformeerd;

    Hoogste controleorganen

    22.

    Herhaalt het standpunt van het Parlement, de Raad en de Rekenkamer dat het van belang is de hoogste controleorganen van de ACS-landen te betrekken bij de EOF-controle (14);

    23.

    Neemt kennis van de informatie van de Commissie in haar verslag over het financiële beheer betreffende de middelen die besteed zijn aan projecten waarbij de hoogste controleorganen van de ACS-landen betrokken zijn, zoals door het Parlement gevraagd in zijn verslag over de kwijting voor 2002;

    24.

    Wijst erop dat de Commissie verschillende manieren overweegt om de rol van de hoogste controleorganen van de ACS-landen te steunen en te bevorderen; dringt erop aan dat er tijdig, vóór de volgende kwijtingsoefening, een beoordeling van de verschillende opties beschikbaar is;

    Opneming van het EOF in de begroting

    25.

    Is van oordeel dat de opneming van het EOF in de algemene begroting veel complicaties en problemen bij de uitvoering van de opeenvolgende EOF's zou oplossen, de besteding van de middelen zou helpen versnellen en het huidige democratische deficit zou wegnemen; is van oordeel dat deze kwestie moet worden behandeld in het kader van de besprekingen over de nieuwe financiële vooruitzichten;

    Decentralisatie van het beheer van hulp en steun

    26.

    Steunt de decentralisering van de Commissie van hulpmiddelen en beslissingsbevoegdheden naar de delegaties van de Commissie; verwacht dat deze nieuwe organisatiestructuur zal bijdragen tot nog hogere uitvoeringsniveaus van vastleggingen en betalingen dan de percentages die de Commissie in 2003 heeft behaald;

    27.

    Is zich evenwel bewust van het feit dat de nieuwe structuur niet alleen voordelen biedt, maar ook risico's inhoudt; acht het werkdocument van de Commissie „Beoordeling van de risico's van externe steun” nuttig;

    28.

    Neemt kennis van het verslag van de Commissie over de beoordeling van het decentralisatieproces (15); is zich bewust van het feit dat het decentralisatieproces zijn voltooiing nadert; wil waarborgen dat de decentralisatie van middelen en beslissingsbevoegdheden naar de delegaties gepaard gaat met adequate controles; dringt erop aan dat er tijdig, vóór de volgende kwijtingsoefening, een verslag beschikbaar is over de stand van zaken van het decentralisatieproces, met een beschrijving van de verwachte voordelen met meetbare indicatoren en een beschrijving van de tot dan gerealiseerde voordelen, en met details over de ingevoerde controlestructuren in de delegaties, met inbegrip van de uitvoering van de internecontrolenormen;

    29.

    Neemt kennis van het antwoord van de Commissie dat haar delegaties over voldoende personeel beschikken dat goed gekwalificeerd en opgeleid is voor financieel beheer; wijst er evenwel op dat de Commissie onderaan staat wat betreft de omvang van het personeel dat 10 miljoen EUR beheert, in vergelijking met de andere belangrijkste donoren;

    30.

    Wijst op de risico's van het decentralisatieproces van de delegaties van de Commissie in de ACS-landen, zoals de problemen om geschikt personeel te vinden en de mogelijkheid dat de diverse delegaties van de Commissie de regels anders interpreteren; benadrukt dat het noodzakelijk is de regels te verbeteren en een evenwicht te vinden tussen betere controlemechanismen en noodzakelijke rapportering, enerzijds, en doeltreffende en snelle besluitvorming waarbij de belangrijkste besluiten betreffende projecten door de delegaties worden genomen, anderzijds;

    Stabex-middelen

    31.

    Neemt kennis van het feit dat de Commissie een inventaris heeft opgemaakt van de Stabex-middelen in 2003, waaruit blijkt dat ongeveer 700 miljoen EUR nog moet worden vastgelegd in de lokale rekeningen van begunstigde landen; wijst erop dat, hoewel de middelen in deze rekeningen overgedragen zijn naar de begunstigde landen en formeel niet meer voorkomen in de EOF-rekeningen, de Commissie medeverantwoordelijk blijft voor deze middelen en controle behoudt over de behoorlijke besteding ervan; wijst op de opmerking van de Rekenkamer dat de Commissie door een gebrek aan adequate monitoring niet in staat is het gebruik van de middelen te controleren; neemt kennis van het feit dat de Commissie van plan is eind 2004 betere monitoringprocedures in te voeren die in de loop van 2005 volledig operationeel moeten zijn; dringt erop aan dat de Commissie met de begunstigde landen samenwerkt om de monitoring te verbeteren en ervoor te zorgen dat de nog openstaande middelen zo spoedig mogelijk worden vastgelegd;

    Beoordeling

    32.

    Verwelkomt de inspanningen van de Commissie op het gebied van interne controle, waardoor zij aan de meeste normen voldoet; is evenwel bezorgd over het feit dat de Commissie er als gevolg van capaciteitsproblemen niet in slaagt internecontolenorm 23 betreffende beoordeling te halen; verzoekt de Commissie mee te delen hoe zij ervoor zal zorgen dat de beoordeling en de follow-up behoorlijk plaatsvinden en tegen wanneer zij denkt aan de norm te kunnen voldoen;

    Termijnen

    33.

    Verzoekt de Commissie om toezending — en de Raad om goedkeuring — van het volgende voorstel tot wijziging van de eerste zin van artikel 119, lid 1, van het Financieel Reglement:

    „Vóór 30 juni van het jaar n +2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de Commissie kwijting voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF in het begrotingsjaar n, die zij overeenkomstig artikel 1, lid 2, beheert.”.


    (1)  PB C 293 van 30.11.2004, blz. 315.

    (2)  PB C 293 van 30.11.2004, blz. 327.

    (3)  PB C 277 van 1.10.2001, blz. 130.

    (4)  Aangenomen teksten, P5_TA(2004) 0367.

    (5)  PB L 156 van 29.5.1998, blz. 108.

    (6)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.

    (7)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 53.

    (8)  PB L 83 van 1.4.2003, blz. 1.

    (9)  Mededeling van de Commissie over de hervorming van het beheer van de externe bijstand, door de Commissie aangenomen op 16 mei 2000.

    (10)  Verklaring van de Raad en de Commissie over het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap, door de Raad Algemene Zaken (Ontwikkeling) aangenomen op 10 november 2000.

    (11)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

    (12)  Rekenkamer, jaarverslag over het begrotingsjaar 2003, blz. 387.

    (13)  Rechtstreekse begrotingssteun ter ondersteuning van macro-economische of sectorale hervormingen wordt verleend indien:

    a)

    het beheer van de overheidsuitgaven op transparante, verantwoordelijke en doeltreffende wijze geschiedt;

    b)

    een goed uitgewerkt macro-economisch of sectoraal beleid door het land zelf is ingesteld en door de belangrijkste donoren is goedgekeurd, en

    c)

    overheidsopdrachten op een open en transparante wijze worden gegund.

    (14)  Zie de paragrafen 21 t/m 24 van de resolutie met opmerkingen bij de besluiten waarbij de Commissie kwijting wordt verleend voor het financiële beheer van het Zesde, Zevende en Achtste Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2002 (PB L 330 van 4.11.2004, blz. 128).

    (15)  SEC(2004) 0561 van 6 mei 2004.


    Top