Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003D0300

    2003/300/EG: Beschikking van de Commissie van 8 oktober 2002 in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/C2/38.014 — IFPI "Simulcasting") (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 3639)

    PB L 107 van 30.4.2003, p. 58–84 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2003/300/oj

    32003D0300

    2003/300/EG: Beschikking van de Commissie van 8 oktober 2002 in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/C2/38.014 — IFPI "Simulcasting") (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 3639)

    Publicatieblad Nr. L 107 van 30/04/2003 blz. 0058 - 0084


    Beschikking van de Commissie

    van 8 oktober 2002

    in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst

    (Zaak COMP/C2/38.014 - IFPI "Simulcasting")

    (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 3639)

    (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2003/300/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,

    Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag(1), als laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2003(2), en met name op artikel 2,

    Gelet op het verzoek om een negatieve verklaring overeenkomstig artikel 2 van Verordening nr. 17, en op de aanmelding overeenkomstig artikel 4, lid 1, van voormelde Verordening die op 16 november 2000 werden ingeschreven, en als gewijzigd op 21 juni 2001 en 22 mei 2002 overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 3385/94 van de Commissie van 21 december 1994 betreffende vorm, inhoud en overige bijzonderheden van verzoeken en aanmeldingen uit hoofde van Verordening nr. 17 van de Raad(3),

    Gelet op de samenvatting van de aanmelding die overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 is bekendgemaakt(4),

    Gelet op het eindverslag van de raadadviseur-auditeur in deze zaak(5),

    Na raadpleging van het Adviescomité inzake mededingingsregelingen en economische machtsposities,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. INLEIDING

    (1) Op 16 november 2000 verzocht de International Federation of the Phonographic Industry (hierna "IFPI" te noemen) de Commissie overeenkomstig artikel 2, en artikel 4, lid 2, van Verordening nr. 17 om een negatieve verklaring, subsidiair een ontheffing op grond van artikel 81, lid 3, van het Verdrag, ten aanzien van een model-wederkederigheidscontract (hierna "de wederkerigheidsovereenkomst" te noemen) tussen auteursrechtenbeheersmaatschappijen voor platenproducenten met het oog op de verlening van licenties voor "simulcasting" (simultaneous broadcasting).

    (2) Simulcasting is - volgens de definitie van de aanmeldende partijen - de gelijktijdige uitzending door radio- en televisiestations via internet van geluidsopnamen vervat in hun uitzending van radio- en/of televisiesignalen(6). De wederkerigheidsovereenkomst is bedoeld om de toekenning te faciliëren van internationale licenties aan radio- en televisieomroeporganisaties die actief willen worden op het gebied van simulcasting.

    (3) Op 21 juni 2001 diende de IFPI een aangepaste versie van de wederkerigheidsovereenkomst in. Als gevolg van deze aanpassing kunnen de simulcasters die in de Europese Economische Ruimte (hierna "EER" te noemen) gevestigd zijn, een "multiterritoriale" licentie aanvragen bij en krijgen van een van de in de EER gevestigde auteursrechtenbeheersmaatschappijen (hierna "auteursrechtenorganisaties" te noemen) die partij zijn bij de wederkerigheidsovereenkomst voor simulcasting naar het grondgebied van de partijen bij de overeenkomst.

    (4) Op 22 mei 2002 melde de IFPI een tweede aanpassing van de wederkerigheidsovereenkomst aan, waardoor de overeenkomst tussen de partijen werd verlengd tot 31 december 2004. De tweede aanpassing houdt ook in dat de partijen een mechanisme introduceren waardoor de auteursrechtenorganisaties in de EER die partij zijn, duidelijk zullen aangeven welk deel van het tarief voor simulcasters die een "multiterritoriale en multirepertoire" licentie ontvangen, overeenstemt met de beheersvergoeding welke de gebruiker aan wordt gerekend.

    (5) De IFPI deed aanmelding namens een aantal auteursrechtenorganisaties die de rechten beheren van de aangesloten platenmaatschappijen voor uitzending en openbare uitvoering.

    B. DE PARTIJEN

    IFPI

    (6) De IFPI is een internationale brancheorganisatie naar Zwitsers recht, die voornamelijk vanuit Londen wordt bestuurd en wier leden een groot aantal platen- en muziekvideoproducenten omvatten. Deze producenten zijn op hun beurt aangesloten bij nationale auteursrechtenorganisaties die in hun naam de rechten beheren waarvan dezen de rechtmatige houder zijn. Deze rechten worden meestal aan het auteursrecht verwante of naburige rechten genoemd.

    (7) De IFPI deed de aanmelding namens de auteursrechtenorganisaties van de platenproducenten die partij zijn bij de overeenkomst, maar is zelf geen partij bij de overeenkomst, aangezien de organisatie niet gemachtigd is om inkomsten in te vorderen namens haar leden. De IFPI hielp, als de internationale vertegenwoordiger van de bij haar aangesloten platenproducenten, de auteursrechtenorganisaties bij de uitwerking van de regelingen die het voorwerp van de aanmelding vormen.

    De auteursrechtenorganisaties

    (8) De partijen bij de laatstelijk op 22 mei 2002 aangemelde wederkerigheidsovereenkomst zijn de volgende auteursrechtenorganisaties van platenproducenten: Wahrnehmung von Leistungsschutzrechten GesmbH (LSG) uit Oostenrijk; Muziekindustrie Maatschappij (SIMIM) uit België; Gramex uit Denemarken; Gramex uit Finland; Gesellschaft zur Verwertung von Leistungsschutzrechten mbH (GVL) uit Duitsland; Grammo uit Griekenland; Samband Flitjenda og Hljomplötuframleidanda (SFH/IFPI) uit IJsland; Società Consortile Fonografici Per Azioni (SCF Scpa) uit Italië; Phonographic Performance Ireland (PPI) uit Ierland; Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (SENA) uit Nederland; Gramo uit Noorwegen; Associação Fonográfica Portuguesa (AFP) uit Portugal; IFPI Svenska Gruppen uit Zweden; IFPI Schweiz uit Zwitserland; Phonographic Performance Limited (PPL) uit het Verenigd Koninkrijk; Intergram uit de Tsjechische Republiek; Eesti Fonogrammitootjate Ühing (EFU) uit Estland; Zwiazek Producentów Audio Video (ZPAV) uit Polen; Phonographic Performance Ltd South East Asia uit Hongkong; Phonographic Performance Limited (PPL) uit India; Public Performance Malaysia Sdn Bhd (PPM) uit Maleisië; Recording Industry Performance Singapore Pte Ltd (RIPS) uit Singapore; The Association of Recording Copyright Owners (ARCO) uit Taiwan; Phonorights Ltd uit Thailand; Cámara Argentina de Productores de Fonopgramas y Videograma (CAPIF) uit Argentinië; Sociedad Mexicana de Productores de Fonogramas, Videogramas y Multimedia SGC (Somexfon SGC), uit Mexico; Unión Peruana de Productores Fonográficos (Unimpro) uit Peru; Cámara Uruguaya del Disco (CUD) uit Uruguay, en Recording Industry Association New Zealand (RIANZ) uit Nieuw-Zeeland.

    (9) De belangrijkste functie van deze auteursrechtenorganisaties is het beheer van de naburige rechten van de bij hen aangesloten platenfabrikanten, ten aanzien van uitzending en openbare uitvoering. Dit omvat onder meer het toekennen aan gebruikers van licenties voor rechten op de geluidsopnamen van hun aangeslotenen, het vaststellen van tarieven voor dat gebruik, het invorderen en verdelen van de royalty's, toezicht op het gebruik van het auteursrechtelijk beschermde materiaal en het doen naleven van de rechten van hun leden.

    (10) Het door auteursrechtenorganisaties aangeboden stelsel voor collectief beheer stelt rechthebbenden in staat hun rechten ten aanzien van uiteenlopende gebruikers commercieel te exploiteren, zelfs in omstandigheden waarin het voor gebruikers moeilijk is een individuele vergunning te verkrijgen. Voor grootschalige gebruikers van muziekwerken zou het in de meeste gevallen moeilijk doenbaar zijn van iedere rechthebbende afzonderlijk een individuele vergunning te krijgen. Voorts is het vaak moeilijk om alle desbetreffende toestemmingen te krijgen voor een bepaald werk, omdat moet worden uitgezocht welke de rechten van de verschillende mederechthebbenden zijn. Auteursrechtenorganisaties bieden gebruikers een one-stop shop dienstverlening aan voor de overdracht van bepaalde rechten, traditioneel op nationale basis.

    C. HET REGELGEVINGSKADER

    (11) De internationale bescherming van de rechten van fonogrammenproducenten is gebaseerd op het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties, tot stand gekomen te Rome op 26 oktober 1961 (hierna "het Verdrag van Rome" te noemen), op de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS-overeenkomst) van 15 april 1994(7), en op het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (hierna "WIPO" te noemen) inzake uitvoeringen en fonogrammen, dat op 29 december 1996 werd aangenomen door de diplomatieke conferentie over bepaalde vraagstukken op het gebied van auteursrecht en naburige rechten(8). In deze internationale verdragen worden de volgende rechten van fonogrammenproducenten erkend: het recht van reproductie(9), alsmede het recht van verspreiding, verhuring en het voor het publiek beschikbaar stellen van hun fonogrammen, die op zodanige wijze per draad of langs draadloze weg beschikbaar worden gesteld dat deze voor leden van het publiek toegankelijk zijn vanaf een door hen gekozen plaats en op een door hen gekozen tijdstip(10). De Conventie van Rome voorziet ook in het recht op vergoeding voor het tweede of secundaire gebruik van fonogrammen, wanneer een voor handelsdoeleinden uitgegeven fonogram rechtstreeks wordt gebruikt voor uitzending of voor enigerlei mededeling aan het publiek.

    (12) Op communautair niveau wordt de bescherming van het auteursrecht en van naburige rechten geregeld in een aantal richtlijnen(11). Verplicht collectief beheer van auteursrechten en naburige rechten werd voor doorgifte via de kabel erkend door de communautaire regelgeving, met name door Richtlijn 93/83/EEG, waarin een auteursrechtenorganisatie omschreven is als "een organisatie die auteursrechten of naburige rechten als enig doel of als een van haar voornaamste doelstellingen waarneemt of administreert"(12). In artikel 13 van diezelfde richtlijn wordt de regeling van de activiteiten van auteursrechtenorganisaties uitdrukkelijk overgelaten aan de lidstaten op nationaal niveau. In artikel 8, lid 2, van Richtlijn 92/100/EEG wordt voorzien in het recht van fonogrammenproducenten (alsmede van uitvoerende kunstenaars) om een billijke vergoeding uitgekeerd te krijgen, wanneer een fonogram wordt gebruikt voor uitzending of voor enigerlei mededeling aan het publiek.

    (13) Wat betreft de toepassing van het communautaire mededingingsrecht op auteursrechtenorganisaties, kwamen bij het optreden van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en van de Commissie tot dusver drie grote thema's aan bod: de verhouding tussen auteursrechtenorganisaties en gebruikers, de verhouding tussen auteursrechtenorganisaties en hun aangeslotenen, en ten slotte de wederkerigheidsverhouding tussen verschillende auteursrechtenorganisaties. De onderhavige zaak betreft rechtstreeks de wederkerigheidsverhouding tussen auteursrechtenorganisaties, en indirect de verhouding tussen auteursrechtenorganisaties en gebruikers. In het specifieke kader van licenties op auteursrechten in fysieke locaties zoals discotheken heeft het Hof van Justitie deze vraagstukken behandeld in de zaken-Ministère Public/Tournier(13) en Lucazeau/Sacem(14).

    D. DE AANGEMELDE OVEREENKOMST

    Toepassingsbereik

    (14) Dankzij de digitale technologie en het worldwide web kunnen omroeporganisaties, die van oudsher op nationale of regionale basis met beperkte territoriale licenties hun activiteiten verrichten, thans de geluidsopnamen die door de auteursrechtenorganisaties worden beheerd, wereldwijd exploiteren door hun programma's te "simulcasten" via het wereldwijde digitale netwerk van internet. Volgens de partijen is de wederkerigheidsovereenkomst bedoeld om het verlenen van een multiterritoriale licentie voor dit simulcasten te faciliëren.

    (15) Doordat het verlenen van licenties tot dusver met territoriale beperkingen plaatsvond, is elke auteursrechtenorganisatie enkel in haar eigen grondgebied actief geweest. Daardoor zijn de licenties die maatschappijen van oudsher aan gebruikers verlenen met het oog op exploitatie van geluidsopnamen, beperkt tot hun individuele nationale grondgebied. Bijgevolg valt het recht om op internet te simulcasten - aangezien daarmee noodzakelijkerwijs de gelijktijdige transmissie van signalen naar verschillende gebieden gepaard gaat - niet onder de bestaande licenties voor één grondgebied ("monoterritoriale licenties") die auteursrechtenorganisaties toekennen aan omroeporganisaties waar de simulcast de repertoires van meerdere auteursrechtenorganisaties omvat. Volgens de partijen is de wederkerigheidsovereenkomst dan ook bedoeld voor het faciliëren van de uitbouw van een nieuwe categorie licenties, die terzelfder tijd meerdere repertoires en meerdere gebieden omvatten ("multirepertoire en multiterritoriaal").

    (16) Een ander gevolg van het feit dat de licentieverlening traditioneel met territoriale beperkingen plaatsvond, is het feit dat bestaande overeenkomsten inzake wederzijdse vertegenwoordiging ("wederkerigheidsovereenkomsten") tussen auteursrechtenorganisaties niet voorzien in de mogelijkheid dat een organisatie aan een gebruiker een multiterritoriale licentie verleent die, naast haar eigen repertoire, ook dat van een vertegenwoordigde zusterorganisatie omvat ("multirepertoire licentie"). De bestaande vertegenwoordigingsovereenkomsten bieden een auteursrechtenorganisatie de mogelijkheid een gebruiker enkel voor haar eigen nationale grondgebied een licentie te verlenen, die ook het repertoire omvat van een vertegenwoordigde zusterorganisatie. Dit betekent dat de bestaande overeenkomsten tussen auteursrechtenorganisaties het verlenen van zowel mono- als multirepertoire licenties mogelijk maken, maar dat multirepertoire licenties wel steeds één grondgebied moeten betreffen. Aangezien het model dat van toepassing is op licentieverlening voor internet simulcasting, wordt bepaald door de "land-van-bestemming"-regel, is een multiterritoriale machtiging tussen auteursrechtenorganisaties vereist om een auteursrechtenorganisatie in staat te stellen zowel multiterritoriale als multirepertoire licenties toe kennen. Daarom valt het recht voor licenties om via internet te simulcasten niet onder de huidige multiterritoriale machtigingen tussen auteursrechtenorganisaties die voortvloeien uit de bestaande wederkerigheidsovereenkomsten, omdat simulcasting noodzakelijkerwijs de transmissie van signalen naar verschillende gebieden terzelfder tijd vereist.

    (17) Met de aangemelde wederkerigheidsovereenkomst wordt de totstandbrenging beoogd van een kader om het doeltreffende beheer en de doeltreffende bescherming van de rechten van producenten te garanderen in het licht van de wereldwijde internetexploitatie. Dit beantwoordt aan de nieuwe mogelijkheden die digitale technologie biedt, met name de mogelijkheid om vanop afstand toezicht te houden op de exploitatie van auteursrechten. Een en ander is zo ontworpen dat auteursrechtenorganisaties one-stop shop licenties verlenen die alle gebieden dekken waarvoor de lokale auteursrechtenorganisaties van de producenten partij zijn bij de wederkerigheidsovereenkomst. Zodoende beschikken simulcasters over een eenvoudig alternatief voor het verkrijgen van een licentie van de lokale organisatie in ieder land waar men toegang heeft tot hun internetuitzendingen, ook al blijft deze laatste aanpak voor hen nog steeds beschikbaar.

    (18) De bedoeling is dat de wederkerigheidsovereenkomst gedurende een proefperiode van kracht is, na welke periode aard, toepassingsgebied en werking ervan opnieuw zullen worden bezien. De aangepaste versie van de overeenkomst loopt af per 31 december 2004.

    Inhoud

    (19) In de wederkerigheidsovereenkomst is bepaald dat iedere deelnemende auteursrechtenorganisatie het recht heeft (wat het repertoire van haar leden betreft) toestemming te geven voor simulcasting, of op haar grondgebied een billijke vergoeding te vragen (in voorkomend geval) op niet-exclusieve basis. Elke partij bij de wederkerigheidsovereenkomst zal individueel en afzonderlijk met iedere andere partij een bilaterale overeenkomst aangaan, voor de formulering waarvan het model van de wederkerigheidsovereenkomst wordt gevolgd.

    (20) Meer in het bijzonder zal de wederkerigheidsovereenkomst elk van de deelnemende auteursrechtenorganisaties in staat stellen om:

    a) waar het een exclusief recht betreft, hetzij in eigen naam, hetzij namens de betrokken rechthebbende, toestemming te geven voor simulcasting van geluidsopnamen uit het repertorium van de andere partij bij de overeenkomst en, indien zij een billijke vergoeding verlangt, de gehele vergoeding te incasseren, alle bedragen te innen die als schadeloosstelling moeten worden betaald, en naar behoren kwijting te verlenen voor bovenbedoelde ontvangen bedragen;

    b) alle in ruil voor de verleende gebruikstoestemming verschuldigde licentievergoedingen te betalen en alle uit hoofde van ongeoorloofde simulcasts verschuldigde schadeloosstellingen in ontvangst te nemen;

    c) hetzij in eigen naam, hetzij namens de betrokken rechthebbende, op diens verzoek en met zijn uitdrukkelijke toestemming alle juridische stappen te ondernemen tegen elke natuurlijke of rechtspersoon en elke administratieve of andere instantie die voor een illegale simulcast verantwoordelijk is.

    Vergoeding voor het gebruik van rechten

    (21) Wat de vergoeding voor het gebruik van rechten betreft, is de algemene regel die aan de wederkerigheidsovereenkomst ten grondslag ligt, de "land-van-bestemming"-regel. Deze regel, die de huidige juridische toestand inzake auteursrechten lijkt te reflecteren, houdt in dat de mededeling aan het publiek van een auteursrechtelijk beschermd werk niet alleen plaatsvindt in het land van oorsprong ("land van uitzending"), maar ook in alle landen waar de signalen kunnen worden ontvangen ("landen van ontvangst"). Daar tegenover staat de "land-van-oorsprong"-regel, die inhoudt dat de mededeling aan het publiek van een auteursrechtelijk beschermd uitsluitend in het land van uitzending plaatsvindt. De toepassing van de "land-van-bestemming"-regel in het kader van de wederkerigheidsovereenkomst houdt in dat de overdracht van rechten plaatsvindt in één land, maar dat vergoeding verschuldigd is in alle landen waar het simulcast-signaal kan worden ontvangen.

    (22) De wederkerigheidsovereenkomst is afhankelijk van de toepassing in elk van de betrokken landen in kwestie van een dergelijke "land-van-bestemming"-regel. In artikel 10, lid 2, van de aangepaste versie van de wederkerigheidsovereenkomst (zoals aangemeld per 21 juni 2001) is bepaald: "The reciprocal agreement is entered into subject to the existence of a right to prohibit/authorise or claim for an equitable remuneration under the relevant national laws in the countries where the signals are transmitted to. In case a court or other judicial or legislative authority determines, or a Contracting Party considers, that besides clearance in the country from which the signals originates, clearance in the country to which the signal is transmitted is not required under its national law - so that such party is not entitled to collect license fees in respect of simulcasts transmitted into its territory - that Contracting Party shall no longer exercise any Simulcast rights on behalf of the other Contracting Party." ("De wederkerigheidsovereenkomst wordt gesloten op voorwaarde dat er een recht is om te verbieden/toe te staan of een billijke vergoeding te eisen op grond van de betrokken nationale wetgeving in de landen waarnaar de signalen worden doorgegeven. Ingeval een rechtbank of andere juridische of wetgevende instantie bepaalt, of een partij bij de overeenkomst van oordeel is dat, naast overdracht van rechten in het land vanwaar de signalen afkomstig zijn, overdracht van rechten in het land waarnaar het signaal wordt doorgegeven, niet vereist is onder zijn nationale wetgeving - zodat die partij niet gemachtigd is licentievergoedingen te innen voor simulcasts die naar zijn grondgebied worden doorgegeven - oefent die partij bij de overeenkomst niet langer enigerlei simulcasting-rechten uit namens de andere partij bij de overeenkomst.").

    (23) Volgens artikel 5, lid 2, van de wederkerigheidsovereenkomst zal de "land-van-bestemming"-regel gelden voor het bedrag dat een auteursrechtenorganisatie voor een simulcasting-licentie aanrekent aan een gebruiker(15). Dit betekent dat iedere auteursrechtenorganisatie rekening zal houden met de tarieven die van toepassing zijn in de gebieden waarnaar de gebruiker zijn diensten simulcast, en dat zij de gebruiker in overeenstemming daarmee een vergoeding zal vragen.

    (24) Gezien de voorgenomen one-stop shop simulcasting-licentie diverse repertoires omvat en geldt in meerdere gebieden, zal het tarief voor een simulcasting-licentie een samengesteld tarief zijn dat bestaat uit de betrokken afzonderlijke tarieven die elk van de deelnemende auteursrechtenorganisaties in rekening brengt voor simulcasting op haar eigen grondgebied. Dit betekent dat de maatschappij die een multirepertoire en multiterritoriale licentie toekent, alle desbetreffende nationale tarieven, met inbegrip van haar eigen tarieven, in aanmerking dient te nemen om een algemene licentievergoeding vast te stellen.

    (25) In artikel 5, lid 3, van de wederkerigheidsovereenkomst is bepaald dat "the Contracting Parties shall each apply reasonable endeavours in discussion with the other party to reflect Art. 5(2) as it is an experimental period" (" de overeenkomstsluitende partijen alle redelijke inspanningen zullen leveren bij discussies met de tegenpartij om rekening te houden met artikel 5, lid 2, aangezien het een proefperiode betreft"). Gezien het experimentele karakter van de wederkerigheidsovereenkomst verklaren de partijen dat de afzonderlijke auteursrechtenorganisaties nog niet definitief uitgemaakt hebben hoe de structuur van het samengestelde tarief er uit zal zien. Zij geven aan dat, aangezien er momenteel weinig inkomsten worden gegenereerd met simulcasting, auteursrechtenorganisaties tot dusver geprobeerd hebben een vast bedrag te vragen voor een simulcasting-licentie. Niettemin voorzien de partijen twee belangrijke mogelijkheden:

    a) een samengesteld tarief, gebaseerd op een percentage van de inkomsten die met simulcasting worden gegenereerd op het grondgebied van elk van de auteursrechtenorganisaties;

    b) een samengesteld tarief, dat overeenstemt met een tarief per track per stream (d.i. gekoppeld aan het gebruik van het repertoire en het aantal hits op een site).

    (26) De wederkerigheidsovereenkomst legt weliswaar het algemene beginsel vast voor de algemene licentievergoeding, maar bepaalt niet de nationale tarieven die door elk van de auteursrechtenorganisaties moeten worden vastgesteld. De berekening van de omvang van een passende en billijke vergoeding is dus een kwestie die door elke auteursrechtenorganisatie afzonderlijk moet worden geregeld. Volgens de partijen blijft de structuur en het niveau van de nationale simulcasting-tarieven een zaak voor de afzonderlijke auteursrechtenorganisaties, die hun nationale tarieven vaststellen in overeenstemming met de respectieve nationale wetgeving en commerciële behoeften.

    Overdracht van rechten

    (27) In de aanvankelijk aangemelde overeenkomst was een auteursrechtenorganisatie alleen bevoegd om een internationale simulcasting-licentie af te geven aan zenders waarvan de signalen afkomstig waren uit haar grondgebied. Dit betekent dat omroeporganisaties zich tot de auteursrechtenorganisatie van de producent in hun eigen lidstaat moesten wenden om een multiterritoriale simulcasting-licentie te krijgen, overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de wederkerigheidsovereenkomst:

    "By virtue of the present contract each Contracting Party individually agrees that the right referred to in Art. 2 for Simulcasting in and into its own territory is conferred on a non-exclusive basis on the other contracting party (...) with regard to those broadcasting stations whose signals originate in the other Contracting Party's territory and are licensed for Simulcasting by the other Contracting Party."

    "(Krachtens de onderhavige overeenkomst stemt iedere partij bij deze overeenkomst erin toe dat het in artikel 2 bedoelde recht voor simulcasting in en naar haar eigen grondgebied op een niet-exclusieve basis wordt verleend aan de andere partij bij de overeenkomst (...) ten aanzien van die omroeporganisaties waarvan de signalen afkomstig zijn uit het grondgebied van de andere partij bij de overeenkomst, en waaraan een simulcasting-licentie afgegeven is door de andere partij bij de overeenkomst.)."

    (28) Op 21 juni 2001 meldde de IFPI bij de Commissie een aangepaste versie van de wederkerigheidsovereenkomst aan, waardoor omroeporganisaties waarvan signalen afkomstig zijn uit de EER, elke in de EER gevestigde auteursrechtenorganisatie die partij is bij de wederkerigheidsovereenkomst, kunnen benaderen met het oog op de aanvraag en de verkrijging van een multiterritoriale en multirepertoire simulcasting-licentie, overeenkomstig een nieuwe subparagraaf in artikel 3, lid 1, ("wederkerige toestemming tot beheer"):

    "Notwithstanding the provisions of the previous paragraph, each Contracting Party agrees that the right referred to in Article 2 for Simulcasting in and into its own territory is conferred on a non-exclusive basis on any Contracting Party established in the European Economic Area ('EEA') with regard to those broadcasting stations whose signals originate in the EEA. For the avoidance of doubt, any broadcasting station whose signals originate in the EEA shall therefore be entitled to approach any Contracting Party established in the EEA for its multi-territorial simulcast license."

    ("Onverlet het bepaalde in het voorgaande lid, stemt iedere partij bij de overeenkomst ermee in dat het in artikel 2 bedoelde recht ten aanzien van simulcasting op en naar haar eigen grondgebied op niet-exclusieve basis wordt verleend aan iedere in de Europese Economische Ruimte ('EER') gevestigde overeenkomstsluitende partij, ten aanzien van die omroeporganisaties waarvan de signalen afkomstig zijn uit de EER. Om iedere twijfel uit te sluiten, zijn omroeporganisaties waarvan de signalen uit de EER afkomstig zijn, derhalve gerechtigd om zich tot eender welke in de EER gevestigde overeenkomstsluitende partij te wenden voor de verkrijging van hun licentie voor multiterritoriale simulcasting.").

    Commerciële voorwaarden

    (29) In de wederkerigheidsovereenkomst komen concrete commerciële licentievoorwaarden niet aan de orde. Over de commerciële voorwaarden (betalingsvoorwaarden, rabatten, kortingen) moet worden onderhandeld tussen de gebruiker en de afzonderlijke auteursrechtenorganisatie die de vergunning toekent, op een wijze die nogal gelijkt op die welke in de voorbije jaren de praktijk was op het gebied van centrale licentieovereenkomsten voor mechanische verveelvoudigingsrechten.

    (30) In de wederkerigheidsovereenkomst is bepaald dat voor geschillen tussen deelnemende auteursrechtenorganisaties en omroeporganisaties in verband met royalty's de nationale arbitrageprocedures van toepassing zijn, indien dergelijke procedures bestaan. Onder omstandigheden waar het nationale arbitragestelsel niet bestaat of waar er weinig kans is dat dit daadwerkelijk kan worden toegepast, leggen de partijen de zaak voor aan een forum voor internationale arbitrage, zoals het WIPO Arbitration and Mediation Centre.

    Voordelen voor rechthebbenden en gebruikers

    (31) Volgens de partijen is het belangrijkste voordeel van het door de overeenkomst beoogde stelsel de mogelijkheid dat elke auteursrechtenorganisatie kan werken als een one-stop shop. De voordelen van de overeenkomst kunnen als volgt samengevat worden:

    a) de organisaties werken als one-stop shop omdat elke auteursrechtenorganisatie een multiterritoriale simulcasting-licentie af kan geven, die het repertoire van andere auteursrechtenorganisaties omvat;

    b) voor alle beschermde opnamen gelden, ongeacht hun herkomst, dezelfde voorwaarden voor alle gebruikers in hetzelfde land, in overeenstemming met de regel van nationale behandeling;

    c) bijgevolg zullen de beheerskosten lager zijn en kunnen deze efficiencywinsten door worden gegeven aan zowel de rechthebbende als de gebruiker.

    E. DE RELEVANTE MARKTEN

    1. Productmarkten

    (32) Collectief beheer van auteursrechten en/of naburige rechten betreft verschillende activiteiten die overeenstemmen met even zovele verschillende relevante productmarkten: beheersdiensten voor rechten van rechthebbenden, beheersdiensten van rechten voor andere auteursrechtenorganisaties, en diensten aan gebruikers in verband met het verlenen van licenties. De twee rechtstreeks door de wederkerigheidsovereenkomst getroffen relevante markten zijn:

    a) beheersdiensten voor rechten voor multiterritoriale simulcasting tussen auteursrechtenorganisaties van platenproducenten, en

    b) multiterritoriale en multirepertoire licenties van de simulcasting-rechten van platenproducenten.

    (33) Wat de relevante productmarkten betreft, moet vooraf eerst de vraag worden beantwoord of, vanuit het oogpunt van de vraag, de afnemers van de partijen als gevolg van een hypothetische, geringe duurzame verhoging van de prijs van de onderzochte producten en in de betrokken gebieden zouden overschakelen op gemakkelijk verkrijgbare vervangproducten(16).

    (34) In de onderhavige zaak zijn beide productmarkten beperkt tot simulcasting-rechten omdat de wederkerigheidsovereenkomst uitsluitend simulcasting betreft en simulcasting - zowel juridische als technische - kenmerken vertoont die duidelijk te onderscheiden zijn van andere activiteiten die eveneens de overdracht van rechten vereisen, zoals louter mechanische verveelvoudiging of openbare uitvoering. Daarom zijn de toekenning van een licentie met het oog op de overdracht en het aanbieden van beheersdiensten tussen auteursrechtenorganisaties onderling, wat betreft de simulcasting-rechten van platenproducenten - die thans door de wederkerigheidsovereenkomst mogelijk wordt gemaakt - niet substitueerbaar door andere diensten.

    Beheersdiensten voor simulcasting-rechten tussen auteursrechtenorganisaties onderling

    (35) De eerste relevante productmarkt die onder de wederkerigheidsovereenkomst valt, is de markt voor beheersdiensten voor multiterritoriale simulcasting-rechten tussen auteursrechtenorganisaties van platenproducenten.

    (36) Deze markt wordt aan de aanbodzijde gekenmerkt door auteursrechtenorganisaties van platenproducenten die bereid en in staat zijn op multiterritoriale basis het beheer uit te voeren voor simulcasting-gebruik van de repertoires van andere organisaties die gevestigd zijn in andere gebieden dan die waar eerstgenoemde organisatie gevestigd is. Aan de vraagzijde wordt deze markt gekenmerkt door auteursrechtenorganisaties van platenproducenten die willen dat hun voor simulcasting gebruikte repertoires op multiterritoriale basis worden beheerd door een andere organisatie die in een ander gebied gevestigd is.

    Rechten van platenproducenten: toekenning van licenties voor simulcasting

    (37) De wederkerigheidsovereenkomst creëert een tweede relevante productmarkt die de downstream markt is voor de verlening van multiterritoriale en multirepertoire licenties voor het recht op simulcasting.

    (38) De markt voor multiterritoriale en multirepertoire simulcasting-licenties wordt aan de aanbodzijde gekenmerkt door auteursrechtenorganisaties van platenproducenten die van de bij hen aangesloten platenmaatschappijen de nodige rechten gekregen hebben om gebruikers licenties toe kennen. Aan de vraagzijde wordt deze markt gekenmerkt door gebruikende televisie- en radio-omroeporganisaties die het traditionele radio-/televisiesignaal terzelfder tijd via internet beschikbaar willen stellen. Aangezien monoterritoriale of monorepertoire simulcasting-licenties voor dergelijke gebruikers geen levensvatbare alternatieve dienst vormen, wordt de relevante productmarkt gevormd door het verlenen van multiterritoriale en multirepertoire licenties voor het recht op simulcasting.

    2. Geografische markten

    Beheersdiensten voor simulcasting-rechten tussen auteursrechtenorganisaties onderling

    (39) De relevante geografische markt voor beheersdiensten voor multiterritoriale simulcasting-rechten tussen auteursrechtenorganisaties van platenproducenten, zal minstens alle EER-staten omvatten waar de lokale auteursrechtenorganisatie partij is bij de wederkerigheidsovereenkomst - dus alle EER-staten met uitzondering van Frankrijk en Spanje(17). Volgens de nieuwe alinea die middels de op 21 juni 2001 aangemelde aanpassing aan de wederkerigheidsovereenkomst werd toegevoegd, zal het recht tot toekenning van licenties voor het repertoire van een auteursrechtenorganisatie (al dan niet uit de EER), aan de EER-organisaties die partij zijn bij de wederkerigheidsovereenkomst, worden verleend voor alle EER-staten waar deze organisaties gevestigd zijn, mits het signaal van de kandidaat-licentienemer afkomstig is uit de EER.

    (40) Het kader dat door de wederkerigheidsovereenkomst ontstaat, zorgt in de EER-staten waar de lokale auteursrechtenorganisatie partij is bij de wederkerigheidsovereenkomst, voor mededingingsvoorwaarden die voldoende homogeen zijn om dit gebied af te kunnen bakenen van andere gebieden(18). Derhalve vormen de auteursrechtenorganisaties uit de EER die partij zijn bij de wederkerigheidsovereenkomst, onderling voldoende andere reële alternatieve leveringsbronnen voor dit soort dienst.

    Rechten van platenproducenten: toekenning van licenties voor simulcasting

    (41) Wat betreft de relevante geografische markt voor multiterritoriale/multirepertoire simulcasting-licenties, moet vooraf eerst de vraag worden beantwoord of, vanuit het oogpunt van de vraag, de afnemers van de partijen als gevolg van een hypothetische, geringe duurzame verhoging van de prijs van de onderzochte producten en in de betrokken gebieden zouden overschakelen op aanbieders die elders zijn gevestigd(19). Bij de omschrijving van de relevante geografische markt identificeert de Commissie eventuele hindernissen en belemmeringen die in een bepaald gebied gevestigde ondernemingen beschermen tegen concurrentiedruk vanwege buiten dat gebied gevestigde ondernemingen(20).

    (42) Volgens artikel 3, lid 1, van de wederkerigheidsovereenkomst kan een omroeporganisatie waarvan het signaal vertrekt in de EER, van één van de in de EER gevestigde auteursrechtenorganisaties die partij zijn bij de overeenkomst, een multiterritoriale/multirepertoire licentie krijgen die geldig is in alle betrokken EER-staten. Dezelfde omroeporganisatie kan in beginsel echter geen in alle betrokken EER-gebieden geldige multiterritoriale/multirepertoire licentie krijgen van een organisatie van buiten de EER of van een organisatie in de EER die geen partij is bij de overeenkomst.

    (43) De wederkerigheidsovereenkomst vereist niet dat EER-organisaties aan niet-EER-organisaties op basis van de bilaterale overeenkomsten machtiging verlenen voor de toekenning van multiterritoriale/multirepertoire licenties aan omroeporganisaties met vestiging in de EER. Bijgevolg zullen omroeporganisaties waarvan het omroepsignaal vertrekt in de EER, zelfs ingeval zij worden geconfronteerd met een hypothetische, geringe duurzame verhoging van de prijs voor multiterritoriale/multirepertoire licenties die worden toegekend door een EER-organisatie welke partij is bij de wederkerigheidsovereenkomst, in beginsel niet kunnen overschakelen naar een alternatieve leveringsbron buiten de EER. Daarnaast zijn EER-auteursrechtenorganisaties die geen partij zijn bij de wederkerigheidsovereenkomst, per definitie niet onderworpen aan de bepalingen van die overeenkomst, en is artikel 3, lid 1, van de wederkerigheidsovereenkomst dus niet op hen van toepassing. Bijgevolg zijn EER-organisaties die geen partij zijn bij de wederkerigheidsovereenkomst, geen alternatieve leveringsbron en zijn de gebieden waar zij gevestigd zijn, uitgesloten van de relevante geografische markt.

    (44) In het licht van het voorgaande omvat de relevante geografische markt voor multiterritoriale/multirepertoire licenties voor simulcasting alle EER-staten met uitzondering van Spanje en Frankrijk.

    F. MARKTSTRUCTUUR

    (45) Op de traditionele markt voor licenties voor (off-line-)auteursrechten en naburige rechten bezitten de EER-auteursrechtenorganisaties, zoals de partijen in de aanmelding zelf erkennen, een machtspositie, en in de meeste gevallen zelfs een monopoliepositie op hun respectieve markten(21), aangezien de markt aan de aanbodzijde wordt gekenmerkt door minimale daadwerkelijke concurrentie. Dit impliceert dat auteursrechtenorganisaties op hun onderscheiden grondgebied een marktaandeel van nagenoeg 100 % hebben, aangezien bijna alle individuele rechthebbenden van geluidsopnamen deze in elke lidstaat toevertrouwen aan één auteursrechtenorganisatie. In de zaken-BRT/SABAM(22) en GVL/Commissie(23) heeft het Hof van Justitie erkend dat auteursrechtenorganisaties een machtspositie bezitten die voortvloeit uit hun feitelijke monopolie op hun nationale grondgebied.

    (46) Ingevolge de marktstructuur op de markt voor de verlening van licenties voor auteursrechten en naburige rechten, hebben de auteursrechtenorganisaties een identieke marktpositie wat betreft de onderlinge levering van diensten inzake rechtenbeheer op elk afzonderlijk nationaal grondgebied.

    (47) In het kader van simulcasting-licenties verschilt de situatie omdat de aangepaste wederkerigheidsovereenkomst concurrentie mogelijk zal maken tussen in de EER gevestigde auteursrechtenorganisaties die bij de overeenkomst partij zijn, op het gebied van de toekenning van multiterritoriale/multirepertoire simulcasting-licenties aan omroeporganisaties waarvan het signaal vertrekt uit de EER. Hetzelfde geldt voor de markt voor onderlinge multiterritoriale beheersdiensten van simulcasting-rechten.

    (48) Aangezien de markten voor beheer en toekenning van licenties voor simulcasting-rechten nieuwe markten zijn, zijn nog geen gegevens beschikbaar wat betreft de positie van elk van de partijen op de relevante markten. Toch is de beoogde structuur voor onderling beheer en toekenning van licenties voor naburige rechten gebaseerd op bepaalde elementen die momenteel al bestaan op de markten voor off-linebeheer en -licentieverlening. In feite blijven de licentieverlenende instanties dezelfde, hetgeen betekent dat de structuren, de mensen en de middelen die gebruikt zullen gaan worden, grotendeels dezelfde zijn. Bovendien is de juridische grondslag op basis waarvan die instanties functioneren (nationale en internationale wetgeving), dezelfde.

    G. OPMERKINGEN VAN DERDEN

    (49) Op 17 augustus 2001 publiceerde de Commissie een bekendmaking(24) overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17, waarin zij haar voornemen meedeelde om een gunstige houding aan te nemen ten aanzien van de aangemelde overeenkomst, en zij een oproep aan derden deed hun opmerkingen te maken vooraleer zij een gunstig standpunt zou innemen.

    (50) Zes organisaties hebben opmerkingen gemaakt na de publicatie van de bekendmaking: ACT (Association of Commercial Television in Europe), ERU (Europese Radio Unie), EDIMA (European Digital Media Association), FIM (International Federation of Musicians), UTECA (Unión de Televisiones Comerciales Associadas) en VPRT (Verband Privater Rundfunk und Telekomunikation EV).

    (51) Vijf van de organisaties toonden zich sterk voorstander van het one-stop shop beginsel dat in de wederkerigheidsovereenkomst vervat is. FIM zegt dat dergelijk beginsel geschikt kan zijn indien het wordt toegepast met de instemming van alle rechthebbenden.

    (52) ACT en VPRT pleitten voor de afbakening van drie relevante markten:

    a) de markt van door organisaties voor het beheer van naburige rechten geleverde beheersdiensten wat betreft licenties voor simulcasting-rechten;

    b) de markt voor het verlenen van licenties voor het totale repertoire van de organisaties voor het beheer van naburige rechten aan omroeporganisaties voor simulcasting-gebruik, en

    c) de markt voor muzikale content die contentproviders via internet en gelijksoortige netwerken verdelen.

    (53) Volgens ACT en VPRT zijn auteursrechtenorganisaties concurrenten op die markten waarop zij actief zijn. Zij vinden dan ook dat artikel 81, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de wederkerigheidsovereenkomst, met name in het licht van de mededeling van de Commissie betreffende richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale samenwerkingsovereenkomsten(25). Niettemin zijn deze organisaties, evenals UTECA, ook van mening dat voldaan is aan de vier criteria uit artikel 81, lid 3, van het Verdrag, zodat de wederkerigheidsovereenkomst in aanmerking komt voor een ontheffing.

    (54) Vijf van de organisaties die reageerden, verzochten de Commissie te garanderen dat de licentieverlenende auteursrechtenorganisatie individueel het tarief vaststelt dat voor een multiterritoriale/multirepertoire licentie wordt berekend, om zodoende ervoor te zorgen dat de concurrentie die door de aanpassing van de wederkerigheidsovereenkomst mogelijk wordt gemaakt, ook de prijszetting betreft, en om te voorkomen dat zij in de praktijk wordt ondermijnd door bijvoorbeeld onderling afgestemde gedragingen van de auteursrechtenorganisaties die partij zijn bij de overeenkomst.

    (55) Drie van de organisaties die reageerden, wezen de Commissie op het zeer beperkte toepassingsbereik van de wederkerigheidsovereenkomst en verzochten de Commissie om de auteursrechtenorganisaties die partij zijn bij de overeenkomst, evenals andere organisaties, te stimuleren hetzelfde soort overeenkomst uit te breiden tot andere vormen van rechtenexploitatie (bijvoorbeeld voor webcasting, "broadcasting", betaaltelevisiediensten), tot andere vormen van transmissie (kabelsystemen en satelliettransmissie) en tot "andere categorieën van auteursrechten (bijvoorbeeld vaderschapsrechten)".

    (56) FIM toonde zich bezorgd dat in het kader van de wederkerigheidsovereenkomst onvoldoende rekening wordt gehouden met rechten van uitvoerende kunstenaars en dat organisaties van platenmaatschappijen, waarbij in sommige gevallen ook uitvoerende kunstenaars aangesloten zijn, ten onrechte gelden innen en beheren namens uitvoerende kunstenaars. De aanmeldende partijen hebben aan de Commissie bevestigd dat de wederkerigheidsovereenkomst uitsluitend de rechten van fonogrammenproducenten betreft(26), omdat de maatschappijen door deze overeenkomst enkel worden gemachtigd de rechten van fonogrammenproducenten te beheren. De partijen hebben echter ook verduidelijkt dat een aantal van de auteursrechtenorganisaties die partij zijn bij de wederkerigheidsovereenkomst, ook de rechten van uitvoerende kunstenaars beheren en dat - in de praktijk - dergelijke organisaties aan simulcasters licenties kunnen afgeven die ook de rechten van uitvoerende kunstenaars betreffen, wanneer die organisaties de rechten van uitvoerende kunstenaars toevertrouwd krijgen, hetzij rechtstreeks door de uitvoerende kunstenaars, hetzij als gevolg van wederkerigheidsovereenkomsten tussen organisaties die rechten van uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen. De partijen verklaren dat in dergelijke gevallen de geïnde bedragen tussen de rechthebbenden zullen worden verdeeld overeenkomstig de repartitieregels van de organisatie. Voorzover deze kwestie uitsluitend de interne verhoudingen tussen de auteursrechtenorganisaties en de bij hen aangesloten uitvoerende kunstenaars betreft, is zij niet relevant voor de onderhavige beschikking.

    (57) De ERU en FIM uitten twijfel ten aanzien van de juridische gronden van de met de wederkerigheidsovereenkomst beoogde simulcasting-licenties. De ERU betwijfelt of simulcasting-licenties juridisch wel vereist zijn. FIM verklaart dat er geen contractuele licentie vereist is wanneer in de wet wordt voorzien in een stelsel voor verplichte licentieverlening waardoor voor de mededeling van fonogrammen aan het publiek uitsluitend de betaling van een billijke vergoeding verschuldigd is. Op dit punt valt de twijfel die beide organisaties formuleerden, buiten het toepassingsbereik van de onderhavige procedure en is het onderzoek van de Commissie in onderhavige zaak strikt beperkt tot de toetsing van de aangemelde overeenkomst aan de desbetreffende communautaire en EER-concurrentieregels. Bijgevolg loopt onderhavige beschikking geenszins vooruit op enigerlei andere juridische kwestie waartoe de nationale wetgeving inzake auteursrecht of algemeen civiel recht aanleiding kan geven en die onder de bevoegdheid zou vallen van nationale autoriteiten en/of nationale rechtbanken.

    (58) Na een nader onderzoek van de opmerkingen, en na de aanpassingen van de wederkerigheidsovereenkomst, zijn er geen redenen voor de Commissie om af te wijken van haar voorlopige gunstige standpunt, om de redenen die in de volgende delen van de onderhavige beschikking worden uiteengezet.

    H. ARTIKEL 81, LID 1, VAN HET VERDRAG (EN ARTIKEL 53, LID 1, VAN DE EER-OVEREENKOMST)

    1. Overeenkomst tussen ondernemingen

    (59) Auteursrechtenorganisaties zijn ondernemingen in de zin van artikel 81, lid 1, van het Verdrag omdat zij deelnemen aan de economische uitwisseling van prestaties(27), en dus actief zijn op het gebied van de uitoefening van economische activiteiten. Volgens het Hof van Justitie zijn auteursrechtenorganisaties geen ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang in de zin van artikel 86 van het Verdrag(28).

    (60) De aangemelde wederkerigheidsovereenkomst is een formele contractuele regeling die de auteursrechtenorganisaties gesloten hebben, en is daarom een overeenkomst tussen ondernemingen in de zin van artikel 81, lid 1.

    2. Beperking van de mededinging

    (61) De verlening van licenties voor auteursrechten en naburige rechten in de on-lineomgeving verschilt sterk van de traditionele off-linelicentieverlening, aangezien er geen fysiek toezicht vereist is op de locaties waarvoor een licentie afgegeven is. Het toezicht moet noodzakelijkerwijs rechtstreeks op internet uit worden gevoerd. De essentiële vereisten om toezicht te kunnen houden op het gebruik van auteursrechten en naburige rechten zijn dus een computer en een internetaansluiting. Dit betekent dat toezicht van op afstand kan plaatsvinden. In dit kader lijkt de traditionele economische rechtvaardiging voor auteursrechtenorganisaties om niet te concurreren op het gebied van grensoverschrijdende dienstverlening, niet te gelden.

    (62) Voorzover de wederkerigheidsovereenkomst een nieuw product creëert (toekenning van multiterritoriale en multirepertoire licenties voor het recht op simulcasting) dat, realistisch gezien, zonder enige samenwerking tussen auteursrechtenorganisaties niet had kunnen worden gecreëerd, hoeven alleen bepaalde specifieke clausules uit de wederkerigheidsovereenkomst - met name artikel 5, leden 2 en 3, en artikel 7(29) - nader te worden onderzocht, omdat zij mededingingsbeperkingen kunnen inhouden.

    (63) De partijen, daarin gesteund door het standpunt van een deskundige, dr. Thomas Dreier van het Max Planck Institut(30), verklaren te geloven dat de "land-van-bestemming"-regel het juiste model biedt voor de toekenning van licenties voor internet simulcasting(31). Volgens de partijen is het zo dat, indien de rechthebbenden een stelsel zouden hanteren met toekenning van licenties op basis van het land van herkomst, de kans bestaat dat de rechten van fonogrammenproducenten niet worden erkend of afgezwakt in zaken waar de jurisdictie van herkomst van de simulcast ontoereikende rechtsbescherming biedt. De partijen benadrukken dat zelfs in gevallen waarin toereikende rechtsbescherming voorhanden is, het risico bestaat dat een correcte vergoeding van rechthebbenden in gevaar komt of wordt verzwakt door "forum shopping" in jurisdicties die het laagst mogelijke vergoedingsniveau aanbieden.

    (64) In de veronderstelling dat - zo de partijen - die vergoeding verschuldigd is in ieder land waar de mededeling aan het publiek plaatsvindt, zou daaruit volgen dat een specifiek gebruik van een fonogram moet worden beoordeeld volgens de juridische, economische en commerciële situatie in elk van de landen waar het gebruik plaatsvindt. Dit betekent ook dat de waarde van de rechten voor elk grondgebied moeten worden bepaald overeenkomstig de exploitatie ervan in dat gebied. Daarom wordt in artikel 5, lid 2, van de wederkerigheidsovereenkomst de regel vastgelegd dat het tarief dat wordt toegepast voor de overdracht van rechten, het tarief van het land van bestemming is. Toch wordt in de wederkerigheidsovereenkomst de tariefstructuur of de hoogte van het tarief niet vastgesteld. Volgens de partijen blijft een en ander een zaak voor de afzonderlijke auteursrechtenorganisaties, die hun nationale simulcasting-tarieven zullen vaststellen in overeenstemming met de respectieve nationale wetgeving en commerciële behoeften.

    (65) In ieder geval zal voor het totale tarief dat een organisatie die een multirepertoire/multiterritoriale licentie toekent, niet alleen haar eigen tarief in aanmerking worden genomen, maar ook de verschillende nationale tarieven die door elk van de deelnemende organisaties wordt bepaald. Het totale tarief dat een licentieverlenende organisatie zal aanrekenen, zal daarom een totaal vormen van alle betrokken nationale tarieven. In de veronderstelling dat wordt gekozen voor één van de twee mogelijke opties voor de tariefstructuur(32), zal het totaalbedrag niet louter de som zijn van vaste tarieven. Integendeel, bij het totaalbedrag zal worden rekening gehouden met factoren zoals de inkomstenstroom uit advertenties die in elke jurisdictie wordt gegenereerd, of de gebruiksintensiteit in elk land, inzoverre dat het betrokken nationale procentuele tarief wordt toegepast in verhouding tot het bedrag van die inkomsten of tot het aantal gebruikers dat aan elk grondgebied kan worden toegewezen(33).

    (66) De Commissie erkent de noodzaak van een correcte vergoeding van rechthebbenden - of het nu gaat om fonogrammenproducenten zoals in de onderhavige zaak, of om uitvoerende kunstenaars of auteurs in andere zaken - en steunt de inspanningen die worden geleverd voor de bescherming en stimulering van de productieve of creatieve inspanning die aan de basis ligt van de uiteindelijke mededeling aan het publiek van een werk dat beschermd is door wetgeving inzake auteursrecht of naburige rechten. Het recht van een rechthebbende op een vergoeding voor de openbare uitvoering van een auteursrechtelijk beschermd werk is door het Hof van Justitie erkend als behorend tot de wezenlijke functie van het auteursrecht(34). Het is evenwel vaste rechtspraak dat, ook al laat het Verdrag, overeenkomstig artikel 295, het bestaan onverlet van intellectuele eigendomsrechten die in de wetgeving van een lidstaat zijn erkend, de uitoefening van die rechten niettemin door de verboden van het Verdrag kan worden geraakt(35), en dus kan worden beperkt voorzover zulks noodzakelijk is om het verbod uit artikel 81, lid 1, toe te kunnen passen(36). Aangezien collectief beheer van auteursrechten en naburige rechten duidelijk overeenstemt met de uitoefening van die rechten, en niet met het bestaan ervan, kan door de wijze waarop auteursrechtenorganisaties het beheer van de hun toevertrouwde rechten ten uitvoer leggen, onder bepaalde omstandigheden inbreuk worden gemaakt op artikel 81, lid 1, van het Verdrag.

    (67) In onderhavige zaak resulteert het model dat de partijen gekozen hebben als structuur voor het verlenen van simulcasting-licenties, erin dat de organisatie die een multiterritoriale/multirepertoire licentie toekent, wordt beperkt in haar vrijheid ten aanzien van het bedrag voor de totale licentievergoeding die zij een gebruiker zal berekenen. In feite krijgt de licentieverlenende organisatie de afzonderlijke nationale tarieven opgelegd die zijn vastgesteld door elk van de deelnemende auteursrechtenorganisaties welke bijdragen aan de bundel van repertoires en territoria die een gebruiker via één enkele licentie worden aangeboden. Dit betekent dat de totale vergoeding die de licentieverlenende organisatie voor een multiterritoriale/multirepertoire licentie berekent, in ruime mate van bij het begin vast staat, hetgeen een aanzienlijke beperking inhoudt van de prijsconcurrentie tussen in de EER gevestigde auteursrechtenorganisaties. Op dat punt zullen de deelnemende auteursrechtenorganisaties uit de EER net hetzelfde product aanbieden, namelijk een licentie voor naburige rechten die dezelfde repertoires en dezelfde territoria bestrijkt. Zoals de meeste van de belanghebbende derden die opmerkingen kenbaar maakten na de publicatie van de bekendmaking van de Commissie op grond van artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 benadrukt hebben(37), zou de omvang van de concurrentie tussen de deelnemende auteursrechtenorganisaties uit de EER die door de aanpassing van de wederkerigheidsovereenkomst mogelijk wordt gemaakt, in de praktijk kunnen worden ondermijnd wanneer deze concurrentie zich niet uitstrekt tot prijszetting en wanneer alle deelnemende organisaties uiteindelijk hetzelfde tarief gaan hanteren voor een identieke licentie.

    (68) In onderhavige zaak wordt de handelingsvrijheid van een auteursrechtenorganisatie ten aanzien van de toekenning en het beheer van een multiterritoriale/multirepertoire licentie beperkt door drie elementen: het niveau van haar nationale simulcasting-tarief (dat vervolgens wordt gevoegd bij alle overige nationale tarieven die de andere deelnemende organisaties vaststellen); de voorwaarden (inclusief commissies) die met andere organisaties worden overeengekomen voor het beheer van hun repertoires in het kader van nadien te sluiten bilaterale overeenkomsten, en de commerciële voorwaarden die met individuele licentienemers worden overeengekomen wat betreft bijvoorbeeld betalingsvoorwaarden, rabatten of kortingen. In deze context neemt het niet-exclusieve karakter van de onderlinge machtigingen die in het kader van nadien te sluiten bilaterale overeenkomsten worden toegekend door en tussen organisaties onderling, de grootste bezwaren weg wat betreft de markt van beheersdiensten voor simulcasting-rechten. Hetzelfde kan echter niet worden gezegd over de downstream-markt voor licentieverlening.

    (69) Het feit dat een auteursrechtenorganisatie haar nationale simulcasting-tarief vrij kan bepalen, levert nog geen daadwerkelijke prijsconcurrentie tussen organisaties op, omdat alle nationale tarieven zullen worden samengeteld tot één algemeen simulcasting-tarief voor een multiterritoriale/multirepertoire licentie, en dit ene algemene tarief zal hetzelfde zijn, ongeacht welke van de deelnemende organisaties de licentie toekent. Deze vrijheid levert een kandidaat-gebruiker dus geen bruikbaar voordeel op wat betreft de mogelijkheid een aanbieder te kiezen op basis van prijsverschillen. Daarnaast kan het feit dat een organisatie met een kandidaat-gebruiker op individuele basis vrij kan onderhandelen over de commerciële voorwaarden voor een licentie (naast de algemene vergoeding), in een aantal gevallen een element van prijsconcurrentie tussen organisaties introduceren. Dit zal echter niet steeds het geval zijn. Eventuele rabatten of kortingen of voordelige betalingsvoorwaarden zullen noodzakelijkerwijs afhankelijk zijn van het profiel van de gebruiker. Dit betekent dat grote gebruikers kunnen profiteren van een bepaalde mate van prijsconcurrentie die er tussen organisaties kan bestaan, afhankelijk van de verschillende commerciële voorwaarden die de diverse organisaties hun bieden(38). Dit betekent echter ook dat er voor kleine en middelgrote gebruikers naast de standaardvoorwaarden geen andere voorwaarden beschikbaar kunnen zijn. Aangezien de standaardvoorwaarden overeenstemmen met het niet-gedifferentieerde algemene tarief, is het eindresultaat van de wederkerigheidsovereenkomst dat in de meeste gevallen er geen prijsconcurrentie tussen de deelnemende organisaties speelt. Bijgevolg zal een enorm aantal gebruikers worden belet om voor een multiterritoriale/multirepertoire licentie een organisatie te kiezen op basis van prijsverschillen.

    (70) De noodzaak voor een auteursrechtenorganisatie om een passende vergoeding voor haar eigen repertoire te garanderen vloeit zeker voort uit de wezenlijke functie van het auteursrecht en de naburige rechten, en het spreekt dan ook voor zich dat overeenkomsten tussen auteursrechtenorganisaties bepalingen over deze kwestie zullen bevatten. Toch gaat artikel 5, lid 2, van de wederkerigheidsovereenkomst verder dan de loutere erkenning dat auteursrechtenorganisaties voldoende inkomsten moeten verwerven om hun onderlinge financiële verplichtingen te kunnen honoreren, omdat daarin wordt aangegeven hoe een en ander moet gebeuren, doordat organisaties worden verplicht de tarieven van het land van bestemming te respecteren. Zodoende zijn deze bepalingen niet objectief noodzakelijk voor het bestaan van de wederkerigheidsovereenkomst.

    (71) Wat dit mechanisme bijzonder beperkend maakt, is het feit dat het gebrek aan prijsconcurrentie zoals dat voortvloeit uit het beoogde stelsel, zich niet alleen voordoet ten aanzien van de royalty's zelf die verschuldigd zijn voor het gebruik van beschermende werken, maar ook ten aanzien van dat deel van de licentievergoeding dat bedoeld is om de beheerskosten van de licentieverlenende organisatie te dekken. In feite wordt geen onderscheid gemaakt tussen beide elementen, waarvan de som noodzakelijkerwijs het totaalbedrag van de licentievergoeding vormt. Door de royalty's uit hoofde van auteursrechten niet te onderscheiden van de beheersvergoeding, verminderen de aanmeldende partijen de kansen op onderlinge concurrentie aanzienlijk wat betreft de prijszetting voor de dienstverlening op het gebied van licenties. De verwarring tussen beide elementen van de licentievergoeding belet kandidaat-gebruikers de efficiency van elk van de deelnemende organisaties afzonderlijk na te gaan, noch kunnen zij profiteren van de licentiediensten van de organisatie die hun deze tegen een lagere kostprijs aan kan bieden. Het Hof van Justitie is inderdaad tot de bevinding gekomen dat exploitatiekosten de markantste verschillen tussen auteursrechtenorganisaties verklaren en dat concurrentie een rol kan spelen om het logge beheersapparaat te beperken en dus de royaltytarieven te beperken(39).

    (72) De samenvoeging van royalty's uit hoofde van auteursrechten en de beheersvergoeding die resulteert in een niet-gedifferentieerde algemene licentievergoeding die een gebruiker wordt berekend, kan niet aan worden gemerkt als rechtstreeks verband houdend met de aangemelde overeenkomst of als objectief noodzakelijk voor het bestaan van de wederkerigheidsovereenkomst.

    (73) Ten eerste houdt de samenvoeging van royalty's uit hoofde van auteursrechten en de beheersvergoeding niet rechtstreeks verband met het voorwerp van de aangemelde overeenkomst. Er valt geen logisch verband te leggen tussen de dienstverlening inzake wederzijdse vertegenwoordiging tussen de auteursrechtenorganisaties zoals die in de aangemelde overeenkomst wordt beoogd, en de praktijk waarbij twee onderscheiden elementen van een licentievergoeding die een gebruiker downstream worden berekend, worden samengevoegd.

    (74) Ten tweede spreekt het voor zich dat de dienstverlening die een auteursrechtenorganisatie aanbiedt aan een rechthebbende aangeslotene, en de dienst welke diezelfde organisatie biedt aan een (kandidaat-)licentienemer, onderscheiden diensten zijn die andere activiteiten vereisen, waarbij andere tegenpartijen betrokken zijn en die andere kosten meebrengen. De dienstverlening die een rechthebbende aangeslotene wordt geboden, is een dienstverlening die gebaseerd is op een aansluitingsovereenkomst op grond waarvan de auteursrechtenorganisatie zich ertoe verbindt om licenties af te geven voor de werken waarvan de aangeslotene de legitieme rechthebbende is en om namens hem de inkomsten te innen die afkomstig zijn van de exploitatie van zijn werken door derden. Deze dienst speelt in op de vraag van rechthebbenden die hun werken willen laten beheren door een gespecialiseerde instantie, en omvatten het incasseren en verdelen van gelden, alsmede het toezicht op het gebruik door derden van werken van de aangeslotenen. Daarentegen speelt de dienst die aan een (kandidaat-)licentienemer wordt geboden, in op de vraag van een exploitant die gebruik wil maken van een auteursrechtelijk beschermd werk, en is deze dienst gebaseerd op een licentieovereenkomst. Vooral biedt deze dienst de gebruiker een gecentraliseerde dienstverlening die hem de langdurige, lastige en in de meeste omstandigheden ondoenbare opdracht bespaart om van alle afzonderlijke rechthebbenden een overdracht van auteursrechten te verkrijgen. De dienstverlening aan de gebruiker omvat de toekenning van de licentie, het ontvangen van gelden en de vaststelling van een kader dat verslaglegging, boekhouding en toezicht mogelijk kan maken.

    (75) Verwacht mag worden dat een onderneming in staat is haar kosten (zowel als haar inkomsten) te identificeren in verband met de verschillende producten of diensten die zij aan onderscheiden afnemers levert. Auteursrechtenorganisaties zouden daarom in staat moeten zijn de kosten te identificeren welke verbonden zijn aan de diensten die zij leveren aan rechthebbende aangeslotenen, enerzijds, en aan licentienemers, anderzijds, en op basis daarvan afzonderlijke prijzen te berekenen.

    (76) Het effect van de bepaling uit de wederkerigheidsovereenkomst dat elk van de overeenkomstsluitende partijen voor simulcasters de licentievergoedingen zal toepassen die van kracht zijn in het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij, voor die simulcasts welke in het grondgebied van laatstgenoemde worden ontvangen, betekent dat in de betrokken EER-staten hetzelfde product op de markt wordt aangeboden tegen een prijs die in ruime mate vooraf vast staat als gevolg van een netwerk van bilaterale overeenkomsten tussen de verschillende aanbieders van genoemd product, waarbij dat netwerk van bilaterale overeenkomsten zelf een uitkomst is van de aangemelde wederkerigheidsovereenkomst die de verschillende productaanbieders gesloten hebben. In het licht van het voorgaande moet de conclusie dan ook zijn dat artikel 5, lid 2, van de wederkerigheidsovereenkomst - waarbij wordt bepaald dat elk van de overeenkomstsluitende partijen voor simulcasters de licentievergoedingen zal toepassen die van kracht zijn in het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij, voor die simulcasts welke worden ontvangen in het grondgebied van laatstgenoemde - de mededinging beperken in de zin van artikel 81, lid 1, van het Verdrag.

    (77) De partijen bij de wederkerigheidsovereenkomst zijn de overgrote meerderheid van de in de EER gevestigde auteursrechtenorganisaties voor platenproducenten, naast auteursrechtenorganisaties uit Midden- en Oost-Europa, Azië, Latijns-Amerika en Nieuw-Zeeland(40). Een belangrijk deel van de platenmaatschappijen die aangesloten zijn bij de in de EER gevestigde auteursrechtenorganisaties welke partij zijn bij de wederkerigheidsovereenkomst, zijn aangesloten bij de IFPI, die de belangrijkste internationale brancheorganisatie is in de muzieksector en meer dan 1300 platen- en muziekvideoproducenten vertegenwoordigt in meer dan 70 landen - naast nationale brancheorganisaties die lokale platenmaatschappijen in 39 landen vertegenwoordigen (IFPI "National Groups"). De vijf grootste platenmaatschappijen (EMI, BMG, Vivendi/Universal, AOL/Time Warner en Sony) zijn aangesloten bij alle in de EER gevestigde auteursrechtenorganisaties die partij zijn bij de wederkerigheidsovereenkomst, hetgeen - gegeven het feit dat van deze vijf maatschappijen publiek bekend is dat zij op de markt voor muziekopnamen een marktaandeel van meer dan 50 % behalen - betekent dat een overgroot deel van het repertoire van muziekopnamen dat voor commerciële exploitatie via licenties voor bijvoorbeeld simulcasting beschikbaar is, wordt getroffen door de wederkerigheidsovereenkomst. Bovendien werken, zoals de partijen in hun aanmelding zelf erkennen, de auteursrechtenorganisaties in de EER als bijna-monopolies. Daaruit volgt dat auteursrechtenorganisaties op hun respectieve grondgebied een marktaandeel van nagenoeg 100 % bezitten, omdat bijna alle individuele rechthebbenden de rechten op hun geluidsopnamen aan telkens één auteursrechtenorganisatie per lidstaat toevertrouwen. Ten slotte zijn, voorzover de Commissie bekend, de auteursrechtenorganisaties die partij zijn bij de wederkerigheidsovereenkomst, de enige instanties ter wereld die in staat zijn een one-stop shop multiterritoriale/multirepertoire licentie toe te kennen voor simulcasting van auteursrechtelijk beschermde muzikale werken.

    (78) Het is helder dat sprake is van een aanzienlijke beperking van de mededinging wanneer, wat prijsstelling betreft, de licentievoorwaarden voor dergelijk aanzienlijk deel van het repertoire muziekopnamen in handen zijn van het overgrote deel van de beheerders van rechten van platenproducenten in de EER en deze beheerders zelf behoren tot de groep van de enige instanties ter wereld die in staat zijn een one-stop shop multiterritoriale/multirepertoire licentie toe te kennen voor simulcasting. Derhalve vormt artikel 5, lid 2, van de wederkerigheidsovereenkomst - waarin bepaald is dat elk van de overeenkomstsluitende partijen voor simulcasters de licentievergoedingen zal toepassen die van kracht zijn in het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partijen voor die simulcasts welke worden ontvangen in het grondgebied van laatstgenoemde - een aanmerkelijke beperking van de mededinging in de zin van artikel 81, lid 1, van het Verdrag.

    (79) Wat artikel 5, lid 3, en artikel 7 van de wederkerigheidsovereenkomst betreft, hebben de partijen verklaard dat deze bepalingen bedoeld zijn om gedurende de proefperiode een element van flexibiliteit in de regelingen in te bouwen, ingevolge de onzekerheid rond de evolutie van deze nieuwe markt. Volgens de partijen betreffen de beoogde discussies uitsluitend de elementen die noodzakelijk zijn om de doeltreffende tenuitvoerlegging van de wederkerigheidsovereenkomst te garanderen en, met name de repartitie van royalty's tussen de deelnemende organisaties. Deze discussies zullen auteursrechtenorganisaties niet beperken in hun autonomie om te beslissen over het niveau van hun eigen nationale tarief. De afspraak met de Commissie op dit punt is dat eventuele discussies tussen de partijen op grond van artikel 5, lid 3, en artikel 7 van de wederkerigheidsovereenkomst uitsluitend technisch van aard mogen zijn en bedoeld zijn voor het bereiken van technische verbeteringen of technische samenwerking die bijvoorbeeld de bepaling van criteria voor de vaststelling van de tarieven betreft of de vaststelling van de mechanismen voor de repartitie van royalty's. Derhalve lijken dergelijke discussies buiten het toepassingsbereik van artikel 81, lid 1, van het Verdrag te vallen mits zij niet resulteren in onderling afgestemde gedragingen of overeenkomsten met het oog op gemeenschappelijke vaststelling van prijzen.

    (80) Het is in overeenstemming met de basisgedachte van de verdragsbepalingen inzake de mededinging dat elke ondernemer zijn commercieel beleid en met name zijn prijsbeleid zelfstandig moet bepalen(41), en in onderhavige zaak mogen de discussies tussen de deelnemende organisaties niet resulteren in het verlies van hun autonomie om het niveau van hun nationale tarieven en beheersvergoedingen vast te stellen. De duidelijke reden hiervan is dat de gemeenschappelijke prijsbepaling de mededinging beperkt, doordat iedere deelnemer hierbij met een redelijke mate van zekerheid kan voorzien welk prijsbeleid zijn concurrerende mededeelnemers zullen volgen(42). Iedere discussie, onderling afgestemde gedraging of overeenkomst tussen de partijen op grond van artikel 5, lid 3, of als gevolg daarvan, die verder gaat dan het bedoelde strikt technische karakter en die de mededinging beperkt, valt niet onder de huidige aanmelding, met name wat betreft de toepassing van artikel 15, lid 5, van Verordening nr. 17.

    3. Invloed op de handel tussen lidstaten

    (81) Om na te kunnen gaan of een overeenkomst de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden, moet worden onderzocht of een dergelijke overeenkomst "al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, op het ruilverkeer tussen lidstaten een zodanige invloed kan uitoefenen, dat de verwezenlijking van de doelstellingen van een gemeenschappelijke markt tussen de lidstaten wordt geschaad"(43). Voor een dergelijk onderzoek moeten de "gevolgen voor de concurrentiestructuur binnen de gemeenschappelijke markt" in aanmerking worden genomen(44).

    (82) Het Hof heeft al geoordeeld dat de activiteiten van met het beheer van auteursrechten belaste verenigingen de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden(45). Daarnaast omvat de geografisch relevante markt voor het verlenen van licenties voor multiterritoriale/multirepertoire simulcasting het grootste deel van de EER(46). In dit geval betekenen de verplichting een aantal vooraf vastgestelde nationale tarieven samen te voegen én de verwarring tussen het element "royalty's voor auteursrechten" en het element "beheersvergoeding", dat de licentieverlenende organisatie een strikt beperkte manoeuvreerruimte heeft bij het vaststellen van de totale licentievergoeding. Dit gegeven beperkt de economische stimulus (ook al schakelt het die niet volledig uit), en derhalve ook de kans dat een kandidaat-licentienemer een licentie probeert te krijgen van een organisatie die gevestigd is in een andere lidstaat dan die waar hij in eerste instantie een aanvraag indiende.

    (83) In het licht van het voorgaande kan de wederkerigheidsovereenkomst de handel tussen lidstaten duidelijk ongunstig beïnvloeden.

    I. ARTIKEL 81, LID 3, VAN HET VERDRAG (EN ARTIKEL 53, LID 3, VAN DE EER-OVEREENKOMST)

    1. Bijdrage tot de verbetering van de technische of economische vooruitgang

    (84) De Commissie heeft eerder verklaard dat in bepaalde omstandigheden samenwerking kan worden gerechtvaardigd en aanzienlijke economische voordelen op kan leveren, met name wanneer ondernemingen moeten inspelen op de toenemende concurrentiedruk en op een markt die snel verandert ten gevolge van de mondialisering, de snelheid van technologische vooruitgang en de toenemende dynamisering van de markten in het algemeen(47). De wederkerigheidsovereenkomst lijkt de uitkomst van een dergelijke reactie te zijn, gelet op de technologische ontwikkelingen die leidden tot de simulcasting-technologie. Zij bevat een aantal concurrentiebevorderende elementen die sterk kunnen bijdragen tot de technische en economische vooruitgang op het gebied van collectief beheer van auteursrechten en naburige rechten.

    (85) Ten eerste werd er over simulcasting als dusdanig nog geen overeenkomst tussen auteursrechtenorganisaties gesloten. De wederkerigheidsovereenkomst beperkt aanzienlijk de rechtsonzekerheid rond het verlenen van licenties voor simulcasting omdat de overeenkomst gebaseerd is op een gemeenschappelijke visie van een belangrijk aantal licentieverlenende instanties in de EER op het relevante juridische kader. De overeenkomst zal derhalve aan auteursrechtenorganisaties de mogelijkheid bieden om gebruikers voor simulcasting licenties te verlenen die de repertoires betreffen van alle organisaties die wederzijds vertegenwoordigd zijn door middel van de wederkerigheidsovereenkomsten in een omgeving die meer rechtszekerheid biedt.

    (86) Ten tweede bevatten de uit de wederkerigheidsovereenkomst voortvloeiende simulcasting-licenties voor gebruikers een nieuw element, dat in de traditionele licenties voor auteursrechten en naburige rechten voordien niet bestond. In tegenstelling tot de traditionele licenties voor het gebruik van rechten maken simulcasting-licenties het mogelijk om de rechten waarvoor een licentie werd verleend, te gebruiken in meer dan één grondgebied. In feite zal de aangemelde structuur een ruimer verbreid, rechtmatig gebruik van de rechten mogelijk maken, in overeenstemming met het mondiale bereik van internet. Door onderling het recht toe te kennen voor het verlenen van simulcasting-licenties "in en naar het eigen grondgebied" stellen auteursrechtenorganisaties elkaar in staat aan simulcasters een one-stop shop licentie toe te kennen die alle repertoires dekt van de organisaties welke partij zijn bij de overeenkomst, en die geldig is in alle gebieden waar de geluidsopname beschikbaar wordt gesteld. Een simulcaster zal daarom geen licentie meer hoeven aan te vragen bij elk van de auteursrechtenorganisaties in ieder gebied waar zijn simulcast via internet toegankelijk is.

    (87) Beide beschreven elementen tonen aan dat de wederkerigheidsovereenkomst een nieuw product doet ontstaan: een multiterritoriale, multirepertoire licentie voor simulcasting, die de repertoires dekt voor een aantal auteursrechtenorganisaties, die een simulcaster in staat stelt om van één auteursrechtenorganisatie één enkele licentie te verkrijgen voor zijn simulcast die via internet nagenoeg overal ter wereld toegankelijk is.

    (88) Een van de belangrijkste bezwaren in verband met samenwerkingsovereenkomsten, zowel wat horizontale als verticale overeenkomsten tussen concurrenten betreft, is dat het gaat om mededingingsbeperkingen door middel van beperkingen van de productie(48). In onderhavige zaak is het echter zo dat het feit dat een nieuw product wordt gecreëerd door middel van de wederkerigheidsovereenkomst - in antwoord op een duidelijke vraag - de output doet toenemen. Zolang de toekenning van licenties door auteursrechtenorganisaties onder normale omstandigheden verloopt - zoals trouwens voorzien in de wederkerigheidsovereenkomst - lijkt er geen reden te zijn om een beperking van de output te vrezen, in hoofdzaak gegeven het feit dat concurrentie in de EER-staten waar de lokale auteursrechtenorganisatie partij is bij de overeenkomst, zal worden versterkt ingevolge de overeenkomst.

    2. Bijdrage tot de verbetering van de verdeling der producten

    (89) Het feit dat het gebruik van simulcastingtechnologie door de wederkerigheidsovereenkomst wordt versterkt, resulteert erin dat meer geluids-/video-opnamen beschikbaar worden gesteld aan meer consumenten. Muziekopnamen en video-uitzendingen via terristrische middelen, satelliet en/of kabel hebben om technische redenen noodzakelijkerwijs een beperkt bereik. Door deze muziekopnamen en video's via simulcasting op internet beschikbaar te stellen bieden simulcasters aan vrijwel iedereen waar ook ter wereld de mogelijkheid toegang te krijgen tot deze producten.

    (90) Door de aangemelde regelingen wordt vermeden dat gebruikers in heel de EER een groot aantal afzonderlijke en langdurige onderhandelingen moeten aangaan met elke auteursrechtenorganisatie afzonderlijk. Bijgevolg zal het wederkerigheidskader de transactiekosten aanzienlijk doen verminderen en bijdragen tot de creatie van een markt voor de licentieverlening van simulcast-uitzendingen die vrijwel de hele EER(49) omvat. In het stelsel van wederkerige licenties voor simulcasting krijgen omroeporganisaties het comfort dat zij door het verkrijgen van één simulcasting-licentie van één enkele auteursrechtenorganisatie in staat zullen zijn om te simulcasten naar elk deelnemend gebied, zonder te hoeven vrezen dat zij zullen worden vervolgd voor inbreuken bij het gebruik van de betrokken rechten(50).

    (91) Kleine platenmaatschappijen bieden meestal kansen aan nieuwe en onbekende uitvoerende kunstenaars en concentreren hun inspanningen vaak op de productie van een specialistisch repertoire. De wederkerigheidslicenties zullen ervoor zorgen dat zij voor simulcasting in dezelfde mate voor hun werken worden vergoed als hun machtigere rivalen, omdat het repertoire waarvoor zij licenties verlenen even gemakkelijk voor gebruikers beschikbaar zal zijn als het repertoire van de internationale maatschappijen.

    (92) De distributie van muziek op platen en video's wordt zodoende verbeterd.

    3. Voordelen voor de consument

    (93) De creatie van een legitieme markt voor simulcasting komt de consumenten zowel op de korte als op de lange termijn ten goede.

    (94) Op de korte termijn zullen consumenten via de beschikbare simulcasts gemakkelijker en ruimer toegang krijgen tot een muziekrepertoire. Voorts zullen zij via internet toegang krijgen tot hun favoriete radio- en/of televisiemuziekprogramma's zonder de technische beperkingen die inherent zijn aan traditionele uitzendvormen. Ook zullen zij toegang kunnen krijgen tot dergelijke programma's vanuit vrijwel iedere locatie ter wereld.

    (95) Op de lange termijn zorgt het feit dat simulcasting thans wordt geïmplementeerd binnen een rechtmatig kader dat de billijke vergoeding van rechthebbenden garandeert, ervoor dat de inspanning van muziekproducenten op passende wijze wordt beloond en dat bijgevolg ook in de toekomst een ruimer muziekassortiment nog steeds beschikbaar zal zijn.

    4. Onmisbaarheid

    (96) De partijen hebben hun keuze om voor de vaststelling van tarieven te opteren voor de "land-van-bestemming"-regel - en de daaruit resulterende toepassing van vooraf bepaalde nationale tarieven - voorgesteld als onmisbaar voor het behoud van de rechten van rechthebbenden, wat betreft de billijke vergoeding en een adequate juridische handhaving. Het door de partijen gekozen model wordt aangevuld door de beoogde combinatie van de "land-van-bestemming"-regel met de criteria van gegenereerde inkomsten en/of gebruiksintensiteit.

    (97) Om de onmisbaarheid van de in artikel 5, lid 2, van de wederkerigheidsovereenkomst geïntroduceerde beperking te beoordelen moet de Commissie nagaan of een minder beperkend alternatief voor de partijen beschikbaar is. Daarbij dient de Commissie de door de partijen nagestreefde legitieme doelstellingen in aanmerking te nemen, met name het streven naar een adequate rechtsbescherming, een passende vergoeding van rechthebbenden en vergoedingsregelingen waarbij met de omvang van de exploitatie van auteursrechtelijk beschermde werken rekening wordt gehouden, en deze elementen vervolgens af te wegen tegen een van de voornaamste bezwaren ten aanzien van samenwerkingsovereenkomsten, zowel wat betreft horizontale als verticale overeenkomsten tussen concurrenten: mededingingsbeperking door het vaststellen van prijzen(51).

    (98) Het door de partijen voorgestelde model doet twee vragen rijzen. De eerste betreft het feit dat noch voor de nationale tarieven, zoals voorgesteld door de partijen, noch voor de totale licentievergoeding wordt onderscheiden tussen royalty's voor auteursrechten en de beheersvergoeding - dus het bedrag dat bedoeld is als vergoeding voor de rechthebbende, enerzijds, en het bedrag dat bedoeld is ter dekking van de beheerskosten van de licentieverlenende organisatie, anderzijds. Het tweede vraagstuk betreft het vooraf bepalen van nationale tarieven, waarvan de som de totale licentievergoeding vormt die elk van de deelnemende organisaties berekent voor een multiterritoriale/multirepertoire licentie.

    De vermenging van royalty's voor auteursrechten en de beheersvergoeding

    (99) Wat het eerste vraagstuk betreft, de vermenging tussen royalty's voor auteursrechten en de beheersvergoeding (die samengeteld de totale licentievergoeding opleveren) beperkt de mededinging tussen auteursrechtenorganisaties wat betreft de prijszetting voor de aan gebruikers aangeboden dienstverlening op het gebied van licentieverlening(52). Wanneer niet tussen deze beide elementen wordt onderscheiden, wordt het onmogelijk te weten welk deel van de licentievergoeding zal worden gebruikt ter vergoeding van de rechthebbende en welk deel zal dienen om de beheerskosten te dekken die de licentieverlenende organisatie maakte bij het verlenen en beheren van een multiterritoriale/multirepertoire licentie. Deze verwarring toont onder meer aan dat de organisaties in de beoogde structuur hun feitelijke beheerskosten niet in aanmerking zouden nemen bij het vaststellen van een beheersvergoeding voor de gebruikers. Dit betekent dat het deel van de licentievergoeding dat bedoeld was om de beheerskosten van de licentieverlenende organisatie te dekken, arbitrair zou worden vastgesteld en als dusdanig potentieel buitensporig zou zijn. In een scenario waarin de organisaties te maken krijgen met prijsconcurrentie, zou deze vrees kunnen worden weggenomen door het feit dat de marginale kost van de dienst tot nul zou gaan dalen ingevolge het bestaan van concurrentie tussen verschillende organisaties. Onder de beoogde structuur zou evenwel geen prijsconcurrentie mogelijk worden gemaakt door de verplichting alle vooraf vastgestelde nationale tarieven samen te tellen om zodoende uit te komen op een vaste totale licentievergoeding.

    (100) De overeenkomst tussen de organisaties om de beheersvergoeding en de royalty's voor auteursrechten te fuseren - en zodoende gezamenlijk een algemene licentievergoeding vast te stellen - gaat duidelijk verder dan hetgeen vereist is voor het nastreven van de legitieme belangen van de partijen ten aanzien van de adequate rechtsbescherming, passende vergoeding van rechthebbenden en vergoedingsregelingen waarin rekening wordt gehouden met de omvang van de exploitatie van beschermde werken.

    (101) De partijen verklaren dat beheersvergoeding en royalty's voor auteursrechten worden gefuseerd omdat de beheerskosten uitsluitend worden gedragen door hun rechthebbende aangeslotenen middels een commissie die wordt berekend op de geïncasseerde inkomsten - en niet door de gebruikers die een licentie voor gebruik van auteursrechten verkrijgen. De partijen beschouwen het bedrag dat een gebruiker voor een licentie betaalt, in zijn totaliteit als vergoeding voor het gebruik van auteursrechten en niet - zelfs niet ten dele - als de betaling van beheerskosten. Niettemin gaat de verklaring die de partijen geven, voorbij aan de economische realiteit en komt zij eerder overeen met een financiële fictie. Het is bekend dat de vergoeding van de organisaties overeenstemt met een commissie die rechthebbende aangeslotenen wordt berekend ten aanzien van de ontvangen inkomsten. Deze commissie wordt gevraagd ter dekking van de beheerskosten van de organisaties. Het is ook bekend dat de bedragen die auteursrechtenorganisaties aan gebruikers aanrekenen voor licenties voor auteursrechten, hun enige bron van inkomsten zijn. Het is dan ook logisch dat een deel van de door een gebruiker betaalde licentievergoeding wordt toegerekend om de beheerskosten van een licentieverlenende organisatie te dekken, en zodoende de kosten weergeeft van de toekenning en het beheer van precies diezelfde licentie(53). Indien nationale tarieven de verschillende kosten reflecteren, is er geen enkele logica, wat een one-stop shop stelsel betreft, om eenvoudigweg nationale tarieven die overeenstemmen met de kosten van andere auteursrechtenorganisaties, samen te tellen. Aangezien het one-stop shop stelsel onvermijdelijk zal leiden tot besparingen inzake beheerskosten, zou het handhaven van een tariefstructuur die eenvoudigweg de som is van de verschillende nationale tariefstructuren, niet stroken met een van de belangrijkste voordelen van het voorgestelde stelsel voor multirepertoire/multerritoriale simulcasting-licenties.

    (102) Het is ten aanzien van de one-stop shop dienstverlening dat de verschillende organisaties noodzakelijkerwijs verschillende kosten moeten hebben, afhankelijk van hun individuele efficiency (lonen, huur, communicaties enz.). De Commissie ziet geen rechtvaardiging waarom het bedrag van de vergoeding die gebruikers voor deze dienst verschuldigd zijn, door de aanmeldende partijen moet worden goedgekeurd.

    (103) Om de bezwaren weg te nemen die de Commissie geuit had ten aanzien van de overeenkomst tussen de ondernemingen om het bedrag van de beheersvergoeding te bepalen, hebben de partijen de aangemelde overeenkomst zo aangepast dat de royalty's voor auteursrechten worden gescheiden van de beheersvergoeding en dat deze vergoedingen apart worden vermeld bij het berekenen van een licentievergoeding aan een gebruiker. Een andere aanpassing die in de wederkerigheidsovereenkomst werd aangebracht, is erop gericht de beheersvergoeding te bepalen in verhouding tot de reële beheerskosten die de licentieverlenende organisatie maakte ten aanzien van de toekenning van multiterritoriale/multirepertoire licenties. In bijlage 1 bij formulier A van de op 22 mei 2002 aangepaste overeenkomst, waardoor de voorwaarden beschreven in een schrijven dat de Commissie op 19 april 2002 werd gezonden, werden uitgebreid tot alle partijen, is het volgende bepaald:"(...) IFPI and the record producers' collecting societies within the EEA will examine how, consistent with applicable national and European laws and regulations governing the simulcasting of sound recordings and/or the operation of producers' collecting societies, to introduce a mechanism whereby collecting societies in the EEA will specify which part of the tariff to simulcasters obtaining a multi-territorial and multi-repertoire licence pursuant to the notified agreement corresponds to the administration fee to the user. This administration fee will then be indicated separately from the royalty proper paid for the use of phonogram producers' rights by simulcasters obtaining a multi-territorial and multi-repertoire licence pursuant to the notified agreement. Accordingly, the envisaged mechanism will result in the two elements of the fee to be charged to simulcasters in the EEA being separately identified: the royalty for the use of phonogram producers' rights and the administrative fee to cover the administration costs related to the granting of multi-territorial simulcasting licenses.

    The determination of the element of the administrative fee shall be made independently by each and every grantor collecting society according to the costs of the administration of the collecting society's service to multi-territorial users. Furthermore, the parties acknowledge that whilst the determination of the element of the tariff for the use of phonogram producers' rights may be carried out according to the country-of-destination principle, pursuant to Article 5(2) of the notified Agreement, the determination of the element of the administrative fee shall be made according to the administrative costs incurred by the grantor society."

    ("(...) IFPI en de auteursrechtenorganisaties van platenmaatschappijen in de EER zullen onderzoeken hoe, in overeenstemming met de toepasselijke nationale en Europese wet- en regelgeving betreffende de simulcasting van geluidsopnamen en/of de werking van auteursrechtenorganisaties van producenten, een mechanisme kan worden ingevoerd waarbij auteursrechtenorganisaties in de EER zullen aangeven welk deel van het tarief voor simulcasters die een multiterritoriale en multirepertoire licentie verkrijgen op grond van de aangemelde overeenkomst, overeenstemt met de beheersvergoeding voor de gebruiker. Deze beheersvergoeding zal dan worden vermeld, gescheiden van de eigenlijke royalty's die worden betaald voor het gebruik van de rechten van fonogrammenproducenten door simulcasters die een multiterritoriale en multirepertoire licentie verkrijgen op grond van de aangemelde overeenkomst. Dienovereenkomstig zal het beoogde mechanisme erin resulteren dat de beide elementen van de vergoeding die simulcasters in de EER wordt berekend, afzonderlijk worden vermeld: de royalty's voor het gebruik van rechten van fonogrammenproducenten en de beheersvergoeding om de beheerskosten te dekken in verband met de toekenning van multiterritoriale simulcasting-licenties.

    Het onderdeel beheersvergoeding zal onafhankelijk worden vastgesteld door elke licentieverlenende auteursrechtenorganisatie in overeenstemming met de beheerskosten van de dienstverlening van de auteursrechtenorganisatie aan multiterritoriale gebruikers. Bovendien erkennen de partijen dat, het onderdeel van het tarief voor het gebruik van de rechten van fonogrammenproducenten weliswaar mag worden vastgesteld in overeenstemming met de 'land-van-bestemming'-regel, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de aangemelde overeenkomst, maar dat daarnaast het element beheersvergoeding zal worden vastgesteld overeenkomstig de beheerskosten die de licentieverlenende organisatie maakt".).

    (104) De partijen erkenden het belang dat de Commissie hechtte aan het beginsel waarvan in hun brief sprake, door de wederkerigheidsovereenkomst zo aan te passen dat de opsplitsing tussen royalty's voor auteursrechten en de beheersvergoeding uiterlijk op het tijdstip waarop de huidige proefperiode van de aangemelde overeenkomst afloopt, zal worden doorgevoerd. In de aangepaste versie van de wederkerigheidsovereenkomst, zoals aangemeld op 22 mei 2002, stemmen de partijen ermee in om de Commissie vóór eind 2003 een reeks voorstellen over te leggen voor de toepassing van de vereiste mechanismen en om deze na die datum zo snel mogelijk ten uitvoer te leggen. Meer bepaald staat in de wederkerigheidsovereenkomst het volgende:

    "The collecting society signatories undertake to use their best efforts to submit to the Commission proposals for the above-referred mechanism by 31 December 2003 and to implement such a mechanism as soon as possible after that. In any event the collecting society signatories undertake to implement the mechanism described in this letter by 31 December 2004 and acknowledge that such implementation is a crucial element to be taken into consideration by the Commission in the assessment of any future arrangement concerning the management and licensing of phonogram producers' rights for the purposes of multi-territorial and multi-repertoire simulcasting."

    ("De overeenkomstsluitende auteursrechtenorganisaties verbinden zich ertoe om naar beste vermogen de Commissie voorstellen over te leggen voor voormeld mechanisme vóór 31 december 2003 en om een dergelijk mechanisme zo snel mogelijk na dat tijdstip ten uitvoer te leggen. In ieder geval verbinden de overeenkomstsluitende auteursrechtenorganisaties zich ertoe het mechanisme als beschreven in deze brief, tegen 31 december 2004 ten uitvoer te leggen en erkennen zij dat deze tenuitvoerlegging een essentieel element is waarmee de Commissie rekening moet houden bij de beoordeling van eventuele toekomstige regelingen betreffende het beheer en de verlening van licenties voor rechten van fonogrammenproducenten met het oog op multiterritoriale en multirepertoire simulcasting").

    (105) De partijen hebben uiteengezet dat het noodzakelijk is discussies aan te gaan over de omvang van de diensten die zij onderling willen leveren in het kader van de wederkerigheidsovereenkomsten. Deze discussies mogen evenwel niet leiden tot een verlies van autonomie van elk van de organisaties ten aanzien van de bepaling van hun individuele beheersvergoedingen en/of tot enigerlei vorm van onderling afgestemde gedragingen of overeenkomsten op het gebied van de vaststelling van prijzen. Waar dit het geval mocht zijn, geldt duidelijk dat dergelijke besprekingen niet onder de aanmelding vallen. Daarom staat in de wederkerigheidsovereenkomst te lezen:

    "As a result of the principles set out above, the signatories hereto acknowledge that any agreements or concerted practices entered into by the notifying parties in relation to the determination of their individual administrative fees are not covered by the notification of the notified agreement, namely for the purposes of Article 15(6) of Regulation 17/62. The notification should however be understood to include necessary discussions between participating societies in order to specify the scope of the administration services the participating societies are required to provide to each other under the reciprocal agreements."

    ("Ingevolge de hierboven beschreven beginselen erkennen de overeenkomstsluitende partijen dat eventuele overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de aanmeldende partijen begaan ten aanzien van de vaststelling van hun individuele beheersvergoedingen, niet gedekt zijn door de aanmelding van de aangemelde overeenkomst, met name ten aanzien van artikel 15, lid 6, van Verordening nr. 17/62. De aanmelding moet evenwel zo worden begrepen dat zij ook de discussies omvat die deelnemende organisaties moeten voeren om de omvang te bespreken van de beheersdiensten die de deelnemende organisaties aan elkaar moeten leveren in het kader van de wederkerigheidsovereenkomsten.").

    (106) De partijen hebben aangetoond dat de auteursrechtenorganisaties momenteel niet beschikken over de beheers- en boekhoudstructuren die hen in staat stellen om onmiddellijk een scheiding door te voeren tussen de royalty's voor auteursrechten en de beheersvergoeding. Bijgevolg zouden de partijen, zelfs indien van hen werd verlangd dat zij deze splitsing onmiddellijk zouden doorvoeren, de wederkerigheidsovereenkomst moeten opgeven - omdat zij niet in staat zijn een dergelijke splitsing door te voeren, zodat daaruit resulterende voordelen ook niet zouden worden verwezenlijkt. De partijen hebben ook aangetoond dat een zekere tijd nodig zal zijn om te bestuderen hoe de verschillende mogelijkheden voor de beoogde scheiding in de praktijk kunnen worden omgezet en om, zodra een mechanisme gekozen is, dit ook ten uitvoer te leggen. Voorts erkent de Commissie dat dergelijke splitsing een belangrijke wijziging betekent in de manier waarop collectief auteursrechtenbeheer wordt uitgevoerd, zoals onder meer blijkt uit het feit dat geen andere groep van auteursrechtenorganisaties een dergelijke splitsing heeft toegepast en uit de vaststelling dat in feite collectief auteursrechtenbeheer nu al vele decennia volgens dezelfde lijnen wordt uitgevoerd.

    (107) De aanpassing die de partijen aan de aangemelde overeenkomst hebben aangebracht, zal leiden tot een belangrijke mate van transparantie in hun betrekkingen met gebruikers(54). Bovendien maakt deze aanpassing daadwerkelijke, zij het beperkte, prijsconcurrentie mogelijk tussen auteursrechtenorganisaties ten aanzien van de dienstverlening inzake licentieverlening op de markt voor de licentieverlening van het simulcasting-recht voor platenproducenten. In het licht van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de aanpassingen die aan de wederkerigheidsovereenkomst aangebracht zijn, toereikend zijn om de mededingingsbezwaren weg te nemen die zij voordien op dit punt had geformuleerd. Ten slotte is de Commissie, gezien de elementen die de partijen voor de Commissie hebben aangevoerd, van oordeel dat de periode die vereist is voor de beoordeling en tenuitvoerlegging van de mechanismen die bedoeld zijn voor de scheiding tussen royalty's voor auteursrechten en de beheersvergoeding, onmisbaar zijn in de zin van artikel 81, lid 3, onder a), van het Verdrag.

    Vooraf vastgestelde nationale royalty's voor auteursrechten

    (108) Ongeacht de vraag naar de vermenging van de eigenlijke royalty's en de beheersvergoeding, zal het totale simulcastingtarief dat een gebruiker wordt berekend voor een multirepertoire/multiterritoriale licentie een royalty-element bevatten dat resulteert uit het samentellen van alle royalty's voor auteursrechten die op nationaal niveau worden bepaald. Het door de partijen voorgestelde model betekent dus dat, zelfs indien de beheersvergoeding wordt afgesplitst, het element royalty's voor auteursrechten vooraf bepaald blijft en niet kan worden gewijzigd door de organisatie die een simulcasting-licentie afgeeft. Een en ander resulteert uit het samentellen van de nationale royalty's die door elk van de deelnemende organisaties afzonderlijk (met inbegrip van de licentieverlenende organisatie) wordt vastgesteld voor het gebruik van het repertoire in hun eigen grondgebied.

    (109) De alternatieven voor het door de partijen voorgestelde model (vooraf bepalen van verschillende niveaus van nationale royalty's) stemmen overeen met verschillende niveaus van autonomie voor de licentieverlenende organisatie bij het bepalen van het element royalty's in de licentievergoeding. Het eerste alternatief zou erin bestaan dat de licentieverlenende organisatie de volledige vrijheid krijgt om het niveau van de royalty's te bepalen. Daarentegen zou het tweede alternatief bestaan in een overeenkomst tussen alle organisaties die één enkel niveau van royalty's vaststellen voor het gebruik van elkaars repertoires in alle gebieden.

    (110) De minder beperkende optie is duidelijk het vrij bepalen van het niveau van de royalty's door de licentieverlenende organisatie. Niettemin hebben de aanmeldende partijen aangetoond dat het behoud door de afzonderlijke auteursrechtenorganisaties van een zekere vorm van controle over de licentievoorwaarden voor hun eigen repertoire om zodoende een minimumniveau van vergoeding voor hun rechthebbende aangeslotenen te garanderen, in de huidige omstandigheden onmisbaar is voor het sluiten van de wederkerigheidsovereenkomst, omdat bij gebreke van een dergelijk minimumniveau aan controle de bereidheid van een auteursrechtenorganisatie in het gedrang zou komen om haar eigen repertoire bij te dragen in het licentieverleningskader dat door de wederkerigheidsovereenkomst mogelijk wordt gemaakt, en concreter door het samenstel van bilaterale overeenkomsten die nog zullen volgen.

    (111) Door haar eigen repertoire bij te dragen aan het "pakket" van repertoires die worden opgenomen in een one-stop shop simulcasting-licentie, en aangezien iedere deelnemende auteursrechtenorganisatie in de EER een dergelijke licentie kan afgeven aan een gebruiker ongeacht waar deze in de EER gevestigd is, geeft een organisatie potentieel de toekenning van een haar eigen repertoire bestrijkende in handen van alle overige organisaties, hetgeen een significante en grotendeels onbeproefde verandering is ten aanzien van de traditionele manier waarop licenties tot dusver werden afgegeven. Bij gebreke van een minimumniveau aan controle over de licentievoorwaarden zou een organisatie die met het repertoire van haar aangeslotenen bijgedragen heeft aan het one-stop shop pakket aan repertoires, het risico lopen dat een andere deelnemende organisatie - om gebruikers aan te trekken - de totale royaltyvergoeding zou verlagen tot onder het niveau dat acceptabel wordt geacht door eerstgenoemde organisatie en/of haar aangeslotenen. In dergelijke situatie zou deze organisatie (en haar aangeslotenen) inkomsten verliezen ten opzichte van het scenario waarin zij niet deelnam aan de regeling uit de wederkerigheidsovereenkomst. Bijgevolg zou het ontbreken van een zekere vorm van controle over de licentievoorwaarden ten aanzien van het niveau van royalty's de economische stimulus doen verdwijnen om deel te nemen aan de wederkerigheidsovereenkomst.

    (112) Bovendien lijkt de bepaling op nationaal niveau van de royalty's voor de exploitatie van het repertoire van een organisatie op haar eigen grondgebied voldoende tegemoet te komen aan het streven van de partijen om een passende vergoeding van de rechthebbenden te garanderen in overeenstemming met de commerciële realiteit van het grondgebied waar het auteursrecht wordt geëxploiteerd.

    (113) Geconcludeerd moet worden dat de optie om vooraf nationaal het niveau van de royalty's voor copyright vast te stellen, in de huidige omstandigheden overeen lijkt te stemmen met de minst restrictieve van de alternatieven om een nieuw product te creëren en te distribueren.

    (114) Het Hof heeft erkend dat het recht van een rechthebbende op een vergoeding voor iedere vertoning van het respectieve letterkundige of kunstwerk behoort tot de wezenlijke functie van het auteursrecht(55). In dit verband is het ook van belang vast te stellen dat het Hof geoordeeld heeft dat er sprake is van een rechtmatig belang wanneer de wegens de toestemming tot het vertonen van een audiovisueel werk verschuldigde royalty's worden berekend volgens het werkelijke of waarschijnlijke aantal uitvoeringen(56), wanneer dergelijke werken het publiek ter beschikking worden gesteld door het in omloop brengen van de materiële drager van het werk(57). Bovendien zou het praktische resultaat van de andere alternatieven waarover de partijen thans beschikken, niet in dezelfde mate de legitieme rechten van de partijen beschermen, of deze alleen zou beschermen door middel van nog restrictievere praktijken waarvan het weinig waarschijnlijk is dat zij in aanmerking zouden komen voor een vrijstelling op grond van artikel 81, lid 3.

    (115) In het licht van het voorgaande, en aangezien alle elementen in het bezit van de Commissie erop lijken te wijzen dat de beperking van de mededinging ingevolge artikel 5, lid 2, van de wederkerigheidsovereenkomst in de huidige omstandigheden een garantie biedt, waaronder de deelnemende organisaties hun individuele input niet zouden bijdragen om een multiterritoriale/multirepertoire simulcasting-licentie te creëren en te distribueren, is de Commissie van oordeel dat een dergelijke beperking onmisbaar is in de zin van artikel 81, lid 3, onder a), van het Verdrag.

    5. De mededinging wordt niet uitgeschakeld

    (116) Het gegeven dat wederkerige verticale overeenkomsten tussen concurrenten worden uitgesloten van het toepassingsbereik, in artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2790/1999 van de Commissie van 29 december 1999 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen(58) en de uitdrukkelijke vermelding in de richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het Verdrag op horizontale samenwerkingsovereenkomsten(59) illustreert duidelijk de bezwaren die wederkerigheidsovereenkomsten doen rijzen in verband met mogelijke compartimentering van de markt. In het geval van de wederkerigheidsovereenkomst zijn er echter een aantal verschillende factoren die erin resulteren dat daadwerkelijke concurrentie wordt gecreëerd tussen auteursrechtenorganisaties uit de EER, en dus de bezwaren worden weggenomen ten aanzien van mogelijke verdeling van markten of afnemers.

    (117) Ten eerste dient hier te worden herhaald dat, binnen het traditionele kader van licentieverlening voor auteursrechten en naburige rechten, feitelijke concurrentie tussen auteursrechtenorganisaties in Europa nagenoeg onbestaande was op een aantal van de relevante markten, met uitzondering van centrale licentieovereenkomsten tussen auteursrechtenorganisaties en de grote platenmaatschappijen voor mechanische verveelvoudigingsrechten.

    (118) In de onderhavige zaak vereist het sluiten van de wederkerigheidsovereenkomst weliswaar een vorm van samenwerking tussen de auteursrechtenorganisaties, maar deze zal niet in de plaats treden van eventuele bestaande concurrentie, aangezien de regeling gericht is op de ontwikkeling van een volledig nieuwe vorm van dienstverlening.

    (119) Bovendien werkt de aanpassing aan de wederkerigheidsovereenkomst zoals die op 21 juni 2001 door de partijen werd aangemeld(60), stimulerend voor de concurrentie tussen auteursrechtenorganisaties van platenproducenten. De auteursrechtenorganisaties zullen in staat zijn daadwerkelijk met elkaar te concurreren en zich te onderscheiden op het gebied van efficiency, kwaliteit van de dienstverlening en commerciële voorwaarden. Vanuit het oogpunt van de kandidaat-licentienemers vormt dit gegeven op zich al een positieve ontwikkeling ten opzichte van de aanvankelijk aangemelde overeenkomst, die bepaalde dat de gebruiker te maken had gekregen met één instantie die de vereiste licenties zou afgeven. Dit vormt ook een belangrijke evolutie ten opzichte van de traditionele manier om licenties voor rechten te verlenen, waarbij, gezien het de-factomonopolie dat alle auteursrechtenorganisaties op hun nationale grondgebied bezaten, daadwerkelijke concurrentie tussen organisaties in de meeste relevante markten niet plaatsvond.

    (120) Bovendien zullen de veranderingen die de partijen aan de wederkerigheidsovereenkomst aanbrachten, zoals aangemeld op 22 mei 2002, ervoor zorgen dat, na een initiële aanpassingsperiode, de concurrentie tussen auteursrechtenorganisaties zich ook zal uitstrekken tot het vaststellen van de prijzen. Doordat bij de toekenning van een licentie elke organisatie onafhankelijk de beheersvergoeding zal moeten vaststellen die moet worden gevoegd bij de royalty's voor auteursrechten, en doordat dergelijke vaststelling moet plaatsvinden uitgaande van de reële kosten die de licentieverlenende organisatie gemaakt heeft, zal daadwerkelijke mededinging tot stand komen tussen de deelnemende organisaties wat betreft het bedrag van de licentievergoeding. Bijgevolg zullen de deelnemende EER-organisaties hun efficiency inzake hun administratiekosten zodanig moeten opdrijven dat zij in staat zijn aan EER-gebruikers een one-stop shop simulcasting-licentie af te geven tegen de laagst mogelijke kostprijs.

    (121) Voorts zal de door de partijen toegezegde opsplitsing tussen royalty's voor auteursrechten en de beheersvergoeding de transparantie doen toenemen in de betrekkingen tussen de auteursrechtenorganisaties en gebruikers. Een en ander zal gebruikers (zowel als aangeslotenen van de organisaties) in staat stellen om beter de efficiency na te gaan van de organisaties en zal hun een beter inzicht verschaffen in de beheerskosten van die organisaties.

    (122) Ten slotte draagt de wederkerigheidsovereenkomst door het invoeren en stimuleren van concurrentie tussen deelnemende auteursrechtenorganisaties in de EER, bij tot de doelstelling van de oprichting en de instandhouding van een interne markt, in onderhavig geval een interne markt voor de levering van beheersdiensten tussen organisaties onderling en een interne markt voor de licentieverlening voor simulcasting.

    (123) Geconcludeerd moet worden dat de Commissie van oordeel is dat de wederkerigheidsovereenkomst, en met name artikel 5, lid 2, van deze overeenkomst, niet voor een wezenlijk deel van de betrokken producten de mededinging kan uitschakelen in de zin van artikel 81, lid 3, onder b), van het Verdrag.

    6. Conclusie

    (124) In het licht van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat voldaan is aan de cumulatieve voorwaarden uit artikel 81, lid 3, van het Verdrag en artikel 53, lid 3 van de EER-overeenkomst.

    J. DUUR VAN DE VRIJSTELLING

    (125) Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening nr. 17 wordt een beschikking op grond van artikel 81, lid 3, voor een welbepaalde termijn gegeven. De aangemelde wederkerigheidsovereenkomst is bedoeld om gedurende een proefperiode te functioneren, waarna zij opnieuw zal worden bezien. Daarom is het passend de duur van deze vrijstelling dienovereenkomstig vast te stellen. Derhalve zou, op grond van artikel 8, lid 1, van Verordening nr. 17, vrijstelling moeten worden verleend van 22 mei 2002 (datum van de aanmelding van de laatste versie van de wederkerigheidsovereenkomst) tot en met 31 december 2004 (de datum waarop zij afloopt),

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    Op grond van artikel 81, lid 3, van het Verdrag en artikel 53, lid 3, van de EER-overeenkomst worden de bepalingen van artikel 81, lid 1, van het Verdrag en van artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst bij dezen buiten toepassing verklaard voor de periode van 22 mei 2002 tot en met 31 december 2004 wat betreft de "Agreement on reciprocal representation to license simulcasts" die werd gesloten tussen de in artikel 2 van onderhavige beschikking genoemde auteursrechtenorganisaties, als laatstelijk op 22 mei 2002 bij de Commissie aangemeld.

    Artikel 2

    Deze beschikking is gericht tot de volgende ondernemingen:

    Wahrnehmung von Leistungsschutzrechten GesmbH Schreyvogelgasse 2/5 A - 1010 Wien

    Muziekindustrie Maatschappij Almaplein 3, bus 5 B - 1200 Brussel

    Gramex Gl. Kongevej 11-13, 2 DK - 1610 Copenhagen V

    Gramex Pieni Rooberstinkatu 16 00120 - Helsinki Finland

    Gesellschaft zur Verwertung von Leistungsschutzrechten mbH Grelckstrasse 36 D - 22529 Hamburg

    Grammo 24a Salaminos GR - Athens 152 32

    Samband Flitjenda og Hljomplötuframleidanda Eidistorg 17 170 Seltjarnarnes IJsland

    Società Consortile Fonografici Per Azioni Scpa Via S. Tecla, 5 Milano Italië

    Phonographic Performance Ireland PPI House

    1 Corrig Avenue

    Dun Laogharie

    Dublin Ierland

    Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten Catharina van Reneslaan 8 Postbus 113 1200 AC Hilversum Nederland

    Gramo Karl Johanseit 21 0159 Oslo Noorwegen

    Associação Fonográfica Portuguesa Rua Augusto dos Santos 2-4 P - 1050 - 028 Lisboa

    IFPI Sweden PO Box 1429 SE - 11184 Stockholm

    IFPI Schweiz Toblerstrasse 76A CH 8044 Zürich

    Phonographic Performance Limited 1 Upper James Street London W1R 3HG Verenigd Koninkrijk

    Intergram Na Porici 27 110 00 Prague 1 Tsjechische Republiek

    Eesti Fonogrammitootjate Ühing Laki 12 10621 Tallinn Estland

    Zwiazek Producentów Audio Video ul. Kruczkowskiego 12/2 00-380 Warsaw Polen

    Phonographic Performance Ltd Room 3705, 37th Floor, Hopewell Centre

    183 Queens Road East

    Wanchai Hongkong

    Phonographic Performance Limited Flameproof Equipments Bldg

    2nd Floor, B-39, off New Link Road

    Nr. Monginis Factory, Andheri (West)

    Mumbai 400 053 India

    Public Performance Malaysia Sdn Bhd 2nd Floor, Wisma Haip Lee

    139-2, Jalan Segambut

    51700 Kuala Lumpur Maleisië

    Recording Industry Performance Singapore Pte Ltd 163 Tras Street

    04-00 Lian Huat Building

    079024 Singapore

    The Association of Recording Copyright Owners 4F, No. 59, Tunghsing Road

    Hsin-Yi District

    Taipei, ROC Taiwan

    Phonorights (Thailand) Ltd 14th Floor, PM Tower

    731 Asoke-Dindaeng Road

    Bangkok 10400 Thailand

    Cámara Argentina de Productores de Fonogramas y Videogramas Hipolito Yrigoyen 1628

    Piso 6

    1344 Buenos Aires Argentinië

    Sociedad Mexicana de Productores de Fonogramas, Videogramas y Multimedia SGC Miguel Angel de Quevedo 531

    Colonia Romero de Terreros

    Delegacion Coyoacan

    004310 Mexico

    Unión Peruana de Productores Fonográficos Los Cipreses N. 355 - Lima 27 Peru

    Camara Uruguaya del Disco Edificio Ciudadela

    Juncal 1327 Apt 1701

    11000 Montevideo Uruguay

    Recording Industry Association New Zealand 11 York Street

    Parnell,

    Auckland Nieuw-Zeeland

    Gedaan te Brussel, 8 oktober 2002.

    Voor de Commissie

    Mario Monti

    Lid van de Commissie

    (1) PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62.

    (2) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

    (3) PB L 377 van 31.12.1994, blz. 28.

    (4) PB C 231 van 17.8.2001, blz. 18.

    (5) PB C 104 van 30.4.2003.

    (6) De partijen omschrijven het nauwkeuriger als "the simultaneous transmission by radio and TV stations via the Internet of sound recordings included in their single channel and free-to-air broadcasts of radio and/or TV signals, in compliance with the respective regulations on provision of broadcasting services" ("de gelijktijdige transmissie door radio- en televisiestations via internet van geluidsopnamen vervat in hun enkelvoudige kanaal en vrij te ontvangen uitzendingen van radio en/of televisiesignalen, in overeenstemming met de desbetreffende regelgeving inzake de levering van uitzenddiensten").

    (7) De TRIPS-overeenkomst die overeenstemt met bijlage 1 C bij de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie welke op 15 april 1994 werd ondertekend. Deze trad op 1 januari 1995 in werking.

    (8) Dit Verdrag is op 20 mei 2002 in werking getreden.

    (9) Alle eerder genoemde internationale verdragen.

    (10) WIPO-Verdrag.

    (11) Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (PB L 122 van 17.5.1991, blz. 42), gewijzigd bij Richtlijn 93/98/EEG (PB L 290 van 24.11.1993, blz. 9); Richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (PB L 346 van 27.11.1992, blz. 61), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10); Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PB L 248 van 6.10.1993, blz. 15); Richtlijn 93/98/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de harmonisatie van de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, gewijzigd bij Richtlijn 2001/29/EG; Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20); Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10) en Richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk (PB L 272 van 13.10.2001, blz. 32).

    (12) Artikel 1, lid 4.

    (13) Arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 1989 in zaak 395/87, Ministère Public/Tournier, Jurispr. 1989, blz. 2521.

    (14) Arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 1989 in gevoegde zaken 110/88, 241/88 en 242/88, Lucazeau/SACEM, Jurispr. 1989, blz. 2811.

    (15) "Each Contracting party shall apply to the simulcasters the license fees which apply in the other Contracting Party's territory for those simulcasts received in the latter's territory" ("Elke partij bij de overeenkomst zal de simulcasters de licentievergoedingen aanrekenen die gelden in het grondgebied van de andere partij bij de overeenkomst voor die simulcasts welke worden ontvangen in het grondgebied van laatstgenoemde").

    (16) Zie de bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht (PB C 372 van 9.12.1997, blz. 5, punt 17).

    (17) Aangezien er in Luxemburg en Liechtenstein geen auteursrechtenorganisatie van fonogrammenproducenten is, zullen de simulcasting-rechten van producenten voor die gebieden worden beheerd door andere maatschappijen die partij zijn bij de wederkerigheidsovereenkomst. Simulcasting-licenties voor Liechtenstein zullen worden beheerd door IFPI Schweiz. Het grondgebied van Luxemburg valt onder de wederkerigheidsovereenkomst en iedere deelnemende maatschappij uit de EER zal licenties kunnen afgeven aan in Luxemburg gevestigde simulcasters, in overeenstemming met de in de overeenkomst uiteengezette beginselen.

    (18) Zie de bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht (PB C 372 van 9.12.1997, blz. 5, punt 8).

    (19) Zie de bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht (PB C 372 van 9.12.1997, blz. 5, punt 17).

    (20) Zie de bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht (PB C 372 van 9.12.1997, blz. 5, punt 30).

    (21) Onder bepaalde omstandigheden verleent de nationale wetgeving in een aantal lidstaten aan auteursrechtenorganisaties een wettelijk monopolie voor de exploitatie van rechten.

    (22) Arrest van het Hof van Justitie van 21 maart 1974 in zaak 127/73, BRT/SV SABAM en NV Fonior, Jurispr. 1974, blz. 313.

    (23) Arrest van het Hof van Justitie van 2 maart 1983 in zaak 7/82, GVL/Commissie, Jurispr. 1983, blz. 483.

    (24) PB C 231 van 17.8.2001, blz. 18.

    (25) PB C 3 van 6.1.2001, blz. 2.

    (26) Memorandum concerning issues arising from the country of destination principle and the tariff structure in the simulcasting agreement, document ingediend op 5 november 2001.

    (27) Zie bv. het arrest in zaak 127/73, BRT/SV SABAM en NV Fonior, reeds aangehaald; het arrest van het Hof van 20 januari 1981 in gevoegde zaken 55 en 57/80, Musik-Vertrieb Membran GmbH en K-Tel International/GEMA, Jurispr. 1981, blz. 147; het arrest in zaak 7/82, GVL/Commissie, reeds aangehaald; arrest van het Hof van 20 oktober 1993 in gevoegde zaken C-92/92 en C-326/92, Phil Collins/Imtrat Handelsgesellschaft mbH en Patricia Im- und Export Verwaltungsgesellschaft mbH en Leif Emanuel Kraul/Emi Electrola GmbH, Jurispr. 1993, blz. I-5145.

    (28) Zie zaak 7/82, GVL/Commissie, reeds aangehaald, punt 32, en zaak 127-73, BRT/SABAM, reeds aangehaald, punt 23.

    (29) Artikel 7 luidt als volgt:"During the experimental period the Contracting Parties shall undertake to use their best efforts to exchange information for which they may be asked for the purpose of this agreement concerning: the license fees they apply to the simulcasts in their own territory; the number and origin of hits of the Simulcaster's website licensed by the parties; their repertoire."("Tijdens de proefperiode zullen de overeenkomstsluitende partijen naar beste vermogen informatie uitwisselen waar hun om gevraagd is in het kader van deze overeenkomst betreffende: de licentievergoedingen die zij toepassen op simulcasts in hun eigen grondgebied; het aantal en de herkomst van de hits op de website van de simulcaster waarvoor de partijen een licentie afgegeven hebben, en hun repertoire.)".

    (30) Bijlage 11 bij de aanvraag ingediend op 16 november 2000.

    (31) Zie overwegingen 21, 22 en 23.

    (32) Het aantal gebruikers of de gebruiksintensiteit; zie overweging 25.

    (33) Zie overweging 25.

    (34) Arrest van het Hof van 18 maart 1980 in zaak 62/79, SA Compagnie Générale pour la diffusion de la television, Coditel e.a./SA Cine Vog Films e.a., Jurispr. 1980, blz. 881, punt 14.

    (35) Arrest van het Hof van 31 oktober 1974 in zaak 15/74, Centrafarm BV en Adriaan De Peijper/Sterling Drug Inc, Jurispr. 1974, blz. 1147, punt 7.

    (36) Arrest van het Hof van 13 juli 1966 in gevoegde zaken 56 en 58/64, Etablissements Consten en Grundig-Verkaufs GmbH/Commissie, Jurispr. 1966, blz. 450. Zie ook het arrest in gevoegde zaken 55 en 57/80, Musik-Vertrieb Membran GmbH en K-Tel International/GEMA, reeds aangehaald, waarin het Hof verklaarde (punt 12) dat er (voor de toepassing van artikel 36 van het Verdrag) "geen reden is om onderscheid te maken tussen het auteursrecht en de andere industriële en commerciële eigendomsrechten".

    (37) Zie deel G, Opmerkingen van derden.

    (38) De ervaring leert dat bijvoorbeeld in de sector van centrale licentieovereenkomsten voor mechanische verveelvoudigingsrechten verschillen in commerciële voorwaarden een cruciale factor zijn bij de keuze voor een auteursrechtenorganisatie ingeval de gebruiker, bij het aanvragen van een licentie bij een organisatie, kan kiezen uit een aantal verschillende organisaties. In de sector mechanische rechten heeft de ervaring echter ook geleerd dat enkel grote, internationale ondernemingen centrale licentieovereenkomsten sluiten.

    (39) Zaak 395/87, Ministère Public/Tournier, reeds aangehaald, punt 42.

    (40) Zie overweging 8.

    (41) Arrest van het Hof van 25 oktober 1977 in zaak 26/76, Metro/Commissie, Jurispr. 1977, blz. 1875, punt 21; arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 24 oktober 1991 in zaak T-1/89, Rhône-Poulenc/Commissie, Jurispr. 1991, blz. II-867, punt 121; arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 21 oktober 1997 in zaak T-229/94, Deutsche Bahn AG/Commissie, Jurispr. 1997, blz. II-1689, punt 38.

    (42) Arrest van het Hof van 17 oktober 1972 in zaak 8/72, Cementhandelaren/Commissie, Jurispr. 1972, blz. 977, punt 21; arrest Deutsche Bahn AG, reeds aangehaald, punt 36.

    (43) Arrest van het Hof van 11 juli 1985 in zaak 42/84, Remia BV e.a./Commissie, Jurispr. 1985, blz. 2545, punt 22.

    (44) Arrest van het Hof van 6 maart 1974 in gevoegde zaken 6/73 en 7/73, Istituto Chemioterapico Italiano SpA en Commercial Solvents Corporation/Commissie, Jurispr. 1974, blz. 223.

    (45) Arrest van het Hof van 25 oktober 1979 in zaak 22/79, Greenwich Film Production/SACEM en Société des Éditions Labrador, Jurispr. 1979, blz. 3275, en het arrest in zaak 7/82, GVL/Commissie, reeds aangehaald, punt 38.

    (46) Zie overwegingen 41 tot 44.

    (47) Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale samenwerkingsovereenkomsten, punt 3.

    (48) Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale samenwerkingsovereenkomsten, punten 11 en 18.

    (49) Met uitzondering van Frankrijk en Spanje.

    (50) Deze overweging geldt uitsluitend voor fonogrammenproducenten. Simulcasters zullen nog steeds afzonderlijke licenties moeten aanvragen bij afzonderlijke organisaties in gevallen waarin uiteenlopende categorieën auteursrecht en/of rechthebbenden betrokken zijn.

    (51) Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale samenwerkingsovereenkomsten, punten 11 en 18.

    (52) Zie overweging 76.

    (53) Over het verband tussen hoge beheerskosten en hoge royalty's, zie zaak 395/87, Tournier/Commissie, reeds aangehaald, punt 42.

    (54) De door de partijen aangebrachte aanpassing resulteert niet noodzakelijkerwijs in een verandering van de huidige regelingen tussen auteursrechtenorganisaties en hun aangeslotenen.

    (55) Zaak 62/79, SA Compagnie Générale pour la diffusion de la télévision, Coditel, e.a./SA Ciné Vog Films e.a., Jurispr. 1980, blz. 881, punt 14.

    (56) Ibidem, punt 13.

    (57) Ibidem, punt 12.

    (58) PB L 336 van 29.12.1999, blz. 21.

    (59) Punt 140; zie ook punt 147.

    (60) Zie overweging 3.

    Top