EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997D0353

97/353/EG: Beschikking van de Commissie van 20 mei 1997 tot machtiging van de lidstaten om voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië, afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan

PB L 151 van 10.6.1997, p. 40–42 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1998

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1997/353/oj

31997D0353

97/353/EG: Beschikking van de Commissie van 20 mei 1997 tot machtiging van de lidstaten om voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië, afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan

Publicatieblad Nr. L 151 van 10/06/1997 blz. 0040 - 0042


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 20 mei 1997 tot machtiging van de lidstaten om voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië, afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan (97/353/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/14/EG van de Commissie (2), en met name op artikel 14, lid 1,

Gelet op het door Italië ingediende verzoek,

Overwegende dat op grond van het bepaalde in Richtlijn 77/93/EEG aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit andere dan mediterrane niet-Europese landen, uit Australië, uit Nieuw-Zeeland, uit Canada en uit de continentale staten van de Verenigde Staten van Amerika in beginsel niet in de Gemeenschap mogen worden binnengebracht;

Overwegende dat het een gevestigde praktijk is geworden in Argentinië door een aantal lidstaten geleverde planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, te telen om het groeiseizoen van de planten te verlengen; dat deze planten achteraf weer naar de Gemeenschap worden uitgevoerd om daar voor de fruitproductie te worden aangeplant;

Overwegende dat de lidstaten bij Beschikking 93/411/EEG van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/403/EG (4), zijn gemachtigd om in de seizoenen 1993-1996 onder bepaalde voorwaarden afwijkingen van sommige algemene voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG toe te staan voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië;

Overwegende dat in de invoerperiodes van 1993 en 1994 bij invoerinspecties de aanwezigheid van schadelijke organismen op de op grond van Beschikking 93/411/EEG binnengebrachte planten niet is bevestigd; dat Nederland echter voor de invoerperiodes van 1995 en 1996 vier gevallen, een in de periode van 1995 en drie in die van 1996, heeft gemeld waarbij het schadelijke organisme Xanthomonas fragariae Kennedy & King bij de voorgeschreven inspecties gedurende het groeiseizoen is aangetroffen op de ingevoerde Argentijnse aardbeiplanten; dat het niet mogelijk was de bron van de besmetting te bevestigen; dat wordt aangenomen dat de omstandigheden op grond waarvan de vorige machtigingen zijn gegeven nog altijd gelden; dat het dienstig wordt geacht voor de invoer van Argentijnse aardbeiplanten voor een beperkte periode tot en met 31 december 1998 een nieuwe machtiging te verlenen waaraan soortgelijke strenge eisen worden verbonden;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De lidstaten worden hierbij gemachtigd om voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië, een afwijking van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 77/93/EEG toe te staan wat de eisen in bijlage III, deel A, punt 18, betreft mits aan de in lid 2 genoemde voorwaarden wordt voldaan.

2. Behalve aan de eisen in de bijlagen I, II en IV, deel A, bij Richtlijn 77/93/EEG moeten de aardbeiplanten voldoen aan de volgende specifieke voorwaarden:

a) De planten moeten voor de fruitproductie in de Gemeenschap bestemd zijn en moeten

i) uitsluitend zijn gekweekt uit moederplanten die in het kader van een erkende certificeringsregeling van een lidstaat zijn gecertificeerd en uit een lidstaat zijn ingevoerd;

ii) zijn gekweekt op grond die:

- zich in een van de commerciële aardbeienproductie verwijderd gelegen gebied bevindt,

- zich bevindt op ten minste 1 km van de dichtstbijzijnde, voor de productie van vruchten of uitlopers bestemde verzameling aardbeiplanten die niet aan het bepaalde in deze beschikking beantwoordt,

- op ten minste 200 m van andere, niet aan het bepaalde in deze beschikking beantwoordende planten van het geslacht Fragaria is gelegen en

- vóór de aanplant en in de periode nadat de vorige oogst van de grond is verwijderd, volgens adequate methoden is getest of behandeld om te garanderen dat hij vrij is van grondbesmettende schadelijke organismen;

iii) door de plantenziektekundige dienst van Argentinië ten minste driemaal in het groeiseizoen en voorafgaand aan de uitvoer officieel zijn geïnspecteerd op de aanwezigheid van de in deel A van de bijlagen I en II bij Richtlijn 77/93/EEG vermelde schadelijke organismen en op die van enigerlei ander schadelijk organisme dat voor zover bekend in de Gemeenschap niet voorkomt;

iv) bij de onder iii) bedoelde inspectie vrij zijn bevonden van de in dat punt bedoelde schadelijke organismen;

v) vóór de uitvoer:

- door schudden zijn vrijgemaakt van grond of een ander groeimedium,

- zijn geschoond (d.w.z. vrij gemaakt van plantenresten) en geen bloemen en vruchten dragen;

b) De voor de Gemeenschap bestemde planten dienen vergezeld te gaan van een fytosanitair certificaat dat in Argentinië is afgegeven overeenkomstig de artikelen 7 en 12 van Richtlijn 77/93/EEG, op basis van het in die richtlijn bedoelde onderzoek met betrekking tot de daarin vastgestelde voorwaarden, in het bijzonder het vrij zijn van de onder a), iii), vermelde schadelijke organismen, en met betrekking tot de onder a), i), ii), iv) en v) gespecificeerde eisen.

Op het certificaat dienen te worden vermeld:

- in de rubriek "Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling": de laatste vóór de uitvoer toegepaste behandeling(en);

- in de rubriek "Aanvullende verklaring", de vermelding "deze zending voldoet aan de in Beschikking 97/353/EG vastgestelde voorwaarden", alsmede de rasnaam en de certificeringsregeling van de lidstaat waaronder de moederplanten zijn gecertificeerd;

c) De planten moeten worden ingevoerd via de door de betrokken lidstaat met het oog op deze afwijkende regeling aangewezen plaatsen van binnenkomst op zijn grondgebied;

d) Elke invoer in de Gemeenschap moet tien dagen van tevoren door de importeur zijn gemeld aan de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat van binnenkomst; deze lidstaat stuurt de gemelde gegevens door aan de Commissie, waarbij hij aangeeft:

- het soort materiaal,

- de hoeveelheid,

- de datum waarop de invoer zal plaatsvinden en de bevestiging van de plaats van binnenkomst,

- de namen en adressen van de onder f) bedoelde bedrijven waar de planten zullen worden aangeplant.

Op het ogenblik van invoer bevestigt de importeur de gegevens van bovenbedoelde voorafgaande melding. De importeur dient vóórdat hij de producten binnenbrengt officieel in kennis te zijn gesteld van de onder a), b), c), d), e) en f) vastgestelde voorwaarden.

e) De op grond van artikel 12 van Richtlijn 77/93/EEG vereiste inspecties en, zo nodig, tests moeten worden uitgevoerd door de in genoemde richtlijn bedoelde verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaten die van deze afwijkende regeling gebruikmaken, in voorkomend geval in samenwerking met genoemde instanties van de lidstaat waar de planten zullen worden aangeplant. Onverminderd de controlevoorschriften als bedoeld in artikel 19 bis, lid 3, tweede streepje, eerste mogelijkheid, van Richtlijn 77/93/EEG bepaalt de Commissie in hoeverre de inspecties als bedoeld in artikel 19 bis, lid 3, tweede streepje, tweede mogelijkheid, van genoemde richtlijn moeten worden geïntegreerd in het overeenkomstig artikel 19 bis, lid 5, onder c) van die richtlijn vast te stellen inspectieprogramma.

f) De planten mogen alleen worden aangeplant op bedrijven waarvan naam en adres door de persoon die de op grond van deze beschikking ingevoerde planten wil aanplanten, zijn medegedeeld aan de genoemde verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat waar de bedrijven zijn gelegen; indien de plaats waar de planten zullen worden aangeplant, is gelegen in een andere lidstaat dan die welke van de afwijkende regeling gebruikmaakt, moeten de genoemde verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat die wel van de afwijkende regeling gebruikmaakt, op het moment van ontvangst van de bovenbedoelde voorafgaande melding van de importeur, de genoemde verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat waar de planten zullen worden aangeplant de naam en het adres melden van de bedrijven waar de planten zullen worden aangeplant.

g) In de groeiperiode na het binnenbrengen van de planten moet op daartoe geschikte tijdstippen, op de onder f) bedoelde bedrijven een voldoende aantal planten worden gecontroleerd door de genoemde verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat waar de planten worden aangeplant.

Artikel 2

Telkens wanneer de lidstaten gebruikmaken van deze regeling, delen zij dat aan de andere lidstaten en de Commissie mede. Zij doen de Commissie en de overige lidstaten jaarlijks vóór 1 november gegevens toekomen betreffende de op grond van deze beschikking ingevoerde hoeveelheden, alsmede een gedetailleerd technisch verslag van het in artikel 1, lid 2, onder e), bedoelde officiële onderzoek. Bovendien doen alle lidstaten waar de planten worden aangeplant de Commissie en de overige lidstaten ieder jaar vóór 1 maart van het jaar volgende op dat van invoer een gedetailleerd technisch verslag over het in artikel 1, lid 2, onder g), bedoelde officiële onderzoek toekomen.

Artikel 3

De bij artikel 1 verleende machtiging geldt van 1 juni 1997 tot en met 31 december 1998. Zij wordt ingetrokken indien wordt vastgesteld dat de in artikel 1, lid 2, vervatte voorwaarden ontoereikend zijn om de insleep van schadelijke organismen te voorkomen of dat aan deze voorwaarden niet is voldaan.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 mei 1997.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 20.

(2) PB nr. L 87 van 2. 4. 1997, blz. 17.

(3) PB nr. L 182 van 24. 7. 1993, blz. 63.

(4) PB nr. L 165 van 4. 7. 1996, blz. 37.

Top