Dokument je izvleček s spletišča EUR-Lex.
Dokument 32004D0208
2004/208/EC: Commission decision of 16 October 2003 relating to a proceeding pursuant to Article 81 of the EC Treaty and Article 53 of the EEA Agreement (Cases COMP D3/35470 — ARA and COMP D3/35473 — ARGEV, ARO) (Text with EEA relevance) (notified under document number C(2003) 3703)
2004/208/EG: Beschikking van de Commissie van 16 oktober 2003 inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaken COMP D3/35470 — ARA en COMP D3/35473 — ARGEV, ARO) (Voor de EER relevante tekst) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3703)
2004/208/EG: Beschikking van de Commissie van 16 oktober 2003 inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaken COMP D3/35470 — ARA en COMP D3/35473 — ARGEV, ARO) (Voor de EER relevante tekst) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3703)
PB L 75 van 12.3.2004, str. 59–97
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Ne velja več, Datum konca veljavnosti: 31/12/2006
2004/208/EG: Beschikking van de Commissie van 16 oktober 2003 inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaken COMP D3/35470 — ARA en COMP D3/35473 — ARGEV, ARO) (Voor de EER relevante tekst) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3703)
Publicatieblad Nr. L 075 van 12/03/2004 blz. 0059 - 0097
Beschikking van de Commissie van 16 oktober 2003 inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaken COMP D3/35470 - ARA en COMP D3/35473 - ARGEV, ARO) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3703) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (2004/208/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, Gelet op de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2003(2), en met name op de artikelen 2, 6 en 8, Gezien de verzoeken om een negatieve verklaring of een vrijstelling van de overeenkomsten van Altstoff Recycling Austria AG (ARA) en ARGEV Verpackungsverwertungs-GesmbH (ARGEV) van 30 juni 1994 en van ARA, ARGEV en Altpapier-Recycling-Organisations GmbH van 31 augustus 2001 waarop het ARA-systeem is gebaseerd, Gezien de door FRS Folien-Rücknahme-Service GmbH & Co. KG en Raiffeisen Umweltgesellschaft m.b.H. op 8 mei geformuleerde bezwaren dat inbreuk wordt gemaakt op de artikelen 81 en 82 van het Verdrag alsmede op hun verzoek dat de Commissie een einde zou doen maken aan die inbreuken, en die door EVA Erfassen und Verwerten von Altstoffen GmbH op 27 april 2000 werd overgenomen en aangevuld, Gezien het besluit van 24 juli 2002 om in deze zaak de procedure in te leiden, Na alle belanghebbenden overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 te hebben verzocht hun standpunt kenbaar te maken(3), Na raadpleging van het Raadgevend Comité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities, Gezien het eindverslag van de raadadviseur-auditeur in deze zaak(4), Overwegende hetgeen volgt: DE FEITEN I. INLEIDING (1) Op 30 juni 1994 meldden Altstoff Recycling Austria AG (hierna: "ARA") en ARGEV Verpackungsverwertungs-Ges.m.b.H. (hierna: "ARGEV"), beide gevestigd in Wenen, Oostenrijk, enkele overeenkomsten aan bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, waarbij zij verzochten om hetzij een negatieve verklaring, hetzij een vrijstelling van het kartelverbod. (2) Bij schrijven van 21 maart 1995 droeg de EVA de bevoegdheid voor het onderzoek van de aangemelde overeenkomsten over aan de Commissie. (3) ARA organiseert een inzamelings- en terugwinningssysteem voor verpakkingen dat zich over heel Oostenrijk uitstrekt en dat is bedoeld om aan de bepalingen van de Verordnung des österreichischen Bundesministers für Umwelt, Jugend und Familie über die Vermeidung und Verwertung von Verpackungsabfällen und bestimmten Warenresten und die Einrichtung von Sammel- und Verwertungssystemen(5) (hierna: "VerpackVO") te voldoen. In het kader van dit systeem sluit ARA afvalverwijderingsovereenkomsten met zogenaamde Branchenrecyclinggesellschaften (hierna: "BRG's"), recyclingbedrijven in elke bedrijfstak, waarbij de organisatie van de inzameling, het sorteren, het transport en het terugwinnen van de verpakkingen op deze bedrijven wordt overgedragen. De BRG's, waartoe ook ARGEV behoort, zijn telkens verantwoordelijk voor bepaalde verpakkingsmaterialen of groepen verpakkingsmaterialen. Ze sluiten op hun beurt overeenkomsten met ondernemingen of regionale overheden die daadwerkelijk zorgen voor de inzameling, het sorteren, het transport en het terugwinnen. ARA en de BRG's vormen samen het ARA-systeem. (4) Bij schrijven van 28 augustus 2001 meldde ARA nog meer overeenkomsten bij de Commissie aan, met het oog op het verkrijgen van een negatieve verklaring of vrijstelling van het kartelverbod. Bovendien verzochten ARA en ARGEV om samenvoeging van hun aanmeldingsprocedures. Tegelijkertijd deelde de Altpapier-Recycling-Organisation GmbH (hierna: "ARO") mee dat zij zich bij de bestaande kennisgeving wenste aan te sluiten omdat zij eveneens overeenkomsten wenste aan te melden. (5) De aanmelding betreft overeenkomsten waarop de werking van het ARA-systeem gebaseerd is. (6) Op 8 mei 1996 deponeerden FRS Folien-Rücknahme-Service GmbH & Co. KG en Raiffeisen Umweltgesellschaft m.b.H. een klacht bij de Commissie (zaak COMP/A.36.011/D3) met betrekking tot de voorgenomen oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor het opzetten van een inzamelings- en terugwinningssysteem voor verpakkingen. Deze klacht werd echter vervolgens door de oorspronkelijke klagers niet doorgezet omdat deze hun gezamenlijke voornemen om aan de ontwikkeling van het systeem deel te nemen, hadden laten varen. Bij schrijven van 27 april 2000 nam EVA Erfassen und Verwerten von Altstoffen GmbH, gevestigd in Wenen (hierna: "EVA"), de inmiddels opgerichte gemeenschappelijke onderneming, de klachten tegen de ondernemingen van het ARA-systeem over en vulde deze aan onder verwijzing naar de reeds door de eerdere klagers genoemde aspecten. EVA is thans een 100 % dochteronderneming van de in Keulen gevestigde Interseroh AG die zich bezighoudt met de terugwinning van secundaire grondstoffen. (7) Voorts wendde de "Bundeskammer für Arbeiter und Angestellte" (Bondskamer voor arbeiders en werknemers) zich op 24 maart 1994 met een klacht tot de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en richtte - na overdracht van de zaak aan de Commissie - een op deze klacht betrekking hebbend schrijven van 19 februari 1996 tot de Commissie (directoraat-generaal Concurrentie), waarin zij opmerkingen over het ARA-systeem kenbaar maakte; zij werkte deze, met name in een brief van 22 maart 2002, nog verder uit. II. DE PARTIJEN (8) Het ARA-systeem wordt in heel Oostenrijk gebruikt voor de inzameling en terugwinning van alle verpakkingsmaterialen en verpakkingen (met uitzondering van biogene verpakkingen) afkomstig van huishoudens, bedrijfsleven en industrie, voorzover deze onderworpen zijn aan de VerpackVO. Het werd in 1993 op initiatief van het Oostenrijkse bedrijfsleven in het leven geroepen met het oog op de omzetting van de VerpackVO. Het ARA-systeem zonder winstoogmerk bestaat uit ARA en acht economisch zelfstandige BRG's. (9) ARA organiseert en coördineert samen met de BRG's de inzameling, sortering en terugwinning van transport- en verkoopverpakkingen in Oostenrijk. ARA biedt haar diensten aan alle Oostenrijkse en buitenlandse ondernemingen aan die rechtstreeks onder de VerpackVO vallen. 1. ARA (10) ARA is een open vennootschap in particuliere eigendom die in 1993 werd opgericht. Eigenaar en enige aandeelhouder van ARA is de Altstoff Recycling Austria Verein (hierna: "ARA-Verein"). Elke onderneming die rechtstreeks onder de VerpackVO valt, alsmede verenigingen van deze ondernemingen, kan lid van deze vereniging worden. Dit betreft ondernemingen uit de sector van de verpakkingsindustrie, de afvul- en inpakbedrijven en de handel. Om belangenconflicten te voorkomen, zijn ondernemingen uit de afvalverwijderings- en recyclingbranche van het lidmaatschap uitgesloten. De ARA-Verein bestaat - overeenkomstig de belangengroepen van de onder de VerpackVO vallende ondernemingen - uit drie afdelingen, te weten afvullers/inpakkers/importeurs, handel en verpakkingsbedrijven. De drie afdelingen zijn gelijkelijk vertegenwoordigd in het verenigingsbestuur, dat tevens de raad van bestuur van ARA vormt. Op dit moment heeft de ARA-Verein ongeveer 240 leden. 2. De BRG's (11) ARA neemt de gebruikte verpakkingen niet zelf terug en onderwerpt die ook niet zelf aan recycling. Zij maakt hiervoor gebruik van BRG's, waarmee zij zogenaamde afvalverwijderingsovereenkomsten heeft gesloten. Door deze afvalverwijderingsovereenkomsten zijn de BRG's verplicht om de inzameling, sortering en/of terugwinning van de gebruikte verpakkingen overeenkomstig de VerpackVO op zich te nemen. (12) De volgende bij het ARA-systeem aangesloten ondernemingen fungeren tegenover het bevoegde Oostenrijkse ministerie als systeemexploitanten overeenkomstig artikel 45, lid 11, van het Oostenrijkse Abfallwirtschaftsgesetz(6) (hierna: "AWG") resp. artikel 7, onder a), van het AWG: ARGEV voor metalen verpakkingen (ferro, aluminium) en voor zogenaamde lichte verpakkingen (hout, keramiek, kunststoffen, composietmaterialen, textielvezels), de Österreichischer Kunststoff Kreislauf AG (ÖKK) voor verpakkingen van kunststof en textielvezels, ARO voor verpakkingen van papier, karton en golfkarton en de Austria Glas Recycling GmbH (AGR) voor verpakkingen van glas. (13) Het bevoegde Oostenrijkse ministerie heeft wat ARO, ÖKK, ARGEV en AGR alsmede wat de met het ARA-systeem samenwerkende Öko-Box Sammel GmbH betreft, bij besluit ingevolge artikel 7, onder e), van het AWG het bestaan van een monopolie resp. een quasi-monopoliepositie vastgesteld. (14) Dankzij de exploitatie van het inzamelings- en terugwinningssysteem kunnen de licentiepartners van ARA voor de gecontracteerde verpakkingen gebruikmaken van de "ontheffing" volgens artikel 3, lid 5, van de VerpackVO. De rechten van de licentiepartner tegenover de BRG's worden door ARA als trustee uitgeoefend. (15) Ook de BRG's nemen hun inzamelings- en terugwinningstaken niet rechtstreeks op zich, maar sluiten voor de vervulling van hun taken voor alle Oostenrijkse regio's, d.w.z. politieke districten, overeenkomsten met particuliere ondernemingen (zogenaamde regionale partners), die met de daadwerkelijke afvalverwijdering worden belast. De regionale partners kunnen voor de vervulling van hun taken onderaannemers inschakelen. Soms treden, vooral in grotere steden, ook gemeenten als regionale partners op. BRG's zijn: ARGEV Arbeitsgemeinschaft Verpackungsverwertungs-GesmbH, ÖKK Österreichischer Kunststoff Kreislauf AG (ÖKK), Aluminium-Recycling GmbH (Alurec), Arbeitsgemeinschaft Verbundmaterialien GmbH (AVM), Verein für Holzpackmittel (VHP), Ferropack Recycling GmbH (Ferropack), Altpapier-Recycling-Organisations-gesellschaft mbH, Austria Glas Recycling GmbH (AGR). ARGEV Arbeitsgemeinschaft Verpackungsverwertungs-GesmbH (16) ARGEV is belast met de inzameling, sortering en conditionering van verpakkingen van kunststof, metaal, hout, textielvezels, keramiek en composietmaterialen. Vennoot van ARGEV zijn ARA (aandeel 11 %) en de ARGEV-Verein. De ARGEV-Verein heeft ongeveer 110 leden uit de vier ledengroepen (fabrikanten/importeurs, handel, verpakkingsbedrijven/BRG's, afvalverwijderings-/terugwinningsbedrijven). De afvalverwijderende industrie heeft geen stemrecht in de verenigingsorganen (bestuur, algemene vergadering). (17) De inzamelingssystemen van ARGEV omvatten een huishoudsysteem voor lichte verpakkingen, een huishoudsysteem voor metalen verpakkingen en een industrieel systeem voor lichte en metalen verpakkingen. (18) In 2000 exploiteerden 57 regionale partners - afvalverwijderingsbedrijven, gemeentelijke bedrijven en consortia - de inzamelingssystemen in opdracht van ARGEV. Regionaal waren 144 particuliere en gemeentelijke afvalverwijderingsbedrijven bij de inzameling en 47 sorteerinrichtingen en shredderbedrijven bij de uitvoering van de diensten betrokken. Sinds 2002 bedraagt het aantal regionale partners 64. (19) ARGEV heeft samenwerkingsovereenkomsten met de volgende met terugwinning belaste BRG's gesloten. ÖKK Österreichischer Kunststoff Kreislauf AG (ÖKK) (20) ÖKK is belast met de terugwinning van kunststof- en textielverpakingen. De aandelen van de ÖKK zijn voor 11 % in handen van ARA; de overige 89 % van de aandelen is eigendom van de vereniging "Österreichischer Kunststoffkreislauf". Op 31 december 2000 had deze vereniging 51 leden. De leden van de vereniging kunnen worden onderverdeeld in producenten en distributeurs van kunststof, producenten en distributeurs van kunststofproducten, gebruikers van kunststofverpakkingen, systeempartners (d.w.z. ARGEV), organisaties en ondernemingen voor kunststofterugwinning, alsmede organisaties en ondernemingen voor afvalverwijdering. Ter vermijding van belangenconflicten zijn de organisaties en ondernemingen voor kunststofterugwinning en afvalverwijdering (die deels een zakelijke relatie met de ÖKK hebben) in het verenigingsbestuur niet stemgerechtigd en volledig uitgesloten van deelname aan vergaderingen waarin rechtshandelingen tussen leden van de vereniging en de ÖKK aan de orde komen. (21) Voor de uitvoering van de terugwinning heeft de ÖKK overeenkomsten met terugwinningsbedrijven en transportondernemingen gesloten. In 2001 waren er in Oostenrijk 16 terugwinningsbedrijven voor gesorteerde kunststoffen en achtterugwinningsbedrijven voor gemengde kunststoffen. Aluminium-Recycling GmbH (Alurec) (22) Aluminium-Recycling GmbH (hierna: "Alurec") is belast met de terugwinning van de door ARGEV ingezamelde aluminiumverpakkingen. Vennoten van Alurec zijn de aluminiumproducenten Austria Metall AG (AMAG) en Salzburger Aluminium AG (SAG). De overige vennoten zijn verpakkingsproducenten. (23) De terugwinning van aluminiumverpakkingen geschiedt in de twee enige Oostenrijkse terugwinningsbedrijven, AMAG en SAG. De aluminiumopbrengst wordt jaarlijks opnieuw in de handel gebracht en is met een procentuele sleutel aan de notering voor aluminium aan de London Metal Exchange verbonden. Arbeitsgemeinschaft Verbundmaterialien GmbH (AVM) (24) Arbeitsgemeinschaft Verbundmaterialien GmbH (hierna: "AVM") verzorgt de terugwinning van verpakkingen uit composietmaterialen met uitzondering van gemengde kartonnen verpakkingen voor drank. Aandeelhouders zijn ARO en ÖKK met ieder 50 %. De terugwinning van de materialen wordt door AVM in nauwe samenwerking met de ÖKK georganiseerd. Verein für Holzpackmittel (VHP) (25) Verein für Holzpackmittel (hierna: "VHP") is belast met de terugwinning, en voor een deel ook met de inzameling, van houten verpakkingen. De vereniging heeft op dit moment 16 leden. Dit zijn Oostenrijkse producenten van en handelaars in houten verpakkingen. Ferropack Recycling GmbH (Ferropack) (26) Ferropack Recycling GmbH (hierna: "Ferropack") is verantwoordelijk voor de terugwinning van de door ARGEV ingezamelde verpakkingen uit ferrometalen, dat wil zeggen blik en staal. Enige vennoot van Ferropack is de "Verein für Metallrecycling FerroPack". De vereniging heeft op dit moment zes leden, allen Oostenrijkse fabrikanten van verpakkingen van blik en staal. Altpapier-Recycling-Organisations-gesellschaft m.b.H (27) ARO is belast met de inzameling en terugwinning van verpakkingen van papier, karton en golfkarton (de zogenaamde "PPK-fractie"). De aandelen van ARO zijn voor 11 % in handen van ARA. De overige aandelen van de firma zijn voor ongeveer 28 % eigendom van papierproducerende ondernemingen, voor 27 % eigendom van de-inking-terugwinningsbedrijven en voor ongeveer 34 % in handen van de papierverwerkende industrie. Alle 17 aandeelhouders van ARO hebben een deelneming van minder dan 17 %. (28) ARO heeft in heel Oostenrijk overeenkomsten gesloten met 538 regionale overheden met betrekking tot de inzameling van verpakkingen van huishoudens en met 79 afvalverwijderingsbedrijven voor alle werkzaamheden met betrekking tot de inzameling van verpakkingen van handel, bedrijfsleven en industrie. Austria Glas Recycling GmbH (AGR) (29) Austria Glas Recycling GmbH (hierna: "AGR") is belast met de inzameling en terugwinning van verpakkingen van glas. De aandelen van AGR zijn voor 11 % in bezit van ARA. De overige 89 % is in gelijke delen in handen van de twee Oostenrijkse glasproducenten Vetropack Austria GmbH en Stölzle Oberglas GmbH. (30) Het in heel Oostenrijk operationele inzamelingssysteem van AGR is in hoofdzaak als een brengsysteem opgezet met containers op centrale standplaatsen. AGR werkt nauw samen met gemeenten en met meer dan 30 particuliere afvalverwijderingsondernemingen. III. HET JURIDISCHE KADER (31) Op 1 december 1996 trad de VerpackVO in werking. De verordening is gebaseerd op de AWG en dient tot omzetting van Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval(7). Bij de VerpackVO gaat het om de herziene tekst van de eerste VerpackVO die in oktober 1993 van kracht is geworden(8). (32) De VerpackVO beoogt de schadelijke gevolgen van afvalstoffen en verpakkingen voor het milieu te voorkomen of te beperken. Volgens artikel 1, lid 1, van de verordening zijn fabrikanten, importeurs, verpakkers, distributeurs en eindverbruikers aan de VerpackVO onderworpen. Volgens artikel 3 zijn fabrikanten, importeurs, verpakkers en distributeurs van transport- en verkoopverpakkingen verplicht de door hen op de markt gebrachte verpakkingen na gebruik kosteloos terug te nemen en aan een zich hoger in de productieketen bevindende producent terug te geven, opnieuw te gebruiken of volgens de meest recente technologie te recycleren. (33) Volgens artikel 12 van de VerpackVO zijn ook de fabrikanten, importeurs, verpakkers en distributeurs van verzamelverpakkingen verplicht de door hen op de markt gebrachte verpakkingen, waarvan zij geen eindverbruiker zijn, na gebruik kosteloos terug te nemen en aan een zich hoger in de productieketen bevindende, tot terugname gehouden partij terug te geven, of opnieuw te gebruiken, of met gebruikmaking van de modernste technologie te verwerken. De verplichte onderneming kan voor de vervulling van haar taken gebruikmaken van de diensten van derden. De verplichtingen gelden vanaf de eindverkoper voor alle distributiestadia tot en met de binnenlandse producent of importeur. Verzamelverpakkingen kunnen door de eindverbruiker bij de aankoop van de verpakte goederen in of bij de plaats van levering worden achtergelaten. Laat de eindverbruiker de verzamelverpakking niet achter, dan gelden daarvoor de voorschriften voor verkoopverpakkingen. (34) Fabrikanten, importeurs, verpakkers en distributeurs zijn volgens artikel 3, lid 3, van de VerpackVO verplicht om de door de eindverbruiker gebruikte verkoopverpakkingen op de plaats van levering kosteloos terug te nemen; deze verplichting geldt slechts voor verpakkingen van goederen van dezelfde soort, vorm en grootte als die welke in omloop zijn gebracht. (35) Eigenaren van bedrijven waar bepaalde minimumhoeveelheden verpakkingsmateriaal ontstaan, kunnen zich laten inschrijven in een register voor grote afvalvolumes, hetgeen tot gevolg heeft dat zij moeten zorgen voor interne inzameling en hergebruik of terugwinning van de verpakkingen (artikel 8 van de VerpackVO). (36) Volgens artikel 3, lid 5, van de VerpackVO gaat, indien producenten, importeurs en verpakkers aan een inzamelings- en terugwinningssysteem deelnemen, de verplichting tot terugname en terugwinning van transport- en verkoopverpakkingen ook wat de voorafgaande en volgende distributiestadia betreft over op de exploitant van dit systeem. Hetzelfde geldt volgens artikel 4 van de VerpackVO voor verkopers die transport- en verkoopverpakkingen aan eindverbruikers leveren (eindverkopers). Men spreekt in dit verband gewoonlijk van een "ontheffing van verplichtingen" van de fabrikanten, de importeurs en de verpakkers door de exploitant van het systeem. (37) Volgens artikel 11 van de VerpackVO moet een dergelijk inzamelings- en terugwinningssysteem voor transport- en verkoopverpakkingen de inzameling en terugwinning van die verpakkingsmaterialen waarborgen, ten aanzien waarvan overeenkomsten met de verplichte ondernemingen zijn gesloten. (38) Een wettelijke plicht tot deelneming aan een dergelijk systeem bestaat er in principe niet (vergelijk echter overweging 43 hieronder). Ondernemingen die niet deelnemen, zijn in beginsel nog steeds onderworpen aan de individuele terugnameplicht. De inzamelings- en terugwinningssystemen zijn echter gehouden om binnen hun werkterrein met elke verplichte onderneming overeenkomsten te sluiten, voorzover laatstgenoemde dit wenst en voorzover dit zakelijk gerechtvaardigd is. Het werkterrein van de inzamelings- en terugwinningssystemen strekt zich uit tot verpakkingen van particuliere huishoudens alsmede het bedrijfsleven en de industrie. Er bestaat geen verplichting om de aan het inzamelings- en terugwinningssysteem deelnemende verpakkingen afzonderlijk te merken. (39) Voor de invoering of een belangrijke wijziging van inzamelings- en terugwinningssystemen is volgens artikel 29, lid 1, van het AWG de toestemming van de bevoegde minister noodzakelijk. Na verlening van de toestemming blijven de systemen onder zijn toezicht (artikel 31, van het AWG). De minister wordt daarbij terzijde gestaan door een commissie van deskundigen (artikel 34, van het AWG) en een adviescollege (artikel 35, van het AWG). Voor huishoudelijke en industriële systemen bestaan deels verschillende wettelijke eisen. (40) Artikel 32, van het AWG bevat bijzondere plichten voor huishoudelijke inzamelings- en terugwinningssystemen. Deze moeten streven naar een zo hoog mogelijk deelnamequotum (artikel 32, lid 1, van het AWG), met iedere ingevolge de VerpackVO verplichte onderneming overeenkomsten sluiten, voorzover de verplichte onderneming dit wenst en dit zakelijk gerechtvaardigd is (artikel 32, lid 2, van het AWG) en zijn onderworpen aan bijzondere rapportagevereisten (artikel 32, lid 4, van het AWG). Ook zijn volgens artikel 35, van het AWG de toezicht- en controlemogelijkheden van de overheidsinstanties ten opzichte van deze systemen aanzienlijk intensiever van karakter dan ten aanzien van systemen die de inzameling en terugwinning slechts aanbieden voor het bedrijfsleven. (41) Artikel 32, lid 3, van het AWG heeft betrekking op de huishoudelijke inzamelings- en terugwinningssystemen die naast het huishoudelijke terrein ook activiteiten ontplooien op het gebied van afval afkomstig van het bedrijfsleven. In dit geval mogen zij het bedrijfsleven geen kruissubsidie verlenen en moeten zij door een adequate organisatorische of boekhoudkundige scheiding van de werkterreinen de transparantie van de betalings- en dienstenstromen tussen deze werkterreinen waarborgen. (42) Zowel de tot terugname verplichte bedrijven die niet aan een systeem deelnemen, alsook de inzamelings- en terugwinningssystemen moeten aan bepaalde inzamelings- en terugwinningsquota voldoen. Volgens artikel 11, lid 7, van de VerpackVO kunnen, voorzover dit aansluit bij de eisen van milieubescherming en economische doelmatigheid en het passend is, in de vergunning van inzamelings- en terugwinningssystemen bepaalde inzamelings- en terugwinningsquota worden vastgelegd. Volgens artikel 3, lid 6, van de VerpackVO bestaan met betrekking tot de terugname en terugwinning voor fabrikanten, importeurs en verpakkers in de zin van artikel 3, lid 4, van de VerpackVO en eindverkopers in de zin van artikel 4 van de VerpackVO en alle volgende distributiestadia voor de verpakkingen die niet aan een inzamelings- en terugwinningssysteem deelnemen of waarvoor geen uitzondering overeenkomstig artikel 7 van de VerpackVO geldt, bepaalde bewijslasten en verpakkingsspecifieke inzamelings- en terugwinningsquota. (43) Volgens artikel 3, lid 9, van de VerpackVO is tot deelneming aan een inzamelings- en terugwinningssysteem verplicht een ieder die geen stukken met betrekking tot zijn terugnameverplichtingen uit hoofde van artikel 3, lid 6, van de VerpackVO kan overleggen. (44) Na een verzoek om inlichtingen van de Commissie heeft Oostenrijk in zijn standpunt van 15 januari 2003 verklaard dat het op grond van de AWG, de VerpackVO en de daartoe genomen beslissingen mogelijk is om naast de reeds bestaande systemen andere systemen voor de inzameling en terugwinning van verpakkingsafval afkomstig van particuliere huishoudens toe te laten. (45) Eveneens zou volgens de genoemde normen bij de inzameling van verpakkingsafval van particuliere huishoudens medegebruik van de aanwezige containers door concurrenten van het ARA-systeem toegestaan zijn. Het plaatsen van extra containers bij de eindverbruikers door concurrenten van het ARA-systeem zou namelijk uit ruimtegebrek alsmede vanwege bescherming van steden en landschappen in de praktijk niet mogelijk zijn. (46) Oostenrijk is evenwel van mening dat ieder inzamelings- en terugwinningssysteem een bewijs moet leveren voor de inzameling en terugwinning van dat verpakkingsafval waarvoor deelname aan het systeem plaatsvindt. Derhalve moet na de inzameling in de gemeenschappelijke container een sortering plaatsvinden van de verpakkingen naar de verschillende systemen waartoe zij behoren. IV. DE AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN (47) ARA, ARGEV en ARO hebben de volgende overeenkomsten aangemeld: - de dispensatie- en licentieovereenkomsten tussen ARA en de ingevolge de VerpackVO verplichte ondernemingen (zonder tariefoverzicht); - de afvalverwijderingsovereenkomst tussen ARA en ARGEV als modelafvalverwijderingsovereenkomst, die tussen ARA en de volgende, in de bijlage bij de aanmelding vermelde BRG's werd gesloten: ARGEV, AVM, ARO, AGR, Alurec, Verein für Holzpackmittel, Ferropack, ÖKK; - de afvalverwijderings- resp. samenwerkingsovereenkomst tussen ARGEV en ÖKK, alsmede tussen ARGEV en Alurec, als modelovereenkomsten van ARGEV met ÖKK, Alurec, Ferropack en VHP gesloten overeenkomsten, en - de overeenkomsten van ARGEV en ARO met hun respectieve regionale verwijderingspartners. 1. De dispensatie- en licentieovereenkomsten (48) De deelneming aan het ARA-systeem vindt plaats door het sluiten van de dispensatie- en licentieovereenkomst, waarmee de deelnemende onderneming haar verplichtingen uit hoofde van de VerpackVO tegen betaling van een vergoeding overdraagt op het ARA-systeem en aldus van haar verplichting wordt "ontheven". Er zijn twee varianten op de standaardovereenkomst: - een dispensatie- en licentieovereenkomst voor transport-, verkoop- en verzamelverpakkingen (hierna: "ELV") en - een dispensatie- en licentieovereenkomst voor serviceverpakkingen. (49) Licentiepartners met een geringe jaarlijkse licentievergoeding kunnen de "aanvullende overeenkomst voor geringe hoeveelheden verpakkingsmateriaal" afsluiten. Ondernemingen die in lidstaten zijn gevestigd, kunnen door het sluiten van een "aanvullende overeenkomst voor buitenlandse licentiepartners uit EU-landen" licentiepartner van ARA worden. 1.1. Dispensatie- en licentieovereenkomst voor transport-, verkoop- en verzamelverpakkingen (ELV) (50) In de ELV wordt in paragraaf 1, punt 1, de taak van ARA als trustee van de licentiepartner vastgelegd, die de belangen van de licentiepartner tegenover de BRG's behartigt. De licentiepartners geven ARA de opdracht en de volmacht om namens hen zo gunstig mogelijke verwijderingsovereenkomsten met de BRG's te sluiten. Deze overeenkomsten verplichten de BRG's tot een doelmatige en vakkundige inzameling en/of terugwinning (al naar gelang van de BRG), in overeenstemming met de VerpackVO, van alle verpakkingen ten aanzien waarvan inzamelings- en/of terugwinningsgaranties bestaan. De rechten van de licentiepartner tegenover de BRG's worden uitsluitend door ARA als trustee, in haar eigen naam maar voor rekening en in het belang van de licentiepartner, uitgeoefend. Diensten van de BRG's ontvangt ARA als contractpartner van de BRG's weliswaar in eigen naam maar voor rekening en in het belang van de licentiepartner. (51) De licentiepartner is volgens paragraaf 1, punt 2, verplicht om tijdens de looptijd van de overeenkomst met alle verpakkingen, waarop de VerpackVO van toepassing is en waarvoor inzamelings- en terugwinningsgaranties bestaan, aan de inzamelings- en terugwinningssystemen van het ARA-systeem deel te nemen. Een uitzondering wordt alleen gemaakt voor verpakkingen waarvoor kan worden aangetoond dat reeds in een andere economische fase dispensatie werd verleend of waarvoor door de licentiepartner zelf of door de door hem belaste bevoegde personen aantoonbaar inzameling en terugwinning wordt verricht overeenkomstig de wet zonder directe of indirecte gebruikmaking van het ARA-systeem. (52) ARA heeft meegedeeld dat als bewijs van gebruikmaking van een vergelijkbaar systeem, een dispensatieverklaring, die volgens artikel 3, lid 5, van de VerpackVO door de exploitant van erkende inzamelings- en terugwinningssystemen aan de licentiepartners moet worden verstrekt, voldoende is. Met betrekking tot in eigen beheer verwijderde verpakkingen is voor ARA het overleggen van het volgens artikel 3, lid 6, punt 2, van de VerpackVO door de afvalverwijderaar zelf te verstrekken terugnamebewijs, dat bij het ministerie van Milieu moet worden ingediend, toereikend. (53) Volgens paragraaf 1, punt 4, verleent ARA de licentiepartner tijdens de looptijd van de overeenkomst het recht, het beschermde merkteken van het Duale System Deutschland AG (hierna: "DSD"), "Der Grüne Punkt", als bewijs van deelneming aan de inzamelings- en terugwinningssystemen van het ARA-systeem te gebruiken. Het recht op het gebruik van het teken kan door ARA te allen tijde worden ingetrokken, is beperkt tot het grondgebied van Oostenrijk en is niet overdraagbaar. Het merkteken op de verpakkingen mag niet misleidend zijn. Bij het gebruik moet altijd rekening worden gehouden met de belangen van het handelsmerk. De licentiepartner moet er nota van nemen dat het gebruik van het handelsmerk in het buitenland afhankelijk kan zijn van de toestemming van een bevoegde persoon ter plaatse. De betaling van licentievergoedingen aan ARA betekent niet dat DSD of een buitenlandse bevoegde persoon toestemming geeft voor het gebruik van het handelsmerk. Er bestaat geen verplichting om het merkteken "Der Grüne Punkt" op de aan het ARA-systeem deelnemende verpakkingen aan te brengen. (54) Paragraaf 2 regelt de vaststelling en betaling van de licentievergoeding. Volgens punt 1 wordt de hoogte van de door de licentiepartner te betalen vergoeding vastgesteld aan de hand van de door de licentiepartner in het binnenland op de markt gebrachte verpakkingen (vergelijk paragraaf 1, punt 2, zie overweging 51). De licentiepartner is verplicht om de onder de overeenkomst vallende verpakkingen per soort verpakking op te geven en de dienovereenkomstige waarden voor de berekening van de door hem te betalen licentievergoeding te gebruiken. De berekening van de licentievergoedingen geschiedt met gebruikmaking van de door ARA gepubliceerde tarieven van de licentievergoeding, die volgens punt 5 door ARA maximaal één maal per jaar, met inachtneming van een voorafgaande kennisgevingtermijn van drie maanden, gewijzigd kunnen worden. In geval van een belangrijke wijziging in de kostensituatie of van de hypothetische uitgangspunten voor de berekening van de licentievergoedingen zijn bijzondere aanpassingen van de licentievergoedingen mogelijk. Volgens punt 10 krijgt de licentiepartner uiterlijk op 1 maart van elk jaar een jaaroverzicht van ARA, waarin alle door de licentiepartner in het afgelopen kalenderjaar gemelde verpakkingen per soort verpakking zijn opgenomen. De licentiepartner heeft het recht om met terugwerkende kracht een correctie in zijn meldingen over het afgelopen kalenderjaar aan te brengen en om een dienovereenkomstige verrekening van de licentievergoeding te verzoeken. ARA heeft daarover verklaard dat het jaaroverzicht de licentiepartner aldus de mogelijkheid geeft om achteraf zijn meldingen aan te passen aan de werkelijke stand van zaken wat het door hemzelf verwijderde afval betreft. ARA behoudt zich het recht voor om uitsluitend tot verrekening van de licentievergoeding over te gaan indien relevante bewijsstukken met betrekking tot de correcties van het jaaroverzicht worden overgelegd. (55) Volgens ARA is de betalingsverplichting van de licentiepartners in paragraaf 2 nooit als vergoeding voor het gebruik van het merkteken bedoeld (dus als tegenprestatie voor het recht op het gebruik van "Der Grüne Punkt" op verpakkingen), maar alleen als vergoeding voor de door het systeem overgenomen verplichting. Derhalve moet paragraaf 2, punt 1, zo opgevat en toegepast worden dat de licentievergoeding alleen voor die verpakkingen betaald moet worden, waarvoor de licentiepartners een dispensatie via het systeem wensen. Dit principe wordt ten uitvoer gelegd doordat de licentiepartners ARA maandelijks of per kwartaal alleen die verpakkingen overeenkomstig paragraaf 2, punt 4, opgeven, waarvoor zij noch van een mogelijkheid voor verwijdering in eigen beheer gebruikmaken, noch aan een vergelijkbaar inzamelingssysteem deelnemen. Dit gaat zover dat er bij ARA ook "nulmeldingen" zijn, dat wil zeggen ondernemingen die hun ELV handhaven, maar die in een bepaalde periode niet met verpakkingen aan het ARA-systeem willen deelnemen en in hun meldingen van de in omloop gebrachte licentieverpakkingen "geen" opgeven. (56) Voorts heeft ARA meegedeeld dat zij er geen bezwaar tegen heeft indien "Der Grüne Punkt" op niet door ARA gelicentieerde verpakkingen wordt aangebracht, zolang deze aantoonbaar overeenkomstig de verordening worden ingezameld en teruggewonnen en ARA dit naar behoren kan controleren. ARA heeft daartoe de onder punt 5 genoemde tweede toezegging gedaan. De overeenkomst wordt volgens paragraaf 3 voor onbepaalde tijd gesloten. De licentiepartner heeft het recht de overeenkomst aan het einde van elk kalenderjaar, met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden, te beëindigen. ARA ziet af van het gewone recht van opzegging. In geval van een gewichtige reden beschikken beide partijen over een buitengewoon recht tot opzegging. (57) Paragraaf 4 voorziet in informatie- en controlerechten resp. -plichten van ARA. ARA houdt toezicht op de dispensatie van de licentiepartner door de BRG's en hun afvalverwijderingspartners. Zij kan de juistheid van de meldingen van de licentiepartners verifiëren, bijvoorbeeld door inzage in de desbetreffende bedrijfsstukken. 1.2. Dispensatie- en licentieovereenkomst voor serviceverpakkingen (58) De dispensatie- en licentieovereenkomst voor serviceverpakkingen verschilt van de standaardovereenkomst voor transport- en verkoopverpakkingen in die zin dat, zoals in paragraaf 1, punt 2, van de dispensatie- en licentieovereenkomst voor serviceverpakkingen wordt bepaald, de licentiepartner verplicht is om met alle onder de VerpackVO vallende verpakkingen, waarvoor enerzijds de BRG's inzamelings- en/of terugwinningsgaranties hebben afgegeven en waarvoor anderzijds zijn klanten een dispensatie via hem wensen, aan het ARA-systeem deel te nemen. De licentiepartner kan derhalve naar gelang van de wensen van zijn klanten ook slechts voor een gedeelte van zijn serviceverpakkingen een dispensatie- en licentieovereenkomst sluiten, zonder voor verpakkingen, waarvoor reeds in een andere economische fase dispensatie werd verleend of waarvoor inzameling en terugwinning overeenkomstig de wet zonder gebruikmaking van het ARA-systeem plaatsvindt, een bewijs overeenkomstig paragraaf 1, punt 2, tweede zin, van de ELV te moeten overleggen. De dispensatie- en licentieovereenkomst voor serviceverpakkingen is dus ruimer geformuleerd. 1.3. Aanvullende overeenkomst voor geringe verpakkingshoeveelheden (59) Wanneer ARA en de licentiepartner verwachten dat de jaarlijkse licentievergoeding van de licentiepartner overeenkomstig paragraaf 2, van de ELV minder dan 1817 EUR (exclusief omzetbelasting) bedraagt, kan een "aanvullende overeenkomst voor geringe verpakkingshoeveelheden" worden gesloten. Hiermee wordt een vereenvoudiging van de administratieve procedures met betrekking tot de opgave van verpakkingshoeveelheden en de betaling van de licentievergoeding overeengekomen. 1.4. Aanvullende overeenkomst voor buitenlandse licentiepartners uit EU-landen (60) Volgens paragraaf 5 van de aanvullende overeenkomst voor buitenlandse licentiepartners uit EU-landen heeft ARA ook het recht om de ELV op te zeggen (paragraaf 3, punt 1, van de ELV). Als reden hiervoor voert ARA aan dat licentiepartners in het buitenland moeilijker kunnen worden gecontroleerd. Bovendien zou ook de rechtshandhaving in het buitenland moeilijker zijn. De gewone opzegging dient als hulpmiddel in gevallen waarin ARA een concrete reden heeft om te veronderstellen dat de partij bij de overeenkomst haar contractuele verplichtingen niet naar behoren nakomt, maar dit, gezien de moeilijkere aantoonbaarheid in het buitenland, niet kan bewijzen, zoals voor een buitengewone opzegging overeenkomstig de ELV vereist is. 2. De afvalverwijderingsovereenkomsten 2.1. Betrekkingen tussen ARA en BRG's (61) ARA heeft tussen 25 augustus en 30 september 1993 met elk van de BRG's een afvalverwijderingsovereenkomst gesloten die heel Oostenrijk omvatten. Als model heeft zij de overeenkomst met ARGEV aangemeld. (62) Onderwerp van de overeenkomst is volgens artikel 1, lid 1, de verwijdering van de voor elke BRG in de garantieverklaringen (bijlage 2 bij de overeenkomst) opgenomen verpakkingen. Deze verwijdering omvat de inzameling, het transport alsmede de sortering en conditionering van het verpakkingsmateriaal volgens de VerpackVO, met inachtneming van de kaderovereenkomst die ARA met de regionale overheden heeft gesloten (bijlage 3 bij de overeenkomst); in het bijzonder moeten - op zijn minst - de in de VerpackVO en aangegeven doelstellingen en quota proportioneel worden bereikt. ARA ontvangt de afvalverwijderingsdiensten van de BRG's overeenkomstig artikel 1, lid 3, op eigen naam, maar in het belang en voor rekening van de licentienemers; zij treedt dus op als trustee van de licentienemers. De BRG's zijn overeenkomstig artikel 1, lid 5, verplicht tot kosteloze terugname resp. overname van alle verpakkingen waarvoor een overeenkomst tussen de ARA en licentienemers is gesloten. Ter staving van de betaling van de licentievergoeding geldt het door ARA verleende, als handelsmerk beschermde merkteken "Der Grüne Punkt". ARA verklaart hierbij ter verduidelijking dat artikel 1, lid 5, geen praktische betekenis heeft. De ondernemingen van het ARA-systeem gebruiken heel andere methoden dan "Der Grüne Punkt" om te beslissen of een verpakking in het ARA-systeem opgenomen kan worden of niet. Aan de bepaling zijn geen juridische consequenties verbonden. (63) Wanneer de BRG's bij het verrichten van hun afvalverwijderingsdiensten gebruikmaken van de diensten van onderaannemers, moeten deze onderaannemers volgens artikel 4 de desbetreffende contractuele verplichtingen van de BRG nakomen. Nieuwe opdrachten aan onderaannemers moeten door de BRG's volgens de beginselen van vrije mededinging en met inachtneming van economisch doorzichtige criteria worden verleend. Daarbij moet echter rekening worden gehouden met de bepalingen van de door ARA met de regionale overheidsinstanties gesloten kaderovereenkomsten inzake de keuze van de inzamelaar/sorteerder. Bovendien mag de BRG nieuwe opdrachten aan onderaannemers slechts na voorafgaande aanbesteding gunnen. ARA heeft het recht van inzage in de aanbestedingsstukken en aanbiedingen. (64) Krachtens artikel 5 heeft de BRG voor de duur van de overeenkomst op het door de overeenkomst bestreken gebied, te weten heel Oostenrijk, exclusiviteit. De BRG verbindt zich ertoe buiten het ARA-systeem geen ander inzamelings- of terugwinningssysteem in de zin van de VerpackVO op te richten, te exploiteren of daaraan deel te nemen, en evenmin actieve afvalverwijderingswerkzaamheden te verrichten die onder de bevoegdheid van andere BRG's vallen. De BRG erkent de rol van ARA als enige bemiddelaar tussen de BRG en de licentienemers, maar dit belet haar niet om met de licentienemers rechtstreeks gesprekken te voeren en overeenkomsten te sluiten, voorzover dit voor de nakoming van haar contractuele verplichtingen nodig is; de BRG mag geen overeenkomsten met licentienemers sluiten die een dispensatie van de licentienemer met zich brengen. (65) Overeenkomstig artikel 6 bestaat de vergoeding voor de afvalverwijderingsdiensten van de BRG's uit een door ARA voor hun diensten berekend percentage van de licentievergoedingen, verminderd met een toeslag voor ARA. In concreto wordt de vergoeding berekend op basis van de kosten die bij de afvalverwijdering van het gebruikte verpakkingsmateriaal onvermijdelijk ontstaan. Volgens artikel 6, lid 4, mag bij de berekening per soort verpakkingsmateriaal geen kruissubsidie plaatsvinden tussen de BRG's en ARA. Kruissubsidies worden gedefinieerd als de vaststelling van een vergoeding die niet in overeenstemming is met de daadwerkelijke kosten en die ertoe leidt dat een verpakkingsmateriaal ten opzichte van een ander verpakkingsmateriaal bevoordeeld of benadeeld wordt (artikel 6, lid 4). De vergoeding wordt op voorstel van de BRG door ARA van tevoren en in principe telkens voor een kalenderjaar vastgesteld. Artikel 6, lid 13, bevat een zogenoemde meestbegunstigingsclausule, volgens welke de BRG ARA voorrang verleent in die zin, dat zij diensten die met de contractuele afvalverwijderingsdiensten vergelijkbaar zijn of gedeelten van dergelijke diensten niet tegen gunstiger voorwaarden aan een derde zal aanbieden of voor een derde zal uitvoeren dan voor ARA of haar licentienemers. (66) De overeenkomsten tussen ARA en de BRG worden voor onbepaalde tijd gesloten. De BRG is verplicht om de contractuele afvalverwijderingsdiensten vanaf 1 december 1993 uit te voeren. De overeenkomst kan volgens artikel 7B door elke deelnemende partij met een opzegtermijn van 12 maanden aan het einde van een kalenderjaar worden opgezegd. Het gewone recht van opzegging van de partijen geldt pas vanaf 31 december 2000. Voor het geval een andere onderneming goedkopere diensten aan ARA aanbiedt, beschikte ARA al vóór 31 december 2000 over het recht van opzegging onder bepaalde voorwaarden. (67) Met de overeenkomst van 23 januari 2001 heeft ARA zowel met ARGEV als met ARO afgesproken dat de met beide BRG's tussen 24 augustus 1993 en 30 september 1993 gesloten afvalverwijderingsovereenkomsten niet vóór 31 december 2003 gewoon kunnen worden opgezegd. Artikel 7C voorziet in het recht van onmiddellijke opzegging om zwaarwegende redenen. De overeenkomst wordt bijvoorbeeld onmiddellijk beëindigd wanneer voor de overeenkomst of het ARA-systeem niet de noodzakelijke kartelrechtelijke vergunning wordt verleend. (68) Volgens artikel 11 krijgt ARA tijdens reguliere kantooruren na voorafgaande kennisgeving recht van inzage in de inzamelings- en terugwinningplaatsen of andere contractueel bepaalde bedrijfsruimten van de BRG. Ook tegenover de onderaannemers van de BRG beschikt ARA over dergelijke rechten. Een recht van inzage bestaat na voorafgaande kennisgeving ook met betrekking tot de zakelijke documenten van de BRG, voorzover ARA dit ter controle van de correcte uitvoering van de overeenkomst door de BRG noodzakelijk acht. Volgens artikel 12 hebben ook de BRG's recht op informatie en inzage. (69) Artikel 13 voorziet in de wederzijdse meldingsplicht van de contractpartijen: de BRG's moeten aan ARA kwartaal- en jaarverslagen over hun afvalverwijderingsdiensten uitbrengen; ARA is verplicht de BRG voortdurend in kennis te stellen van het aantal en de omvang van de met de licentienemers gesloten overeenkomsten alsmede van de door de licentienemers in omloop gebrachte verpakkingshoeveelheid. (70) Bij meningsverschillen tussen de partijen beslist volgens artikel 14 een arbitragedeskundige of een hof van arbitrage. (71) Volgens artikel 15 moet de terugwinning van de verpakkingen door de met de terugwinning van de betreffende materiaalsoort belaste BRG plaatsvinden. Daartoe is ARA verplicht om met elke BRG een afvalverwijderingsovereenkomst met grotendeels dezelfde inhoud te sluiten, waarin als afvalverwijderingsdienst van de BRG de terugwinning van de genoemde verpakkingen wordt vastgelegd. Bovendien is erin voorzien dat tussen ARGEV en de met de terugwinning belaste BRG een overeenkomst wordt gesloten die de onderlinge verhouding tussen de twee ondernemingen regelt wat de afvalverwijderingsdiensten betreft waartoe ARGEV enerzijds en de desbetreffende BRG anderzijds tegenover ARA verplicht zijn. Met deze overeenkomst moet met name worden gewaarborgd dat ARGEV en de BRG's samen voor een volledige afvalverwijdering zorgen - van de inzameling, het transport en de sortering tot en met de terugwinning - en dat tussen ARGEV en de BRG's geen hiaten in de afvalverwijdering ontstaan. 2.2. Onderlinge betrekkingen tussen de BRG's (72) Omdat ARGEV slechts bevoegd is voor de organisatie van de inzameling en de sortering, heeft ARGEV samenwerkingsovereenkomsten gesloten met andere BRG's (ÖKK, Alurec, Ferropack, AVM en VHP), die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de terugwinning. Als modelovereenkomsten werden de overeenkomsten van ARGEV met ÖKK en Alurec aangemeld. a) Samenwerkingsovereenkomst tussen ARGEV en ÖKK (73) De op 9 maart 1994 gesloten overeenkomst regelt de betrekkingen tussen ARGEV en ÖKK met het oog op de omschrijving en volledige uitvoering van de door ARGEV enerzijds en ÖKK anderzijds aan ARA verschuldigde afvalverwerkingdiensten. (74) Volgens paragraaf 1, punt 1.2, organiseert ARGEV de invoering en voortdurende exploitatie van een inzamelings-, sorteer- en conditioneringssysteem voor verpakkingen in heel Oostenrijk; ARGEV verbindt zich ertoe ÖKK alle gesorteerde verpakkingen ter beschikking te stellen die in het kader van het inzamelingssysteem van ARGEV worden ingezameld. ÖKK zorgt voor voldoende en geschikte terugwinningscapaciteiten of mogelijkheden voor tussenopslag alsmede voor het transport tussen de desbetreffende partner van ARGEV en de terugwinningsfaciliteit resp. de tussenopslag. (75) ÖKK garandeert ARGEV, volgens paragraaf 2, de afname van de door ARGEV resp. diens contractpartners krachtens de overeenkomst geleverde verpakkingen. Verder regelt de overeenkomst de verplichtingen betreffende de levering en overname van gebruikte materialen en de kwaliteit van de verpakkingen, het bewijs van licentie, de grondslag voor de berekening van de licentievergoedingen van ARA, een informatie- en zwijgplicht alsmede een overeenkomst over arbitrage. (76) In paragraaf 4 wordt bepaald dat ARGEV eigenaar wordt van de via haar systeem ingezamelde verpakkingen. Bij de ontvangst van de verpakkingen volgens de specificaties door de tussenopslag- of terugwinningsfaciliteit gaat de eigendom van de verpakkingen op ÖKK over. (77) Krachtens paragraaf 15 verbinden de partijen zich ertoe om gedurende de looptijd van de overeenkomst buiten het ARA-systeem geen ander inzamelings- en terugwinningssysteem in de zin van de VerpackVO op te richten, te exploiteren of daaraan deel te nemen, tenzij met uitdrukkelijke toestemming van de andere partij. ARGEV verplicht zich bovendien om tijdens de looptijd van de overeenkomst de verpakkingen zonder toestemming van ÖKK niet aan een derde door te geven. Dienovereenkomstig verplicht ÖKK zich om verpakkingen van een derde niet zonder toestemming van ARGEV in ontvangst te nemen. Deze clausule geldt uitdrukkelijk niet voor onderlinge overeenkomsten met bedrijven die in eigen beheer hun afval verwerken, voorzover dit in overeenstemming is met de met ARA gesloten afvalverwijderingsovereenkomsten. Bovendien verplichten de partijen zich om geen actieve afvalverwijderingsdiensten te leveren die onder de bevoegdheid van de andere partij vallen. (78) Volgens paragraaf 16 is de overeenkomst vanaf 1 oktober 1993 voor onbepaalde tijd geldig. De overeenkomst kan door elke partij met een opzegtermijn van twaalf maanden aan het einde van een kalenderjaar worden opgezegd. Vóór 31 december 2000 was een gewone opzegging niet mogelijk. Volgens paragraaf 17 is een ontbinding van de overeenkomst om zwaarwegende redenen mogelijk. b) Samenwerkingsvereenkomst tussen ARGEV en Alurec (79) De op 20 januari 1994 gesloten overeenkomst regelt de nakoming van de contractuele verplichtingen van ARGEV en Alurec tegenover ARA. De overeenkomst lijkt qua inhoud en looptijd sterk op de overeenkomst tussen ARGEV en ÖKK. (80) Volgens paragraaf 2 is ARGEV verplicht om alle door haar of door haar onderaannemers ingezamelde verpakkingen beschikbaar te stellen. Alurec verbindt zich er volgens paragraaf 3 toe om de door ARGEV of de sorteerondernemingen ontvangen verpakkingen naar behoren te recycleren. (81) Volgens paragraaf 5 is ARGEV verplicht om, tijdens de looptijd van de overeenkomst, alle door haar of haar onderaannemers ingezamelde verpakkingen uitsluitend aan Alurec over te dragen. Alurec is op haar beurt verplicht om de ingezamelde verpakkingen uitsluitend van ARGEV resp. haar onderaannemers af te nemen en terug te winnen. (82) Met betrekking tot de eigendom geldt - ook al is deze in de overeenkomst tussen ARGEV en Alurec niet uitdrukkelijk geregeld - hetzelfde als in de samenwerkingsovereenkomst tussen ARGEV en ARO. Eerst verkrijgt ARGEV de eigendom van de ingezamelde verpakkingen, die vervolgens met de levering van de verpakkingen aan Alurec op laatstgenoemde overgaat. (83) Ingevolge paragraaf 6 is de overeenkomst vanaf 1 oktober 1993 voor onbepaalde tijd van kracht. Zij kan door elke partij met een opzegtermijn van 12 maanden aan het einde van een kalenderjaar worden opgezegd. Vóór 31 december 2000 is een gewone opzegging niet mogelijk. Volgens paragraaf 7 kan de overeenkomst om zwaarwegende redenen worden ontbonden. 2.3. Betrekkingen tussen BRG's en regionale partners (84) Dit betreft de overeenkomsten van ARGEV en ARO met de regionale afvalverwijderingsondernemingen of regionale overheidsinstanties. De overeenkomsten regelen de feitelijke verwijdering van gebruikte verpakkingen. Overeenkomst van ARGEV (85) In de oorspronkelijke tekst van de overeenkomst van ARGEV met de regionale partner (zogenoemde "partnerovereenkomst") uit 1994 verplicht de regionale partner zich, in paragraaf 2.2, om een inzamelings-, sorteer- en conditioneersysteem op te zetten met inachtneming van de voorwaarden van de overeenkomst. Per inzamelingsregio wordt slechts één regionale partner gecontracteerd. (86) De inzameling van verpakkingsafval van huishoudens en inrichtingen die een vergelijkbare stroom verpakkingsafval genereren wordt door de regionale partner in overleg met de regionale overheid georganiseerd. Uitbesteding aan onderaannemers is volgens paragraaf 2.3 met toestemming van ARGEV mogelijk. De inzameling vindt volgens paragraaf 2.7 plaats in inzamelingscontainers die hetzij door de regionale partner, hetzij door de regionale overheid beschikbaar dienen te worden gesteld. Volgens paragraaf 3 worden de kosten voor de inzamelingscontainers en voor de opbouw van een inzamelingsinfrastructuur via een vergoeding door ARGEV terugbetaald. (87) In paragraaf 2.10 wordt bepaald dat de regionale partner het afval voor ARGEV inzamelt en daarom door de inzameling uitsluitend namens ARGEV de eigendom over dit afval verkrijgt. De regionale partner mag om die reden het afval niet anders behandelen dan in de overeenkomst is voorzien. Anders ontstaat voor ARGEV een zwaarwegende reden om de overeenkomst onmiddellijk te ontbinden. (88) Volgens paragraaf 2.16 waarborgt ARGEV de regionale partner, door de bilaterale overeenkomsten met de bedrijven die garant staan voor terugwinning, de afname van de door hem conform de overeenkomst beschikbaar gestelde gebruikte materialen. De regionale partner moet de materialen in zijn opslagruimte ter afhaling gereedhouden en ARGEV en/of het door ARGEV of door het bedrijf dat borg staat voor de terugwinning aangewezen terugwinningsbedrijf onmiddellijk meedelen dat het afval ter afhaling klaarstaat. (89) Volgens paragraaf 2.18 is overeenstemming met de bevoegde regionale overheidsinstantie vereist; bij meningsverschillen moet volgens paragraaf 2.21 een arbitragedeskundige worden geraadpleegd. (90) De overeenkomst is voor het eerst in 1994 gesloten en is voor onbepaalde tijd van kracht; zij kan door elke partij aan het einde van een kalenderjaar worden opgezegd met een opzegtermijn van 12 maanden. Een gewone opzegging was vóór 31 december 2000 niet mogelijk. Voor het geval een andere onderneming ARGEV dezelfde dienst goedkoper zou aanbieden, had ARGEV onder bepaalde voorwaarden recht op gewone opzegging vóór 31 december 2000. Paragraaf 4.2 regelt het recht op onmiddellijke opzegging om zwaarwegende redenen. (91) Alle in paragraaf C van de preambule van deze overeenkomst genoemde wettelijke en contractuele verplichtingen van ARGEV gelden ook voor de regionale partner. (92) In het kader van aanvullende overeenkomsten en aan de bestaande afvalverwijderingsovereenkomsten toegevoegde clausules was ARGEV meestbegunstigingsclausules overeengekomen met praktisch alle afvalverwerkende ondernemingen waarmee zij contractuele betrekkingen onderhoudt. Deze clausules houden in dat de afvalverwijderingsonderneming haar diensten niet tegen gunstigere voorwaarden aan een derde mag aanbieden of voor een derde niet tegen gunstigere voorwaarden mag uitvoeren dan voor ARGEV. Met de in overweging 139 vermelde toezegging 1 heeft ARGEV vanaf 29 november 2000 afgezien van de toepassing van deze meestbegunstigingsclausules. (93) In de nieuwe tekst van de overeenkomsten tot regeling van de betrekkingen met de afvalverwijderaars wordt thans een onderscheid gemaakt tussen sorteer- en inzamelingspartners; er bestaat voor elk een afzonderlijke standaardovereenkomst. De beide overeenkomsten zijn grotendeels vergelijkbaar met de oorspronkelijke overeenkomst, maar zijn gedetailleerder van opzet. (94) Beide standaardovereenkomsten zijn op 1 januari 2002 van kracht geworden, met uitzondering van de overeenkomsten met drie gemeenten (Wenen, Linz en Salzburg) die reeds vóór deze datum in werking waren getreden en die inhoudelijk op belangrijke punten met de standaardovereenkomsten overeenkomen. De overeenkomsten uit 1993/1994 zijn niet meer geldig. ARGEV - inzamelingspartners (95) De overeenkomst met de inzamelingspartners regelt de concrete uitwisseling van diensten tussen ARGEV en de inzamelingspartner in het kader van de uitvoering van de VerpackVO voor de deelgebieden "inzameling", "overladen" en "individuele afvalverwijdering door bedrijven". Per inzamelingsregio wordt slechts één inzamelingspartner aangewezen. (96) Voorwerp van de overeenkomst is volgens paragraaf 1.2 de opzet en probleemloze exploitatie van een inzamelingssysteem voor gebruikte verpakkingen in een bepaalde inzamelingsregio. ARGEV behoudt zich volgens paragraaf 1.6 het recht voor om binnen het inzamelingssysteem ook afval in te zamelen dat geen verpakkingsafval is; de bepalingen van de overeenkomst zijn hierop mutatis mutandis van toepassing. (97) Afval van huishoudens wordt volgens paragraaf 2.2 samen met afval uit inrichtingen met een vergelijkbare stroom verpakkingsafval ingezameld. Inrichtingen met een vergelijkbare stroom verpakkingsafval kunnen bedrijven of instellingen zijn; zij moeten zich jaarlijks voor de inzameling aanmelden en daarbij aantonen dat zij de volledige ARA-licentie voor de in te zamelen verpakkingen bezitten; bij minder dan een volledige licentie moet afvalverwijdering als bij bedrijfsafval plaatsvinden. (98) Volgens paragraaf 2.2.3 moet ARGEV in een afzonderlijke overeenkomst met de regionale overheid de beschikbaarstelling van de benodigde terreinen vaststellen. De inzamelingscontainers en -zakken worden door de inzamelingspartner of de regionale overheid in overleg met ARGEV beschikbaar gesteld. De kosten hiervoor draagt ARGEV volgens paragraaf 2.2.4 alleen met betrekking tot de containers voor huishoudens, maar niet voor inrichtingen die een vergelijkbare stroom verpakkingsafval genereren. (99) De inzamelingsdiensten omvatten volgens paragraaf 2.2.5 de systematische lediging van de inzamelingscontainers en het ophalen van de inzamelingszakken, alsmede het transport van de ingezamelde goederen naar de vastgestelde sorteerinrichting of een overlaadstation in het door de overeenkomst bestreken gebied. Het volume van het door de inzamelingspartners verzamelde afval wordt naar behoefte aangeboden, dat wil zeggen overeenkomstig het inzamelingsgedrag van de bevolking resp. bedrijven met inachtneming van een gemiddelde bezettingsgraad van de inzamelingscontainers en -zakken van 80 % en een maximaal percentage van verkeerd weggegooid afval van 20 % tussen de ingezamelde goederen. In het geval van mede-inzameling van bedrijfsverpakkingen in het kader van de huishoudelijke inzameling moeten deze bedrijfsverpakkingen overeenkomstig de voorwaarden van ARGEV (bijlage 2 bij de overeenkomst) worden gescheiden. (100) Voor het bedrijfsleven is een individuele afvalverwijdering voor bedrijven van toepassing. De inzamelingspartner exploiteert volgens paragraaf 2.4.1 op dit gebied een regionaal ontvangstpunt voor de kosteloze terugname van ARGEV-verpakkingen uit het bedrijfsleven, de gecontroleerde ontvangst van containerparken en de inzameling van probleemstoffen. Vooral in industriegebieden biedt de inzamelingspartner volgens paragraaf 2.4.2 naast de basisinfrastructuur van de regionale ontvangstpunten systemen aan voor het ophalen van licentieverpakkingen op de plaats waar deze ontstaan. (101) Volgens paragraaf 2.5.1 moet het uitbesteden van diensten aan derden conform deze overeenkomsten vooraf door ARGEV worden goedgekeurd. (102) Paragraaf 2.5.2 stelt dat de inzamelingspartner de verpakkingen namens ARGEV in ontvangst neemt en hiervan dus nooit eigenaar wordt. De inzamelingspartner mag daarom het inzamelingsafval en de verpakkingen van ARGEV slechts op de in de overeenkomst bepaalde wijze behandelen. Anders ontstaat voor ARGEV een zwaarwegende reden om de overeenkomst onmiddellijk te ontbinden. (103) Als antwoord op een verzoek om inlichtingen van de Commissie heeft ARGEV verklaard dat de afvalverwijderaar bij de huishoudelijke inzameling niet wordt belet volume in dezelfde container voor een ander systeem beschikbaar te houden, voorzover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de vervulling van zijn verplichtingen tegenover ARGEV. Met name moet het contractueel overeengekomen minimale inzamelingsvolume, overeenkomstig de door ARGEV vastgestelde specificaties, voor de inzameling van door ARA gelicentieerde verpakkingen zonder beperking tot een bepaald quotum ter beschikking staan. Als de afvalverwijderaars door het toestaan van medegebruik de dispensatie van de licentiepartners van ARA in gevaar brengen, zou dit in strijd zijn met de overeenkomst. (104) Voor het industrieel systeem stelt ARGEV geen eisen aan de inzamelingscontainers. Het staat de afvalverwijderaars en/of de plaatsen waar afval ontstaat vrij in de inzamelingscontainers ook door andere bedrijven gelicentieerde verpakkingen in te zamelen. Door nauwkeurige registratie moet evenwel voor iedere plaats waar afval ontstaat, worden gewaarborgd dat aan het ontvangstpunt van ARGEV slechts verpakkingen worden overgedragen die qua hoeveelheid en kwaliteit overeenstemmen met de door ARA gelicentieerde verpakkingen die daar daadwerkelijk ontstaan. (105) De inzamelingspartner krijgt volgens paragraaf 3.1 voor de door hem ter beschikking gestelde en geregistreerde inzamelingscontainers en -zakken per kwartaal een vergoeding afhankelijk van de grootte van de containers en de zakken. Voor het ledigen van de inzamelingscontainers en het ophalen van de inzamelingszakken van huishoudens en vergelijkbare inrichtingen alsmede het transport en het ledigen van de ingezamelde goederen bij een sorteerinrichting of overlaadstation en voor de administratiewerkzaamheden ontvangt de inzamelingspartner een van de hoeveelheid afhankelijke vergoeding. Voor het overladen van ingezamelde goederen van huishoudens en vergelijkbare inrichtingen uit het door de overeenkomst bestreken gebied en voor de verslaglegging ontvangt de inzamelingspartner een van de hoeveelheid afhankelijke vergoeding. De met ARGEV jaarlijks te verrekenen diensten inzake inzameling en overlading zijn gebonden aan een plafond per inzamelingsregio en inzamelingsfractie. Het volume voor de jaren 2002 tot en met 2004 werd op basis van de verwachte bruto inzamelingsvolumes van huishoudens en vergelijkbare inrichtingen over 2001 berekend. Voor de overname en inzameling van bedrijfsverpakkingen met inbegrip van inputcontrole, sortering achteraf, conditionering, tussenopslag, beschikbaarstelling, verlading enzovoorts van de door het terugwinningsbedrijf overgenomen fracties van bedrijven, industrie en instellingen alsmede van gecontroleerde overname en de inzameling van probleemstoffen, ontvangt de inzamelingspartner volumeafhankelijke outputvergoedingen. (106) Volgens paragraaf 3.5 garandeert ARGEV de regionale partner door middel van de bilaterale overeenkomsten met de bedrijven die de terugwinningsgarantie verlenen, de afname van alle door hem conform de overeenkomst beschikbaar gestelde gebruikte materialen zoals overeengekomen. (107) Volgens paragraaf 5.1 nemen de betrekkingen in het kader van de overeenkomst op 1 januari 2002 een aanvang. De overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten en kan door elke partij, met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden, echter niet eerder dan vanaf 31 december 2004, worden opgezegd. Daarnaast hebben beide partijen recht op buitengewone opzegging bij een zwaarwegende reden; een dergelijke reden is bijvoorbeeld een grove overtreding van de verplichting om bedrijfsafval van huishoudelijk afval te scheiden. (108) Voor de looptijd van de overeenkomst heeft ARGEV de in overweging 139 weergegeven toezegging 4 gedaan. (109) Voorts heeft ARGEV meegedeeld dat de overeenkomsten met de inzamelingspartners de afvalverwijderaars geen exclusiviteitsverplichtingen opleggen noch op huishoudelijk noch op industrieel gebied. De afvalverwijderende ondernemingen zijn vrij om soortgelijke diensten ook ten behoeve van andere inzamelingssystemen of in het kader van afvalverwijdering in eigen beheer te verrichten. Met betrekking tot het medegebruik van de inzamelingscontainers heeft ARGEV de in overweging 139 vermelde toezegging 3 gedaan. ARGEV - sorteerpartners (110) De standaardovereenkomst voor de sorteerpartner is in hoge mate identiek aan de overeenkomst voor de inzamelingspartner. (111) Volgens paragraaf 1.5 belast ARGEV in specifieke inzamelingsregio's in het hele land (doorgaans politieke districten of grote steden) de aldaar verantwoordelijke inzamelingspartners met de exploitatie van inzamelingssystemen voor lichte en metalen verpakkingen van huishoudens en vergelijkbare inrichtingen. De door de inzamelingspartners ingezamelde hoeveelheden worden rechtstreeks of met inschakeling van een transporteur aan de sorteerpartner overgedragen. Per inzamelingsregio wordt slechts één sorteerpartner aangewezen. (112) Volgens paragraaf 1.6 worden met het oog op de optimalisering van het systeem van inzamelings-, sorteer- en transportdiensten de ingezamelde hoeveelheden van bepaalde inzamelingspartners of uit bepaalde inzamelingsregio's toegewezen aan bepaalde sorteerpartners of bepaalde sorteerinrichtingen. Door soortgelijke bepalingen in de afzonderlijke met de inzamelingspartners te sluiten overeenkomsten op te nemen, zal ARGEV ervoor zorgen dat de in bepaalde inzamelingsregio's (volgens bijlage 5 bij de overeenkomst) door de inzamelingspartners verzamelde verpakkingen van huishoudens of vergelijkbare inrichtingen uitsluitend in de sorteerinrichting van de sorteerpartner worden gesorteerd. (113) De sorteerpartner is volgens paragraaf 2.1.1 verplicht tot overname en sortering van alle door de inzamelingspartner(s) in de inzamelingsregio's beschikbaar gestelde dan wel opgehaalde inzamelingshoeveelheden van verpakkingen van huishoudens (module 1) en vergelijkbare inrichtingen (module 2). De sorteerpartner accepteert niet-gesorteerde inzamelingsgoederen van inzamelingsmodule 1/2 van ARGEV uitsluitend van inzamelingspartners of uit inzamelingsregio's overeenkomstig bijlage 5 bij de overeenkomst. Volgens paragraaf 2.2 moet de sorteerpartner op het terrein van de sorteerinrichting een regionaal ontvangstpunt exploiteren, waar hij verpakkingen van bedrijven (module 3), van containerparken (module 4) en ingezamelde probleemstoffen (module 5) kosteloos in ontvangst neemt. (114) Volgens paragraaf 2.4.2 neemt de sorteerpartner de verpakkingen voor ARGEV in ontvangst en wordt hij derhalve nooit eigenaar van de verpakkingen. De sorteerpartner mag daarom de verpakkingen niet anders behandelen dan in deze overeenkomst is bepaald. Anders vormt dit voor ARGEV een zwaarwegende reden om, conform paragraaf 5.5.2, onder a), de overeenkomst onmiddellijk te ontbinden. (115) Als antwoord op een verzoek om informatie van de Commissie heeft ARGEV verklaard dat de eigendomsclausule niet leidt tot een verbod op de gebruikmaking van sorteerinrichtingen voor derden. Als de afvalverwijderaars evenwel door het toestaan van medegebruik de dispensatie van de licentiepartners van ARA in gevaar brengen, zou dit in strijd zijn met de overeenkomst. (116) De regelingen voor uitbesteding aan een onderaannemer (paragraaf 2.4.1) en de looptijd/beëindiging van de overeenkomst (paragraaf 5) komen overeen met de regelingen in de overeenkomst met de inzamelingspartners. (117) Volgens paragraaf 3.1 ontvangt de sorteerpartner de in bijlage 6 bij de overeenkomst genoemde inputvergoedingen binnen de aangegeven kwantitatieve marges. De inputvergoedingen vormen de vergoeding voor het in ontvangst nemen van de ingezamelde goederen uit het huishoudsysteem en het met de huishoudens vergelijkbare systeem van ARGEV, de inputcontrole, een percentage van de vaste kosten van de inrichting op basis van de overeengekomen jaarlijkse inputhoeveelheden, de scheiding van probleemstoffen uit de ingezamelde goederen en de correcte verwijdering daarvan alsmede de conditionering, tussenopslag, beschikbaarstelling en verlading van alle van ongewenste stoffen ontdane of positief gesorteerde outputfracties. Op het jaarlijks met ARGEV te verrekenen sorteerinputvolume is een plafond van toepassing; dit is de som van de ingezamelde huishoudelijke hoeveelheden uit bepaalde inzamelingsregio's. Voor de positieve sortering van outputfracties van huishoudens en vergelijkbare inrichtingen ontvangt de sorteerpartner vergoedingen op basis van het soort materiaal. Deze outputvergoedingen gelden ook voor het in ontvangst nemen van leveringen, inputcontrole, sortering achteraf, conditionering, tussenopslag, beschikbaarstelling, verlading enzovoorts van specifieke fracties van inzamelplaatsen, containerparken en van ingezamelde probleemstoffen. (118) ARGEV heeft meegedeeld dat de overeenkomsten met de sorteerpartners geen exclusiviteitsverbintenissen voor de sorteerpartners bevatten. De afvalverwijderingsondernemingen zijn vrij om vergelijkbare diensten ook aan andere inzamelingssystemen of in het kader van afvalverwijdering in eigen beheer te leveren. Voorts heeft ARGEV de in overweging 139 vermelde toezegging 3 gedaan alsmede toezegging 4 over de looptijd van de overeenkomsten. Overeenkomst van ARO ARO-inzamelingspartners (119) De overeenkomst betreft de exploitatie van een inzamelingssysteem voor papieren verpakkingen waarmee de uit de AWG, de VerpackVO, de afvalverwijderingsovereenkomst ARA/ARO en de vergunningen voortvloeiende verplichtingen worden nagekomen. Per inzamelingsregio wordt maar één inzamelingspartner aangewezen. (120) De overeenkomst heeft volgens paragraaf 1.1 geen betrekking op de inzameling van oud papier en papieren verpakkingen van huishoudens en inrichtingen die een vergelijkbare afvalstroom genereren. De overeenkomst is veeleer gericht op de afvalverwijdering van winkelstraten (paragraaf 2.4), de afvoer van verpakkingen van containerparken (paragraaf 2.5), alsmede de individuele afvalverwijdering van bedrijven (paragraaf 2.6). (121) Volgens paragraaf 1.5 is de terugnameplicht van ARO beperkt tot de bij ARA gelicentieerde hoeveelheid verpakkingen van papier, karton en golfkarton. ARO is echter bereid om de bij het inzamelings- en terugwinningssysteem aangeboden verpakkingsvolume volledig in ontvangst te nemen. Indien daarmee de verplichtingen uit hoofde van de vergunningen, namelijk de beschikbaarstelling van voldoende ontvangstcapaciteit voor papieren verpakkingen met een dekkingspercentage van 90 % in het bedrijfsleven en 80 % in de huishoudens alsmede een terugwinningspercentage van 85 % in het bedrijfsleven en 75 % in de huishoudens, worden overschreden en dit in strijd is met de economische en juridische belangen van de licentiepartners, behoudt ARO zich het recht voor om zijn afnamegarantie alsmede de daarmee samenhangende betalingen van de vergoeding weer aan de vereisten van de vergunningen aan te passen; zij stelt de inzamelingspartners hiervan tijdig in kennis. (122) De afvalverwijdering in winkelstraten betreft de verwijdering van louter papieren verpakkingen bij kleine bedrijven. De zogenoemde inrichtingen voor ontvangst onder toezicht (containerparken, inzamelingscentra voor afval enzovoorts) worden door de regionale overheid geëxploiteerd en nemen verpakkingen van particulieren en kleine bedrijven in ontvangst. De inzamelingspartner van ARO neemt de verpakkingen van de containerparken in ontvangst en voert het transport uit. Voor de individuele afvalverwijdering van bedrijven exploiteert de verwijderingspartner van ARO zogenoemde ARO-ontvangstpunten, waar bedrijven hun verpakkingen kosteloos bij het inzamelings- en terugwinningssysteem kunnen inleveren. (123) Volgens paragraaf 2.7 is de inzamelingspartner verplicht alle papieren verpakkingen die onder de overeenkomst vallen op de ARO-ontvangstpunten in ontvangst te nemen. Het desbetreffende bedrijf moet volgens paragraaf 2.7.4 op passende wijze bevestigen dat de overgedragen verpakkingen bij ARA in licentie zijn. Aanvullende ontvangstpunten kunnen slechts met toestemming van ARO worden opgericht. (124) Krachtens paragraaf 2.8 beslist ARO over de terugwinningsonderneming en de modaliteiten van het transport van de verpakkingen. De partner moet derhalve terzake een schriftelijke overeenkomst met ARO sluiten. De inzamelingspartner garandeert ARO een zekere minimumkwaliteit van de papieren verpakkingen die aan het terugwinningsbedrijf worden geleverd (paragraaf 2.9). (125) In paragraaf 2.10 wordt bepaald dat de partner de papieren verpakkingen voor ARO inzamelt en dat de ingezamelde goederen derhalve uitsluitend eigendom van ARO zijn. Daarom moeten de ingezamelde goederen alleen op de door ARO voorgeschreven manier worden behandeld. Anders beschikt ARO over een zwaarwegende reden om de overeenkomst onmiddellijk te ontbinden. (126) Ingevolge paragraaf 2.15 garandeert ARO de inzamelingspartner door middel van de bilaterale overeenkomsten met de terugwinningsbedrijven de afname en terugwinning van de aangeboden papieren verpakkingen overeenkomstig de VerpackVO. Indien de aan ARO gegeven terugwinningsgaranties worden ingetrokken, moet ARO voor een adequate vervanging van de terugwinningsondernemingen zorgen. (127) Volgens paragraaf 4 wordt de overeenkomst op 1 januari 2002 van kracht en wordt zij voor onbepaalde tijd gesloten. Met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden kan de overeenkomst ten vroegste op 31 december 2004 worden opgezegd. In geval van zwaarwegende redenen kan de overeenkomst onmiddellijk worden beëindigd. (128) Voor de looptijd van de overeenkomst heeft ARO de in overweging 139 genoemde toezegging 4 gedaan. (129) Voorts heeft ARO meegedeeld dat de overeenkomsten met de inzamelingspartners geen exclusiviteitverbintenissen voor de verwijderingsbedrijven bevatten. De inzamelingspartners zijn vrij om vergelijkbare diensten ook voor andere inzamelingssystemen of in het kader van afvalverwijdering in eigen beheer te verrichten. ARO-regionale overheid (130) De overeenkomst betreft de samenwerking tussen ARO en de regionale overheid bij de exploitatie van gemeentelijke oudpapiersystemen voor papieren verpakkingen van huishoudens en inrichtingen die een vergelijkbare stroom verpakkingsafval genereren in het gebied dat door de overeenkomst wordt bestreken. Daarbij wordt rekening gehouden met de verplichtingen uit hoofde van de AWG, de VerpackVO, de afvalverwijderingsovereenkomst ARA-ARO alsmede de vergunningen. (131) Volgens paragraaf 2.1 is de terugnameplicht van ARO uit hoofde van de VerpackVO beperkt tot de bij ARA gelicentieerde verpakkingen van papier, karton en golfkarton. ARO is bereid om de aan het systeem aangeboden verpakkingshoeveelheden volledig over te nemen, echter onder voorbehoud van een latere hernieuwde aanpassing aan de vereisten van de vergunningen, waarvan de regionale overheden tijdig in kennis moeten worden gesteld. (132) Bij de door de regionale overheid geëxploiteerde gemeentelijke inzameling van oud papier worden volgens paragraaf 2.2 systematisch verpakkingen samen met andere voorwerpen van hetzelfde materiaal (kranten, tijdschriften, catalogi enzovoorts) ingezameld. Het gedeelte van de kosten voor de inzameling van verpakkingen van papier, karton en golfkarton wordt door ARO gedragen; de overige kosten van de gemeentelijke inzameling van oud papier komen voor rekening van de regionale overheid. (133) Volgens paragraaf 2.4 moeten fundamentele wijzigingen in het in het inzamelingsplan beschreven inzamelingssysteem (bijvoorbeeld omschakeling van breng- op ophaalsysteem) in overleg tussen de regionale overheid en ARO worden vastgelegd, indien deze tot aanzienlijke kostenstijgingen voor ARO leiden. De regionale overheid gaat over tot aanbesteding of het opnieuw toewijzen van de inzamelingsdiensten na voorafgaand overleg met ARO. De regionale overheidsinstantie kiest de afvalverwijderaar (inzamelaar). (134) De volgende diensten moeten door de regionale overheid worden verricht: de inzameling van de papieren verpakkingen in het kader van de gemeentelijke inzameling van oud papier (paragraaf 3.1); de beschikbaarstelling van standplaatsen voor de inzamelingscontainers evenals van de vereiste vergunningen (paragraaf 3.2); de beschikbaarstelling en het onderhoud van inzamelingscontainers (paragraaf 3.3); de inontvangstneming van de verpakkingen door onder toezicht staande containerparken, afvalbedrijven enzovoorts (paragraaf 3.4); de kwaliteitsgarantie van de verpakkingen en, in samenhang daarmee, de kosten indien sortering achteraf van de door de containerparken ontvangen verpakkingen noodzakelijk is (paragraaf 3.5). ARO garandeert op haar beurt, door middel van de bilaterale overeenkomsten met de afvalverwijderaars, terugwinning conform de VerpackVO (paragraaf 3.6). (135) Paragraaf 3.7 regelt de eigendomsoverdracht van de verpakkingen: wat betreft de inzameling van huishoudens en inrichtingen die een vergelijkbare verpakkingsstroom genereren, gaat de eigendom daarvan bij aflevering van de verpakkingen bij het ontvangstpunt van ARO van de regionale overheid op ARO over. De eigendom van de in de containerparken, afvalbedrijven enzovoorts onder toezicht ingezamelde materialen gaat met het ophalen door de afvalverwijderingspartner van ARO op ARO over; wanneer het transport door de regionale overheid geschiedt, gaat de eigendom van de regionale overheid pas bij de levering op het ontvangstpunt van ARO op ARO over. (136) De regionale overheid mag daarom de papieren verpakkingen slechts op de door ARO bepaalde manier behandelen. Anders ontstaat voor ARO een zwaarwegende reden om de overeenkomst onmiddellijk te ontbinden. De papieren verpakkingen kunnen gescheiden van andere voorwerpen van hetzelfde materiaal of ermee gemengd worden teruggewonnen. (137) De looptijd van de overeenkomst neemt volgens paragraaf 5.1 op 1 januari 2002 een aanvang; de overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten en kan, met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden, ten vroegste op 31 december 2003 worden opgezegd. Indien zich een zwaarwegende reden voordoet, kan de overeenkomst onmiddellijk worden beëindigd. (138) De overeenkomst bevat geen bepaling die uitsluit dat een ander inzamelings- en terugwinningssysteem de containers voor de gemeentelijke inzameling van oud papier ook gebruikt. ARO heeft verklaard dat zij op het gebied van de huishoudelijke papierinzameling in principe alleen materiaal van de gemeentelijke inzameling inkoopt. Er bestaat geen duidelijke reden waarom de regionale overheid geen vergelijkbare overeenkomsten met andere inzamelingssystemen zou sluiten. V. GEDANE TOEZEGGINGEN (139) Ten aanzien van enkele onderdelen van de aangemelde overeenkomsten heeft de Commissie, in het licht van de mededingingsregels, bezwaren naar voren gebracht. In de loop van de procedure hebben de partijen tegenover de Commissie de volgende toezeggingen gedaan: - toezegging 1: ARGEV en ARO zien met ingang van 29 november 2000 af van de toepassing van de meestbegunstigingsclausules, die in het kader van aanvullende overeenkomsten of toegevoegde clausules bij de afvalverwijderingsovereenkomsten met de afvalverwijderingsbedrijven, waarmee de desbetreffende onderneming contractuele betrekkingen onderhoudt, werden overeengekomen; - toezegging 2: ARA verplicht zich om haar licentierechten van het handelsmerk "Der Grüne Punkt" (hierna: "Punkt") niet te gebruiken ten aanzien van ondernemingen die binnen of buiten Oostenrijk a) met de gemerkte of soortgelijke verpakkingen aan inzamelings- en terugwinningssystemen in de zin van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval deelnemen, die de toepassing van de "Punkt" verplicht stellen; of b) wettelijk verplicht zijn de "Punkt" op de verpakking aan te brengen. Deze verplichting geldt onder de voorwaarde dat de desbetreffende onderneming de met de "Punkt" gekenmerkte verpakkingen in Oostenrijk aantoonbaar in overeenstemming met de VerpackVO (verordening BGBl. 648/1996 als gewijzigd) inzamelt en terugwint (hetzij door middel van afvalverwijdering in eigen beheer in de zin van de VerpackVO hetzij door deelname aan een erkend inzamelings- en terugwinningssysteem) en ARA contractueel de daarmee samenhangende controlerechten toekent. De controlerechten mogen niet verder reiken dan de controlebevoegdheden ingevolge de standaardovereenkomst van ARA. ARA zal bij de uitoefening van deze controlerechten geen strengere eisen stellen aan het bewijs van inzameling en terugwinning overeenkomstig de verordening dan de verplichtingen van de desbetreffende ondernemingen tegenover de met de uitvoering van de VerpackVO belaste autoriteiten; - toezegging 3: ARGEV belet openbare lichamen en/of afvalverwijderingsondernemingen niet om voor concurrenten van het ARA-systeem te gaan werken. Bovendien zal ARGEV regionale overheden en/of afvalverwijderingsondernemingen niet beletten om met concurrenten van het ARA-systeem overeenkomsten met betrekking tot het medegebruik van containers of andere inrichtingen voor de inzameling en/of sortering van gebruikte verpakkingen van huishoudens of vergelijkbare inrichtingen te sluiten en uit te voeren. Deze toezegging doet geen afbreuk aan het recht van ARGEV om het medegebruik van zijn inzamelings- en terugwinningssysteem door middel van overeenkomsten te regelen en alle vereiste maatregelen te nemen om ondanks het medegebruik aan zijn verplichtingen als inzamelings- en terugwinningssysteem, zowel wettelijk als uit hoofde van de vergunningen, te voldoen. Bovendien geldt de verbintenis uitsluitend in geval: a) de regionale overheden en/of de afvalverwijderaars zich bereid verklaren om de aan ARGEV voor de beschikbaarstelling en de exploitatie van inrichtingen voor inzameling/sortering en/of voor de inzameling/sortering te betalen vergoedingen proportioneel - overeenkomstig het gebruik van de containers en andere inrichtingen - te verminderen en ARGEV de rechtstreeks aan de inzameling/sortering toe te schrijven overige kosten (dat zijn de kosten voor de techniek en het beheer van het medegebruikte inzamelingssysteem, kosten voor afvaldeskundigen, kosten voor onderzoek en ontwikkeling enzovoorts) evenredig te vergoeden; ten aanzien van de hoogte en toerekenbaarheid van de verrekende kosten zal ARGEV het attest van een onafhankelijke accountant overleggen; b) de regionale overheden en/of de afvalverwijderaars zich bereid verklaren om ARGEV de bijkomende kosten te vergoeden die bij de ondernemingen van het ARA-systeem en/of hun contractpartners ontstaan ten gevolge van het medegebruik (bijvoorbeeld bijkomende analysekosten of sorteerkosten voor het behoud van de kwaliteit van de in opdracht van ARGEV ingezamelde en ter terugwinning aangeboden verpakkingen). Over de hoogte en toerekenbaarheid van de verrekende kosten zal ARGEV het attest van een onafhankelijke accountant overleggen. Er wordt geen rekening gehouden met bijkomende kosten die voor de firma's van het ARA-systeem en/of de contractpartners enkel op grond van een daling van de licentiehoeveelheden ontstaan. Deze verbintenis zal per geval ten uitvoer worden gelegd door middel van aanvullende clausules in de afzonderlijke dienstverleningsovereenkomsten; - toezegging 4: ARGEV en ARO zullen hun overeenkomsten met de verwijderingspartners aan het einde van een looptijd van drie jaar opzeggen, wanneer de partijen geen overeenstemming bereiken over een verlenging van de overeenkomst voor maximaal twee jaar. Uiterlijk na een looptijd van vijf jaar zullen ARGEV en ARO de overeenkomsten opnieuw sluiten na een concurrerende, transparante en objectieve procedure (allerlei soorten aanbestedingen, offerteaanvragen enz.). VI. DE RELEVANTE MARKT (140) De relevante markten worden met het oog op de beoordeling van de overeenkomsten waarop deze procedure betrekking heeft, zowel vanuit het oogpunt van de betrokken dienstverlening als uit geografisch oogpunt, afgebakend. Productmarkt (141) De relevante productmarkt omvat alle producten en/of diensten die door de verbruiker als substitueerbaar worden beschouwd op grond van hun kenmerken, hun prijs of het doel waarvoor zij zijn bestemd. (142) De bedrijfsdoelstelling van het ARA-systeem is het organiseren en exploiteren van een systeem voor de terugname van gebruikte verpakkingen in geheel Oostenrijk. De aan het ARA-systeem ten grondslag liggende overeenkomsten hebben economische gevolgen op verschillende niveaus waarop toegevoegde waarde wordt gerealiseerd. Bovendien wordt er in het kader van de overeenkomsten binnen het ARA-systeem onderscheid gemaakt tussen zowel afzonderlijke verpakkingssoorten als verschillende inzamelplaatsen van de te verwijderen verpakkingen. De toetsing van de afzonderlijke overeenkomsten en de specifieke inzamelplaats van de verpakkingen aan artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag dient op basis van verschillende, zelfstandige relevante markten plaats te vinden. 1. Markten voor systemen of verwijderingssystemen in eigen beheer voor de inzameling en terugwinning van gebruikte verpakkingen (143) Dankzij de exploitatie van het inzamelings- en terugwinningssysteem stelt ARA haar licentiepartners in staat om voor de overeengekomen verpakkingen gebruik te maken van de "ontheffing" van de verplichtingen van de VerpackVO (zogenoemd bevrijdingssysteem) en treedt zij aldus op als trustee van haar licentiepartners tegenover de tot terugname en terugwinning verplichte BRG's. Afnemers zijn de ingevolge de VerpackVO verplichte ondernemingen. (144) Aangezien ARA als trustee optreedt voor de verplichte ondernemingen, is zij tegelijkertijd afnemer van de organisatiedienstverlening van een bevrijdingssysteem. De exploitatie van een bevrijdingssysteem wordt aangeboden door de BRG's, die in het bezit zijn van de publiekrechtelijke vergunningen. In de keten waarmee toegevoegde waarde wordt gerealiseerd, moeten vanuit de aanbodzijde zowel de werkzaamheden van ARA als trustee als de exploitatie van het bevrijdingssysteem door de BRG's tot hetzelfde niveau worden gerekend. Wanneer ARA als trustee geen tussenschakel zou vormen, zouden de BRG's de inzamelingsdienstverlening ook rechtstreeks aan de verplichte ondernemingen aan kunnen bieden. Aangezien ARA en de BRG's in dit opzicht actief zijn op een geïntegreerde markt, wordt hierna gesproken van de inzamelingsdienstverlening door het ARA-systeem. (145) Ondernemingen die zich niet willen aansluiten bij een inzamelings- en terugwinningssysteem voor geheel Oostenrijk, blijven zelf verantwoordelijk voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de VerpackVO. Hetzelfde geldt voor geregistreerde bedrijven met een groot afvalvolume als het gaat om hun verpakkingen. Met de uitvoering van de op hen rustende verplichting tot verwijdering van de gebruikte verpakkingen kunnen de niet aan systemen deelnemende ondernemingen echter derden belasten. Dit leidt ertoe dat deze derden de organisatie aanbieden van de individuele nakoming van de uit de VerpackVO voortvloeiende verplichtingen op het gebied van de inzameling en terugwinning van gebruikte verpakkingen (het zogenaamde verwijderingssysteem in eigen beheer). (146) Het is niet nodig om definitief te bepalen of bevrijdingssystemen en verwijderingssystemen in eigen beheer op dezelfde markt of op verschillende, maar aangrenzende markten actief zijn. Want zoals wordt uiteengezet, leidt geen van deze twee afbakeningen van de productmarkt met het oog op de hier te toetsen overeenkomsten tot een beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. In zoverre kan de precieze afbakening van de markt voor de organisatie van de terugname en terugwinning van gebruikte verpakkingen achterwege worden gelaten. (147) De markt waarop de bevrijdingssystemen en verwijderingssystemen in eigen beheer actief zijn, kan onder de noemer "systeemmarkt" worden samengevat. De systeemmarkt is beperkt tot verpakkingsafval, aangezien dit op grond van de specifieke, in de VerpackVO voor de afnemers bedoelde verplichtingen van het overige afval kan worden afgebakend. (148) Binnen deze "systeemmarkt" kunnen de relevante markten op basis van de specifieke inzamelplaats als volgt worden onderscheiden. (149) Het ARA-systeem is enerzijds aanbieder van de deelname aan een systeem voor de verwijdering van gebruikte verpakkingen die in huishoudens van de particuliere eindverbruiker en in met de huishoudens vergelijkbare inrichtingen worden gegenereerd. Anderzijds is het ARA-systeem aanbieder van de deelname aan een systeem voor de verwijdering van verpakkingen die in grote bedrijven en de industrie worden gegenereerd. Aan het ARA-systeem zijn aparte vergunningen verstrekt voor zijn huishoud- en industriesysteem. (150) Een onderneming waar vraag bestaat naar een ontheffing van de verplichtingen van de VerpackVO, brengt verpakkingen in omloop die in de huishoudelijke sector, de sector grote bedrijven/industrie of in af te bakenen hoeveelheden in beide sectoren worden gegenereerd. Zij kan derhalve slechts aan één inzamelings- en terugwinningssysteem deelnemen, dat is opgezet voor de betrokken sector. Uit het standpunt van de onderneming aan de vraagzijde is derhalve de deelname met verpakkingen aan een systeem voor huishoudverpakkingen en aan een systeem voor verpakkingen uit de sector grote bedrijven en industrie voor het verkrijgen van een ontheffing van de verplichtingen van de VerpackVO niet substitueerbaar. (151) Van de aanbodzijde gezien, moet de organisatie van een bevrijdingssysteem voor de "ontheffing" van de licentiepartners zich in essentie richten naar de wettelijke vereisten, die een onderscheid maken tussen huishoud- en industriële systemen en hieraan verschillende eisen stellen. De werkterreinen moeten organisatorisch of ten minste boekhoudkundig worden gescheiden (overweging 41) en uitsluitend huishoudsystemen moeten streven naar een zo hoog mogelijk deelnamequotum, hebben een verplichting tot het sluiten van overeenkomsten, moeten vaker verslag uitbrengen en zijn onderworpen aan uitgebreidere controlemogelijkheden (overweging 40). (152) Gelet op het bovenstaande komt de Commissie tot de bevinding dat uit het oogpunt van de systeemexploitant de aan een onderneming in het kader van een systeem voor huishoudverpakkingen aangeboden bevrijdingsdiensten niet functioneel uitwisselbaar zijn met de bevrijdingsdiensten die de onderneming worden aangeboden in het kader van een systeem voor verpakkingen uit de sector grote bedrijven en industrie. (153) Een differentiëring van de beide relevante markten naar afzonderlijke materiaalfracties (bv. papier, glas etc.) die verdergaat dan de beschreven onderverdeling, kan hier achterwege blijven, aangezien dit niet zou leiden tot een andere mededingingsrechtelijke beoordeling krachtens artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. (154) De Commissie constateert derhalve dat ten aanzien van de organisatie van systemen voor de verwijdering van gebruikte verpakkingen ("systeemmarkt") een onderscheid moet worden gemaakt tussen de markt voor de systemen voor huishoudverpakkingen en de markt voor systemen voor verpakkingen uit de sector grote bedrijven en industrie. 2. Markten voor de inzameling en sortering van gebruikte verpakkingen (155) Binnen het ARA-systeem zijn enkele BRG's verantwoordelijk voor de organisatie van de inzameling en de sortering van de gebruikte verpakkingen. Aangezien zij de verwijdering niet zelf uitvoeren, bestaat er bij hen vraag naar deze diensten. Aanbieders van verwijderingsdiensten zijn verwijderingsondernemingen en gemeentelijke overheden (hierna "verwijderaars"). (156) Voor de inzameling en sortering van gebruikte verpakkingen moet worden onderzocht of er onderscheid moet worden gemaakt naar materiaalfracties enerzijds en huishouden en bedrijfsleven anderzijds. (157) Door huishoudens gegenereerde verpakkingen van papier of karton worden tezamen met andere voorwerpen van hetzelfde materiaal (kranten, tijdschriften etc.) ingezameld. De inzameling wordt door de regionale overheden geëxploiteerd. Deze sluiten derhalve ook de overeenkomsten met de verwijderingsondernemingen. ARO koopt slechts bepaalde hoeveelheden bij de gemeentelijke inzameling van oud papier in. De gemeentelijke inzameling van oud papier bestond al voor de invoering van het ARA-systeem. Oud papier heeft voor het overgrote deel een positieve marktprijs. In de regel wordt het papier- en kartonafval ingezameld op basis van een brengsysteem in inzamelingscontainers die staan opgesteld op gemeentegrond. Indien achteraf een sortering moet plaatsvinden, is deze relatief eenvoudig. Op grond van deze kenmerken gaat de Commissie ervan uit dat er een af te bakenen markt bestaat voor de inzameling en sortering van door huishoudens gegenereerd oud papier, die bestaat uit verpakkingen van papier en karton, maar ook uit kranten, tijdschriften en overig oud papier. In het bedrijfsleven gegenereerde verpakkingen van papier en karton worden hetzij in containerparken, hetzij in inzamelingscentra voor gebruikte materialen in ontvangst genomen, bij door de systemen gecreëerde ontvangstpunten ingezameld of rechtstreeks opgehaald bij bedrijven die een groot volume aan verpakkingsafval genereren. De verwijderaar sluit overeenkomsten met ARO, met concurrerende systemen of met bedrijven die een groot afvalvolume genereren. Overlappingen met de huishoudelijke inzameling doen zich slechts op kleine schaal voor. (158) De materiaalfractie glas heeft kenmerken waardoor ook een afbakening van deze materiaalfractie voor de hand ligt. De inzameling van oud glas bestond al voor de invoering van het ARA-systeem. In de regel wordt glas ingezameld op basis van een brengsysteem in inzamelingscontainers die staan opgesteld op gemeentegrond. Indien achteraf een sortering moet plaatsvinden, is deze relatief eenvoudig. Oud glas heeft een positieve marktprijs. De inzameling van oud glas beperkt zich overwegend tot door huishoudens gegenereerd oud glas. (159) De inzameling van de lichte verpakkingen (met name kunststof, composietmaterialen, aluminium, blik en staal) vond pas sinds de invoering van het ARA-systeem los van de inzameling van het huisvuil plaats. De inzameling vindt hoofdzakelijk plaats als ophaalsysteem in bij de huishoudens geplaatste bakken of zakken. Lichte verpakkingen van kunststof en composietmaterialen hebben voor het overgrote deel een negatieve marktprijs. Dit betekent dat de voorwaarden voor de inzameling en sortering van huishoudverpakkingen van deze materiaalfracties qua verwijderingslogistiek wezenlijk verschillen van zowel de voorwaarden voor de huishoudelijke inzameling van oud papier en oud glas als de voorwaarden voor de inzameling en sortering van verpakkingen uit de sector grote bedrijven en industrie. (160) Aangezien lichte verpakkingen van huishoudens normaal gesproken bij alle huishoudens rechtstreeks moeten worden ingezameld, ontstaan uitgesproken netvoordelen, d.w.z. omvangrijke economische schaal- en toepassingsvoordelen. Deze specifieke omstandigheden aan de aanbodzijde hebben tot gevolg dat huishoudens in de regel slechts door een beperkt aantal verwijderaars zonder al te hoge kosten kunnen worden bediend. Bovendien kan bij huishoudens gewoonlijk slechts één inzamelingscontainer per materiaalsoort ter beschikking worden gesteld. Het aantal inzamelplaatsen bij de industrie en de grote bedrijven is daarentegen beter te overzien en vanwege het grote verwijderingsvolume kunnen de diensten ook door verschillende verwijderaars worden verleend. (161) Bovendien verschillen de bij de particuliere eindverbruikers in te zamelen verkoopverpakkingen, wat het recycleerbaar materiaal betreft, aanzienlijk van de bij de industrie en de grote ondernemingen in te zamelen verpakkingen. Want bij de particuliere eindverbruiker worden verschillende materiaalfracties samen in geringe hoeveelheden gegenereerd en ingezameld, wat ertoe leidt dat zij vervolgens met behulp van relatief kapitaalintensieve sorteerinstallaties moeten worden gesorteerd. Voor verpakkingen afkomstig van grote bedrijven en de industrie, die in de regel uit grote hoeveelheden bestaan en al zijn gesorteerd in afzonderlijke materiaalfracties, zijn sorteerinstallaties met een dergelijke technische configuratie niet noodzakelijk. (162) Gelet op het bovenstaande bestaat er geen functionele onderlinge verwisselbaarheid van de inzamelings- en sorteerdiensten op het gebied van de bij de particuliere eindverbruiker ingezamelde verpakkingen en overeenkomstige diensten in de sector industrie en grote bedrijven. (163) De markt voor de inzameling en sortering van gebruikte huishoudverpakkingen moet afgebakend worden van de ophaling van huishoudelijk afval en restafval, die ook na het aannemen van de VerpackVO onder de verantwoordelijkheid van de verwijderingsplichtige regionale overheden bleef vallen. De inzameling en sortering van gebruikte huishoudverpakkingen onderscheidt zich van de ophaling van huishoudelijk afval en restafval door een aanzienlijk breder dienstverleningsgamma. De op de markt van huishoudverpakkingen uitgevoerde sortering van de ingezamelde verpakkingen op materiaal, waarbij specifieke vereisten in acht moeten worden genomen, en de beschikbaarstelling van de gesorteerde recycleerbare materialen voor herverwerking behoren namelijk tot een zelfstandige toegevoegde waarde scheppende keten, die in de regel aanzienlijke en van de specifieke vraag afhankelijke investeringen in een adequate sorteerinfrastructuur vereist. Bovendien bestaat er voor elk van deze afvalsoorten een aparte inzamelingsinfrastructuur, aangezien huishoudelijk afval en restafval in particuliere huishoudens in andere containers worden ingezameld dan gebruikte verpakkingen. (164) In de huishoudelijke sector kunnen derhalve de volgende markten worden onderscheiden: de markt voor de inzameling van oud papier, de markt voor de inzameling van oud glas en de markt voor de inzameling en sortering van lichte verpakkingen. (165) In het bedrijfsleven zijn afnemers van verwijderingsdiensten de met de inzameling belaste BRG's (ARGEV en ARO) en concurrerende systemen. Bij systemen bestaat slechts vraag naar verwijderingsdiensten van verpakkingen en zij kunnen deze vraag op grond van de wettelijke eisen niet door andere verwijderingsdiensten substitueren. Daarnaast komen als afnemers de volgende bedrijven in aanmerking: verwijderaars in eigen beheer en bedrijven die een groot volume aan afval genereren. Door hen wordt zowel verpakkingsafval als overig bedrijfsafval gegenereerd. Vanwege het bijzondere karakter van de wettelijke verplichtingen voor de verwijdering van verpakkingen is deze uit het oogpunt van de afnemers echter niet met de verwijdering van overig bedrijfsafval uitwisselbaar. (166) Ook uit het oogpunt van de aanbieders van verwijderingsdiensten bestaan er aanzienlijke verschillen tussen de inzameling en sortering van bedrijfsverpakkingen en de verwijdering van overig bedrijfsafval. Weliswaar zijn de eisen die worden gesteld aan de verwijderingslogistiek (plaats waar het afval wordt gegenereerd, inzamelingsritme, kenmerken van het afval) deels vergelijkbaar, maar de afwijkende wettelijke verplichtingen hebben gevolgen op het niveau van de inzameling en sortering. De inzameling van verpakkingsafval is onderworpen aan regels en de inzamelings- en sorteerbedrijven zijn verantwoordelijk voor de naleving ervan. Zij moeten derhalve tegenover hun opdrachtgevers de inzameling en voorbereiding voor de terugwinning van minimumhoeveelheden aantonen en documenteren. Dit vereist een planning die niet alleen uitgaat van het gegenereerde afval, maar bovendien een gestage levering van toereikende hoeveelheden afval moet waarborgen. De eisen ten aanzien van de bewijsvoering bemoeilijken bovendien de inzameling van verpakkingen en andere voorwerpen van dezelfde materiaalfractie in dezelfde container. Dit wordt ofwel door de opdrachtnemer uitgesloten of er moet een proportionele verdeling plaatsvinden, die moet voldoen aan de wettelijke eisen voor het aantonen van de quota. (167) Er moet derhalve van worden uitgegaan dat de markt voor de inzameling en sortering van in het bedrijfsleven gegenereerde verpakkingen moet worden afgebakend van de markt voor de verwijdering van overig bedrijfsafval. Onbeslist kan blijven of op de markt voor de inzameling en sortering van bedrijfsverpakkingen onderscheid moet worden gemaakt naar materiaalfracties, aangezien dit voor de mededingingsrechtelijke beoordeling krachtens artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag niet belangrijk is. (168) Op basis van dat alles kan, naast de huishoudelijke markten, een markt voor de inzameling en sortering van gebruikte verpakkingen uit de sector grote bedrijven en de industrie worden afgebakend. Een verdere differentiëring naar elementaire ketens waarmee een toegevoegde waarde wordt gerealiseerd (bv. inzamelen, transporteren, sorteren) kan wegens het ontbreken van een afwijkende mededingingsrechtelijke beoordeling conform artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag achterwege blijven. 3. Markten voor terugwinningsdiensten en secundaire grondstoffen (169) Het ARA-systeem heeft in zoverre gevolgen voor de markten voor terugwinningsdiensten en/of secundaire grondstoffen dat de BRG's (met uitzondering van ARGEV) voor de in het kader van het systeem ingezamelde recycleerbare materialen op permanente basis en onafhankelijk van de heersende marktsituatie een aan de voorwaarden van de VerpackVO beantwoordende materiaalrecycling van de gesorteerde recycleerbare materialen organiseren. De terugwinningsondernemingen zorgen als contractpartners van de BRG's voor recyclage van de ter beschikking gestelde recycleerbare materialen conform de VerpackVO. (170) Er moet van worden uitgegaan dat het gaat om naar recycleerbare materiaalfracties gescheiden markten. Voorts wordt op het niveau van de terugwinning geen onderscheid gemaakt tussen huishoudelijke en industriële verpakkingen van een materiaalfractie, aangezien de technische en economische eisen die aan de terugwinning worden gesteld grotendeels identiek zijn. Om dezelfde reden kunnen andere voor terugwinning bestemde producten van dezelfde materiaalfractie bij de terugwinningsmarkt worden betrokken. Voor papier en karton zouden dit bijvoorbeeld kranten en tijdschriften zijn. (171) Voorts gaat het bij louter de organisatie van de terugwinning van een bepaalde materiaalfractie door de BRG's en de daadwerkelijke uitvoering van de terugwinning van het recycleerbare materiaal resp. de aanbieding van secundaire grondstoffen steeds om verschillende niveaus van één productmarkt. Geografische markt (172) De relevante geografische markt is het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen producten of diensten aanbieden, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daar duidelijk afwijkende concurrentievoorwaarden bestaan. (173) Er moet worden van uitgegaan dat de objectieve voorwaarden op het gebied van vraag en aanbod op de hier relevante markten duidelijk verschillend zijn van de voorwaarden in andere gebieden van de gemeenschappelijke markt. Bij de toepassing van de communautaire mededingingsregels op de productmarkten die door het ARA-systeem worden bestreken, moet derhalve, voorzover het systeemmarkten en de markten voor de inzameling en sortering betreft, het gebied Oostenrijk als uitgangpunt worden genomen. (174) Wat de markten voor terugwinningsdiensten en secundaire grondstoffen betreft, gaat de Commissie ervan uit dat deze markten deels al duidelijk door internationaleringstendensen en grensoverschrijdende elementen worden gekenmerkt en er derhalve uitgegaan moet worden van het gebied van de Europese Economische Ruimte als relevante geografische markt. In zoverre kan echter de precieze bepaling van de relevante geografische markt uiteindelijk open worden gelaten. VII. MARKTSTRUCTUUR (175) Het aantal licentiepartners van het ARA-systeem bedroeg in 1997 10994, in 1998 11479, in 1999 12027, in 2000 12295 en in 2001 12652. De inkomsten van ARA uit licenties bedroegen in 1997 2608,1 miljoen ATS/189,6 miljoen EUR, in 1998 2673,0 miljoen ATS/194,2 miljoen EUR, in 1999 2694,2 miljoen ATS/195,8 miljoen EUR, in 2000 2543,3 miljoen ATS/184,8 miljoen EUR en in 2001 162,7 miljoen EUR. (176) Wat huishoudens betreft, is het ARA-systeem het enige inzamelings- en terugwinningssysteem in Oostenrijk dat het gehele land en alle materiaalfracties (met uitzondering van gemengde drankkartons) omvat. (177) In de huishoudelijke sector exploiteert naast ARA uitsluitend Ökö-box Sammel GmbH een inzamelings- en terugwinningssysteem voor gebruikte lichte drankverpakkingen in geheel Oostenrijk en werkt daarbij samen met ARGEV om de inzameling in heel Oostenrijk te kunnen waarborgen. Bovendien exploiteert het Bonus Holsystem für Verpackungen GmbH & Co. KG een afvalverwijderingssysteem voor verpakkingen die in de bouw op bouwterreinen van particuliere eindverbruikers en in de agrarische sector bij landbouwers achterblijven. (178) Wat de huishoudelijke sector betreft, wordt niet noemenswaardig gebruikgemaakt van afvalverwijdering in eigen beheer overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de VerpackVO. (179) Op het gebied van bedrijfs- en industriële verpakkingen heeft het ARA-systeem enkele concurrenten, die echter qua economisch belang niet vergelijkbaar zijn met het ARA-systeem. Het betreft: - EVA Erfassen und Verwerten von Altstoffen GmbH (hierna: "EVA"), een dochteronderneming van de Interseroh Gruppe in Duitsland, voor de verwijdering van metaal, kunststof, papier, hout, composietmaterialen, - het Bonus Holsystem für Verpackungen GmbH & Co. KG (hierna: "Bonus") (voorheen: FRS Folien-Rücknahme-Service GmbH & Co. KG), Kufstein, voor de verwijdering van verpakkingen van metaal, kunststof, papier, hout en textiel, echter beperkt tot verpakkingen die bij een bedrijf als eindverbruiker achterblijven (in de bouw ook op bouwterreinen van particuliere eindverbruikers en in de landbouw ook bij de boer), - RUG Raiffeisen Umweltgesellschaft m.b.H., Kornneuburg, voor de verwijdering van voor hergebruik geschikte wijnflessen en landbouwfolie, - GUT Dr. Klaus Galle Umwelttechnik & Ökoconsulting (hierna: "GUT"), Klosterneuburg, voor de verwijdering van metaal, kunststof, papier, hout, composietmaterialen, biogene verpakkingen, - Pape Entsorgung GmbH & Co. KG, Hannover in Duitsland, voor de verwijdering van verpakkingen van reserveonderdelen van motorvoertuigen. (180) Alleen de ondernemingen EVA, Bonus en GUT beschikken over een systeemvergunning voor het gehele bedrijfsleven. (181) Daarnaast zijn er verwijderingssystemen in eigen beheer, onder andere voor bedrijven die een groot volume aan afvalverpakkingen genereren ("Großanfallstellen"). (182) Tabellen over licentie- en ingezamelde hoeveelheden Licentiehoeveelheden/systeemhoeveelheden verpakkingsafval 2001((Gegevens in deze tabel overeenkomstig informatie van het Oostenrijkse Bundesministerium für Land- und Forstwirtschaft, Umwelt und Wasserwirtschaft, situatie 2001.)) >RUIMTE VOOR DE TABEL> - = Geen opgave mogelijk. Ingezamelde hoeveelheden verpakkingsafval 2001((Gegevens in deze tabel overeenkomstig informatie van het Oostenrijkse Bundesministerium für Land- und Forstwirtschaft, Umwelt und Wasserwirtschaft, situatie 2001. Volgens mondelinge informatie van de verantwoordelijke medewerker in het Oostenrijkse Bundesministerium für Land- und Forstwirtschaft, Umwelt und Wasserwirtschaft van juni 2003 is de door ARA ingezamelde hoeveelheid papier en karton voor ongeveer 1/3 afkomstig van de huishoudelijke sector en voor ongeveer 2/3 van het bedrijfsleven; de door ARA ingezamelde hoeveelheden kunststof zijn voor ongeveer 7/10 afkomstig van de huishoudelijke sector en voor 3/10 van het bedrijfsleven.)) >RUIMTE VOOR DE TABEL> VIII. OPMERKINGEN VAN DERDEN (183) Na publicatie van de bekendmaking overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 en artikel 3 van Protocol nr. 21 bij de EER-overeenkomst hebben in totaal acht belanghebbende derden de Commissie hun opmerkingen doen toekomen. Deze hadden betrekking op de volgende punten. (184) Derden hebben voorgesteld om de door ARA gedane toezeggingen door voorwaarden te waarborgen. Dit had met name betrekking op het medegebruik van de inzamelingsinfrastructuur in de huishoudelijke sector. Bovendien beschouwden zij de reikwijdte van de toezeggingen als niet toereikend. (185) Voorts werd opgemerkt dat het ARA-systeem een kruissubsidiëring aan het bedrijfsleven zou verlenen op kosten van de huishoudelijke sector om concurrenten uit de markt te stoten. Er zou noch bij de tarieven noch bij de calculatie een duidelijke scheiding tussen de beide sectoren bestaan. Derhalve zou het ARA verboden moeten worden om in het bedrijfsleven actief te zijn. (186) Tot slot werd gesteld dat ARA bepaalde groepen licentienemers zou bevoordelen, doordat zij doelbewust bijdragen aan hen zou restitueren, terwijl andere licentienemers slechts zouden profiteren van de algemene verlagingen van de tarieven. (187) Het tariefoverzicht werd door ARA niet aangemeld. Derhalve zijn het tariefoverzicht en mogelijke kruissubsidiëring geen onderwerp van deze beschikking. (188) De Commissie heeft de opmerkingen van derden nauwgezet onderzocht en, voorzover nodig, in het kader van deze beschikking in aanmerking genomen. IX. ARTIKEL 81, LID 1, VAN HET EG-VERDRAG EN ARTIKEL 53, LID 1, VAN DE EER-OVEREENKOMST (189) Overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst, zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden. Overeenkomsten tussen ondernemingen (190) ARA en de ingevolge de VerpackVO verplichte ondernemingen oefenen een economische activiteit uit. Dientengevolge vormen de tussen ARA en de verplichte ondernemingen gesloten dispensatie- en licentieovereenkomsten een overeenkomst tussen ondernemingen. (191) De BRG's oefenen een eigen economische activiteit uit. Aangezien de aandelen van enkele BRG's elk voor slechts 11 % in handen zijn van ARA, heeft zij in vennootschapsrechtelijk opzicht geen zeggenschap over deze BRG's. Aangezien tussen de aan het ARA-systeem deelnemende vennootschappen noch een concernverhouding noch een moeder-dochterverhouding bestaat - met uitzondering van AVM, waarvan de aandelen voor ieder 50 % in handen zijn van ÖKK en ARO -, zijn zowel de tussen ARA en de BRG's gesloten verwijderingsovereenkomsten als de tussen ARGEV en ÖKK, Alurec, Ferropack en VHP gesloten samenwerkingsovereenkomsten overeenkomsten tussen ondernemingen in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. (192) Met het oog op de daadwerkelijke uitvoering van de inzamelings-, sorteer- en terugwinningsdiensten sluiten de BRG's op hun beurt overeenkomsten met verwijderingsondernemingen. Deels treden gemeentelijke overheden als verwijderingsondernemingen op. Deze oefenen in dat opzicht ook een economische activiteit uit. Alle overeenkomsten tussen de BRG's en inzamelings-/sorteer- en terugwinningsondernemingen zijn derhalve overeenkomsten tussen ondernemingen in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. Beperking van de mededinging 1. Systeemmarkt voor huishoudverpakkingen 1.1. Beperking van de mededinging door de dispensatie- en licentieovereenkomst (193) ARA heeft invloed op de markt voor huishoudverpakkingen doordat zij met ondernemingen dispensatie- en licentieovereenkomsten sluit, waardoor deze ondernemingen voor de overeengekomen verpakkingen, die vervolgens in de huishoudens van particuliere eindverbruikers worden ingezameld, worden ontheven van hun uit de VerpackVO voortvloeiende terugname- en terugwinningsverplichtingen. (194) ARA maakt gebruik van verschillende varianten van de dispensatie- en licentieovereenkomsten. Als modelovereenkomst wordt hierna de "dispensatie- en licentieovereenkomst voor transport-, verkoop- en verzamelverpakkingen" ("ELV") nader onderzocht. Bewijs voor de gebruikmaking van een vergelijkbaar bevrijdingssysteem of een verwijderingssysteem in eigen beheer (195) Volgens paragraaf 1, punt 2, van de ELV bestaat er slechts dan een uitzondering op de verplichting van de licentiepartner om met alle verpakkingen aan de inzamelings- en terugwinningssystemen van het ARA-systeem deel te nemen, wanneer hij een bewijs van gebruikmaking van een vergelijkbaar bevrijdingssysteem of een verwijderingssysteem in eigen beheer levert. Met betrekking tot de eisen die aan dit bewijs worden gesteld, heeft ARA meegedeeld dat als bewijs van gebruikmaking van een vergelijkbaar bevrijdingssysteem een overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de VerpackVO door de systeemexploitant te verstrekken verklaring en als bewijs van gebruikmaking van een verwijderingssysteem in eigen beheer het overeenkomstig artikel 3, lid 6, punt 2, van de VerpackVO te verstrekken terugnamebewijs, dat bij het ministerie van Milieu moet worden ingediend, toereikend is (overweging 52). (196) Volgens paragraaf 2, punt 1, van de ELV wordt de hoogte van de door de licentiepartner te betalen vergoeding vastgesteld aan de hand van de door hem in het binnenland op de markt gebrachte verpakkingen. ARA heeft echter medegedeeld dat paragraaf 2, punt 1, van de ELV zodanig toegepast wordt dat de licentievergoeding alleen voor die verpakkingen betaald moet worden, waarvoor de licentiepartner een dispensatie via het ARA-systeem wenst en waarvan de hoeveelheid daarom door de licentiepartners aan het ARA-systeem conform paragraaf 2, punt 4, als basis voor de berekening van de licentievergoeding wordt gemeld (overweging 55). Bovendien kan de licentiepartner met terugwerkende kracht een correctie in zijn meldingen over het afgelopen kalenderjaar aanbrengen en om een dienovereenkomstige verrekening van de licentievergoeding verzoeken wanneer hij bepaalde hoeveelheden elders heeft verwijderd. Dit flexibele systeem voor de berekening van de licentievergoeding brengt het gevaar met zich mee dat ondernemingen die aan het ARA-systeem deelnemen een bepaalde hoeveelheid verpakkingsmateriaal naderhand uitsluiten van de berekening van de licentievergoeding zonder verwijdering elders te waarborgen. Aangezien ARA met name ook accepteert dat de meldingen van de verpakkingsmaterialen met terugwerkende kracht worden gecorrigeerd, lijkt het naar het oordeel van de Commissie gerechtvaardigd wanneer ARA door het eisen van een bewijs verhindert dat het flexibele meldingssysteem door licentienemers wordt omzeild. (197) Gezien het bovenstaande is de in paragraaf 1, punt 2, van de ELV geformuleerde bewijsplicht niet in strijd met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. Gebruik van het merkteken "Der Grüne Punkt" (198) Er zou sprake kunnen zijn van een beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag wanneer de licentienemers een licentievergoeding moeten betalen voor alle verpakkingen die het merkteken "Der Grüne Punkt" dragen. In dit geval zouden problemen ontstaan voor een licentienemer die slechts voor een gedeelte van zijn verpakkingen gebruikmaakt van de bevrijdingsdienst van ARA of in Oostenrijk geheel van de bevrijdingsdienst afziet, maar in andere lidstaten van de EER een uniform vormgegeven verpakking met "Der Grüne Punkt" verkoopt. Hij zou dan gedwongen zijn om voor de hoeveelheden waarmee hij niet aan het ARA-systeem deelneemt, ofwel een licentievergoeding aan ARA te betalen naast de licentievergoeding die al aan de concurrent wordt betaald, ofwel gescheiden verpakkings- en distributielijnen in te voeren, wat praktisch noch economisch zinvol zou zijn. (199) De ELV bevat geen regeling op grond waarvan verpakkingen die aan het ARA-systeem deelnemen en in Oostenrijk in omloop worden gebracht, het merkteken "Der Grüne Punkt" moeten dragen. Evenmin is in de VerpackVO voorzien in een dergelijke merkplicht voor verpakkingen die aan een inzamelings- en verwijderingssysteem deelnemen. (200) Bovendien moet paragraaf 2 van de ELV volgens ARA zo worden opgevat dat de betalingsverplichting van de licentiepartners geen tegenprestatie voor het gebruik van het teken "Der Grüne Punkt" is, maar integendeel de vergoeding voor de door het ARA-systeem overgenomen verplichting. Het betreft hier derhalve geen vergoeding voor het gebruik van het merkteken, maar een vergoeding voor de dienstverlening. (201) Dit betekent dat ondernemingen met een gedeelte of het totaal van hun met het teken "Der Grüne Punkt" gemerkte verpakkingen aan een concurrerend bevrijdingssysteem of aan een verwijderingssysteem in eigen beheer kunnen deelnemen, zonder dat zij tegenover ARA verplicht zijn tot betaling van een licentievergoeding, voorzover zij tegenover ARA aantonen dat deze verpakkingen conform de VerpackVO worden verwijderd. (202) Teneinde te waarborgen dat ARA geen andere maatregelen neemt tegen ondernemingen die geen licentienemer van ARA zijn, maar op basis van een overeenkomst met een inzamelings- en terugwinningssysteem uit een andere lidstaat of op grond van de nationale wetgeving van een andere lidstaat verplicht zijn het merkteken "Der Grüne Punkt" aan te brengen op de door hen in omloop gebrachte verpakkingen, heeft ARA de toezegging gedaan dat van haar kant geen bezwaar bestaat indien het merkteken "Der Grüne Punkt" op niet door ARA gelicentieerde verpakkingen is aangebracht, voorzover deze aantoonbaar conform de VerpackVO worden teruggewonnen en dit tegenover ARA wordt aangetoond. Dit geldt zowel bij gedeeltelijke als bij volledige niet-deelname aan het ARA-systeem. Ook bij volledige niet-deelname aan het ARA-systeem wordt niet geëist dat dit op de verpakking wordt vermeld. (203) In het licht van deze feiten dient er van uit te worden gegaan dat de bepalingen in de ELV ten aanzien van het gebruik van het merkteken "Der Grüne Punkt" op in omloop gebrachte verpakkingen niet tot een belemmering van huidige of potentiële concurrerende inzamelings- en terugwinningssystemen resp. verwijderingssystemen in eigen beheer voor huishoudverpakkingen leiden en dientengevolge geen beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag vormen. Gewoon recht van opzegging voor buitenlandse licentienemers uit andere lidstaten (204) Artikel 7 van de Richtlijn 94/62/EG bepaalt dat terugnamesystemen ook moeten openstaan voor ingevoerde producten, die niet benadeeld mogen worden. Bij de regels en eventuele tarieven voor de toegang mag niet worden gediscrimineerd. Dienovereenkomstig schrijft artikel 32, lid 2, van het AWG voor de huishoudelijke sector een verplichting tot het sluiten van overeenkomsten voor. Derhalve mag ARA het recht van opzegging in principe niet uitoefenen. Voorzover dit in de door ARA beschreven uitzonderingsgevallen (overweging 60) toch mocht gebeuren, is ARA onderworpen aan een controle op misbruik. Gelet op het bovenstaande dient de contractuele vastlegging van een gewoon recht van opzegging voor buitenlandse licentienemers niet als merkbare beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag te worden aangemerkt. 1.2. Beperking van de mededinging door de verwijderingsovereenkomsten tussen ARA en de BRG's (205) De tussen ARA en ARGEV gesloten verwijderingsovereenkomst, die als modelovereenkomst voor de door ARA met alle BRG's gesloten overeenkomsten werd aangemeld, houdt volgens artikel 5 exclusiviteitsclausules ten gunste van zowel ARA als de BRG's in. Voorts bevat de overeenkomst in artikel 6, lid 13, een meestbegunstigingsclausule ten gunste van ARA. Exclusiviteit ten gunste van ARA (206) De exclusiviteitsverbintenissen ten gunste van ARA tijdens de looptijd van de overeenkomst, waarin door artikel 5, lid 2, van de verwijderingsovereenkomst tussen ARA en de BRG's is voorzien, hebben tot gevolg dat potentiële concurrenten van ARA geen overeenkomsten kunnen sluiten met de BRG's, die de systeemvergunningen bezitten. Dit is echter geen mededingingsrechtelijk vereiste voorwaarde voor de toegang tot de systeemmarkt. Veeleer is het van belang dat concurrenten overeenkomsten kunnen sluiten met ondernemingen die de daadwerkelijke inzameling en sortering uitvoeren. Deze markt, die zich in de productieketen na de systeemmarkt bevindt, wordt hierna nog nader onderzocht. (207) Uit het onderzoek van de exclusiviteitsovereenkomst in artikel 5 van de verwijderingsovereenkomst blijkt dat deze niet leidt tot een merkbare beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. Exclusiviteit ten gunste van de BRG's (208) De exclusiviteit ten gunste van de BRG's voor de looptijd van de overeenkomst krachtens artikel 5, lid 1, leidt ertoe dat andere ondernemingen geen BRG in het ARA-systeem kunnen worden en derhalve geen gebruik kunnen maken van de diensten van ARA als trustee. Aangezien concurrenten in plaats van met ARA juist overeenkomsten met de verplichte ondernemingen willen sluiten, is er geen merkbare belangstelling voor gebruikmaking van de diensten van ARA. De Commissie komt derhalve ook hier tot de conclusie dat er geen sprake is van een merkbare beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. (209) Bovendien worden aan elk van de BRG's bepaalde materiaalsoorten en verwijderingsstappen toegewezen. Krachtens artikel 5, lid 3, van de verwijderingsovereenkomst verbindt iedere BRG zich ertoe geen actieve afvalverwijderingswerkzaamheden te verrichten die onder de bevoegdheid van andere BRG's vallen. Dit leidt ertoe dat de BRG's elkaar onderling niet kunnen beconcurreren, wat op de eerste plaats gevolgen heeft voor de organisatie binnen het ARA-systeem. Buiten het ARA-systeem heeft deze regeling geen effect dat verder reikt dan de bovengenoemde exclusiviteit. Binnen het ARA-systeem wordt weliswaar de vrijheid van handelen van de BRG's extra beperkt, maar dit kan worden gerechtvaardigd met de noodzaak tot een duidelijke toewijzing van taken en een zinvolle specialisatie binnen het systeem. Op systeemniveau zouden zonder een duidelijke afbakening van de verwantwoordelijkheidsterreinen de taken, zoals bijvoorbeeld de aanbesteding van de overeenkomsten met inzamelings-, sorteer- en terugwinningsbedrijven of de waarborging van de naleving van de quotaregels, niet doeltreffend kunnen worden uitgevoerd. Van belang is ook dat de vastlegging van het werkterrein van de BRG's geen gevolgen heeft voor de tijd na het aflopen van de overeenkomst. De regeling van artikel 5, lid 3, van de verwijderingsovereenkomst is derhalve niet in tegenspraak met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. Meestbegunstigingsclausule (210) Voorts moet worden onderzocht of de meestbegunstigingsclausule van artikel 6, lid 13, van de verwijderingsovereenkomst tussen ARA en de BRG's, volgens welke de BRG's hun diensten niet tegen gunstigere voorwaarden aan derden zullen aanbieden of voor derden zullen uitvoeren dan voor ARA of haar licentienemers, een merkbare beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag op de systeemmarkt vormt. De meestbegunstigingsclausule heeft naast de exclusiviteitsclausule zelf geen effect, aangezien het de BRG op grond van laatstgenoemde verboden is om met een ander inzamelingssysteem dan ARA samen te werken. Er is derhalve in principe geen behoefte aan gunstigere voorwaarden. Daarom kan de meestbegunstigingsclausule ook op zichzelf geen merkbare beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag vormen. 1.3. Beperking van de mededinging door de samenwerkingsovereenkomst ARGEV-BRG's (211) Er zou sprake kunnen zijn van een beperking van de mededinging in de tussen ARGEV en ÖKK/Alurec gesloten exclusiviteitsclausule ten gunste van ARGEV, wanneer potentiële concurrenten daardoor belemmerd worden de markt te betreden. Krachtens paragraaf 15 van de verwijderingsovereenkomst van ARGEV met ÖKK, die verantwoordelijk is voor de organisatie en terugwinning van plastic verpakkingen, verbinden de partijen zich ertoe om gedurende de looptijd van de overeenkomst buiten het ARA-systeem geen ander inzamelings- en terugwinningssysteem in de zin van de VerpackVO op te richten, te exploiteren of daaraan deel te nemen, tenzij met toestemming van de andere contractpartij. De overeenkomst tussen ARGEV en Alurec voorziet in paragraaf 5 in een exclusiviteitsverplichting met een soortgelijke inhoud. (212) Aldus blijft voor potentiële concurrenten het organisatorische niveau van de terugwinning resp. het op de markt brengen van secundaire grondstoffen gesloten, maar niet de algemene toegang tot deze markt. De organisatiestructuur kan door een concurrent zelf worden opgebouwd. Met name bestaan er ook geen aanknopingspunten voor het feit dat er voor eventuele concurrenten van het ARA-systeem belemmeringen zouden bestaan bij het sluiten van overeenkomsten met de terugwinningsondernemingen. Er is geen sprake van een beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag door de exclusiviteitsclausule ten gunste van ARGEV. 2. Systeemmarkt voor verpakkingen uit de sector grote bedrijven en industrie 2.1. Beperking van de mededinging door de dispensatie- en licentieovereenkomsten (ELV) (213) De ELV is zowel van toepassing op de licentieverlening van huishoudverpakkingen als op verpakkingen uit de sector grote bedrijven en industrie. (214) Derhalve geldt de onder punt 1.1 (overweging 193 e.v.) beschreven analyse van de bepalingen van de ELV met betrekking tot het bewijs voor de gebruikmaking van een vergelijkbaar bevrijdingssysteem of een verwijderingssysteem in eigen beheer evenzeer voor verpakkingen uit de sector grote bedrijven en industrie. De toezegging over het gebruik van "Der Grüne Punkt" is van toepassing, voorzover een verpakking in een andere lidstaat althans ook in de huishoudelijke sector wordt gegenereerd en derhalve "Der Grüne Punkt" moet dragen. (215) Op grond hiervan komt de Commissie tot de conclusie dat de relevante bepalingen in de ELV niet leiden tot een beperking van de mededinging op de systeemmarkt voor verpakkingen uit de sector grote bedrijven en industrie en als zodanig niet vallen onder artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. 2.2. Beperking van de mededinging door de verwijderingsovereenkomsten tussen ARA en de BRG's (216) De verwijderingsovereenkomsten van ARA met de BRG's, waarvoor de tussen ARA en ARGEV gesloten overeenkomst als model werd aangemeld, hebben betrekking op de verwijdering van de verpakkingen uit zowel de huishoudelijke sector als het bedrijfsleven. In zoverre zij verwezen naar de in overweging 206 e.v. beschreven juridische beoordeling van de problematische exclusiviteitsbepalingen in de huishoudelijke sector. Evenals in de huishoudelijke sector leiden de onderzochte clausules ook in het bedrijfsleven alles bij elkaar genomen niet tot een beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. 2.3. Beperking van de mededinging door de samenwerkingsovereenkomsten tussen ARGEV en de BRG's (217) In de samenwerkingsovereenkomsten van ARGEV met de BRG's, waarvoor de overeenkomsten tussen ARGEV en ÖKK en tussen ARGEV en Alurec als model werden aangemeld, wordt geen onderscheid gemaakt tussen de huishoudelijke sector en het bedrijfsleven. Er zijn geen verschillen met de juridische beoordeling in het kader van het onderzoek naar de markt voor inzameling en sortering van huishoudelijke verpakkingen (overweging 211 e.v.). Om de daar genoemde redenen vormen de in de overeenkomsten opgenomen wederzijdse exclusiviteitsbepalingen geen beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. 3. Markt voor de inzameling en sortering van gebruikte huishoudverpakkingen (218) Op de markt voor de inzameling en sortering van gebruikte lichte verpakkingen die door huishoudens worden gegenereerd, heeft het ARA-systeem met name invloed door de regionale-partnerovereenkomst van ARGEV met inzamelings- en sorteerondernemingen. (219) In de overeenkomsten van ARGEV die vanaf 1 januari 2002 van kracht zijn, heeft deze met de verwijderaars aparte overeenkomsten gesloten voor de inzameling en de sortering van verpakkingen. 3.1. Beperking van de mededinging door de regionale-partnerovereenkomst tussen ARGEV en de inzamelingspartners Exclusiviteit ten gunste van de inzamelingspartners (220) De overeenkomsten met de inzamelingspartners worden gesloten tussen ARGEV en telkens één inzamelingspartner met betrekking tot een bepaalde inzamelingsregio, waarvoor de inzamelingspartner op exclusieve basis verantwoordelijk is. (221) Wegens de door ARGEV aangegane verplichting om alle inzamelingsdiensten tijdens de contractperiode in het betrokken contractgebied uitsluitend bij één verwijderaar te betrekken, worden, gezien de sterke marktpositie van de afnemer ARGEV (zie overweging 182), aan andere aanbieders van inzamelingsdiensten belangrijke mogelijkheden tot het aanbieden van diensten ontnomen. (222) Het contracteren van slechts één inzamelingspartner per verwijderingsregio leidt tot een zelfbeperking van ARGEV in de vraag naar inzamelingsdiensten voor lichte huishoudverpakkingen. Deze beperking heeft tot gevolg dat concurrerende aanbieders van inzamelingsdiensten voor lichte huishoudverpakkingen ten opzichte van de belangrijkste afnemer van dergelijke diensten worden geweerd en dat daardoor de concurrentie tussen de inzamelingspartners in de door de overeenkomsten bestreken gebieden vanuit de aanbodzijde gezien wordt beperkt. Hoewel in de overeenkomsten die van kracht zijn sinds 2002, de inzameling contractueel gescheiden werd van de sortering, is er sprake van een bundeling van de vraag door het ARA-systeem. Daarbij komt dat de inzamelingsondernemingen op grond van een uniforme inzamelingspartnerovereenkomst tegelijkertijd ook nog in het bedrijfsleven actief worden voor het ARA-systeem. (223) De overeenkomsten van ARGEV met de inzamelingspartners bevatten in principe geen tijdsbegrenzing en uitsluitend een mogelijkheid tot gewone opzegging na drie jaar. In het kader van de in overweging 139 genoemde toezegging 4 heeft ARGEV zich ertoe verbonden haar overeenkomsten met de verwijderingspartners aan het einde van een looptijd van drie jaar op te zeggen, wanneer de partijen geen overeenstemming bereiken over een verlenging van de overeenkomst voor maximaal twee jaar. In ieder geval zal ARGEV na een looptijd van vijf jaar de dienstverleningsovereenkomsten opnieuw sluiten na een objectieve procedure. Ofschoon door deze toezegging wordt verhinderd dat de contractpartijen zich voor onbepaalde tijd binden, is een looptijd van maximaal 5 jaar mogelijk. Aldus wordt aan de uitgesloten verwijderaars de belangrijkste afnemer binnen een periode van drie tot vijf jaar ontnomen, wat de concurrentie in het door de overeenkomst bestreken gebied merkbaar beperkt. Merkbaarheid (224) De exclusiviteit ten gunste van de inzamelingspartners is echter slechts in strijd met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag indien zij de mededinging op merkbare wijze beperkt. Daarbij wordt de merkbaarheid van de beperking vooral bepaald door de positie van de contractpartijen op de relevante markt en de duur van de exclusiviteitsverbintenis. (225) ARGEV heeft in totaal voor 64 contractgebieden een overeenkomst met een inzamelingspartner gesloten en daardoor een netwerk van overeenkomsten opgebouwd dat zich over heel Oostenrijk uitstrekt. Alleen het ARA-systeem beschikt daarmee momenteel over een inzamelings- en terugwinningssysteem op het gebied van huishoudelijke verpakkingen in Oostenrijk dat het gehele grondgebied en alle materiaalfracties omvat en is daarmee in geheel Oostenrijk en in elk van de inzamelingsregio's de belangrijkste afnemer van dergelijke verwijderingsdiensten. Op het gebied van lichte huishoudverpakkingen heeft alleen Öko-Box een concurrerend systeem opgezet. Dit is echter beperkt tot gemengde kartonnen verpakkingen voor drank, die ongeveer 20 % uitmaken van de totale bij huishoudens ingezamelde hoeveelheid lichte verpakkingen (vergelijk overweging 182). (226) Aangezien ARGEV de gehele relevante geografische markt met een netwerk van soortgelijke overeenkomsten bestrijkt, zorgt de bundeling van de daarin opgenomen exclusiviteitsverbintenissen ervoor dat derden de toegang tot de markt voor de looptijd van de overeenkomsten onmogelijk wordt gemaakt. Het cumulatieve effect van alle overeenkomsten leidt ertoe dat de uitgesloten verwijderingsondernemingen van de markt worden geweerd. (227) Aan de aanbodzijde zij bovendien opgemerkt dat vooral ruimtelijke beperkingen en redenen met betrekking tot de afvalverwijderingslogistiek de opbouw van een tweede inzamelingssysteem naast de door de inzamelingspartners van ARGEV geëxploiteerde inzamelingsstructuur bij de particuliere eindverbruiker in de weg staan (vgl. overweging 160, 281 e.v.). Ook Öko-Box is deels medegebruiker van de inzamelingsinfrastructuur van de verwijderingsondernemingen van ARGEV. Alternatieve mogelijkheden voor uitgesloten afvalverwijderaars om hun diensten aan te bieden moeten daarom momenteel als veeleer onwaarschijnlijk worden aangemerkt. Het zou daarentegen realistischer zijn als een potentieel met ARA concurrerend bevrijdingssysteem zou samenwerken met de inzamelingspartners die momenteel reeds de inzameling van de verpakkingen voor het ARA-systeem in het kader van de inzamelingspartnerovereenkomst verrichten. Gezien die omstandigheden is het onwaarschijnlijk dat er tijdens de contractduur van de inzamelingspartnerovereenkomst in de betrokken contractgebieden merkbare nieuwe mogelijkheden, dat wil zeggen mogelijkheden van aanzienlijke omvang, op de relevante markt ontstaan voor de uitgesloten afvalverwijderaars om hun diensten aan te bieden. (228) Voor de beoordeling van de gevolgen van de exclusiviteitsverbintenis voor de mededinging speelt de looptijd ervan een grote rol. Op basis van de door ARGEV gedane toezegging 4 (overweging 139) moeten de overeenkomsten met inzamelingspartners voortaan na een looptijd van maximaal vijf jaar opnieuw worden aanbesteed. Dit leidt tot een dienovereenkomstig lange uitsluiting van centrale mogelijkheden tot het aanbieden van diensten voor andere, bij de verlening van opdrachten niet in aanmerking genomen aanbieders van inzamelingsdiensten. (229) Derhalve komt de Commissie tot de conclusie dat de in de overeenkomsten met de inzamelingspartners opgenomen exclusiviteit ten gunste van de betrokken verwijderingspartners de mededinging op merkbare wijze beperkt. Toegang tot de inzamelingsinstallaties van de inzamelingspartners (230) Vanwege het in overweging 227 beschreven knelpunt in de inzamelingsinfrastructuur van huishoudelijk afval is de ongehinderde en vrije toegang van de concurrenten van het ARA-systeem tot deze installaties van bijzonder belang voor de mededinging. Er zou in het bijzonder sprake zijn van een beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag indien de overeenkomst met de inzamelingspartners zodanig zou zijn geformuleerd dat de concurrenten van het ARA-systeem uitgesloten zouden zijn van de toegang tot de afvalverwijderingsinfrastructuur. (231) De dienstverleningsovereenkomsten bevatten geen exclusiviteitsclausule ten gunste van ARGEV, zodat de afvalverwijderaars hun diensten ook aan andere bevrijdingssystemen of in het kader van verwijderingssystemen in eigen beheer kunnen aanbieden. ARGEV heeft in de in overweging 139 beschreven toezegging bevestigd dat zij afziet van een exclusiviteitsclausule ten gunste van haarzelf. (232) Wel moet nog getoetst worden of de overeenkomst met de inzamelingspartners een medegebruik van de inzamelingscontainers van de inzamelingspartners door concurrenten van het ARA-systeem in de weg staat. (233) De eigendomsclausule in paragraaf 2.5.2 van de overeenkomst met de inzamelingspartners zou in dit opzicht problematisch kunnen zijn. Volgens deze overeenkomst neemt de inzamelingspartner de verpakkingen voor ARGEV in ontvangst en mag daarom het inzamelingsafval van ARGEV slechts op de in de overeenkomst bepaalde wijze behandelen. Voorts betaalt ARGEV een vergoeding ter compensatie van de kosten van de inzamelingscontainers en maakt zij het voorbehoud dat de plaatsing in overleg met haar dient plaats te vinden. Uit deze bepalingen zou ARGEV een bepaalde zeggenschap over de inzamelingscontainers kunnen afleiden, maar zij sluiten een medegebruik niet uitdrukkelijk uit. Bovendien heeft ARGEV verklaard dat de afvalverwijderaar bij de huishoudelijke inzameling niet wordt belet volume in dezelfde container voor een ander systeem beschikbaar te houden, voorzover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de vervulling van zijn verplichtingen tegenover ARGEV (overweging 103). Met betrekking tot de eigendomsclausule heeft ARGEV duidelijk gemaakt dat deze slechts betrekking heeft op de voor ARA gelicentieerde verpakkingshoeveelheden en derhalve niet verhindert dat concurrenten van het ARA-systeem onbeperkt de voor hen in het kader van het medegebruik van de verwijderingsinstallaties ingezamelde verpakkingen kunnen aanspreken. De eigendomsclausule dient derhalve zo te worden uitgelegd dat zij een verdeling van de in een container voor verscheidene systemen ingezamelde verpakkingshoeveelheden niet in de weg staat. (234) Bijgevolg kan niet worden gesteld dat bepalingen in de overeenkomst met de inzamelingspartners afvalverwijderaars beletten met concurrenten van het ARA-systeem overeenkomsten te sluiten over het medegebruik van de inzamelingscontainers en deze na te komen. De voorbehouden van toezegging 3 over het medegebruik houden echter het risico in dat ARGEV, zonder zich concreet te baseren op een bepaling in de overeenkomst met de inzamelingspartners, zou kunnen proberen de inzamelingspartners het openstellen van de inzamelingscontainers voor concurrenten te bemoeilijken. Met dit risico moet rekening worden gehouden wanneer een besluit wordt genomen over de vraag of de exclusiviteitsverbintenis ten gunste van de inzamelingspartners voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling (zie overweging 278 e.v.). 3.2. Beperking van de mededinging door de regionale-partnerovereenkomst tussen ARGEV en de sorteerpartners (235) Vanwege de aangebrachte scheiding in overeenkomsten met inzamelings- en sorteerpartners sinds 1 januari 2002 kunnen inzamelings- en sorteerpartners telkens verschillende ondernemingen zijn. Inhoudelijk lijken de overeenkomsten van ARGEV met de sorteerpartners op de overeenkomsten met de inzamelingspartners. (236) Lid 5 van de overeenkomst met de sorteerpartners voorziet in dezelfde looptijd als de overeenkomst met de inzamelingspartners. Voorts wordt per inzamelingsregio door ARGEV eveneens slechts één sorteerpartner belast met de sortering van gebruikte verkoopverpakkingen. De in overweging 139 vermelde toezegging 4 met betrekking tot de looptijd van de overeenkomst en de aanbesteding na een looptijd van maximaal vijf jaar geldt ook voor de overeenkomst met de sorteerpartners. Voor de juridische beoordeling van deze exclusiviteitsverbintenis ten gunste van de sorteerpartners wordt verwezen naar het betoog over de overeenkomst met de inzamelingspartners. Alles bij elkaar genomen, vormt ook de in de overeenkomst met de sorteerpartners opgenomen exclusiviteit een merkbare beperking van de mededinging op de relevante markt in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. 3.3. Beperking van de mededinging door overeenkomsten van ARO met de regionale overheden (237) ARO heeft met de regionale overheden een overeenkomst gesloten over de exploitatie van de gemeentelijke systemen voor oud papier met betrekking tot papieren verpakkingen afkomstig van huishoudens en van inrichtingen met een vergelijkbare hoeveelheid verpakkingsafval. Volgens deze overeenkomst voeren de regionale overheden echter hun inzamelingsdiensten niet uit voor ARO, maar exploiteren zij ieder een eigen gemeentelijke inzameling en verwijdering van oud papier, die ook voorwerpen van hetzelfde materiaal (bv. kranten en tijdschriften) omvat. Op het gebied van de huishoudelijke inzameling van verpakkingen van papier en karton beperkt ARO zich ertoe hoeveelheden papierafval afkomstig van de gemeentelijke inzameling in te kopen. In de overeenkomst met de regionale overheden zijn geen bepalingen opgenomen die uitsluiten dat een ander inzamelings- en terugwinningssysteem mede gebruikmaakt van de containers voor de gemeentelijke inzameling van oud papier. Het staat de regionale overheden derhalve vrij ook met concurrenten van ARO overeenkomsten te sluiten over de inzameling en terugwinning van papieren verpakkingen. (238) Gelet op deze feiten komt de Commissie tot de conclusie dat de door ARO met de regionale overheden gesloten overeenkomst geen clausules bevat die de mededinging beperken en derhalve niet in strijd is met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. 4. Markt voor de inzameling en sortering van bedrijfsverpakkingen (239) Het ARA-systeem beïnvloedt de markt voor de inzameling en sortering van bedrijfsverpakkingen met name door de tussen de BRG's en de inzamelings-/sorteerpartners gesloten regionale-partnerovereenkomsten. (240) De door ARGEV en ARO met de inzamelings- en sorteerpartners gesloten overeenkomsten voor de daadwerkelijke omzetting van de in de VerpackVO vastgelegde eisen aan inzamelings- en terugwinningssystemen omvatten de bedrijfsverpakkingen. 4.1. Beperking van de mededinging door de regionale-partnerovereenkomst tussen ARGEV en de inzamelingspartners (241) De exclusiviteitsverbintenis in artikel 4.1 ten gunste van de inzamelingspartners dient ook voor het terrein van de inzameling van bedrijfsverpakkingen te worden getoetst op haar verenigbaarheid met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. (242) Vanwege de door ARGEV aangegane verplichting om alle inzamelingsdiensten, ook in het bedrijfsleven, uitsluitend bij één verwijderaar te betrekken, worden aan andere concurrerende aanbieders van inzamelingsdiensten voor bedrijfsverpakkingen mogelijkheden tot het aanbieden van diensten ontnomen en wordt aldus de mededinging tussen de inzamelingspartners/verwijderingsondernemingen in het bedrijfsleven beperkt. (243) Anders dan op het gebied van de verwijdering van huishoudverpakkingen is ARGEV op de markt voor bedrijfsverpakkingen en overig bedrijfsafval echter niet de belangrijkste afnemer van afvalverwijderingsdiensten. Wat bedrijfsverpakkingen betreft, bestaan er nog meer systemen, die eveneens op de markt als afnemer van verwijderingsdiensten optreden. De afvalverwijderingsondernemingen kunnen hun inzamelingsdiensten ook aanbieden aan de bedrijven waar veel afval wordt gegenereerd. (244) Hoewel ARGEV niet de belangrijkste afnemer van afvalverwijderingsdiensten in het bedrijfsleven is, zijn op het gebied van bedrijfsverpakkingen de concurrerende inzamelings- en terugwinningssystemen en de bedrijven waar veel afval wordt gegenereerd qua economisch belang toch niet vergelijkbaar met het ARA-systeem (vgl. overweging 182). Er moet derhalve van worden uitgegaan dat de exclusiviteitsverbintenis aan de afvalverwijderingsondernemingen niet onbelangrijke mogelijkheden tot het aanbieden van diensten ontneemt en dat zij derhalve merkbare gevolgen heeft voor de gemeenschappelijke markt voor de verwijdering van bedrijfsverpakkingen. (245) Aangezien de overeenkomst met de inzamelingspartners zowel voor de inzameling van verpakkingen uit de huishoudelijke sector als uit het bedrijfsleven voorziet in een uniforme overeenkomst, kunnen afvalverwijderingsondernemingen slechts inzamelingspartner van ARGEV op het gebied van bedrijfsverpakkingen worden als de onderneming tegelijkertijd in staat is de infrastructuur voor de huishoudelijke inzameling ter beschikking te stellen. Kleine afvalverwijderingsondernemingen die daartoe minder goed in staat zijn, worden derhalve belemmerd in het aanbod aan diensten die zij ARGEV kunnen leveren. Een dergelijke regeling versterkt de hierboven beschreven beperking van de mededinging. (246) Voorts speelt voor de beoordeling van de gevolgen van de exclusiviteit voor de mededinging ook de looptijd van de overeenkomsten met de inzamelingspartners een grote rol. Op grond van de door ARGEV gedane toezegging moeten deze overeenkomsten uiterlijk na een looptijd van vijf jaar opnieuw worden aanbesteed. Dit leidt ertoe dat aanbieders van afvalverwijderingsdiensten voor deze periode van niet onbelangrijke mogelijkheden tot het aanbieden van diensten worden uitgesloten. (247) Derhalve dient ook hier te worden opgemerkt dat deze exclusiviteitsverbintenis voor de bovengenoemde contractperiode een merkbare beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag vormt op de markt voor de inzameling en sortering van bedrijfsverpakkingen. 4.2. Beperking van de mededinging door de regionale-partnerovereenkomst van ARGEV met de sorteerpartners (248) Ook de overeenkomst met de sorteerpartners regelt zowel de huishoudelijke sector als het bedrijfsleven. (249) Met betrekking tot de exclusiviteitsverbintenis ten gunste van de sorteerpartners kan worden verwezen naar de hierboven in overweging 241 e.v. gemaakte opmerkingen. Alles bij elkaar genomen, kan bevestigd worden dat hier sprake is van een overtreding van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. 4.3. Beperking van de mededinging door de overeenkomst tussen ARO en de inzamelingspartners (250) De overeenkomst van ARO met de inzamelingspartners voor in het bedrijfsleven in te zamelen papieren en kartonnen verpakkingen bevat een exclusiviteitsverbintenis ten gunste van de inzamelingspartners voor een contractperiode die door de toezegging tot maximaal vijf jaar is beperkt. Door deze clausule is aan de uitgesloten aanbieders voor inzamelingsdiensten in het bedrijfsleven ARO als belangrijke afnemer ontnomen. Weliswaar bestaan er ook nog andere systemen voor de inzameling van verpakkingen van papier en karton, die eveneens op de markt optreden als afnemer van verwijderingsdiensten, maar ook voor de verwijdering van papieren en kartonnen verpakkingen geldt dat de concurrerende inzamelings- en terugwinningssystemen qua economisch belang niet vergelijkbaar zijn met het ARA-systeem (vgl. overweging 182). Er moet derhalve van worden uitgegaan dat door de exclusiviteitsverbintenis aan de verwijderingsondernemingen niet onbelangrijke mogelijkheden tot het aanbieden van diensten zijn ontnomen. Aldus is er sprake van een merkbare beperking van de mededinging op de relevante productmarkt in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. 5. Markten voor terugwinning en verhandeling van secundaire grondstoffen (251) ARA beïnvloedt de markt voor terugwinning en verhandeling van secundaire grondstoffen doordat de desbetreffende BRG's de recyclage van het door het systeem ingezamelde verpakkingsmateriaal organiseren. Daarbij is ARGEV verantwoordelijk voor lichte en metalen verpakkingen afkomstig van huishoudens en vergelijkbare inrichtingen alsmede voor verpakkingen van kunststof, samenstellingen met metaal, hout, textielvezels en keramiek afkomstig van bedrijven en ARO voor verpakkingen van papier, karton en golfkarton afkomstig van huishoudens en het bedrijfsleven. (252) Er dient te worden onderzocht in hoeverre de in de overeenkomsten tussen ARGEV resp. ARO en de inzamelingspartners opgenomen sturing van de verpakkingsstroom gevolgen heeft voor de terugwinnings- en verhandelingsmarkt en of zij verenigbaar is met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. 5.1. Overeenkomst van ARGEV/ARO met de inzamelingspartners (253) Volgens de overeenkomsten van ARGEV en ARO met de inzamelingspartners mogen de inzamelingspartners de verpakkingen slechts behandelen zoals in de overeenkomst is voorzien, wat de beslissingsbevoegdheid over de keuze van de sorteerinstallaties, overlaadstations en terugwinningsondernemingen inhoudt (paragraaf 2.5.2 juncto 2.2.5 van de overeenkomst van ARGEV en paragraaf 2.8 van de overeenkomst van ARO). (254) Volgens de door ARO met de regionale overheden gesloten overeenkomst, die hoofdzakelijk betrekking heeft op de inzameling van verpakkingen afkomstig van huishoudens, mag de regionale overheid de papieren verpakkingen slechts behandelen op de door ARO bepaalde wijze (paragraaf 3.7). (255) De in de overeenkomsten tussen ARGEV resp. ARO en de inzamelingspartners opgenomen sturing van de verpakkingsstroom beperkt de inzamelingspartners niet in hun beschikkings- of terugwinningsmogelijkheden, aangezien zij nooit eigenaar van de verpakkingen worden. ARGEV en ARO beschikken over de verpakkingen die hun eigendom zijn. (256) De mogelijkheid tot afscherming van de markt door de overeenkomsten moet, gezien de marktpositie van de betrokken BRG's op de desbetreffende markten voor terugwinning en verhandeling van secundaire grondstoffen en gelet op de structuur van de markten, worden ontkend. (257) Het marktaandeel van Ferropack Recycling GmbH voor verpakkingen van ferrometalen (blik en staal) ligt onder de 10 % en dat van Alurec voor aluminiumverpakkingen bedraagt slechts 1,7 %. De jaarlijks door ARO teruggewonnen hoeveelheid verpakkingen van papier, karton en golfkarton bedraagt 22 % van de totale in geheel Oostenrijk gegenereerde hoeveelheid. Op grond van deze lage marktaandelen kan niet worden uitgegaan van een marktafsluitend effect voor deze materiaalsoorten. (258) Slechts voor de materiaalfractie kunststof heeft de verantwoordelijke BRG, ÖKK, een marktaandeel van ongeveer 40 % van de jaarlijks teruggewonnen hoeveelheid. Daarbij moet echter rekening worden gehouden met het feit dat deze materiaalfractie, in tegenstelling tot andere, zoals bijvoorbeeld glas of papier, tot de vaststelling van de VerpackVO en de oprichting van het ARA-systeem deel uitmaakte van de traditionele inzameling van het huisvuil en niet afzonderlijk werd ingezameld en teruggewonnen. De VerpackVO heeft derhalve een nieuw, door milieuoverwegingen ingegeven werkterrein voor ondernemingen op het gebied van de inzameling en de terugwinning van kunststofverpakkingen doen ontstaan. De meeste in het kader van het ARA-systeem ingezamelde kunststoffracties hebben echter geen positieve marktprijs, zodat ÖKK voor de terugwinning van deze materialen overeenkomstig de VerpackVO moet bijbetalen. Vanwege deze structuur van de terugwinningsmarkt voor de materiaalfractie kunststof kan een beperking van de mededinging door het marktaandeel van ÖKK niet worden vastgesteld. (259) Voorts zij opgemerkt dat de afvalverwijderingssector, voorzover deze deel uitmaakt van het verenigingsbestuur van ARGEV, niet stemgerechtigd is en uitgesloten is van deelname aan vergaderingen waarin rechtshandelingen tussen de terugwinnings-BRG en leden van de vereniging aan de orde komen. In dit opzicht is geen beïnvloeding van de afvalverwijderingssector in zijn voordeel mogelijk. (260) Op grond van deze feiten komt de Commissie tot de conclusie dat de relevante bepalingen in de overeenkomsten tussen ARGEV resp. ARO en de inzamelingspartners niet leiden tot een merkbare beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag op de relevante productmarkt voor terugwinning en verhandeling van secundaire grondstoffen. 5.2. Overeenkomsten tussen ARGEV en de BRG's (261) In de overeenkomsten tussen ARGEV en ÖKK/Alurec is ook steeds een exclusiviteitsclausule ten gunste van de laatstgenoemde opgenomen, volgens welke ARGEV zich ertoe verbindt de ingezamelde verpakkingen tijdens de looptijd van de overeenkomst niet aan een derde onderneming over te dragen. Het gevolg is dat op het niveau van de organisatie van de terugwinning geen enkele andere onderneming voor ARGEV actief kan worden. De verrichting van de daadwerkelijke terugwinningsdiensten voor het ARA-systeem wordt daardoor echter niet uitgesloten. De overeenkomsten van de terugwinnings-BRG's met de terugwinningsondernemingen die de eigenlijke terugwinning uitvoeren, worden elk jaar na aanbestedingsprocedures gesloten. Voorts pleiten de geringe marktaandelen van de terugwinnings-BRG's in de totale markt voor terugwinning en verhandeling van secundaire grondstoffen voor de veronderstelling dat de bovengenoemde exclusiviteitsclausules geen afscherming van de markt tot gevolg hebben. (262) De in de overeenkomsten van ARGEV met ÖKK en Alurec opgenomen exclusiviteitsclausule ten gunste van de terugwinnings-BRG's leidt derhalve niet tot een merkbare beperking van de mededinging op de markt voor terugwinning en verhandeling van secundaire grondstoffen in de zin van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag. Gevolgen voor de handel tussen lidstaten (263) Aangezien de exclusiviteitsverbintenissen ten gunste van de inzamelings- en sorteerpartners in de overeenkomsten van ARGEV en ARO met de inzamelings- en sorteerpartners een beperking van de mededinging vormt, dient te worden getoetst of deze in staat is de handel tussen de lidstaten merkbaar te belemmeren. (264) ARGEV en ARO hebben voor 64 contractgebieden inzamelingspartnerovereenkomsten met een exclusiviteitsverbintenis gesloten en daardoor een netwerk voor de inzameling van gebruikte verpakkingen opgebouwd dat zich over geheel Oostenrijk uitstrekt. Daardoor wordt tijdens de contractduur de toetreding tot de markt voor andere inzamelingsbedrijven, in het bijzonder uit andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte, aanzienlijk bemoeilijkt. De exclusiviteitsverbintenis heeft uitermate negatieve gevolgen voor de mogelijkheid van buitenlandse afvalverwijderaars om zich op de relevante markten voor inzameling en sortering van huishoudverpakkingen en bedrijfsafval te vestigen. Derhalve kan de in de overeenkomst met de inzamelingspartners opgenomen exclusiviteitsverbintenis de handel tussen de lidstaten merkbaar beperken. (265) Om de genoemde redenen kan ook de in de overeenkomst met de sorteerpartners opgenomen exclusiviteitsverbintenis de handel tussen de lidstaten merkbaar beperken. Resultaat (266) Uit het onderzoek van de exclusiviteitsverbintenis in de overeenkomst met de inzamelings- en sorteerpartners ten gunste van de ondernemingen die inzamelings- en sorteerdiensten verlenen, blijkt dat de toetreding van binnen- en buitenlandse afvalverwijderaars tot de relevante markt in belangrijke mate wordt bemoeilijkt, wat aanzienlijk bijdraagt tot de afscherming van een wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt. Derhalve is artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag van toepassing op de in de overeenkomst met de inzamelings- en sorteerpartners opgenomen exclusiviteitsverbintenis. X. TOEPASSING VAN ARTIKEL 81, LID 3, VAN HET EG-VERDRAG EN ARTIKEL 53, LID 3, VAN DE EER-OVEREENKOMST (267) Aangezien de exclusiviteitsverbintenis ten gunste van de inzamelings- en sorteerpartners in de overeenkomst met de inzamelings- en sorteerpartners onder artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag valt, moet worden getoetst of de bepaling voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag. Hierna worden de positieve gevolgen die de op grond van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag onrechtmatige exclusiviteitsverbintenis in de overeenkomst met de inzamelingspartners kan hebben, afgewogen tegen de concurrentiebeperkende effecten van deze verbintenis. 1. Markt voor de inzameling en sortering van gebruikte lichte huishoudverpakkingen 1.1. Regionale-partnerovereenkomst van ARGEV met de inzamelingspartners Verbetering van de productie of van de verdeling der producten of verbetering van de technische of economische vooruitgang (268) ARA exploiteert momenteel het enige inzamelings- en terugwinningssysteem voor huishoudverpakkingen in Oostenrijk en heeft als bedrijfsdoelstelling de verwezenlijking van het nationale en communautaire milieubeleid op het gebied van het voorkomen, het herverwerken en het terugwinnen van verpakkingsafval. De overeenkomst met de inzamelingspartners dient derhalve zowel tot omzetting van de vereisten van de Oostenrijkse VerpackVO als tot omzetting van de communautaire Richtlijn 94/62/EG. Deze wetteksten hebben ten doel de gevolgen van verpakkingsafval voor het milieu te voorkomen of te beperken en zo een hoog milieubeschermingsniveau te waarborgen. (269) De tussen ARGEV en de inzamelingspartners gesloten inzamelingspartnerovereenkomst beoogt de doeltreffende uitvoering van deze milieubeleidsdoelstellingen op het gebied van de inzameling van gebruikte lichte verpakkingen. De overeenkomst vormt er een voorwaarde voor dat ARA en ARGEV de verplichtingen die zij in het kader van hun systeemactiviteiten hebben overgenomen, kunnen nakomen. Daarvoor vereist de inzamelingspartnerovereenkomst de opbouw van een inzamelingslogistiek die met aanzienlijke investeringen gepaard gaat (overweging 160 e.v.). De regelmatige inzameling per soort materiaal van gebruikte verkoopverpakkingen bij de particuliere eindverbruiker heeft derhalve de rechtstreekse uitvoering van de milieuvereisten ten doel. (270) De hierboven onderzochte exclusiviteitsverbintenis stelt de contractpartijen in staat hun diensten op lange termijn te plannen en te organiseren. Vanwege de hierboven in overweging 160 genoemde positieve netwerkeffecten op het gebied van de inzameling van gebruikte lichte huishoudverpakkingen kunnen aanzienlijke schaal- en toepassingsvoordelen worden gerealiseerd. Daardoor leidt het feit dat per contractperiode en per contractgebied slechts een overeenkomst wordt gesloten met één afvalverwijderaar, tot een grotere efficiëntie. Tegelijkertijd wordt aan ARA/ARGEV, die de diensten afnemen, gegarandeerd dat hun behoeften in deze gevoelige, voorheen publiekrechtelijk georganiseerde sector op regelmatige en betrouwbare wijze worden bevredigd. (271) Gezien het bovenstaande komt de Commissie tot de conclusie dat de in de dienstverleningsovereenkomsten opgenomen exclusiviteitsverbintenis ten gunste van de inzamelingspartners bijdraagt tot een verbetering van de productie en een verbetering van de technische of economische vooruitgang. Voordelen voor de verbruiker (272) Het doel van de overeenkomst met de inzamelingspartners is de praktische uitvoering van een zich over het gehele gebied uitstrekkende, per materiaal gescheiden inzameling van de bij het ARA-systeem aangesloten verkoopverpakkingen bij de particuliere eindverbruiker. Dit komt enerzijds overeen met de bestaande gewoonten van de eindverbruiker op het gebied van de inzameling, waardoor het als bijzonder verbruikersvriendelijk kan worden aangemerkt. Anderzijds kan voor de betrokken producenten en verkopers met een terugname- en terugwinningsverplichting de deelname aan een zich over geheel Oostenrijk uitstrekkend bevrijdingssysteem realistisch gezien tot kostenbesparingen leiden, dankzij de in overweging 160 genoemde schaal- en toepassingsvoordelen die kunnen worden gerealiseerd in vergelijking met de vervulling van deze verplichting op individuele basis. Aangenomen moet worden dat de in de contractperiode gerealiseerde kostenbesparingen bij concurrentie op de markten voor verpakte producten op billijke wijze worden doorgegeven aan de verbruikers. (273) De Commissie komt derhalve tot de slotsom dat de overeenkomst met de inzamelingspartners ten goede komt aan de verbruiker en dat deze op billijke wijze meeprofiteert van de daaruit voortvloeiende voordelen. Noodzakelijkheid van de beperking (274) Bij de toetsing van de in de overeenkomst met de inzamelingspartners opgenomen exclusiviteitsverbintenis is de Commissie, steunend op toezegging 4 in overweging 139, uitgegaan van de nieuwe looptijd van de overeenkomsten inclusief de aanbesteding na een contractperiode van maximaal vijf jaar, en concludeert zij dat deze als noodzakelijk moet worden beschouwd. (275) De beoordeling van de noodzakelijkheid van de exclusiviteitsbepaling is afhankelijk van de economische en juridische voorwaarden op grond waarvan de onderzochte overeenkomst werd gesloten. Uit het oogpunt van ARA pleiten beheers- en efficiëntieredenen, maar vooral de duurzame en betrouwbare garantie dat de voor het succes van het systeem noodzakelijke afvalverwijdering zal plaatsvinden, ervoor om slechts één afvalverwijderaar per contractgebied tijdens de contractduur met de inzameling te belasten. (276) Voor de beoordeling van de noodzakelijkheid van de overeengekomen exclusiviteit is de noodzaak tot plannings- en investeringszekerheid voor de in het kader van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst met de inzamelingspartners te verrichten investeringen van doorslaggevend belang. Voor de instandhouding van het systeem moeten de inzamelingspartners van ARA aanzienlijke investeringen doen in de opbouw en het onderhoud van de inzamelingsinfrastructuur voor gebruikte verpakkingen. Met name moeten geschikte inzamelingsvoertuigen en inzamelingscontainers ter beschikking staan. (277) De Commissie komt derhalve tot de conclusie dat, gezien de bijzondere omstandigheden met betrekking tot de nakoming van de in de VerpackVO opgenomen vereisten en de daarmee samenhangende opbouw van een terugname- en bevrijdingssysteem voor geheel Oostenrijk, de exclusiviteitsverbintenis van ten minste drie jaar om economische redenen onmisbaar is. Dit is daarentegen niet meer het geval na een contractperiode van vijf jaar, om welke reden vanaf dit moment het opnieuw aanbesteden van de overeenkomsten in de zin van de toezegging gerechtvaardigd is en voor een vrijstelling van het kartelverbod krachtens artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag ook vereist is. De mededinging wordt niet uitgeschakeld (278) Ook met inachtneming van de marktpositie van het ARA-systeem op de betrokken markten leidt de in de overeenkomst met de inzamelingspartners opgenomen exclusiviteitsverbintenis er niet toe dat de concurrentie op de markt voor de inzameling en sortering van huishoudverpakkingen wordt uitgeschakeld. (279) Bij de beoordeling van de vraag of de concurrentie al dan niet wordt uitgeschakeld, moet aandacht worden besteed aan de specifieke voorwaarden aan de aanbodzijde van de betrokken markt. Zoals reeds in overweging 160 werd vermeld, wordt de markt voor de inzameling en sortering van lichte verpakkingen afkomstig van de particuliere eindverbruiker aan de aanbodzijde gekenmerkt door duidelijke netvoordelen, d.w.z. schaal- en toepassingsvoordelen. Uit economisch oogpunt is het derhalve in ieder geval binnen één bevrijdingssysteem zinvol dat er een overeenkomst wordt gesloten met slechts één afvalverwijderaar per contractgebied. (280) Hoewel concurrentie van de inzamelingsondernemingen in het afvalverwijderingsgebied om de zojuist genoemde redenen onwaarschijnlijk is, kan toch worden verwacht dat de in de toezegging vermelde nieuwe regeling, volgens welke ARGEV haar dienstverleningsovereenkomsten uiterlijk na een looptijd van vijf jaar na een open, transparante en objectieve procedure opnieuw zal sluiten, ten minste tot een "concurrentie om afvalverwijderingsgebieden" in het kader van een dergelijke aanbestedingsprocedure leidt. Aldus wordt rekening gehouden met het feit dat de markt voor de inzameling en sortering van huishoudverpakkingen aan specifieke voorwaarden van de aanbodzijde is onderworpen. (281) Met het oog op de concurrentie tussen afnemers op de markt voor de inzameling en sortering van huishoudverpakkingen moet er rekening mee worden gehouden dat het praktisch en economisch nauwelijks mogelijk zou zijn om in geheel Oostenrijk de inzamelingsinfrastructuur in de huishoudelijke sector te dupliceren. Dit ligt zowel aan ruimtelijke beperkingen als aan de gewoonten die bij de eindverbruikers op het gebied van de afvalverwijdering zijn gegroeid. (282) De opbouw van een tweede ophaalsysteem zou vooralsnog niet economisch verantwoord zijn. De kosten van de opbouw van nog één of zelfs meerdere vergelijkbare ophaalsystemen zouden economisch gezien in geen enkele verhouding staan tot de op het moment van de toetreding tot de markt relatief geringe hoeveelheden materiaal van de verbruikers, zodat voor concurrenten de noodzakelijke stimulansen om tot de markt toe te treden zouden ontbreken. Een verdubbeling van de systemen zou vanuit economisch oogpunt slechts een verhoging van de kosten betekenen, terwijl, ook als concurrenten van het ARA-systeem tot de markt zouden toetreden, de te verwijderen hoeveelheden materiaal niet in belangrijke mate zouden stijgen. Enerzijds worden deze hoeveelheden bepaald door de consumptie van de eindverbruiker, anderzijds is te verwachten dat concurrenten althans deels de huidige klanten van het ARA-systeem zouden weglokken. (283) Daarnaast maken de plaatselijke omstandigheden en ook de gewoonten die bij de eindverbruiker op het gebied van de afvalverwijdering zijn gegroeid, de opbouw van een tweede vergelijkbaar ophaalsysteem in de praktijk onmogelijk. In particuliere huishoudens is vaak geen plaats voor extra inzamelingscontainers voor lichte verpakkingen. De invoering van inzameling in zakken zou daaraan evenmin veel veranderen, aangezien gevulde zakken evenveel plaats innemen als vaste inzamelingscontainers. Hetzelfde zou gelden bij de opbouw van een alternatief brengsysteem voor de openbare locaties voor glas- en papiercontainers. Deze ruimtelijke beperking wordt met name duidelijk bij de toetreding van een derde of vierde concurrent: locaties voor de inzamelingscontainers van drie of vier bevrijdingssystemen voor de inzameling van identieke materiaalfracties staan noch op particuliere noch op openbare grond ter beschikking. (284) Voorts zouden er door de verdubbeling van het verwijderingssysteem ernstige acceptatieproblemen ontstaan. Voor de eindverbruikers zou het moeilijk te begrijpen zijn en niet overeenkomen met hun bestaande gewoonten op het gebied van de afvalverwijdering, indien zij verpakkingen van dezelfde materiaalfractie in verschillende containers zouden moeten inzamelen. Ook zou onduidelijk zijn op basis van welke criteria de eindverbruikers zouden moeten concluderen naar welk inzamelingssysteem een verpakking moet gaan. (285) Oostenrijk wijst er in zijn standpunt van 15 januari 2003(9) op dat de plaatsing van extra containers in de nabijheid van de eindverbruikers uit plaatsgebrek, vanwege de bescherming van steden en landschappen, door het verhoogde verkeersaanbod (separaat vervoer naar en legen van de containers) en een grotere ecologische belasting in de praktijk moet worden uitgesloten. Voorts twijfelt Oostenrijk aan een zinvolle scheiding door het complexer maken van de inzameling en grotere inspanningen voor de consument om het afval te scheiden. De aspecten van een grotere ecologische belasting en grotere inspanningen om het afval te scheiden, gelden ook voor een aparte inzameling in zakken. (286) De opbouw van zowel een tweede vergelijkbaar ophaalsysteem als een alternatief brengsysteem wordt derhalve belemmerd door aanzienlijke feitelijke, juridische en economische restricties. Gezien deze bijzondere voorwaarden aan de aanbodzijde van de relevante markt vormen de inzamelingscontainers voor gebruikte verkoopverpakkingen die in de nabijheid van de huishoudens worden geplaatst, vaak een knelpunt uit het oogpunt van de mededinging. Realistisch gezien kan ervan worden uitgegaan dat bevrijdingssystemen die toetreden tot de markt, meestal zullen samenwerken met de afvalverwijderaars die nu reeds de inzamelingsdiensten voor ARGEV verrichten. Derhalve vormt de vrije en ongehinderde toegang tot de aanwezige infrastructuur voor de inzameling een beslissende voorwaarde, zowel voor de intensivering van de concurrentie tussen afnemers van inzamelingsdiensten voor gebruikte verkoopverpakkingen bij de particuliere eindverbruiker als voor de intensivering van de concurrentie op de upstream-markt van de organisatie van de terugname en terugwinning van bij de particuliere eindverbruiker ingezamelde gebruikte verkoopverpakkingen. (287) Concurrentie tussen afnemers van inzamelingsdiensten voor gebruikte verkoopverpakkingen kan bijgevolg slechts ontstaan wanneer ARGEV de inzamelingspartners niet verbiedt om met concurrenten van het ARA-systeem overeenkomsten te sluiten over het medegebruik van de inzamelingscontainers. Derhalve mag ARGEV de inzamelingspartners noch op grond van concrete bepalingen in de overeenkomst met de inzamelingspartners (zie overweging 230) noch om andere redenen hinderen in het toestaan van medegebruik. Voorwaarden (288) ARGEV heeft weliswaar verklaard dat zij de afvalverwijderaars niet belet om volume in dezelfde container beschikbaar te stellen aan concurrerende systemen, maar wil aan het medegebruik aanzienlijke beperkingen verbinden (zie toezegging 3, overweging 139). Gezien het grote belang van een ongehinderde toegang tot de inzamelingsinfrastructuur voor de ontwikkeling van de concurrentie op deze door bijzondere voorwaarden op het gebied van het aanbod gekenmerkte markt, is het derhalve noodzakelijk aan de onderhavige beschikking voorwaarden te verbinden. Het doel is te waarborgen dat de verwachte mededingingseffecten daadwerkelijk optreden, dat concurrentie tussen afnemers op deze markt mogelijk wordt en dat bijgevolg wordt voldaan aan de voorwaarden voor een vrijstelling op grond van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag. (289) ARGEV wordt de verplichting opgelegd dat zij de afvalverwijderaars niet zal beletten met concurrenten van ARA en ARGEV overeenkomsten te sluiten en na te komen over het medegebruik van containers of andere installaties voor het inzamelen en sorteren van gebruikte verkoopverpakkingen (voorwaarde a)). (290) Voorts mag ARGEV van de afvalverwijderaars slechts het bewijs eisen voor de verpakkingshoeveelheden die overeenkomen met het aandeel van het ARA-systeem in de totale hoeveelheid verpakkingen van bepaalde materiaalfracties waarvoor in de huishoudelijke sector door systemen een licentie is verstrekt (voorwaarde b)). ARGEV mag niet van de afvalverwijderaars verlangen dat zij ten aanzien van haar bewijzen moeten leveren betreffende verpakkingen die niet voor het ARA-systeem werden ingezameld. Deze voorwaarde is noodzakelijk om te waarborgen dat ARGEV niet de totale hoeveelheid ingezamelde verpakkingen voor zich opeist en zo de naleving van de quotavereisten door concurrenten onmogelijk maakt, maar dat de concurrenten van het ARA-systeem onbeperkt gebruik kunnen maken van de hoeveelheden verkoopverpakkingen die voor hen werden ingezameld. (291) In dit geval kan ARGEV de vergoeding krachtens paragraaf 3.1.1 van de overeenkomst met de inzamelingspartners in de in voorwaarde b) genoemde verhouding verminderen. Voor de vergoedingen krachtens de paragrafen 3.1.2 en 3.1.3 van de overeenkomst met de inzamelingspartners zijn de tegenover ARGEV aangetoonde hoeveelheden beslissend. Daardoor moet worden verhinderd dat aantoonbaar voor derden verrichte diensten van de inzamelingspartners aan ARGEV worden aangerekend. Om die reden kan ARGEV een passende vermindering van de vergoeding aan de inzamelingspartners toepassen. (292) Voorwaarde b) heeft geen betrekking op de afvalverwijderaars die het medegebruik toestaan, maar op alle afvalverwijderaars met wie ARGEV een inzamelingspartnerovereenkomst heeft gesloten. Dit geldt voorzover in het betrokken inzamelingsgebied een concurrerend systeem medegebruik krachtens voorwaarde a) wenst en vanaf het tijdpunt waarop het systeem erkend is. Daarmee worden de afvalverwijderaars gestimuleerd een overeenkomst te sluiten met het concurrerende systeem, terwijl toch de garantie bestaat dat het concurrerende systeem dan toegang heeft tot de verpakkingshoeveelheden wanneer zulks voor het behalen van zijn quota noodzakelijk is. (293) Deze verplichtingen zijn noodzakelijk om te voorkomen dat de mededinging op de relevante markten wordt uitgeschakeld en vormen een de rechtszekerheid bevorderende concretisering van de door ARGEV en haar inzamelings- en sorteerpartners aangegane contractuele betrekkingen. De verplichtingen vormen geen beperking van de overige contractuele mogelijkheden van ARGEV ten opzichte van haar inzamelings- en sorteerpartners. Met name staan zij niet in de weg aan het recht van ARGEV om de voor haar in te zamelen materiaalfracties te bepalen. (294) ARGEV is van mening dat er voor de voorwaarden geen rechtsgrond bestaat, de voorwaarden onuitvoerbaar en onevenredig zijn en inbreuk maken op de rechtspositie van derden. Ontbreken van een rechtsgrond (295) ARGEV benadrukt nogmaals dat er geen exclusief recht op de in de aanwezige containers ingezamelde verpakkingen bestaat. Aangezien de overeenkomsten van ARGEV met de sorteer- en inzamelingspartners derhalve geen beperkingen van de mededinging bevatten, zou de voorwaarde ongeoorloofd zijn. (296) De beperking van de mededinging vloeit voort uit de exclusiviteitsverbintenis ten gunste van de inzamelings- en sorteerpartners (overweging 229 en 236). Teneinde deze beperking van de mededinging in aanmerking te laten komen voor vrijstelling, mag de mededinging op de markt voor de inzameling en sortering van huishoudverpakkingen niet worden uitgeschakeld. Concurrentie tussen afnemers is op deze door bijzondere voorwaarden gekenmerkte markt slechts mogelijk wanneer ARGEV de inzamelings- en sorteerpartners niet belet om met concurrenten van het ARA-systeem overeenkomsten te sluiten over het medegebruik van de inzamelingscontainers (overweging 281 en 287). ARGEV verbindt aan het medegebruik echter aanzienlijke beperkingen, die een medegebruik in de weg kunnen staan (overweging 288 en 304 e.v.). De voorwaarde is derhalve noodzakelijk om aan de voorwaarden voor vrijstelling te kunnen voldoen en vindt haar rechtsgrond in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening nr. 17. Onuitvoerbaarheid en onevenredigheid (297) ARGEV is van mening dat de voorwaarden onuitvoerbaar zijn, aangezien het noch aan ARGEV noch aan de afvalverwijderaars bekend is hoe hoog het aandeel van het ARA-systeem is in de totale hoeveelheid verpakkingen van bepaalde materiaalfracties waarvoor door systemen in de huishoudelijke sector een licentie is verleend. (298) Concurrerende systemen zullen de afvalverwijderaar meedelen voor welke licentiehoeveelheden zij een medegebruik wensen. De afvalverwijderaar zal deze hoeveelheid (geanonimiseerd) aan ARGEV doorgeven. Op basis van deze informatie kan ARGEV haar licentiepercentage berekenen. (299) ARGEV is voorts van mening dat de voorwaarden onevenredig zijn, aangezien zij er onvermijdelijk toe moeten leiden dat ARGEV niet meer kan voldoen aan haar vergunning voor de exploitatie van een inzamelings- en terugwinningssysteem. Indien een concurrerend systeem een licentie verstrekt voor extra verpakkingshoeveelheden, zou ARGEV haar inzamelingsquota niet halen, aangezien de aanwezige infrastructuur niet zomaar meer verpakkingsafval zou kunnen opnemen. Indien een nieuw systeem geheel of gedeeltelijk eigen inzamelingsinstallaties installeert, zou ARGEV een vermindering van haar inzamelingshoeveelheid voor lief moeten nemen, hoewel het concurrerende systeem de in de door ARGEV geëxploiteerde installaties ingezamelde verpakkingen in het geheel niet nodig zou hebben. (300) ARGEV blijft ook in het geval van medegebruik van de containers in staat aan haar publiekrechtelijke plichten te voldoen. De VerpackVO bevat geen aanwijzingen dat inzamelingscontainers uitsluitend één systeem ter beschikking mogen worden gesteld. Ook heeft Oostenrijk in zijn standpunt van 15 januari van dit jaar verklaard dat het medegebruik van containers voor de huishoudelijke inzameling onder de voorwaarden van de systeemvergunning overeenkomstig het AWG van 2002 in principe is toegestaan. Verder dient er op te worden gewezen dat vanwege de invloed van de communautaire mededingingsregels bij de uitlegging van de VerpackVO rekening moet worden gehouden met het belang van het medegebruik voor de ontwikkeling van de concurrentie(10). (301) Indien een concurrerend systeem licenties verleent voor extra verpakkingshoeveelheden, zou dit tot uitdrukking komen in de aan de systemen gestelde vereisten ten aanzien van de ingezamelde hoeveelheden. Eventueel zou het containervolume aangepast moeten worden om een grotere inzamelingshoeveelheid te kunnen opnemen. Indien een concurrerend systeem geen medegebruik wenst, maar eigen inzamelingsinstallaties installeert, zijn de voorwaarden niet van toepassing. (302) Bovendien voert ARGEV aan dat zij door de voorwaarden ernstig zou worden benadeeld, aangezien ARGEV geen vergoeding ontvangt voor de voortdurende optimalisering van het inzamelingssysteem, hoewel deze prestaties gedeeltelijk ook ten goede zouden komen aan de concurrent. Voorts wordt aangenomen dat het gedrag van concurrerende systemen in de huishoudelijke sector op het gebied van verpakkingsmateriaal overeenkomt met dat van het ARA-systeem, waarvoor geen empirische basis aanwezig is en wat in strijd is met de ervaringen tot dusver. (303) Doordat voorwaarde b) ARGEV de mogelijkheid geeft om de vergoeding aan de inzamelingspartners op billijke wijze te verminderen, wordt er rekening gehouden met het legitieme belang van ARGEV dat geen aantoonbaar voor derden verrichte diensten van de inzamelingspartners aan ARGEV worden aangerekend. (304) Het is evenwel niet noodzakelijk dat de afvalverwijderaars aan ARGEV eventuele rechtstreeks aan de inzameling toe te schrijven overige kosten vergoeden, zoals is voorzien in de door ARGEV gedane toezegging 3, onder a), (overweging 139). De genoemde overige kosten zijn systeemkosten die ARGEV heeft voor het onderhoud van haar systeem. De inzamelingsondernemingen verrichten als contractpartners van ARGEV bepaalde diensten en ontvangen daarvoor een vergoeding. De overige systeemkosten van ARGEV zijn voor hen niet relevant en maken geen deel uit van de partnerovereenkomst. Bij het toestaan van medegebruik zou een gedeeltelijke afwenteling van de kosten voor de afvalverwijderaars bovendien leiden tot een niet in te calculeren financieel risico. Voor de concurrenten ontstaat daardoor geen ongerechtvaardigd voordeel, aangezien zij eveneens kosten zullen hebben voor de opbouw van een eigen systeem. Voorts zouden concurrenten de mogelijkheid moeten hebben om met de regionale overheden rechtstreeks en zelfstandig overeenkomsten te sluiten, bijvoorbeeld over de betaling van afvaldeskundigen. (305) Voorts is het niet redelijk dat de afvalverwijderaars aan ARGEV bijkomende kosten vergoeden die bij de ondernemingen van het ARA-systeem en/of hun contractpartners ontstaan ten gevolge van het medegebruik (vergelijk toezegging 3, onder b), overweging 139). Dergelijke kosten vallen niet onder de verantwoordelijkheid van de afvalverwijderaars. De overname van deze kosten zou voor de afvalverwijderaars leiden tot een niet in te calculeren financieel risico. (306) Bovendien gaat de Commissie ervan uit dat bij medegebruik geen bijkomende analyse- en sorteerkosten ontstaan. Oostenrijk heeft in zijn standpunt van 15 januari van dit jaar weliswaar verklaard dat de quota aangetoond zouden moeten worden door de inzameling en terugwinning van dat verpakkingafval waarvoor ook wordt deelgenomen aan het systeem. Met name de technische recycleerbaarheid van de verpakking wordt bepaald door de producten die in de verpakkingen hebben gezeten, het formaat van de gebruikte etiketten en de verhouding waarin sprake is van kunststof verpakkingsmateriaal. Derhalve zou een zo exact mogelijke analyse van de inzamelingshoeveelheden in de afzonderlijke containers en vervolgens een opsplitsing van de hoeveelheden noodzakelijk zijn. Dit zou leiden tot duidelijk hogere kosten, die op maximaal 25 % van de totale kosten worden geschat. (307) De VerpackVO bevat echter geen bepaling die het aantonen van de quota verbindt aan de inzameling en terugwinning van uitsluitend de verpakkingen die aan het desbetreffende systeem deelnemen. Krachtens artikel 11 van de VerpackVO moet een inzamelings- en terugwinningssysteem voor transport- en verkoopverpakkingen de inzameling en terugwinning van de verpakkingsmaterialen waarborgen waarvoor overeenkomsten met de producenten van verpakkingen werden gesloten. Verpakkingsmaterialen zijn volgens de juridische omschrijving in artikel 2, lid 6, van de VerpackVO bepaalde materiaalfracties waarvan verpakkingen worden vervaardigd, zoals bijvoorbeeld papier, karton, glas of kunststof. (308) Voorts zou een voorwaarde met betrekking tot medegebruik niet uitvoerbaar zijn als quota slechts zouden worden aangetoond door middel van de daadwerkelijk aan het systeem deelnemende verpakkingen. Dit uitgangspunt kan derhalve geen deel uitmaken van de voorwaarde. In plaats daarvan moet ervan worden uitgegaan dat de ingezamelde hoeveelheden per materiaalfractie op basis van de gelicentieerde hoeveelheden per materiaalfractie(11) proportioneel tussen de systemen worden verdeeld. Bijkomende analyse- en sorteerstappen zijn dan niet noodzakelijk. Vanwege het grote belang van het medegebruik voor het ontstaan van concurrentie dient ook Oostenrijk rekening te houden met deze toepassingswijze van de voorwaarde bij de uitlegging van de VerpackVO en de verstrekking van systeemvergunningen. (309) De mededingingsrechtelijk noodzakelijke toepassing van de voorwaarde leidt niet tot ongerechtvaardigde nadelen voor ARGEV. Er zijn geen aanwijzingen dat medegebruik zou kunnen leiden tot een kwaliteitsverandering van de ingezamelde fracties in hun totaliteit. Het is eerder te verwachten dat systemen die zich een plaats als belangrijkste concurrent in de huishoudelijke sector willen veroveren en derhalve medegebruik wensen, zullen trachten voor het gehele spectrum van de verpakkingen overeenkomsten aan te bieden. Het door ARGEV als voorbeeld genoemde bonussysteem houdt zich voornamelijk bezig met verpakkingen uit het bedrijfsleven en is in de huishoudelijke sector slechts actief bij zeer specifieke inzamelingsplaatsen in de marge van de markt (zie overweging 179). Bovendien maakt ook het ARA-systeem bij de licentieverlening volgens de bestaande tarieven slechts onderscheid naar materiaalfractie en formaat van de verpakking, maar niet naar inhoud of branche. Inbreuk op de rechtspositie van derden (310) ARGEV voert tot slot aan dat de voorwaarden de rechten van de verwijderingspartners zouden beperken, aangezien de van de hoeveelheid afhankelijke vergoedingen ook zouden kunnen worden gekort wanneer de verwijderaars geen andere geïnteresseerde vinden en aangezien de verwijderaars een proportionele vermindering van de vergoeding voor het ter beschikking stellen van de containers zouden moeten accepteren. Dit laatste zou weliswaar in principe legitiem zijn, maar de verwijderingspartners zouden tenminste een mogelijkheid moeten hebben om hun standpunt kenbaar te maken. (311) Voorwaarde b) heeft betrekking op alle verwijderaars, opdat - voorzover een medegebruik gewenst is - voor de verwijderaars een stimulans ontstaat om met concurrerende systemen contracten te sluiten. Indien een verwijderaar besloten heeft om medegebruik toe te staan, vormen de voorwaarden geen zwaardere belasting voor hem dan de in toezegging 3 omschreven voorwaarden (zie toezegging 3, onder a) en b), overweging 139). (312) De verwijderingspartners werd voor vaststelling van de beschikking de gelegenheid gegeven hun standpunt kenbaar te maken. Het Verband Österreichischer Entsorgungsbetriebe (VÖEB) heeft in een standpunt namens het merendeel van de inzamelings- en sorteerpartners verklaard dat de organisatie positief stond tegenover medegebruik. Zij is evenwel van mening dat verplichting b) voor de afvalverwijderaars administratieve belasting meebrengt en kan leiden tot een korting op de vergoeding voor de afvalverwijderaars die geen overeenkomsten met de exploitanten van alternatieve systemen hebben gesloten. (313) Zoals in overweging 298 is uiteengezet, zullen concurrerende systemen de afvalverwijderaar de licentiehoeveelheid meedelen die deze dan weer aan ARGEV meedeelt. Dit brengt voor de afvalverwijderaars geen onevenredige inspanning mee. Het is echter ook denkbaar dat zowel ARGEV als de afvalverwijderaars de licentiehoeveelheden aan een onafhankelijke instantie melden, die het licentiepercentage vaststelt. Tot een korting van de vergoeding komt het enkel voorzover het concurrerende systeem in het betrokken inzamelingsgebied medegebruik nastreeft en dan nog pas enkel vanaf het tijdstip dat het systeem is erkend (overweging 301). (314) Voorts wijst VÖEB er op dat de inzamelings- en sorteerinfrastructuur ten dele door de gemeenten ter beschikking worden gesteld. Volgens VÖEB is dat voor alle voor de inzameling en het sorteren noodzakelijke infrastructuur medegebruik door het concurrerende systeem plaatsvindt, ongeacht wie deze infrastructuur ter beschikking stelt. De verdeling van de hoeveelheden kan pas na het sorteren plaatsvinden. (315) De verplichtingen hebben betrekking op de verhouding tussen ARGEV en de inzamelings- en sorteerpartners. Een concurrerend systeem moet binnen het gebied waarvoor het verantwoordelijk is, de voorwaarden voor medegebruik scheppen. Een verdeling van de hoeveelheden na het sorteren lijkt met name dan zinvol wanneer binnen de materiaalfractie een verdere opsplitsing volgens soort verpakking plaatsvindt en deze opsplitsing pas na het sorteren plaatsvindt (zie overweging 308). 1.2. Overeenkomst tussen ARGEV en de sorteerpartners Voorwaarden voor vrijstelling (316) De exclusiviteitsverbintenis in de overeenkomst met de sorteerpartners voldoet om de genoemde redenen eveneens aan de voorwaarden voor vrijstelling, met inachtneming van de met de vrijstelling verbonden voorwaarde. De sorteerpartners moeten aanzienlijke investeringen plegen voor de opbouw en uitbreiding van een sorteerinfrastructuur voor lichte verpakkingen. De scheiding van de lichte verpakkingen naar materiaalfracties vereist technisch veeleisende procédés. De voor de opbouw en uitbreiding noodzakelijke investeringen zijn slechts beperkt te gebruiken voor andere sorteerprocessen. Voorwaarde (317) ARGEV heeft weliswaar verklaard dat zij de afvalverwijderaars niet belet om de sorteerinstallaties aan concurrerende systemen ter beschikking te stellen, maar wil aan het medegebruik aanzienlijke beperkingen verbinden (zie toezegging 3, overweging 139). Gezien het grote belang van een ongehinderde toegang tot de sorteerinstallaties voor de ontwikkeling van de concurrentie, acht de Commissie het noodzakelijk aan de onderhavige beschikking de voorwaarde te verbinden dat ARGEV de verwijderaars niet belet om met concurrenten van het ARA-systeem overeenkomsten te sluiten en na te komen over het medegebruik van installaties voor het sorteren van gebruikte verkoopverpakkingen. In dit verband moet hoofdzakelijk worden verwezen naar hetgeen zo-even is betoogd met betrekking tot de overeenkomsten van ARGEV met de inzamelingspartners. Ook hier beoogt de voorwaarde te waarborgen dat de verwachte mededingingseffecten daadwerkelijk optreden, dat concurrentie tussen afnemers op deze markt daadwerkelijk mogelijk wordt en dat bijgevolg wordt voldaan aan de voorwaarden voor een vrijstelling krachtens artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag. (318) De concurrenten van het ARA-systeem zijn met name bij de start van hun activiteiten aangewezen op het medegebruik van de sorteerinstallaties om aan hun sorteer- en terugwinningsverplichtingen te kunnen voldoen. De opbouw van nieuwe sorteerinstallaties zou hoge investeringen vergen, die voor hen niet onaanzienlijke belemmeringen zouden vormen voor toetreding tot de markt. Dit zou ten minste leiden tot een aanzienlijke vertraging van de invoering van concurrentie op de markt voor afvalverwijderingsdiensten. Voorts wordt de sorteerpartners van ARA, doordat zij hun diensten ook kunnen aanbieden aan concurrenten van het ARA-systeem, de mogelijkheid geboden om te profiteren van schaal- en toepassingsvoordelen die bestaan op de markt voor de sortering van bij de particuliere eindverbruiker ingezamelde verkoopverpakkingen. 2. Markt voor de inzameling en sortering van bedrijfsverpakkingen 2.1. Inzamelingspartnerovereenkomst tussen ARGEV en de inzamelingspartners (319) Aangezien de exclusiviteitsverbintenis ten gunste van de inzamelingspartners in de overeenkomst met de inzamelingspartners ook voor de inzameling van bedrijfsverpakkingen onder artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag valt, moet worden getoetst of de bepaling voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag. Verbetering van de productie of van de verdeling der producten of verbetering van de technische of economische vooruitgang (320) ARA stelt ook voor het bedrijfsleven in geheel Oostenrijk een inzamelings- en terugwinningssysteem voor verpakkingen ter beschikking, dat zich richt naar de VerpackVO en de wet op het afvalbeheer, die Richtlijn 94/62/EG omzetten. De richtlijn geldt zowel voor huishoudverpakkingen als voor bedrijfsverpakkingen. De regelmatige inzameling per soort materiaal van gebruikte verpakkingen in het bedrijfsleven heeft derhalve de rechtstreekse uitvoering van de milieuvereisten ten doel. (321) Evenals in de huishoudelijke sector stelt de onderzochte exclusiviteitsverbintenis de contractpartijen in staat de verrichting van hun diensten op lange termijn te plannen en te organiseren. De uitbreiding van de inzamelingslogistiek op het gebied van de inzameling van bedrijfsverpakkingen en -afval vergt niet onaanzienlijke investeringen. Een zekere periode voor de amortisatie is noodzakelijk als stimulans voor deze investeringen. Hoewel voor de bedrijfsverpakkingen de netwerkeffecten minder groot zijn dan bij in huishoudens ingezamelde verpakkingen, kunnen door het contracteren van slechts één afvalverwijderaar in de contractperiode aanzienlijke schaal- en toepassingsvoordelen worden gerealiseerd, wat leidt tot grotere efficiëntie. Voor het ARA-systeem, dat de diensten afneemt, is het gezien de van de verpakkingsproducenten overgenomen verplichtingen uit de VerpackVO belangrijk dat een zekere planningszekerheid met het oog op een regelmatige en betrouwbare behoeftebevrediging wordt gegarandeerd. De planningszekerheid waarborgt aldus voor alle betrokkenen een betrouwbare nakoming van hun uit de VerpackVO voortvloeiende verplichtingen. (322) Gezien het bovenstaande komt de Commissie tot de conclusie dat de exclusiviteitsverbintenis ten gunste van de inzamelingspartners in de dienstverleningsovereenkomsten bijdraagt tot een verbetering van de productie en een verbetering van de technische of economische vooruitgang. Voordelen voor de verbruiker (323) Het doel van de overeenkomst met de inzamelingspartners is de praktische uitvoering van een zich over het gehele gebied uitstrekkende, per materiaal gescheiden inzameling van de bij het ARA-systeem aangesloten verkoopverpakkingen, ook voor de sector grote bedrijven en industrie. (324) Verbruikers in de zin van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag zijn niet alleen eindverbruikers als consumenten van de aangeboden diensten, maar alle directe of indirecte afnemers van de in aanmerking komende producten of diensten, dus ook de ondernemingen in de sector grote bedrijven en industrie. Voor hen levert de inzamelingspartnerovereenkomst een voordeel op, omdat zodoende van de verpakkingen die bij hen achterblijven, de regelmatige en verordeningconforme verwijdering gegarandeerd wordt. (325) De Commissie komt derhalve tot de conclusie dat de overeenkomst met de inzamelingspartners de verbruiker op billijke wijze in de zin van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag ten goede komt. Noodzakelijkheid van de beperking (326) Bij de toetsing van de in de overeenkomst met de inzamelingspartners opgenomen exclusiviteitsverbintenis is de Commissie ook voor het bedrijfsleven uitgegaan van de nieuwe looptijd van de overeenkomsten, zoals geformuleerd in overweging 139 beschreven toezegging 4, inclusief de aanbesteding na een contractperiode van maximaal vijf jaar, en concludeert zij dat deze als noodzakelijk moet worden beschouwd. (327) De beoordeling van de noodzakelijkheid van de exclusiviteitsbepaling is afhankelijk van de economische en juridische voorwaarden op grond waarvan de onderzochte overeenkomst werd gesloten. Voor de beoordeling van de noodzakelijkheid van de exclusiviteit is de plannings- en investeringszekerheid voor de in het kader van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst met de inzamelingspartners noodzakelijke investeringen van doorslaggevend belang. Voor het bedrijfsleven moeten regionale ontvangstpunten en een ophaalsysteem worden ingericht en moet de logistiek van de transporten worden afgestemd. De inzamelingspartner is er derhalve op aangewezen dat hij zijn investeringen en activiteiten voor een bepaalde periode kan plannen. Evenzeer geldt ook voor de inzameling van bedrijfsverpakkingen dat het vanuit het standpunt van ARA voor de duurzame en betrouwbare garantie dat de voor het succes van het systeem noodzakelijke afvalverwijdering zal plaatsvinden, noodzakelijk is dat slechts één afvalverwijderaar per contractgebied voor het ARA-systeem tijdens de contractduur met de inzameling wordt belast. Voor het bedrijfsleven zijn weliswaar enerzijds de voor de opbouw en uitbreiding van de infrastructuur noodzakelijke investeringen minder omvangrijk dan in de huishoudelijke sector, maar anderzijds is de uit de exclusiviteitsverbintenis voortvloeiende beperking van de mededinging minder groot vanwege de beperkte macht van ARGEV als afnemer. Een exclusiviteitsverbintenis bij een looptijd van ten minste drie jaar en ten hoogste vijf jaar wordt derhalve ook door het bedrijfsleven als noodzakelijk beschouwd. Ook hiervoor geldt dat dit niet meer het geval is na een contractperiode van vijf jaar, om welke reden vanaf dit moment het opnieuw aanbesteden van de overeenkomsten in de zin van de toezegging gerechtvaardigd is en voor een vrijstelling van het kartelverbod krachtens artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag ook vereist is. De mededinging wordt niet uitgeschakeld (328) Ook met inachtneming van de marktpositie van ARGEV op de betrokken markten leidt de in de overeenkomst met de inzamelingspartners opgenomen exclusiviteitsverbintenis er niet toe dat de concurrentie op de markt voor de inzameling en sortering van huishoudverpakkingen wordt uitgeschakeld. (329) De door ARGEV uitgesloten aanbieders van inzamelingsdiensten kunnen hun verwijderingswerkzaamheden zowel aan andere inzamelings- en terugwinningssystemen voor het bedrijfsleven als aan verwijderingssystemen in eigen beheer en bedrijven met een groot afvalvolume aanbieden. (330) Ook moet er in het bedrijfsleven rekening mee worden gehouden dat het de verwijderaars toegestaan is in hun inzamelingscontainers bij concurrenten van het ARA-systeem gelicentieerde verpakkingen in te zamelen en dat anders dan in de huishoudelijke sector hier al een gezamenlijke inzameling plaatsvindt. (331) Wel dient nog getoetst te worden welke gevolgen de koppeling van de inzamelingsdienstverlening voor bedrijfsverpakkingen met de inzameling van verpakkingen in de huishoudelijke sector op de mededinging heeft. Onder deze omstandigheden kan een onderneming slechts als inzamelingspartner voor ARGEV in het bedrijfsleven actief worden, als zij in staat is ook de vereiste investeringen voor de opbouw van de inzamelingsinfrastructuur voor de huishoudelijke sector te plegen. Ook de eis tot beschikbaarstelling van een infrastructuur voor de huishoudelijke sector om als inzamelingspartner van ARGEV in het bedrijfsleven actief te worden, leidt echter niet tot een uitschakeling van de mededinging op de markt voor bedrijfsverpakkingen en overig bedrijfsafval. De verwijderingsondernemingen die niet in staat zijn eveneens een adequate infrastructuur voor de huishoudelijke inzameling op te bouwen, kunnen, zoals gezegd, hun inzamelingsdiensten aanbieden aan andere inzamelings- en terugwinningssystemen, waarvoor de opbouw van een inzamelingsinfrastructuur voor de huishoudelijke sector niet vereist is, alsmede aan verwijderingssystemen in eigen beheer en bedrijven met een groot afvalvolume. (332) Ook dient er rekening mee te worden gehouden dat het ARA-systeem de afvalverwijdering gescheiden naar verschillende materiaalfracties heeft aanbesteed, zodat de aanbieders het aanbod van hun diensten tot bepaalde materiaalfracties kunnen beperken. In het bedrijfsleven geldt dit met name voor verpakkingen van de lichte fractie enerzijds en papier en karton anderzijds. (333) De overige mededinging wordt door de exclusiviteitsverbintenis op de gemeenschappelijke markt voor de inzameling van lichte verpakkingen en PPK-verpakkingen derhalve niet uitgeschakeld. (334) Aan de voorwaarden voor vrijstelling krachtens artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag wordt derhalve bij een looptijd van drie tot vijf jaar voldaan. 2.2. Sorteerpartnerovereenkomst tussen ARGEV en de sorteerpartners (335) Om de bovengenoemde redenen voldoet de exclusiviteitsverbintenis in de overeenkomst met de sorteerpartners in het licht van de mededingingsvoorwaarden op de markt voor de sortering van bedrijfsafval eveneens aan de voorwaarden voor vrijstelling. 2.3. Overeenkomst tussen ARO en de inzamelingspartners (336) De exclusiviteitsverbintenis in de overeenkomst tussen ARO en de inzamelingspartners garandeert de betrokken verwijderingsondernemingen een zekere plannings- en investeringszekerheid en bijgevolg alle betrokkenen ook een regelmatige betrouwbare nakoming van hun verplichtingen die voortvloeien uit de VerpackVO. Daarbij moet een looptijd van drie tot vijf jaar gezien het belang van de beperking van de mededinging door de onderhavige exclusiviteitsverbintenis als noodzakelijk worden beschouwd. De mededinging wordt op de betrokken markt om de bovengenoemde redenen (overweging 329 tot en met 332) niet uitgeschakeld. Derhalve wordt aan de voorwaarden voor een vrijstelling krachtens artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag bij een contractduur van maximaal vijf jaar voldaan. XI. TERUGWERKENDE KRACHT, DUUR VAN DE VRIJSTELLING, VOORWAARDEN (337) De overeenkomsten van ARGEV en ARO met de inzamelings- en sorteerpartners werden op 30 juni 1994 aangemeld bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en overeenkomstig artikel 172, lid 3, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden naar de Commissie verwezen. Op 28 augustus 2001 werd die nieuwe versie van de overeenkomsten met de inzamelings- en sorteerpartners bij de Commissie aangemeld. De Commissie doet opmerken dat de overeenkomsten met de inzamelings- en sorteerpartners sinds het tijdstip van hun aanmelding voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag. (338) Vrijstellingen moeten volgens artikel 8, lid 1, van Verordening nr. 17 voor een bepaalde termijn worden verleend en er kunnen voorwaarden en verplichtingen aan worden verbonden. Krachtens artikel 6 van die verordening kan de datum met ingang waarvan een dergelijke beschikking in werking treedt, niet vroeger zijn dan de datum waarop de aanmelding overeenkomstig de voorwaarden voor de toepassing van artikel 81, leden 1 en 3, van het EG-Verdrag werd verricht. De vrijstelling zal gelden vanaf het van kracht worden van de thans geldende overeenkomsten van ARGEV en ARO met de inzamelingspartners tot 31 december 2006, teneinde ARA, ARGEV, ARO en de afvalverwijderaars in het kader van de communautaire mededingingsregels voldoende rechtszekerheid te geven om hun investeringen te beschermen. (339) Teneinde de toegang van derden tot de afvalverwijderingsinstallaties van de inzamelings- en sorteerpartners van ARGEV en ARO te waarborgen en om uitschakeling van de mededinging op de relevante markten te voorkomen, moeten aan ARGEV de bovengenoemde verplichtingen worden opgelegd. Deze verplichtingen zijn noodzakelijk om te voorkomen dat de mededinging op de relevante markten wordt uitgeschakeld. Deze verplichtingen blijven tijdens de gehele duur van de ontheffing van kracht. Overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening nr. 17 kan de Commissie de onderhavige beschikking intrekken indien de partijen niet aan de verplichtingen voldoen. (340) Deze beschikking laat de toepassing van artikel 82 van het EG-Verdrag onverlet. (341) Deze beschikking laat voorts ook aanhangige of toekomstige procedures van de Commissie tegen de VerpackVO of andere nationale voorschriften onverlet, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 De Commissie stelt op grond van de informatie waarover zij thans beschikt, en rekening houdend met de toezeggingen van Altstoffrecycling Austria AG (ARA), van ARGEV Verpackungsverwertungs-Ges.m.b.H. (ARGEV) en van Altpapier-Recycling Organisationsgesellschaft m.b.H. (ARO), vast dat er voor haar overeenkomstig artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en van artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst geen redenen zijn om op te treden tegen de dispensatie- en licentieovereenkomsten tussen ARA en de ingevolge de Oostenrijkse Verpackungsverordnung verplichte ondernemingen, tegen de afvalverwijderingsovereenkomst tussen ARA en de BRG's, tegen de afvalververwijderings- of samenwerkingsovereenkomst tussen ARGEV en de BRG's, noch tegen de overeenkomst tussen ARO en de regionale overheden. Artikel 2 De bepalingen van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en van artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst worden overeenkomstig artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst buiten toepassing verklaard voor individuele inzamelings- en sorteerovereenkomsten van ARGEV en ARO met hun respectieve regionale verwijderingspartners, die een exclusiviteitsbepaling bevatten met een looptijd tot uiterlijk 31 december 2006. Deze vrijstelling geldt voor het tijdvak van 30 juni 1994 tot en met 31 december 2006. Artikel 3 Aan de in artikel 2 bedoelde ontheffing worden de volgende voorwaarden verbonden: a) ARGEV belet de afvalverwijderaars niet om met concurrenten van het ARA-systeem overeenkomsten te sluiten en na te komen inzake het medegebruik van containers of andere installaties voor het inzamelen en sorteren van gebruikte, door huishoudens gegenereerde verkoopverpakkingen; b) ARGEV mag van de afvalverwijderaars slechts het bewijs eisen voor de verpakkingshoeveelheden die overeenkomen met het aandeel van het ARA-systeem in de totale hoeveelheid verpakkingen van bepaalde materiaalfracties waarvoor in de huishoudelijke sector door systemen een licentie is verstrekt. In dit geval kan ARGEV de vergoeding krachtens paragraaf 3.1.1 van de overeenkomst met de inzamelingspartners verminderen volgens de in alinea 1, onder b), van die paragraaf genoemde verhouding. Voor de vergoedingen krachtens de paragrafen 3.1.2 en 3.1.3 van de overeenkomst met de inzamelingspartners zijn de tegenover ARGEV aangetoonde hoeveelheden beslissend. Deze voorwaarde heeft betrekking op alle afvalverwijderaars met wie ARGEV een inzamelingspartnerovereenkomst heeft gesloten. Artikel 4 Deze beschikking is gericht tot de volgende ondernemingen: Altstoffrecycling Austria AG Mariahilfer Straße 123 A - 1062 Wien ARGEV Verpackungsverwertungs-GmbH Lindengasse 43/12 A - 1071 Wien Altpapier-Recycling Organisationsgesellschaft mbH Gumpendorfer Straße 6 A - 1061 Wien. Gedaan te Brussel, 16 oktober 2003. Voor de Commissie Mario Monti Lid van de Commissie (1) PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62. (2) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. (3) PB C 252 van 19.10.2002, blz. 2. (4) PB C 64 van 12.3.2004. (5) BGBl. nr. 648/1996. (6) BGBl. nr. 102/2002. (7) PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10. (8) BGBl. nr. 645/1992. (9) Zie de bijlage, blz. 4 en 5. (10) Vgl. Beschikking 2001/463/EG van de Commissie van 20 april 2001 in de zaak COMP/D3/34493 - DSD e.a., (PB L 319 van 4.12.2001, blz. 1), overweging 171. (11) Een verdere onderverdeling naar bepaalde verpakkingstypen binnen een materiaalfractie zou denkbaar zijn, indien deze bij de licentieverlening alsmede inzameling en/of sortering apart behandeld worden.