EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOL_2005_196_R_0060_01

2005/538/: Besluit van het Europees Parlement van 12 april 2005 over het verlenen van kwijting aan de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2003
Resolutie van het Europees Parlement met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting aan de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2003

PB L 196 van 27.7.2005, p. 60–67 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

27.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 196/60


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 12 april 2005

over het verlenen van kwijting aan de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2003

(2005/538/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw betreffende het begrotingsjaar 2003, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 8 maart 2005 (6864/2005 — C6-0076/2005),

gelet op artikel 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2), inzonderheid op artikel 185, en op Verordening (EG) nr. 1646/2003 van de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2667/2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw (3), inzonderheid op artikel 8,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), inzonderheid op artikel 94,

gelet op de artikelen 70 en 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0074/2005),

1.

Verleent kwijting aan de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2003;

2.

Geeft zijn opmerkingen in de begeleidende resolutie;

3.

Verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de begeleidende resolutie te doen toekomen aan de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer en zorg te dragen voor de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-reeks).

De voorzitter

Josep BORRELL FONTELLES

De secretaris-generaal

Julian PRIESTLEY


(1)  PB C 41 van 17.2.2005, blz. 35.

(2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(3)  PB L 245 van 29.9.2003, blz. 16.

(4)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting aan de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2003

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw betreffende het begrotingsjaar 2003, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 8 maart 2005 (6864/2005 — C6-0076/2005),

gelet op artikel 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2), inzonderheid op artikel 185, en op Verordening (EG) nr. 1646/2003 van de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2667/2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw (3), inzonderheid op artikel 8,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), inzonderheid artikel 94,

gelet op de artikelen 70 en 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0074/2005),

A.

Overwegende dat de Rekenkamer in haar bovengenoemde verslag verklaart van oordeel te zijn dat de jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw geen getrouw beeld geeft van de economische en vermogenssituatie van het Bureau,

B.

Overwegende dat de Rekenkamer bepaalde voorbehouden formuleert met betrekking tot de middelen die het Bureau heeft toevertrouwd aan derde nationale en internationale instanties, maar van oordeel is dat de verrichtingen die aan de jaarrekening van het Bureau ten grondslag liggen, wettig en regelmatig zijn,

C.

Overwegende dat de Rekenkamer bepaalde voorbehouden maakt met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de bewijsstukken,

D.

Overwegende dat de Rekenkamer bepaalde voorbehouden maakt met betrekking tot de procedure voor de gunning van contracten,

E.

Overwegende dat het Europees Parlement op 21 april 2004 op basis van het verslag van de Rekenkamer kwijting (5) heeft verleend aan de directeur van het Bureau voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2002, waarbij het Parlement in zijn resolutie onder andere:

het Bureau ertoe opriep snel positieve follow-up te geven aan de suggestie van de Rekenkamer en het Parlement om een betrouwbaar algemeen boekhoudsysteem in te voeren in al zijn centra en het gebruik van spreadsheets voor zijn algemene rekeningen te staken;

van het Bureau een onverwijlde reactie verwachtte op het verzoek van de Rekenkamer om duidelijkheid te verschaffen over de status van middelen die aan gespecialiseerde organen worden verstrekt voor de financiering van leningsprogramma's op specifieke terreinen en dat het passende oplossingen zou aannemen voor de wijze waarop deze middelen worden opgenomen in de jaarrekening;

de interneauditdienst van de Commissie verzocht deze kwestie te onderzoeken, teneinde mogelijke systeemfouten aan het licht te brengen en de noodzakelijke aanbevelingen te doen om deze problemen op te lossen;

1.   Neemt kennis van de volgende cijfers op de winst-en-verliesrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw over de begrotingsjaren 2003 en 2002:

Winst-en-verliesrekening over de begrotingsjaren 2003 en 2002

(in 1000 EUR)

 

2003

2002

Ontvangsten

Subsidies van de Commissie

275 280

462 804

Financiële inkomsten

3 955

5 978

Diverse ontvangsten

1 517

495

Tegenwaardefondsen

379

497

Bijdragen van derden

28 034

500

Totaal ontvangsten (a)

309 164

470 274

Uitgaven

Personeel — Titel I van de begroting

Betalingen

17 027

17 771

Overgedragen kredieten

306

206

Huishoudelijke uitgaven — Titel II van de begroting

Betalingen

5 261

6 211

Overgedragen kredieten

1 215

2 037

Beleidsuitgaven — Titel III van de begroting

Betalingen

69 565

138 512

Overgedragen kredieten

265 352

293 106

Totaal uitgaven (b)

358 725

457 844

Resultaat van het begrotingsjaar (a – b) (6)

– 49 560

12 430

Uit het vorige begrotingsjaar overgedragen saldo

– 112 908

– 73 127

Betalingen voor rekening van de Commissie

– 5 231

– 25 407

Uit te voeren betalingen voor rekening van de Commissie

– 515

0

Annuleringen van uit vorige begrotingsjaren overgedragen kredieten

30 649

5 463

Geannuleerde uit N –1 overgedragen kredieten (titels I en II)

146

135

Overdrachten van aanvullende kredieten 2001

0

– 32 423

Terug te storten financiële inkomsten

– 3 955

0

Aanpassingen van de tegenwaardefondsen

400

0

Wisselkoersverschillen

23

22

Saldo van het begrotingsjaar

– 140 951

– 112 908

NB: De totalen kunnen afwijkingen vertonen door afrondingen.

Bron: Deze tabel vormt een samenvatting van de gegevens van het Bureau in zijn eigen rekeningen.

2.   Stelt vast dat in 2003 de totale door het Bureau beheerde portefeuille 1,9 miljard EUR beliep, waarvan 81 % werd uitbesteed en 67,5 % uitgekeerd ten behoeve van bijstandsprogramma's in de vier operationele centra (Belgrado, Podgorica, Pristina en Skopje), dat de totale begroting van het Bureau in 2004 358,6 miljoen EUR bedroeg, waarvan het overgrote deel bestemd was voor bijstandsprogramma's, en dat van de 327,8 miljoen EUR aan nieuwe EG-kredieten die het Bureau in 2003 ontving, 62,3 miljoen EUR bestemd was voor Kosovo, 200 miljoen EUR voor Servië, 12 miljoen EUR voor Montenegro en 33,5 miljoen EUR voor de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

Uitvoering van de begroting

3.

Neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer dat in de praktijk in de door de raad van toezicht goedgekeurde begroting het beginsel van gesplitste kredieten niet in acht wordt genomen, hetgeen ertoe leidt dat het boekhoudkundige resultaat over het begrotingsjaar losstaat van de economische realiteit en dat het gecumuleerde tekort per 31 december 2003, ten bedrage van 140,95 miljoen EUR, een zeer kunstmatig bedrag is;

4.

Stelt vast dat het Bureau in zijn antwoord meedeelt dat het inmiddels maatregelen heeft genomen om de financiële presentatie van zijn activiteiten doorzichtiger te maken en dat er een geconsolideerde jaarrekening voor het hele jaar 2004 zal worden opgesteld; verwacht derhalve dat dit probleem bij de kwijtingsprocedure voor 2004 zal zijn opgelost;

5.

Moedigt de Commissie en de Rekenkamer ertoe aan hun samenwerking met het Bureau op dit gebied te versterken, teneinde de doelmatigheid van de uitvoering van de begroting van het Bureau te waarborgen;

Jaarrekening

6.

Neemt kennis van de herhaalde opmerkingen van de Rekenkamer over de tekortkomingen in het boekhoudsysteem van het Bureau, in het bijzonder over het bijhouden van de algemene boekhouding volgens de enkelvoudige methode;

7.

Is ingenomen met het antwoord van het Bureau, dat meedeelt dat het de door de Rekenkamer genoemde gebreken volledig heeft hersteld en nu gebruikmaakt van een dubbele boekhouding, evenals van het begrotingsinstrument SI2;

8.

Verzoekt de Commissie, alle noodzakelijke maatregelen te nemen om alle agentschappen in staat te stellen zo spoedig mogelijk deel te nemen aan het nieuwe boekhoudsysteem van de Commissie, dat op 1 januari 2005 is ingevoerd;

9.

Is verbaasd dat de Rekenkamer nog steeds geen duidelijkheid heeft verkregen over de status van middelen die aan gespecialiseerde organen worden verstrekt voor het financieren van leningsprogramma's op specifieke terreinen; verzoekt het Bureau passende oplossingen aan te nemen voor de wijze waarop deze middelen worden opgenomen in de jaarrekening van het Bureau;

10.

Begrijpt van het Bureau dat van deze middelen nog slechts een gering saldo resteert, dat eind 2004 nagenoeg volledig was geliquideerd; verzoekt de directeur van het Bureau de bevoegde commissie bij de eerst mogelijke gelegenheid een volledig verslag voor te leggen over de uitvoering en de doelmatigheid van dergelijke leningsprogramma's;

11.

Stelt vast dat het Bureau inmiddels zijn boekhoudkundige personeel en administratieve instrumenten heeft versterkt; hoopt dat de in 2004 aangebrachte verbeteringen een einde zullen maken aan de herhaalde negatieve opmerkingen van de Rekenkamer over deze kwestie;

12.

Stelt met genoegen vast dat de gemiddelde tijd die het Bureau in 2003 nodig had voor het verrichten van betalingen ten behoeve van bijstandsprogramma's, negen dagen bedroeg;

13.

Neemt kennis van de specifieke omstandigheden waaronder het Bureau werkt; geeft uiting aan zijn erkenning voor de resultaten van het Bureau in de uitvoering van zijn mandaat; verzoekt de Commissie het Bureau de noodzakelijk ondersteuning te geven, teneinde ervoor te zorgen dat het zich volledig aanpast aan de procedures en eisen van zijn nieuwe positie binnen de Commissie (na de uitbreiding);

14.

Stelt vast dat er sinds 2003 grote wijzigingen zijn aangebracht in het systeem voor aanbestedingen, waarmee wordt gewaarborgd dat elke aanbesteding op transparante wijze wordt behandeld;

15.

Is in verband hiermee ingenomen met de onmiddellijke maatregelen die de directeur van het Bureau na de ontdekking van onregelmatigheden bij de afsluiting van een van de grote infrastructuurcontracten heeft genomen, waaronder automatische schorsing van de verantwoordelijke persoon en overdracht van het dossier aan het OLAF; moedigt de directeur en de Commissie, alsook de Rekenkamer, ertoe aan deze procedure van onmiddellijke maatregelen te handhaven en de vereiste risicoanalyse te versterken, met name ten aanzien van sectoren met een hoog risicoprofiel;

16.

Stelt vast dat het OLAF sterke bewijzen heeft gevonden dat het winnende bedrijf bij het opstellen van de documenten voor zijn offerte (7) hulp heeft gekregen van het personeelslid van het Bureau dat is geschorst in verband met het infrastructuurcontract in kwestie; wijst erop dat krachtens de op aanbestedingen van toepassing zijnde regels alleen al een poging van een inschrijver om vertrouwelijke informatie over een aanbesteding te verkrijgen, leidt tot uitsluiting van de procedure;

17.

Ziet niet in waarom, volgens de door de Commissie verstrekte informatie („Vragen voor schriftelijk antwoord aan de Commissarissen Michel en Ferrero-Waldner” van 3 december 2004), het eindverslag van het OLAF over deze zaak niet aan de leden van de raad van bestuur van het Bureau kon worden voorgelegd; verwacht dat dit onverwijld gebeurt, zodat het hoogste besluitvormingsorgaan van het Bureau zich een volledig beeld van de feiten kan vormen;

18.

Dringt er bij de directeur van het Bureau op aan om in de toekomst artikel 103 van het Financieel Reglement consequent toe te passen en de afsluiting van contracten op te schorten wanneer er in de gunningsprocedure sprake is geweest van ernstige fouten, onregelmatigheden of fraude;

19.

Roept de directeur van het Bureau, het verantwoordelijke lid van de Commissie, de Rekenkamer en de directeur van het OLAF ertoe op het Parlement zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van dit soort maatregelen en bevindingen;

20.

Neemt kennis van het verslag dat de interneauditdienst van de Commissie, in overeenstemming met het verzoek van het Europees Parlement in de kwijtingsprocedure voor 2002, heeft uitgebracht over de activiteiten van het Bureau;

Wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

21.

Neemt kennis van de oproep van de Rekenkamer om het aantal ordonnateurs (56 eind 2003) te verminderen; erkent de inspanningen die het Bureau heeft verricht, waardoor dit aantal in februari 2004 was teruggebracht tot slechts 20 gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs, hetgeen een goede financiële uitvoering mogelijk moet maken, terwijl tegelijkertijd wordt gezorgd voor een efficiënte uitvoering van de geplande acties op lokaal niveau;

22.

Is verheugd over de deelname van de directeur van het Bureau aan de hoorzitting in het kader van de kwijtingsprocedure voor 2003, hetgeen heeft geresulteerd in een aantal verduidelijkingen ten aanzien van het niveau van de resultaten van het Bureau in de uitvoering van zijn mandaat; verwacht dat het Bureau alle noodzakelijke maatregelen zal nemen om te komen tot een volledig deugdelijk financieel beheer;

23.

Erkent dat de aanwezigheid van de directeur van het Bureau in de vergadering van de Commissie begrotingscontrole, en later bij de Commissie buitenlandse zaken, heeft bijgedragen tot verduidelijking van bepaalde kwesties en uitleg heeft opgeleverd over bepaalde situaties waarover in het Europees Parlement ernstige zorgen waren ontstaan, met name de kwestie van de verdeling van taken tussen de „gedecentraliseerde” delegaties van de Commissie en de regionale operationele centra van het Bureau;

Algemene punten ten aanzien van de Commissie en de agentschappen

24.

Herinnert aan zijn standpunt dat — hoewel het de inspanningen van de Commissie om te komen tot een beperkt aantal modellen, ten minste voor toekomstige „regelgevende” agentschappen, heeft gesteund — de structuur van bestaande en toekomstige agentschappen diepgaande bezinning op interinstitutioneel niveau verdient; benadrukt voorts dat, alvorens de Commissie de randvoorwaarden voor het gebruik van regelgevende agentschappen formuleert, in een interinstitutioneel akkoord gemeenschappelijke richtsnoeren moeten worden vastgelegd en dat dit dient te gebeuren voordat een geharmoniseerd kader voor de agentschappen wordt opgezet;

25.

Neemt kennis van het standpunt van de Commissie (8) ten aanzien van het delegeren van verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van taken aan andere organen, met inbegrip van agentschappen, dan de eigen diensten van de Commissie; is van opvatting dat dit niet beantwoordt aan het verzoek van het Parlement om diepgaande bezinning op interinstitutioneel niveau over de structuur van bestaande agentschappen; verzoekt de Commissie derhalve duidelijkheid te verschaffen over dit punt en over het toekomstige alomvattende interinstitutionele akkoord in verband met de nieuwe regelingen die moeten worden opgezet in of parallel aan de financiële vooruitzichten (9);

26.

Verzoekt de Commissie op middellange termijn, bijvoorbeeld volgens een vaste driejaarlijkse cyclus, een transversale analyse te organiseren en uit te voeren van de evaluaties die van afzonderlijke agentschappen zijn gemaakt, teneinde

a)

conclusies te trekken over de samenhang van de werkzaamheden van het agentschap met EU-beleid in het algemeen en over de synergieën die bestaan of moeten worden ontwikkeld tussen de agentschappen en de diensten van de Commissie, alsook over het vermijden van overlapping;

b)

een beoordeling te geven van de bredere Europese toegevoegde waarde van de resultaten van de agentschappen op hun afzonderlijke werkterreinen, en van de relevantie, efficiëntie en effectiviteit van het agentschapsmodel bij de uitvoering van of het leveren van een bijdrage tot beleid van de Europese Unie;

c)

de impact van de activiteiten van de agentschappen te bepalen en te versterken op het punt van de nabijheid, de toegankelijkheid en de zichtbaarheid van de Europese Unie voor haar burgers;

27.

Verwacht dat een dergelijke alomvattende analyse uiterlijk eind 2005 beschikbaar is, zodat de periode van drie jaar vanaf de invoering van het Financieel Reglement en het daaruit voortvloeiende nieuwe kader in het agentschappensysteem wordt bestreken;

28.

Verzoekt de agentschappen actief mee te werken aan dit proces en met de Commissie samen te werken door informatie te verstrekken over kwesties die zij van belang achten voor hun functioneren, hun rol, hun opdracht en hun behoeften, alsook over elke andere aangelegenheid die de kwijtingsprocedure zou kunnen verbeteren, teneinde bij te dragen tot het welslagen van het proces; verzoekt de agentschappen dergelijke informatie ook door te geven aan zijn bevoegde commissies;

29.

Roept de Commissie ertoe op om, parallel aan dit proces, uiterlijk eind 2005 te komen met voorstellen voor wijzigingen die moeten worden aangebracht in de oprichtingsbesluiten van bestaande agentschappen, teneinde, onder andere, haar betrekkingen met de agentschappen te optimaliseren; dergelijke voorstellen dienen gericht te zijn op:

a)

verbetering van de communicatie tussen de Commissie en de agentschappen;

b)

het initiëren of uitbreiden van samenwerking bij het vaststellen van behoeften waarin moet worden voorzien, bij het vaststellen van doelstellingen en resultaten die moeten worden behaald, inclusief de daarvoor noodzakelijke strategie, evenals bij het vaststellen van normen voor toezicht en evaluatie;

c)

versterking van aanvullende maatregelen, een betere organisatie van de noodzakelijke hulpbronnen en de daadwerkelijke toewijzing ervan om tot resultaten te komen, en het formuleren van voorlichtingsstrategie voor het verspreiden van deze resultaten;

30.

Benadrukt dat, alvorens enig besluit over een voorstel tot oprichting van een nieuw agentschap wordt genomen, de Commissie een nauwgezette evaluatie dient te maken van de noodzaak en de toegevoegde waarde van de taken van dit agentschap, daarbij rekening houdend met bestaande structuren en de beginselen van subsidiariteit, begrotingsdiscipline en vereenvoudiging van procedures;

31.

Verwacht van de Commissie dat zij spoedig de richtsnoeren voor het personeelsbeleid van de agentschappen voorlegt, die het Parlement al voor het einde van de begrotingsprocedure voor 2005 van de Commissie had willen ontvangen;

Algemene punten ten aanzien van de agentschappen

32.

Verwacht met ingang van heden, in overeenstemming met artikel 72, lid 5, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002, van elk van de agentschappen het verslag te ontvangen waarin melding wordt gemaakt van de audits die zijn uitgevoerd door de interne controleur, de daarbij gevoegde aanbevelingen en het gevolg dat aan deze aanbevelingen is gegeven;

33.

Verzoekt de agentschappen verdere inspanningen te verrichten om het statuut van de ambtenaren en de regeling die van toepassing is op andere personeelsleden op correcte wijze toe te passen op hun personeel (aanwervingsprocedures, besluitvorming, persoonlijke dossiers, berekening van salarissen en andere toelagen en vergoedingen, bevorderingsbeleid, vacaturepercentages, quota's in verband met de eerbiediging van de gendergelijkheid, enz.);

34.

Stelt vast dat, in het algemeen, de percentages mannen en vrouwen in de algehele personeelsbezetting bij de agentschappen laten zien dat er sprake is van een onevenwichtige verdeling van mannen en vrouwen; betreurt het dat circa een derde deel van het personeel bestaat uit mannen en dat zij oververtegenwoordigd zijn op posten met een hoge rang, terwijl vrouwen in het algemeen oververtegenwoordigd zijn op posten met een lage rang; verwacht dat de agentschappen onmiddellijk doeltreffende maatregelen nemen om deze situatie te corrigeren;

35.

Verzoekt de agentschappen ervoor te zorgen dat alle van toepassing zijnde bepalingen van Richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (10) in hun personeelsbeleid worden opgenomen;

36.

Verwacht dat de agentschappen, in antwoord op de desbetreffende opmerkingen van de Rekenkamer, de begrotingsbeginselen zoals vastgelegd in het Financieel Reglement volledig zullen naleven, in het bijzonder de beginselen van eenheid en begrotingswaarachtigheid; verzoekt de agentschappen, voorzover zulks nog niet het geval is, volledig te voldoen aan de boekhoudkundige vereisten van het Financieel Reglement en hun procedures voor intern beheer en interne controle verder te versterken, teneinde verantwoording, transparantie en toegevoegde Europese waarde te vergroten;

37.

Moedigt de agentschappen, met name de agentschappen waarvan de werkzaamheden overeenkomsten vertonen met de activiteiten of taken van andere, ertoe aan hun samenwerking te vergroten, teneinde aldus mogelijkheden te creëren voor het ontwikkelen van synergieën; verzoekt deze agentschappen om, waar passend, dergelijke samenwerkingsvormen te formaliseren met behulp van specifieke overeenkomsten (gezamenlijke verklaringen, memoranda van overeenstemming, besluiten over gezamenlijke planning en gezamenlijke elkaar aanvullende acties/programma's), teneinde ervoor te zorgen dat er geen dubbel werk wordt gedaan, dat de output van elk agentschap duidelijk wordt vastgesteld en dat het resultaat van de gezamenlijke inspanningen de toegevoegde waarde en impact van hun werkzaamheden maximaliseert; verwacht regelmatig over deze kwestie te worden geïnformeerd;

38.

Verzoekt de agentschappen speciale aandacht te schenken aan procedures voor het gunnen en het beheren van contracten; verzoekt hen alle passende maatregelen met betrekking tot hun administratieve structuren te nemen om hun internecontroleprocedures, kanalen en beheer te versterken; is van mening dat dergelijke maatregelen, waar nodig en uitvoerbaar, zouden kunnen bestaan in het opzetten van gespecialiseerde eenheden die tot taak hebben om, op basis van risicoanalyses, advies te geven over de beste manier om gunningsprocedures op te stellen, te zorgen voor toezicht en waar nodig een follow-up te geven; roept de Commissie en de Rekenkamer ertoe op de samenwerking met de agentschappen op dit punt te versterken;

39.

Neemt kennis van de door enkele directeuren, met name van de „nieuw opgerichte” agentschappen, genoemde moeilijkheden die agentschappen hebben met betrekking tot het naleven van het tijdschema en de termijnen voor verslaglegging die in het Financieel Reglement zijn vastgelegd; verzoekt de directeuren van agentschappen om, met het oog op de komende herziening van het Financieel Reglement in 2005, de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole in kennis te stellen van de moeilijkheden die zij tot dusver hebben ondervonden, zodat daarmee rekening kan worden gehouden in de overwegingen in het kader van de herziening; verwacht dat de directeuren komen met specifieke voorstellen voor andere regelingen met betrekking tot verslagleggingstermijnen die het best overeenkomen met hun wijze van werken, echter zonder te tornen aan de verslagleggingsverplichtingen die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement;

40.

Neemt kennis van de positieve reactie van de directeuren op de oproep van de voor de kwijting bevoegde commissie om een nauwkeuriger communicatiesysteem op te zetten, met name op het punt van de door de agentschappen aan deze commissie te verstrekken documenten in verband met de verslagleggingsverplichtingen van de agentschappen; is van mening dat een betere organisatie van deze communicatie de samenwerking met de agentschappen, alsook de democratische controle zal versterken;

41.

Verzoekt de directeuren van de agentschappen om met ingang van heden hun jaarlijkse activiteitenverslag, dat samen met financiële en beheersgegevens wordt gepresenteerd, vergezeld te doen gaan van een betrouwbaarheidsverklaring ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van werkzaamheden, analoog aan de verklaringen die de directeuren-generaal van de Commissie ondertekenen;

42.

Verzoekt de agentschappen een alomvattende voorlichtingsstrategie te ontwikkelen met het oog op de behoefte om de resultaten van hun werkzaamheden, in passende vorm, beschikbaar te maken voor het grote publiek in plaats van deze alleen te presenteren aan de Europese instellingen, bevoegde instanties van de lidstaten, specialisten, partners of specifieke begunstigden; verzoekt de agentschappen om met het oog op het ontwikkelen van een dergelijke strategie hun samenwerking te intensiveren en informatie uit te wisselen over de beste methodes om dit doel te bereiken; verwacht dat de agentschappen zijn bevoegde commissies vóór de volgende kwijtingsprocedure naar behoren op de hoogte stellen van de voortgang bij de opstelling van de strategie, teneinde een doeltreffende en tijdige monitoring van hun activiteiten te waarborgen;

Algemene punten ten aanzien van de Rekenkamer en de agentschappen

43.

Is ingenomen met het initiatief van de Rekenkamer om aan haar specifieke verslagen over afzonderlijke agentschappen een tabel toe te voegen die beknopte informatie bevat over de bevoegdheden, het bestuur, de beschikbare hulpbronnen en de producten/output van het desbetreffende agentschap; is van mening dat dit de duidelijkheid en de transparantie van de werkzaamheden van deze Gemeenschapsorganen ten goede komt, terwijl tegelijkertijd een nuttige basis wordt verschaft voor vergelijking, waar passend, met het oog op het creëren van het geharmoniseerde kader voor de agentschappen waar het Parlement om heeft gevraagd;

44.

Verzoekt de Rekenkamer en de agentschappen om hun samenwerking te versterken, teneinde de procedures en technische instrumenten voor een goed beheer van alle financiële en begrotingskwesties te verbeteren, met het oogmerk om een methodologie op te stellen waarmee het pad wordt geëffend voor een positieve kwijting vanaf de start van de procedure; verwacht regelmatig te worden geïnformeerd over de geboekte vooruitgang en de toepassing van de beste praktijken;

45.

Verzoekt de Rekenkamer en de agentschappen om de transparantie in de „procédure contradictoire” die voorafgaat aan het eindverslag van de Rekenkamer, te vergroten, teneinde eventuele tegenstrijdigheden en ambiguïteiten die de geloofwaardigheid van de gehele exercitie in gevaar zouden kunnen brengen, te vermijden; verzoekt de Rekenkamer en de Commissie in verband hiermee te komen met een voorstel voor een uitvoerbare methode om informatie over verbeteringen die zijn aangebracht en/of problemen die zijn vastgesteld in de periode tussen de eerste bespreking van het ontwerpverslag van de Rekenkamer en het uiteindelijke besluit over de kwijting, te actualiseren, teneinde het meest getrouwe beeld van de situatie bij de agentschappen te kunnen geven.


(1)  PB C 41 van 17.2.2005, blz. 35.

(2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(3)  PB L 245 van 29.9.2003, blz. 16.

(4)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(5)  PB L 330 van 4.11.2004, blz. 1.

(6)  Berekening volgens de beginselen van artikel 15 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad (PB L 130 van 31.5.2000. blz. 1).

NB: De totalen kunnen afwijkingen vertonen door afrondingen.

Bron: Deze tabel vormt een samenvatting van de gegevens van het Bureau in zijn eigen rekeningen.

(7)  Vijfde activiteitenverslag van het OLAF voor het jaar eindigend op juni 2004 (case study, blz. 34).

(8)  Zoals vastgelegd in bijlage 1 bij de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst — Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013” (COM(2004) 0101, blz. 38).

(9)  Zie de bijlage bij het Verslag van de Commissie over de follow-up van de kwijtingen 2002 (COM(2004) 0648, blz. 108).

(10)  PB L 269 van 5.10.2002, blz. 15.


Top