Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002D0604

2002/604/EG: Besluit van de Commissie van 9 juli 2002 tot beëindiging van de onderzoeksprocedure in verband met een handelsbelemmering in de zin van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad bestaande uit handelspraktijken van de Verenigde Staten van Amerika bij de invoer van bereide mosterd

PB L 195 van 24.7.2002, p. 72–73 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 09/07/2002

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2002/604/oj

32002D0604

2002/604/EG: Besluit van de Commissie van 9 juli 2002 tot beëindiging van de onderzoeksprocedure in verband met een handelsbelemmering in de zin van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad bestaande uit handelspraktijken van de Verenigde Staten van Amerika bij de invoer van bereide mosterd

Publicatieblad Nr. L 195 van 24/07/2002 blz. 0072 - 0073


Besluit van de Commissie

van 9 juli 2002

tot beëindiging van de onderzoeksprocedure in verband met een handelsbelemmering in de zin van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad bestaande uit handelspraktijken van de Verenigde Staten van Amerika bij de invoer van bereide mosterd

(2002/604/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld(1) (hierna "de verordening" genoemd), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 356/95(2), en met name op artikel 11, lid 1,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1) Op 7 juni 2001 heeft de Fédération des Industries Condimentaires de France ("FICF") klacht neergelegd uit hoofde van artikel 4 van de verordening.

(2) De FICF voerde aan dat de uitvoer van bereide mosterd uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten werd gehinderd door een handelsbelemmering in de zin van artikel 2, lid 1, van de verordening.

(3) De vermeende belemmering voor het handelsverkeer bestond uit het besluit van de Verenigde Staten de schorsing van de handelsconcessies voor bereide mosterd naar aanleiding van de Hormonenkwestie enkel toe te passen op de uitvoer uit bepaalde lidstaten van de Gemeenschap (en niet op het Verenigd Koninkrijk).

(4) De Commissie besloot na raadpleging van het bij de verordening ingestelde Raadgevend Comité dat de klacht voldoende bewijs bevatte voor de inleiding van een onderzoeksprocedure. Dientengevolge werd op 1 augustus 2001 een onderzoeksprocedure ingeleid(3).

B. BEVINDINGEN VAN HET ONDERZOEK

(5) In artikel 1 van de verordening is bepaald dat in deze verordening de communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek zijn neergelegd die de Gemeenschap in staat stellen de rechten te doen gelden die zij ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer [...] die [...] maatregelen mogelijk maken: a) [...]; b) tegen belemmeringen voor het handelsverkeer die gevolgen hebben op de markt van een derde land, teneinde de daaruit voortvloeiende nadelige gevolgen voor het handelsverkeer weg te nemen. In artikel 4, lid 1, van de verordening is bovendien bepaald dat een schriftelijke klacht kan worden ingediend door communautaire ondernemingen die van mening zijn dat zij "nadelige gevolgen voor het handelsverkeer hebben ondervonden als resultaat van belemmeringen voor het handelsverkeer die zich doen voelen op de markt van een derde land".

(6) De onderzoeksprocedure leidde tot de conclusie dat de vermeende nadelige gevolgen voor het handelsverkeer kennelijk niet voortvloeien uit de in de klacht genoemde belemmering voor het handelsverkeer, dat wil zeggen de praktijk van de Verenigde Staten die erin bestaat bepaalde concessies selectief in te trekken voor sommige, doch niet alle, lidstaten ("selectieve maatregelen"). Het onderzoek leverde geen argumenten op die de bewering konden staven dat uitbreiding van de schorsing van concessies tot het Verenigd Koninkrijk bevorderlijk zou zijn voor de uitvoer van bereide mosterd door de indiener van de klacht naar de Verenigde Staten. Aan de in de klacht vermelde belemmering voor het handelsverkeer kunnen derhalve geen andere nadelige gevolgen voor het handelsverkeer, als bedoeld in de verordening, worden toegeschreven dan die welke het resultaat zijn van de geoorloofde schorsingen van concessies door de Verenigde Staten in het kader van de WTO-overeenkomst. De onderzoeksprocedure heeft derhalve overeenkomstig artikel 11 aangetoond dat het belang van de Gemeenschap geen specifieke maatregelen tegen de vermeende belemmeringen voor het handelsverkeer uit hoofde van de verordening vereist.

C. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

(7) De onderzoeksprocedure heeft niet voldoende aangetoond dat het belang van de Gemeenschap specifieke maatregelen uit hoofde van de verordening vereist tegen de nadelige gevolgen voor het handelsverkeer die het resultaat zouden zijn van de vermeende belemmering voor het handelsverkeer. De onderzoeksprocedure wordt dientengevolge beëindigd.

(8) De bij dit besluit vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité dat bij de verordening is ingesteld,

BESLUIT:

Enig artikel

De op 1 augustus 2001 ingeleide onderzoeksprocedure in verband met belemmeringen voor het handelsverkeer in de zin van de verordening, bestaande uit handelspraktijken van de Verenigde Staten bij de invoer van bereide mosterd, wordt beëindigd.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2002.

Voor de Commissie

Pascal Lamy

Lid van de Commissie

(1) PB L 349 van 31.12.1994, blz. 71.

(2) PB L 41 van 23.2.1995, blz. 3.

(3) PB C 215 van 1.8.2001, blz. 2.

Top