EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998R1540

Verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw

PB L 202 van 18.7.1998, p. 1–10 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2003

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1998/1540/oj

31998R1540

Verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw

Publicatieblad Nr. L 202 van 18/07/1998 blz. 0001 - 0010


VERORDENING (EG) Nr. 1540/98 VAN DE RAAD van 29 juni 1998 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 92, lid 3, onder e), en op de artikelen 94 en 113,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat een overeenkomst inzake normale concurrentievoorwaarden in de commerciële scheepsbouw- en scheepsreparatiesector die is gesloten tussen de Europese Gemeenschap en bepaalde derde landen in het kader van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), hierna "de overeenkomst" te noemen (4), nog niet in werking is getreden omdat de Verenigde Staten van Amerika de overeenkomst nog niet hebben geratificeerd; dat Verordening (EG) nr. 3094/95 van de Raad van 22 december 1995 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw (5) derhalve nog niet in werking is getreden;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 3094/95 de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 90/684/EEG van de Raad (6) van toepassing blijven uiterlijk tot en met 31 december 1998 indien de overeenkomst van de OESO niet in werking is getreden;

Overwegende dat nog geen voldoende evenwicht tussen vraag en aanbod op de wereldwijde scheepsbouwmarkt is bereikt zodat de prijzen gedrukt blijven; dat wordt verwacht dat de concurrentiedruk op de scheepsbouwers van de Gemeenschap verder zal toenemen aangezien is voorzien dat de algemene vraag naar schepen na het jaar 2000 zal dalen en er wordt verwacht dat de wereldwijd beschikbare scheepsbouwcapaciteit zal blijven toenemen;

Overwegende dat het tempo waarin de werven van de Gemeenschap hun productiviteit verbeteren, dient te worden opgedreven, teneinde de kloof te dichten met hun internationale concurrenten, met name Japan en Korea, hoewel de werven van de Unie vooruitgang hebben geboekt op het gebied van de verbetering van hun concurrentiepositie;

Overwegende dat een concurrentiële scheepsbouwindustrie belangrijk is voor de Gemeenschap en bijdraagt tot haar economische en sociale ontwikkeling doordat de scheepsbouw uiteenlopende industrieën een substantiële markt verschaft en de werkgelegenheid handhaaft in een aantal regio's waarvan vele reeds te kampen hebben met een hoge werkloosheid;

Overwegende dat een complete afschaffing van de steun aan de sector momenteel nog niet mogelijk is gezien de moeilijke marktsituatie en de noodzaak om de werven aan te moedigen de noodzakelijke wijzigingen door te voeren om hun concurrentiepositie te verbeteren; dat een stringent en selectief steunbeleid dient te worden voortgezet, teneinde deze inspanningen te ondersteunen en eerlijke en uniforme voorwaarden te garanderen voor de intracommunautaire mededinging; dat een dergelijk beleid de meest geschikte benadering is om het behoud van een toereikende activiteit in de Europese werven te verzekeren en om aldus de overleving van een doelmatige en concurrentiële Europese scheepsbouwindustrie te garanderen;

Overwegende dat het steunbeleid van de Europese Gemeenschap ten behoeve van de scheepsbouwsector sinds 1987 in hoofdzaak ongewijzigd is gebleven; overwegende dat de doelstellingen van dit beleid in het algemeen zijn verwezenlijkt, maar dat het beleid dient te worden aangepast, teneinde de toekomstige uitdagingen waarmee de industrie te kampen krijgt, het hoofd te kunnen bieden;

Overwegende dat met name bedrijfssteun niet de efficiëntste manier is om de Europese scheepsbouwindustrie aan te moedigen om haar concurrentiepositie te verbeteren; dat de bedrijfssteun derhalve dient te worden afgebouwd en dat het accent moet worden verlegd naar andere vormen van steun, onder meer investeringssteun ten behoeve van innovatie, om de noodzakelijke verbeteringen van de concurrentiepositie te bevorderen;

Overwegende dat de bedrijfssteun derhalve zal worden opgeheven op 31 december 2000;

Overwegende dat bedrijfssteun in de vorm van ontwikkelingshulp aan ontwikkelingslanden aan striktere voorwaarden onderworpen dient te blijven;

Overwegende dat een duidelijker onderscheid nodig is tussen investeringssteun en herstructureringssteun; dat herstructureringssteun slechts uitzonderlijk kan worden toegekend en onderworpen dient te zijn aan strikte voorwaarden, zoals de toepassing van het "één keer/laatste keer"-beginsel (one time/last time), en dat als tegenprestatie voor de steun daadwerkelijke capaciteitsverminderingen alsook stringentere toezichtprocedures zijn vereist; dat investeringssteun slechts mag worden toegestaan krachtens regionale steunregelingen mits het project erop gericht is de productiviteit van de bestaande installaties te verbeteren;

Overwegende dat investeringssteun ten behoeve van innovatie dient te worden toegestaan op voorwaarde dat de steun wordt verleend voor daadwerkelijk innoverende projecten die de concurrentiepositie zullen verbeteren; dat steun voor onderzoek en ontwikkeling en steun voor de bescherming van het milieu eveneens dienen te worden toegestaan zodat deze steunmogelijkheden, die beschikbaar zijn voor alle andere bedrijfstakken, niet zouden worden ontzegd aan de scheepsbouwindustrie; dat sluitingssteun verder moet worden toegestaan om de structurele aanpassing te vergemakkelijken;

Overwegende dat steun aan de scheepsreparatiesector verboden dient te blijven, met uitzondering van steun ten behoeve van herstructurering, sluiting, investeringen krachtens regionale steunregelingen, innovatie, onderzoek en ontwikkeling, en bescherming van het milieu, hoewel wordt voorgesteld om scheepsverbouwing in zekere mate verder op dezelfde wijze te behandelen als scheepsbouw;

Overwegende dat een doeltreffend steunbeleid een nauwgezet en doorzichtig toezicht vergt;

Overwegende dat de Commissie de Raad regelmatig een verslag over de marktsituatie voorlegt en beoordeelt of Europese werven worden benadeeld door concurrentiebeperkende praktijken; dat, indien wordt vastgesteld dat de industrie wordt geschaad door concurrentiebeperkende praktijken van welke aard dan ook, de Commissie de Raad in voorkomend geval maatregelen voorlegt om het probleem aan te pakken;

Overwegende dat het eerste verslag uiterlijk op 31 december 1999 aan de Raad wordt voorgelegd;

Overwegende dat de bepalingen van deze verordening geen afbreuk doen aan wijzigingen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de internationale verbintenissen van de Gemeenschap inzake steunverlening aan de scheepsbouwindustrie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DEFINITIES EN STEUN

Artikel 1

Steun

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) "zichzelf voortstuwend commercieel zeeschip":

- schepen van 100 bt of meer voor het vervoer van passagiers en/of goederen;

- schepen van 100 bt of meer voor het verrichten van een speciale dienst (bijvoorbeeld baggerschepen en ijsbrekers);

- sleepboten van 365 kW en meer;

- vissersschepen van 100 bt of meer voor export buiten de Gemeenschap;

- niet-afgewerkte casco's van de bovengenoemde schepen, die drijvend en mobiel zijn.

In deze verordening wordt onder een "zichzelf voortstuwend zeeschip" een schip verstaan dat door zijn permanente voortstuwing en besturing alle kenmerken van zeewaardigheid bezit.

Niet onder deze definitie vallen: militaire schepen (dat wil zeggen vaartuigen die overeenkomstig hun fundamentele structurele kenmerken en technisch vermogen zijn bedoeld om uitsluitend voor militaire doeleinden te worden gebruikt, zoals oorlogsschepen en andere vaartuigen voor offensieve of defensieve doeleinden) en andere schepen die uitsluitend voor militaire doeleinden zijn aangepast of waaraan elementen zijn toegevoegd, mits de op dergelijke schepen toegepaste maatregelen of praktijken, aanpassingen of toevoegingen geen verkapte handelingen ten gunste van de commerciële scheepsbouw zijn die onverenigbaar zijn met deze verordening;

b) "scheepsbouw": de bouw in de Gemeenschap van zichzelf voortstuwende commerciële zeeschepen als bedoeld onder a);

c) "scheepsreparatie": de reparatie of modernisering in de Gemeenschap van zichzelf voortstuwende commerciële zeeschepen als bedoeld onder a);

d) "scheepsverbouwing": de verbouwing in de Gemeenschap van zichzelf voortstuwende commerciële zeeschepen als bedoeld onder a), van 1 000 bt of meer, voorzover de uitgevoerde werken een ingrijpende wijziging van het laadplan, de romp, het voortstuwingsmechanisme of de passagiersverblijven met zich brengen;

e) "steunmaatregelen": de in de artikelen 92 en 93 van het Verdrag bedoelde steunmaatregelen van de staten. Onder dit begrip valt niet alleen de staatssteun als zodanig, maar ook de door de regionale of lokale overheden of andere openbare organen toegekende steun, alsmede de steunelementen die eventueel besloten liggen in de directe dan wel indirecte financieringsmaatregelen van de lidstaten ten aanzien van scheepsbouw-, scheepsverbouwings- of scheepsreparatieondernemingen die niet kunnen worden beschouwd als volgens de in een markteconomie normale investeringsgebruiken verschaft risicodragend kapitaal;

f) "contractwaarde vóór de steun": de prijs die is bepaald in het contract plus de steun die rechtstreeks aan de werf is verleend;

g) "gelieerd persoon of bedrijf": een natuurlijke persoon of een rechtspersoon:

i) die eigenaar is van, of zeggenschap heeft over, een onderneming die werkzaam is in de scheepsbouw, scheepsverbouwing of scheepsreparatie, of

ii) die eigendom is van een onderneming die werkzaam is in de scheepsbouw, de scheepsverbouwing of scheepsreparatie, of waarover een dusdanige onderneming zeggenschap heeft, of dit nu rechtstreeks of onrechtstreeks is en of dit nu door middel van het bezit van aandelen of op andere wijze is.

Er is sprake van vermoeden van zeggenschap, zodra een persoon meer dan 25 % van een onderneming die werkzaam is in de scheepsbouw, de scheepsverbouwing of scheepsreparatie in eigendom heeft of daarover zeggenschap heeft of vice versa.

Artikel 2

Steun

1. Steun die direct dan wel indirect wordt verstrekt voor scheepsbouw, scheepsverbouwing en scheepsreparatie, zoals in deze verordening gedefinieerd, en die door de lidstaten of door regionale of lokale territoriale overheden met staatsmiddelen in welke vorm ook wordt gefinancierd, kan uitsluitend als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd indien hij aan het bepaalde in deze verordening voldoet. Deze bepaling geldt niet alleen voor ondernemingen die zich met deze activiteiten bezighouden, maar ook voor gelieerde personen of bedrijven.

2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder indirect verstrekte steun verstaan: alle vormen van steunmaatregelen ten behoeve van reders of derden die beschikbaar zijn als steun voor de scheepsbouw of de scheepsverbouwing, onder meer kredietfaciliteiten, garanties en belastingfaciliteiten. Wat belastingfaciliteiten betreft, laten deze bepalingen de communautaire richtsnoeren betreffende overheidssteun voor het zeevervoer (7), met name punt 3.1 ervan, alsook alle eventuele wijzigingen ervan, onverlet.

3. Steun die overeenkomstig deze verordening wordt verstrekt, mag niet gebonden zijn aan discriminerende voorwaarden ten aanzien van producten van oorsprong uit andere lidstaten. Met name mag steun die door een lidstaat aan zijn reders of aan derden in die staat is verleend voor het bouwen of verbouwen van schepen, de mededinging tussen scheepswerven in de lidstaat en scheepswerven in andere lidstaten bij de plaatsing van orders niet verstoren of dreigen te verstoren.

HOOFDSTUK II

BEDRIJFSSTEUN

Artikel 3

Aan contracten gekoppelde bedrijfssteun

1. Tot en met 31 december 2000 kan productiesteun voor contracten inzake scheepsbouw of -verbouwing, maar niet inzake scheepsreparatie, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd, mits het totale bedrag van alle vormen van steun voor een bepaald contract (inclusief het subsidie-equivalent van de aan de reder of aan derden toegekende steun) in subsidie-equivalent niet meer bedraagt dan een gemeenschappelijk steunplafond, uitgedrukt in een percentage van de waarde van het contract vóór de steun. Voor scheepsbouwcontracten met een contractwaarde vóór de steun van meer dan 10 miljoen ECU is het plafond 9 %, in alle andere gevallen is het plafond 4,5 %.

2. Het voor een contract geldende steunplafond is het op de datum van ondertekening van het definitieve contract geldende plafond.

De vorige alinea geldt echter niet voor schepen die meer dan drie jaar na de datum van ondertekening van het definitieve contract worden opgeleverd. In die gevallen geldt het plafond dat drie jaar vóór de opleveringsdatum van het schip van toepassing was. De Commissie kan echter deze termijn van drie jaar verlengen wanneer dit gerechtvaardigd is wegens het technisch ingewikkelde karakter van het betrokken scheepsbouwproject of wegens vertragingen als gevolg van onverwachte, aanzienlijke en aantoonbare verstoringen met betrekking tot het werkprogramma van een scheepswerf die te wijten zijn aan onvoorziene externe uitzonderlijke omstandigheden.

3. Het verlenen van steun in individuele gevallen krachtens een goedgekeurde steunregeling dient niet vooraf te worden aangemeld of door de Commissie te worden goedgekeurd.

Wanneer evenwel met betrekking tot een bepaald contract concurrentie tussen verscheidene lidstaten bestaat, eist de Commissie, op verzoek van een lidstaat, dat vooraf van de betrokken steunvoornemens kennis wordt gegeven. In die gevallen neemt de Commissie binnen 30 dagen na de kennisgeving een besluit; zulke steunvoornemens mogen niet worden uitgevoerd alvorens de Commissie haar goedkeuring heeft gegeven. Bij het nemen van haar besluit vergewist de Commissie zich ervan dat de voorgenomen steun het handelsverkeer niet beïnvloedt in een mate die het gemeenschappelijk belang schaadt.

4. Steun in de vorm van door de overheid gesteunde kredietfaciliteiten, die aan nationale of buitenlandse reders of derden wordt verleend voor scheepsbouw of -verbouwing, kan verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt en wordt voor het plafond niet meegerekend, op voorwaarde dat de steun in overeenstemming is met de resolutie van de OESO-Raad van 3 augustus 1981 (overeenkomst inzake exportkredieten voor schepen), dan wel met een overeenkomst die de genoemde overeenkomst wijzigt of daarvoor in de plaats treedt.

5. Steun voor scheepsbouw of -verbouwing die in de vorm van ontwikkelingshulp aan een ontwikkelingsland wordt verleend, is niet aan het plafond onderworpen. Deze steun kan als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd als hij in overeenstemming is met de bepalingen die OESO-werkgroep nr. 6 met het oog daarop heeft opgenomen in haar akkoord over de uitlegging van de artikelen 6 tot 8 van de in lid 4 van dit artikel genoemde OESO-overeenkomst of met een later addendum bij of corrigendum op genoemde overeenkomst.

Elk afzonderlijk steunvoornemen van dien aard moet vooraf aan de Commissie worden meegedeeld. De Commissie gaat de bijzondere ontwikkelingscomponent van het steunvoornemen na en vergewist zich ervan dat deze steun onder de werkingssfeer van het in de eerste alinea genoemde akkoord valt en dat de aangeboden ontwikkelingshulp openstaat voor offertes van verschillende werven.

HOOFDSTUK III

HERSTRUCTURERINGSSTEUN EN STEUN BIJ SLUITING

Artikel 4

Steun bij sluiting

1. Steunmaatregelen ter bestrijding van de normale kosten van het geheel of gedeeltelijk sluiten van scheepsbouw-, scheepsverbouwings- of scheepsreparatiewerven kunnen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd, mits de uit dergelijke steunmaatregelen voortvloeiende capaciteitsvermindering reëel en onomkeerbaar is.

2. De kosten waarvoor de in lid 1 genoemde steun kan worden verleend, zijn met name:

- vergoedingen voor ontslagen en vervroegd gepensioneerde werknemers;

- kosten voor adviesverlening aan ontslagen en vervroegd gepensioneerde werknemers, met inbegrip van betalingen door werven ter vergemakkelijking van de oprichting van kleine ondernemingen die volledig losstaan van die werven en waarvan de activiteiten niet hoofdzakelijk op het gebied van de scheepsbouw, -verbouwing of -reparatie liggen;

- uitkeringen aan werknemers voor herscholing;

- uitgaven om werf, gebouwen, installaties en infrastructuur een andere dan de in artikel 1, onder b), c) en d), genoemde bestemming te geven.

3. Voorts kunnen bij geheel sluiten van ondernemingen voor scheepsbouw, scheepsverbouwing of scheepsreparatie de onderstaande maatregelen eveneens verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt:

- steun voor een bedrag dat niet hoger is dan de hoogste van de onderstaande twee waarden volgens de vaststelling van een onafhankelijke consultant: de resterende boekwaarde van de installaties, waarbij het aandeel van eventuele herwaarderingen sinds 1 januari 1991 die de nationale inflatievoet zouden overschrijden, buiten beschouwing wordt gelaten of de contante waarde van de bijdrage tot de vaste kosten die verkrijgbaar is van de installaties over een periode van drie jaar (min de voordelen die de gesteunde onderneming haalt uit de sluiting van de installaties);

- steun in de vorm van leningen of garanties op leningen ten behoeve van het bedrijfskapitaal dat noodzakelijk is om de onderneming in staat te stellen lopende werkzaamheden te voltooien, mits deze steun beperkt is tot hetgeen strikt noodzakelijk is en een aanzienlijk deel van de werkzaamheden reeds is verricht.

4. Het bedrag en de intensiteit van de steun moeten gerechtvaardigd zijn door de omvang van de betrokken sluitingen, waarbij rekening moet worden gehouden met de structurele moeilijkheden van de betrokken regio en, in geval van omschakeling op andere industriële activiteiten, met de voor de nieuwe activiteiten geldende wet- en regelgeving van de Gemeenschap.

5. Teneinde ervoor te zorgen dat de sluitingen waarvoor steun is verleend, onomkeerbaar zijn, ziet de betrokken lidstaat erop toe dat de gesloten scheepsbouw-, scheepsverbouwings- en reparatie-installaties gedurende een periode van ten minste tien jaar gesloten blijven.

Artikel 5

Herstructureringssteun

1. Steun voor de redding en de herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden, meer bepaald kapitaalinbreng, schuldkwijtscheldingen, gesubsidieerde leningen, verliescompensatie en garanties, kunnen bij wijze van uitzondering verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt, voorzover is voldaan aan de bepalingen van de algemene communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (8).

Bovendien moeten in geval van herstructurering de volgende bijkomende specifieke voorwaarden worden nageleefd:

- de onderneming heeft tot dusver nog geen dergelijke steun ontvangen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1013/97 (9);

- de steun is eenmalig en de betrokken lidstaat gaat de duidelijke en ondubbelzinnige verbintenis aan in de toekomst geen bijkomende steun toe te kennen aan de onderneming of de rechtsopvolgers ervan;

- er is een reële en onomkeerbare capaciteitsvermindering in de scheepsbouw-, scheepsverbouwings- of -reparatieactiviteiten van de betrokken onderneming die evenredig is met het betrokken steunniveau (het niveau van de daadwerkelijke productie in de vorige vijf jaar is de doorslaggevende factor voor het vaststellen van het niveau van de vereiste capaciteitsvermindering);

- de gesloten capaciteit moet regelmatig gebruikt zijn voor scheepsbouw-, scheepsverbouwings- of scheepsreparatieactiviteiten tot de datum van de aanmelding van de bijzondere steun overeenkomstig artikel 10;

- de gesloten capaciteit moet gedurende minstens tien jaar voor scheepsbouw-, scheepsverbouwings- of scheepsreparatieactiviteiten gesloten blijven vanaf de datum van de goedkeuring van de steun door de Commissie;

- wanneer de gesloten capaciteit opnieuw wordt gebruikt voor alternatieve activiteiten, moeten deze losstaan van de betrokken scheepswerf en mogen zij niet hoofdzakelijk op het gebied van scheepsbouw, scheepsverbouwing of scheepsreparatie liggen;

- de betrokken lidstaat moet ermee instemmen volledig samen te werken bij de toezichtsregelingen die door de Commissie worden ingevoerd, inclusief verificaties ter plekke, indien nodig door onafhankelijke deskundigen.

2. Bij de beoordeling van de regelmatigheid van de productie en de omvang van de betrokken capaciteitsvermindering, zal de Commissie zich niet alleen baseren op de theoretische capaciteit van de wer(f)(ven) van de onderneming, maar ook op het niveau van de daadwerkelijke productie over de vorige vijf jaar. Er zal geen rekening worden gehouden met capaciteitsverminderingen in andere ondernemingen in dezelfde lidstaat, tenzij capaciteitsverminderingen in de begunstigde onderneming niet mogelijk zijn zonder de levensvatbaarheid van het herstructureringsplan aan te tasten.

3. De Commissie wint de standpunten in van de lidstaten in alle gevallen waarin de steun meer bedraagt dan 10 miljoen ECU, alvorens zij haar eigen standpunt terzake vaststelt.

4. Bij herstructureringsoperaties die verscheidene jaren duren en waarmee grote bedragen aan steun gemoeid zijn, kan de Commissie eisen dat de steun wordt besteed in schijven, telkens met voorafgaande kennisgeving aan en goedkeuring door de Commissie.

HOOFDSTUK IV

ANDERE MAATREGELEN

Artikel 6

Investeringssteun ten behoeve van innovatie

Steun ten behoeve van innovatie in bestaande scheepsbouw-, scheepsverbouwings- en scheepsreparatiewerven kan tot een bruto-intensiteit van hoogstens 10 % verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt, mits de steun betrekking heeft op de industriële toepassing van innoverende producten en processen die daadwerkelijk en wezenlijk nieuw zijn, dat wil zeggen dat zij thans niet door andere marktdeelnemers van de sector commercieel worden gebruikt in de Gemeenschap, en die een risico voor technologische of industriële mislukking inhouden, op voorwaarde dat:

- de steun beperkt is tot het ondersteunen van de uitgaven ten behoeve van investeringen en engineeringactiviteiten die rechtstreeks en uitsluitend verband houden met het innoverende deel van het project;

- het bedrag en de intensiteit van de steun beperkt is tot hetgeen strikt noodzakelijk is, rekening houdend met de graad van risico die met het project verband houdt.

Artikel 7

Regionale investeringssteun

Steun die wordt verleend ten behoeve van investeringen in de aanpassing of de modernisering van bestaande werven en die geen verband houdt met een financiële herstructurering van de betrokken werf of werven en gericht is op een verbetering van de productiviteit van bestaande installaties, kan verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt op voorwaarde dat:

- de intensiteit van de steun niet groter is dan 22,5 % in gebieden die voldoen aan de criteria voor de afwijking van artikel 92, lid 3, onder a), van het Verdrag en overeenstemmen met de kaart betreffende het verlenen van regionale steun die de Commissie voor elke lidstaat heeft goedgekeurd;

- de intensiteit van de steun niet groter is dan 12,5 % op het toepasselijke plafond voor regionale steun, indien dit lager is, in gebieden die voldoen aan de criteria voor de afwijking van artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag en overeenstemmen met de kaart betreffende het verlenen van regionale steun die de Commissie voor elke lidstaat heeft goedgekeurd;

- de steun beperkt is tot het ondersteunen van in aanmerking komende uitgaven, zoals gedefinieerd in de toepasselijke communautaire voorschriften inzake regionale steun.

Artikel 8

Onderzoek en ontwikkeling

Steun ter financiering van de uitgaven van scheepsbouw-, scheepsverbouwings- of scheepsreparatieondernemingen ten behoeve van projecten inzake onderzoek en ontwikkeling kan verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt, indien de steun in overeenstemming is met de voorschriften die zijn neergelegd in het communautair kader voor staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (10), of de regelingen die dit kader vervangen.

Artikel 9

Milieubescherming

Steun ter financiering van de uitgaven van scheepsbouw-, scheepsverbouwings- of scheepsreparatieondernemingen ten behoeve van de milieubescherming kan verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt, indien de steun in overeenstemming is met de voorschriften van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (11), of de regelingen die deze kaderregeling vervangen.

HOOFDSTUK V

CONTROLEPROCEDURES EN INWERKINGTREDING

Artikel 10

Kennisgeving

1. Voor steunmaatregelen ten behoeve van scheepsbouw-, scheepsverbouwings- en scheepsreparatieondernemingen als bedoeld in deze verordening gelden naast artikel 93 van het Verdrag de in lid 2 genoemde speciale kennisgevingsvoorschriften.

2. Het volgende wordt vooraf door de lidstaten ter kennis van de Commissie gebracht en wordt niet zonder goedkeuring van de Commissie ten uitvoer gelegd:

a) zowel nieuwe als bestaande steunregelingen of wijzigingen in bestaande steunregelingen, als bedoeld in deze verordening;

b) besluiten om algemene, met inbegrip van regionale, steunregelingen te doen gelden voor de in deze verordening bedoelde ondernemingen, teneinde de verenigbaarheid hiervan met artikel 92 van het Verdrag te kunnen onderzoeken, met name in zaken waarnaar is verwezen in de artikelen 6, 7, 8 en 9, tenzij de steun onder de "de minimis"-drempel van 100 000 ECU blijft over een periode van drie jaar;

c) individuele gevallen van toepassing van steunregelingen in de onderstaande gevallen:

i) de steunregelingen bedoeld in artikel 3, lid 3, tweede alinea, en in artikel 3, lid 5, alsook in de artikelen 4 en 5; of

ii) wanneer met name aldus is bepaald door de Commissie in haar goedkeuring van de betrokken steunregeling.

Artikel 11

Controle van de toepassing van de steunvoorschriften

1. Teneinde de Commissie in staat te stellen de toepassing van de steunvoorschriften van de hoofdstukken II tot en met IV te controleren, leggen de lidstaten haar de volgende stukken voor:

a) volgens formulier 1 in de bijlage opgestelde maandelijkse verslagen over elk scheepsbouw- en scheepsverbouwingscontract, voor het einde van de derde maand volgende op de maand waarin elk contract is ondertekend;

b) volgens formulier 1 in de bijlage opgestelde opleveringsverslagen over elk scheepsbouw- of scheepsverbouwingscontract dat vóór de inwerkingtreding van deze verordening is ondertekend, voor het einde van de maand volgende op de opleveringsmaand;

c) wanneer de Commissie erom verzoekt, volgens formulier 2 in de bijlage opgestelde jaarverslagen, in te dienen uiterlijk op 1 maart van het jaar volgend op het verslagjaar, met bijzonderheden over de totale financiële steun die gedurende het voorgaande kalenderjaar aan elke afzonderlijke nationale scheepswerf is toegekend;

d) voor scheepswerven die koopvaardijschepen van meer dan 5 000 bt kunnen bouwen, volgens formulier 3 in de bijlage opgestelde jaarverslagen, in te dienen uiterlijk twee maanden na de algemene vergadering die dit jaarverslag heeft goedgekeurd, met niet-vertrouwelijke informatie over capaciteitsontwikkelingen en de eigendomsstructuur; na de indiening van het eerste jaarverslag worden die verslagen tweejaarlijks ingediend, tenzij de Commissie beslist dat verder jaarverslagen moeten worden ingediend;

e) voor scheepswerven die herstructureringssteun hebben ontvangen krachtens artikel 5, driemaandelijkse verslagen inzake de verwezenlijking van de herstructureringsdoelstellingen, inclusief de volgende punten: de uitgaaf en het gebruik van de steun, de investeringen, de productiviteitsprestatie, de personeelsinkrimpingen, de levensvatbaarheid;

f) voor werven die contracten hebben getekend ten aanzien waarvan steun wordt uitgekeerd in de vorm van ontwikkelingshulp, alle informatie die de Commissie kan eisen om haar in staat te stellen zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden van artikel 3, lid 5, worden nageleefd.

2. Voor scheepswerven die betrokken zijn bij scheepsbouw, scheepsverbouwing of scheepsreparatie voor zowel commerciële als militaire doeleinden, gaan de verslagen als bedoeld in lid 1, onder d), vergezeld van een attest van de met de wettelijke controle belaste accountant, waarin de algemene kosten voor beide onderdelen uitgesplitst worden weergegeven. Daarnaast wordt afzonderlijke informatie over de omzet in het commerciële en militaire onderdeel verschaft.

3. Op basis van de informatie die haar wordt meegedeeld uit hoofde van artikel 10 en lid 1 van het onderhavige artikel, stelt de Commissie jaarlijks een algemeen verslag op dat moet dienen als basis voor het overleg met de nationale deskundigen en de Raad. Het verslag wordt tevens ter kennisgeving toegestuurd aan het Europees Parlement. Afzonderlijke halfjaarlijkse verslagen worden opgesteld over zaken waarbij herstructureringssteun betrokken is.

4. Indien een lidstaat niet volledig voldoet aan de in lid 1 vastgestelde verplichtingen betreffende de verslagen, kan de Commissie na overleg en na behoorlijke kennisgeving eisen dat die lidstaat de uitstaande betalingen van reeds goedgekeurde steun schorst totdat de Commissie alle verplichte verslagen heeft ontvangen.

Indien de verslagen die een lidstaat overeenkomstig lid 1 moet voorleggen, wel tijdig worden ingediend, maar onvolledig zijn en de lidstaat bij het uitbrengen van het verslag aangeeft welke werven hun verslaggevingsverplichtingen niet zijn nagekomen, beperkt de Commissie haar mogelijke eisen tot schorsing van de uitstaande steunbetalingen tot uitsluitend die werven.

Artikel 12

Verslag van de Commissie

De Commissie legt de Raad regelmatig een verslag over de marktsituatie voor en beoordeelt of Europese werven worden benadeeld door concurrentiebeperkende praktijken. Indien wordt vastgesteld dat de industrie wordt geschaad door concurrentiebeperkende praktijken van welke aard dan ook, stelt de Commissie de Raad, in voorkomend geval, maatregelen voor om het probleem aan te pakken.

Het eerste verslag wordt uiterlijk op 31 december 1999 aan de Raad voorgelegd.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1999.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2003.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 29 juni 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

R. COOK

(1) PB C 114 van 15. 4. 1998, blz. 14.

(2) PB C 138 van 4. 5. 1998.

(3) PB C 129 van 27. 4. 1998, blz. 19.

(4) PB C 375 van 30. 12. 1994, blz. 3.

(5) PB L 332 van 30. 12. 1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2600/97 (PB L 351 van 23. 12. 1997, blz. 18).

(6) PB L 380 van 31. 12. 1990, blz. 27.

(7) PB C 205 van 5. 7. 1997, blz. 5.

(8) PB C 368 van 23. 12. 1994, blz. 12.

(9) PB L 148 van 6. 6. 1997, blz. 1.

(10) PB C 45 van 17. 2. 1996, blz. 5.

(11) PB C 72 van 10. 3. 1994, blz. 3.

BIJLAGE

Formulier 1

BESTELDE/GEBOUWDE KOOPVAARDIJSCHEPEN

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

Formulier 2

VERSLAG OVER FINANCIËLE STEUN AAN DE ONDERNEMING

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

Formulier 3

VERSLAG INZAKE SCHEEPSWERVEN DIE KOOPVAARDIJSCHEPEN VAN MEER DAN 5 000 bt KUNNEN BOUWEN

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

1. Naam van de onderneming (.....................)

2. Totale beschikbare capaciteit(..........) (gbt)

3. Gegevens inzake het bouwdok/de scheepshelling

Bouwdok of scheepshelling / Maximale scheepsgrootte (bt)

(.......................) / (..........................)

(.......................) / (..........................)

(.......................) / (..........................)

4. Beschrijving van eventuele plannen inzake toekomstige capaciteitsuitbreiding of -inkrimping

5. Productie (uitgedrukt in gbt) van het betrokken jaar en productieniveaus in de vier voorgaande jaren

6. Eigendomsstructuur (vermogensstructuur, percentage direct en indirect overheidsbezit)

7. Financiële jaarrekeningen (balans, winst- en verliesrekening, inclusief, indien voorhanden, afzonderlijke rekeningen betreffende de scheepsbouwactiviteiten van holdingmaatschappijen)

8. Overdracht van openbare middelen (inclusief schuldgaranties, emissie van obligaties enz.)

9. Ontheffingen van financiële of andere verplichtingen (inclusief belastingvoordelen enz.)

10. Kapitaalinbreng (inclusief de inbreng van eigen vermogen, de opneming van kapitaal, winst, leningen en de terugbetaling daarvan enz.)

11. Afschrijving van schulden

12. Overdracht van verliezen

>EIND VAN DE GRAFIEK>

Top