Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996R1256

Verordening (EG) Nr. 1256/96 van de Raad van 20 juni 1996 houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1996 tot en met 30 juni 1999, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties voor bepaalde landbouwprodukten van oorsprong uit de ontwikkelingslanden

PB L 160 van 29.6.1996, p. 1–64 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/1999

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/1256/oj

31996R1256

Verordening (EG) Nr. 1256/96 van de Raad van 20 juni 1996 houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1996 tot en met 30 juni 1999, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties voor bepaalde landbouwprodukten van oorsprong uit de ontwikkelingslanden

Publicatieblad Nr. L 160 van 29/06/1996 blz. 0001 - 0064


VERORDENING (EG) Nr. 1256/96 VAN DE RAAD van 20 juni 1996 houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1996 tot en met 30 juni 1999, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties voor bepaalde landbouwprodukten van oorsprong uit de ontwikkelingslanden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

(1) Overwegende dat de Gemeenschap overeenkomstig haar aanbod in het kader van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake handel en ontwikkeling (UNCTAD) sinds 1971 algemene tariefpreferenties heeft geopend voor bepaalde onder de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het gemeenschappelijk douanetarief vallende landbouwprodukten van oorsprong uit de ontwikkelingslanden; dat aan de eerste periode van tien jaar waarin het preferentiestelsel werd toegepast op 31 december 1980 een einde is gekomen en aan de tweede tienjarenperiode op 31 december 1990; dat de Gemeenschap evenwel haar schema tot nu toe zonder wijzigingen heeft verlengd;

(2) Overwegende dat erkend wordt dat het stelsel in het verleden een positieve rol heeft gespeeld om de ontwikkelingslanden een betere toegang te geven tot de markten van de landen die preferenties toekennen en dat het daarom verantwoord is het stelsel voor een bepaalde periode naast andere prioritaire actiemiddelen, met name de multilaterale liberalisering van het handelsverkeer, te handhaven;

(3) Overwegende dat de Commissie in haar mededelingen aan de Raad van 6 juli 1990 en 1 juni 1994 heeft omschreven op welke wijze zij haar schema van algemene tariefpreferenties (SAP) voor een nieuwe tienjarenperiode wenst toe te passen;

(4) Overwegende dat het Verdrag betreffende de Europese Unie een nieuwe impuls heeft gegeven aan het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap in het kader van de buitenlandse politiek van de Unie, waarvan de duurzame economische en sociale ontwikkeling van de ontwikkelingslanden en een geleidelijke en harmonieuze integratie van deze landen in de wereldeconomie één van de prioriteiten is;

(5) Overwegende dat het communautaire schema van algemene preferenties derhalve een grotere rol als ontwikkelingsinstrument moet spelen door het in de eerste plaats op die landen af te stemmen die daaraan de grootste behoefte hebben, dat wil zeggen de armste landen; dat het schema voorts de instrumenten van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) moet aanvullen en moet bijdragen aan de integratie van de ontwikkelingslanden in de internationale economie en het multilaterale handelsverkeer; dat de preferenties derhalve overgangsmaatregelen zijn en toegekend moeten worden voor zover daaraan behoefte bestaat en geleidelijk moeten worden ingetrokken wanneer deze behoeften geacht worden niet langer te bestaan;

(6) Overwegende dat het nieuwe aanbod uitgaat van de globale neutraliteit van het liberaliseringsniveau ten opzichte van het huidige schema wat betreft de uitwerking van de preferentiemarge op het potentiële volume van de preferentiële handel, zonder afbreuk te doen aan de speciale stimuleringsregelingen;

(7) Overwegende dat het nieuwe aanbod eveneens rekening moet houden met de gevoeligheid van bepaalde sectoren of produkten voor de landbouw van de Gemeenschap; dat gevoelige sectoren door een dubbel mechanisme tegen een te grote invoer beschermd moeten worden, namelijk door tariefdifferentiatie en, in geval van nood, door vrijwaringsmaatregelen;

(8) Overwegende dat het dienstig is, met het oog op een verbetering van de toegang tot de markt van de Gemeenschap voor de minder en minst ontwikkelde ontwikkelingslanden en de effectieve benutting van de preferenties door deze landen, in een graduatiemechanisme te voorzien waardoor de preferentiemarges van de meer ontwikkelde landen naar de minder ontwikkelde landen worden verplaatst;

(9) Overwegende dat het graduatiemechanisme op redelijke en progressieve wijze per land en per sector moet worden toegepast;

(10) Overwegende dat het graduatiemechanisme sector/land gebaseerd is op een combinatie van enerzijds het ontwikkelingscriterium gebaseerd op een ontwikkelingsindex waarin het inkomen per hoofd van de bevolking en het exportniveau van het betrokken landbouwprodukt in vergelijking met dat van de Gemeenschap zijn gecombineerd en anderzijds het criterium van relatieve landbouwspecialisatie gebaseerd op een specialisatie-index die de verhouding weergeeft tussen het aandeel van een begunstigd land in het totaal van de invoer in de Gemeenschap in het algemeen en zijn aandeel in het totaal van de invoer in de Gemeenschap in een bepaalde sector; dat het door de combinatie van die twee criteria mogelijk moet zijn bij het uitsluiten van sectoren de bruto-uitwerking van de specialisatie-index aan het ontwikkelingsniveau aan te passen;

(11) Overwegende dat het graduatiemechanisme sector/land eveneens moet worden toegepast op begunstigde landen waarvan de uitvoer van onder het schema van algemene preferenties vallende produkten in een bepaalde sector meer dan een kwart bedraagt van de uitvoer van de begunstigde landen in dezelfde sector voor dezelfde produkten, ongeacht hun ontwikkelingsniveau;

(12) Overwegende dat het graduatiemechanisme niet van toepassing is op de landen waarvan de uitvoer van onder het SAP vallende produkten naar de Gemeenschap in een bepaalde sector niet meer bedraagt dan 2 % van de uitvoer van de begunstigde landen naar de Gemeenschap in deze sector;

(13) Overwegende dat 1994 als statistisch referentiejaar geldt voor de toepassing van de criteria van het graduatiemechanisme, voor zover de gegevens voor 1994 beschikbaar zijn op het ogenblik dat het voorstel van de Commissie wordt opgesteld;

(14) Overwegende dat het billijk lijkt om de meest ontwikkelde begunstigde landen met ingang van 1 januari 1998 uit te sluiten van de voordelen van deze verordening op basis van objectieve en duidelijk omschreven criteria, ter zake waarvan de Commissie vóór 1 januari 1997 passende voorstellen zal indienen;

(15) Overwegende evenwel dat landen die programma's uitvoeren ter bestrijding van de produktie van en de handel in drugs, voor de meest gunstige regelingen in aanmerking moeten blijven komen die hun in het kader van het vorige schema reeds waren toegekend; dat die landen zoals voorheen voor vrijstelling van rechten in aanmerking moeten komen, voor zover zij hun inspanningen op het gebied van de bestrijding van het drugsmisbruik voortzetten;

(16) Overwegende dat bovendien bijzondere bijstandsregelingen moeten worden ingesteld die de algemene regeling van het schema van algemene preferenties aanvullen ter ondersteuning van een vooruitstrevend sociaal of milieubeleid in enkele landen met een middelmatige ontwikkeling;

(17) Overwegende dat het mogelijk lijkt begunstigde landen die daarom verzoeken en die zelf nog niet over de nodige middelen beschikken, aan te moedigen een effectief beleid te voeren op het gebied van de bescherming van de rechten van werknemers, met name wat betreft de erkenning van het recht om vakverenigingen op te richten en het verbod op kinderarbeid; dat het derhalve nodig lijkt een gunstiger regeling toe te kennen voor produkten die met inachtneming van de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) zijn vervaardigd in de landen die in hun wetgeving in essentie normen van dezelfde aard en met hetzelfde toepassingsgebied hebben opgenomen en deze effectief toepassen;

(18) Overwegende dat het eveneens mogelijk lijkt de begunstigde landen aan te moedigen een beleid ter bescherming van het milieu te voeren door een gunstiger behandeling toe te kennen voor produkten en produktiemethoden die in overeenstemming zijn met erkende internationale normen, dit ter bevordering van de doelstellingen van de internationale overeenkomsten inzake het milieu en Agenda 21; dat het te dien einde wenselijk is in eerste instantie een gunstiger regeling in te stellen voor produkten die in overeenstemming met de internationale normen zijn vervaardigd;

(19) Overwegende dat deze speciale stimuleringsregelingen bestaan uit een extra preferentiemarge, die aan de basispreferentiemarge wordt toegevoegd en waarvan de hoogte en de wijze van toepassing door de Raad in 1997 zullen worden vastgesteld op voorstel van de Commissie en op basis van het onderzoek van het resultaat van besprekingen die zijn gevoerd in de internationale fora over de relatie tussen handel en rechten van de werknemers en tussen handel en milieu;

(20) Overwegende dat het in bepaalde bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd kan zijn de voordelen van het schema tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, in te trekken; dat dit het geval zal zijn bij slavernijpraktijken, bij de uitvoer van in gevangenissen vervaardigde produkten, bij onvoldoende controle op de uit- en doorvoer van drugs en het witwassen van geld, indien de wetgeving van een begunstigd land discriminatie van de Gemeenschap inhoudt of wanneer geen administratieve bijstand wordt verleend door middel waarvan gecontroleerd kan worden of het schema correct wordt toegepast; dat dit eveneens het geval zal zijn bij het niet-naleven van de verplichtingen uit hoofde van de Uruguay-Ronde in verband met de toegang tot de markten;

(21) Overwegende dat de voordelen eerst kunnen worden ingetrokken nadat een procedure is gevolgd tijdens welke alle betrokken partijen hun standpunt naar voren hebben kunnen brengen;

(22) Overwegende dat aan het eind van een dergelijke procedure het besluit over de tijdelijke intrekking van de voordelen zoals hierboven omschreven, genomen moet worden rekening houdende met alle aspecten van de betrekkingen met het betrokken begunstigde land; dat de communautaire belangen in bepaalde gevallen wellicht beter worden behartigd indien de bestudering van deze aspecten, die ook niet met de handel samenhangende elementen kunnen omvatten, in het kader van de Raad plaatsvindt; dat deze laatste zich derhalve beslissingsbevoegdheden dient voor te behouden inzake algehele of gedeeltelijke intrekking van de voordelen van het schema voor een bepaald land;

(23) Overwegende dat het niet dienstig lijkt de voordelen van dit schema toe te kennen ten aanzien van produkten waarop anti-dumping- of anti-subsidiemaatregelen van toepassing zijn, als bij het nemen van deze maatregelen geen rekening is gehouden met de gevolgen van de preferentiële regeling;

(24) Overwegende dat de uit hoofde van deze verordening toe te passen preferentiële tarieven in de regel dienen te worden berekend op basis van de conventionele rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de betrokken produkten; dat deze tarieven evenwel op basis van de autonome rechten dienen te worden berekend ingeval er voor de betrokken produkten geen conventioneel tarief is of ingeval het autonome tarief lager is dan het conventionele tarief;

(25) Overwegende dat dezelfde berekening moet worden toegepast op ad-valoremrechten en op de minimum- en maximumrechten van het gemeenschappelijk douanetarief; dat deze vermindering van rechten geen invloed heeft op de heffingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zoals de specifieke landbouwrechten die aan de ad-valoremrechten worden toegevoegd of de heffingen die geen douanerechten zijn in de zin van artikel 20, lid 3, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4);

(26) Overwegende dat teneinde een overgangsperiode in te stellen die de deelnemers aan het economisch verkeer de gelegenheid biedt zich aan de nieuwe situatie aan te passen, de daadwerkelijke invoering van de mechanismen van het nieuwe landbouwschema moet worden uitgesteld tot 1 januari 1997; dat, gezien deze omstandigheden, voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 1996 de bepalingen van het bestaande schema van landbouwprodukten zoals opgenomen in Verordening (EG) nr. 3058/95 (5) mutatis mutandis moeten worden toegepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 30 juni 1999 wordt een communautair schema van algemene tariefpreferenties ingesteld op de voorwaarden en op de wijze als in deze verordening bepaald. Dit schema bestaat uit een algemene regeling en speciale stimuleringsregelingen.

2. Deze verordening is van toepassing op produkten van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het gemeenschappelijk douanetarief die zijn genoemd in bijlage I alsmede, onder de in artikel 3 vermelde voorwaarden, op de produkten genoemd in bijlage VI.

3. De voordelen van de in lid 1 genoemde regelingen worden uitsluitend ten aanzien van de in bijlage III genoemde landen en gebieden toegepast.

4. Voor de preferentiële regelingen die bij deze verordening worden ingesteld komen uitsluitend de produkten in aanmerking die voldoen aan de definitie van het begrip "produkten van oorsprong", vastgesteld volgens de procedure van artikel 249 van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

TITEL I Algemene regeling

Artikel 2

1. Het preferentiële recht dat op de produkten van deel 1 van bijlage I van toepassing is bedraagt 85 % van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief op die produkten, onverminderd de artikelen 7 en 8.

2. Het preferentiële recht dat op de produkten van deel 2 van bijlage I van toepassing is bedraagt 70 % van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief op die produkten, onverminderd de artikelen 7 en 8.

3. Het preferentiële recht dat op de produkten van deel 3 van bijlage I van toepassing is bedraagt 35 % van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief op die produkten, onverminderd de artikelen 7 en 8.

4. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden in hun geheel geschorst voor de produkten van deel 4 van bijlage I.

Artikel 3

1. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden in hun geheel geschorst voor de in de bijlagen I en VI genoemde produkten uit de in bijlage IV genoemde minst ontwikkelde landen.

2. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden eveneens in hun geheel geschorst voor de in bijlage VI genoemde produkten, met uitzondering van die waarbij een sterretje is geplaatst, uit de in bijlage V genoemde landen, onverminderd de in artikel 17, lid 3, omschreven procedure.

Artikel 4

1. Er wordt een graduatiemechanisme ingesteld.

2. Het graduatiemechanisme is van toepassing op de in bijlage II, deel 1, genoemde landen en sectoren die aan de in bijlage II, deel 2, genoemde criteria voldoen.

3. Onverminderd de artikelen 5 tot en met 8 wordt de preferentiemarge die door toepassing van artikel 2 wordt verkregen op de invoer van produkten uit de in lid 2 van dit artikel bedoelde landen en sectoren verminderd met:

- 50 % op 1 januari 1997, en met

- 100 % op 1 januari 1999.

Artikel 5

1. Het graduatiemechanisme is eveneens van toepassing op landen waarvan de uitvoer naar de Gemeenschap van onder het schema van algemene tariefpreferenties vallende produkten in een bepaalde sector meer dan een kwart bedraagt van de totale uitvoer naar de Gemeenschap van produkten in die sector uit de begunstigde landen. Voor deze landen en in deze sectoren wordt de door toepassing van artikel 2 verkregen preferentiemarge per 1 januari 1997 afgeschaft.

2. Het graduatiemechanisme is niet van toepassing op landen waarvan de uitvoer naar de Gemeenschap van onder het schema vallende produkten in een bepaalde sector niet meer bedraagt dan 2 % van de totale uitvoer naar de Gemeenschap van produkten in die sector uit de begunstigde landen.

Artikel 6

De meest ontwikkelde begunstigde landen worden vanaf 1 januari 1998 van de toepassing van deze verordening uitgesloten op grond van objectieve en duidelijk omschreven criteria, waarvoor de Commissie vóór 1 januari 1997 de nodige voorstellen zal indienen.

TITEL II Speciale stimuleringsregelingen

Artikel 7

1. Vanaf 1 januari 1998 bestaan de speciale stimuleringsregelingen uit aanvullende preferenties die kunnen worden toegekend aan voor het schema in aanmerking komende landen die daartoe een schriftelijke aanvraag doen en aantonen dat zij interne wetgevende bepalingen hebben aangenomen en daadwerkelijk toepassen waarin de inhoud is overgenomen van de normen van de Verdragen nr. 87 en nr. 98 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende de toepassing van de beginselen van het verenigingsrecht en het recht collectief te onderhandelen en van Verdrag nr. 138 van de IAO betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces.

2. Met het oog hierop gaat de Raad in 1997 over tot een heroverweging die gebaseerd is op een verslag van de Commissie over de resultaten van de analyses van de internationale fora zoals de IAO, de WHO en de OESO, over de relatie tussen de handel en de rechten van werknemers.

3. In het licht van deze heroverweging en op basis van internationaal aanvaarde, objectieve en werkzame criteria, zal de Commissie een voorstel voor een besluit van de Raad indienen betreffende de omvang en de wijze van toepassing van de in lid 1 bedoelde speciale stimuleringsregelingen.

Artikel 8

1. Vanaf 1 januari 1998 bestaan de speciale stimuleringsregelingen uit aanvullende preferenties die kunnen worden toegekend aan voor het schema in aanmerking komende landen die daartoe een schriftelijke aanvraag doen en aantonen dat zij interne wetgevende bepalingen hebben aangenomen en daadwerkelijk toepassen waarin de inhoud is overgenomen van de internationale normen op het gebied van het milieu in de landbouwsector.

2. Met het oog hierop gaat de Raad in 1997 over tot een heroverweging die gebaseerd is op een verslag van de Commissie over de resultaten van de analyses van de internationale fora zoals de WHO en de OESO, over de relatie tussen handel en milieu.

3. In het licht van deze heroverweging en op basis van internationaal aanvaarde, objectieve en werkbare criteria zal de Commissie een voorstel voor een besluit van de Raad indienen betreffende de omvang en de wijze van toepassing van de in lid 1 bedoelde speciale stimuleringsregelingen.

TITEL III Tijdelijke, gehele of gedeeltelijke intrekking van het schema van algemene preferenties

Artikel 9

1. De bij deze verordening vastgestelde regelingen kunnen steeds, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk worden ingetrokken, in geval van:

- slavernijpraktijken, in welke vorm dan ook zoals omschreven in de Conventies van Genève van 25 september 1926 en 7 september 1956 en de Verdragen nr. 29 en nr. 105 van de Internationale Arbeidsorganisatie;

- de uitvoer van in gevangenissen vervaardigde produkten;

- onvoldoende controles op de uitvoer en doorvoer van drugs (illegale produkten en precursoren) en het witwassen van geld;

- fraude en het ontbreken van administratieve samenwerking zoals voorzien voor de controle van de certificaten van oorsprong, formulier A;

- oneerlijke handelspraktijken van een begunstigd land, waaronder discriminatie van de Gemeenschap en het niet naleven van de verplichtingen uit hoofde van de Uruguay-Ronde inzake markttoegang;

- kennelijke schendingen van de doelstellingen van de internationale verdragen zoals de NAFO, de NEAFC, de ICCAT en de NASCO betreffende de instandhouding en het beheer van de visstand.

2. De tijdelijke intrekking gebeurt niet automatisch, doch kan eerst plaatsvinden nadat de procedure is gevolgd, die in de volgende artikelen, waaronder artikel 12, lid 3, is omschreven.

Artikel 10

1. De in artikel 9 bedoelde gevallen die tot tijdelijke intrekking van de tariefpreferenties kunnen leiden, worden de Commissie door de Lid-Staten ter kennis gebracht en door elke rechtspersoon of natuurlijke persoon en elke vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die kan aantonen bij de maatregel tot tijdelijke intrekking belang te hebben. De Commissie doet deze informatie onmiddellijk aan alle Lid-Staten toekomen.

2. Op verzoek van een Lid-Staat of de Commissie kan overleg worden geopend dat moet plaatsvinden binnen acht werkdagen nadat de Commissie de in lid 1 bedoelde informatie heeft ontvangen en in ieder geval voordat een communautaire maatregel tot tijdelijke intrekking wordt genomen.

3. Het overleg vindt plaats binnen het in artikel 17 bedoelde comité, dat op uitnodiging van de voorzitter bijeenkomt, die de Lid-Staten zo spoedig mogelijk alle nuttige inlichtingen doet toekomen.

4. Het overleg heeft met name betrekking op het onderzoek van de in artikel 9 genoemde omstandigheden en de te nemen maatregelen.

Artikel 11

1. Wanneer de Commissie na het in artikel 10 bedoelde overleg van oordeel is dat er voldoende bewijsmateriaal is om tot een onderzoek over te gaan, gaat zij als volgt te werk:

a) zij maakt door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend dat een onderzoek wordt geopend en deelt dit ook aan het betrokken land mede; het bericht bevat een samenvatting van de ontvangen informatie en vermeldt dat alle nuttige inlichtingen bij de Commissie moeten worden ingediend onder opgave van de termijn waarbinnen de belanghebbenden hun standpunt schriftelijk kunnen mededelen;

b) zij begint met het onderzoek voor een periode van één jaar of korter in samenwerking met de Lid-Staten en in overleg met het in artikel 17 bedoelde comité; de duur van het onderzoek kan zo nodig volgens dezelfde procedure worden verlengd.

2. De Commissie wint alle inlichtingen in die zij nodig acht en verifieert deze, voor zover zij dit na raadpleging van het in artikel 17 bedoelde comité nuttig acht, bij de bedrijven en de bevoegde instanties van het betrokken begunstigde land. De Commissie kan haar eigen deskundigen ter plaatse een onderzoek laten verrichten om de beweringen van de in artikel 10, lid 1, bedoelde personen te controleren. De Commissie geeft de bevoegde instanties van het betrokken begunstigde land alle gelegenheid de nodige medewerking te verlenen om het onderzoek goed te doen verlopen.

3. De Commissie kan in deze taak ook worden bijgestaan door de beambten van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan verificaties zouden kunnen worden uitgevoerd, voor zover deze Lid-Staat daartoe de wens te kennen heeft gegeven.

4. De Commissie kan de betrokkenen horen. Zij is verplicht dit te doen indien dezen hierom schriftelijk hebben verzocht binnen de termijn die is aangegeven in het bericht dat in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen is bekendgemaakt, waarbij zij moeten aantonen dat zij belang kunnen hebben bij de resultaten van het onderzoek en dat er bijzondere redenen zijn waarom zij gehoord willen worden.

5. Wanneer de door de Commissie gevraagde inlichtingen niet binnen een redelijke termijn worden verstrekt of wanneer het onderzoek aanmerkelijk wordt gehinderd, kunnen aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken.

Artikel 12

1. Na afsluiting van het in artikel 11 genoemde onderzoek legt de Commissie het in artikel 17 bedoelde comité een verslag over de resultaten van het onderzoek voor.

2. Indien de Commissie van oordeel is dat het niet nodig is de tariefpreferenties tijdelijk in te trekken, publiceert zij, na raadpleging van het comité, een bericht betreffende de sluiting van het onderzoek in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, welk bericht ook een samenvatting van haar voornaamste conclusies bevat.

3. Indien de Commissie van oordeel is dat het nodig is de tariefpreferenties tijdelijk in te trekken, dient zij een passend voorstel in bij de Raad, die daarover met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt.

Artikel 13

De preferentiële regeling wordt toegekend aan produkten waarop anti-dumpingmaatregelen of anti-subsidiemaatregelen van toepassing zijn uit hoofde van de gewijzigde Verordeningen (EG) nr. 384/96 (6) en (EG) nr. 3284/94 (7), behalve wanneer vaststaat dat de betrokken maatregelen zijn gebaseerd op de geleden schade en op prijzen waarin de aan het betrokken land toegekende preferentiële regeling niet in aanmerking is genomen. Daartoe maakt de Commissie in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen de lijst bekend van de produkten en landen waarvoor de preferentie niet wordt toegekend.

Artikel 14

1. Indien een produkt uit een van de in bijlage III genoemde landen op zulke voorwaarden wordt ingevoerd dat producenten in de Gemeenschap van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten hierdoor ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden, kunnen de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie op elk moment weer op dit produkt worden ingesteld.

2. De Commissie maakt de opening van een onderzoek bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Dit bericht bevat een samenvatting van de ontvangen inlichtingen en vermeldt dat alle nuttige inlichtingen aan de Commissie moeten worden medegedeeld. In dit bericht is ook de termijn vermeld waarbinnen belanghebbenden hun standpunt schriftelijk kunnen mededelen.

3. Bij het onderzoek of er van ernstige moeilijkheden sprake is, houdt de Commissie met name rekening met de in bijlage VII genoemde factoren, voor zover gegevens daarover beschikbaar zijn.

4. De Commissie besluit binnen 30 werkdagen tot herinstelling van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief, na raadpleging van het in artikel 17 bedoelde comité. Elke Lid-Staat kan het besluit van de Commissie binnen tien dagen aan de Raad voorleggen. In dit geval kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid binnen 30 dagen een ander besluit nemen.

5. De betrokken begunstigde landen worden van deze maatregelen in kennis gesteld voordat ze in werking treden.

6. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden, die een onmiddellijk optreden vereisen, naar gelang van het geval het verstrekken van inlichtingen of een onderzoek onmogelijk maken, kan de Commissie, na de Lid-Staten daarvan in kennis te hebben gesteld, om aan deze situatie het hoofd te bieden alle echt noodzakelijke maatregelen treffen die aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldoen.

7. Het onderhavige artikel is niet van invloed op de toepassing van de vrijwaringsclausules in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op grond van artikel 43 van het Verdrag, noch op de toepassing van vrijwaringsclausules in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek op grond van artikel 113 van het Verdrag en op andere vrijwaringsclausules die eventueel toegepast zouden kunnen worden.

TITEL IV Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 15

1. Onverminderd lid 2, wordt de hoogte van het preferentiële recht overeenkomstig de bepalingen van deze verordening berekend en afgerond op de eerste decimaal door weglating van de overige cijfers achter de komma.

2. Wanneer bij de berekening van de hoogte van het preferentiële recht overeenkomstig lid 1 een cijfer van 0,5 % of minder wordt verkregen, wordt het betrokken preferentiële recht met een vrijstelling van rechten gelijkgesteld.

3. Is het door wijzigingen in de gecombineerde nomenclatuur noodzakelijk de bijlagen I, II en VI aan te passen, dan gebeurt dit volgens de in artikel 18 omschreven procedure.

Artikel 16

1. De Lid-Staten doen het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen binnen zes weken na het einde van elk kwartaal hun statistische gegevens toekomen over de goederen die in het betrokken kwartaal met gebruikmaking van de in deze verordening bedoelde preferentiële regeling in het vrije verkeer zijn gebracht. Deze informatie wordt volgens de codenummers van de gecombineerde nomenclatuur (GN) en, in voorkomend geval, van het geïntegreerd tarief van de Europese Gemeenschappen (Taric) verstrekt onder opgave van het land van oorsprong, de waarde, de hoeveelheid en de eventuele vereiste bijzondere maatstaven volgens de definities van de Verordeningen (EG) nr. 1172/95 (8) en (EG) nr. 840/96 (9).

2. De Lid-Staten verstrekken de Commissie op haar verzoek en uiterlijk op de elfde dag van elke maand nadere gegevens over de hoeveelheden produkten waarvoor de voordelen van het onderhavige schema tijdens de voorgaande maanden werden toegekend. De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om ervoor te zorgen dat deze bepaling wordt nagekomen.

Artikel 17

1. Het Comité van Algemene Preferenties dat is ingesteld bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 3281/94 van de Raad van 19 december 1994 betreffende een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties voor bepaalde landbouwprodukten van oorsprong uit de ontwikkelingslanden (1995-1998) (10), hierna "het Comité" te noemen, kan elk vraagstuk betreffende de toepassing van deze verordening onderzoeken dat door de voorzitter wordt voorgelegd, hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van een vertegenwoordiger van een Lid-Staat.

2. Het Comité onderzoekt aan de hand van een jaarverslag van de Commissie in welke mate het beginsel van de neutraliteit van de gevolgen van onderhavig schema is nageleefd en de maatregelen die de Commissie eventueel voornemens is te nemen, ofwel overeenkomstig de in artikel 18 omschreven procedure ofwel door middel van een voorstel aan de Raad, om ervoor te zorgen dat dit beginsel volledig in acht wordt genomen.

3. Het Comité onderzoekt tevens aan de hand van een jaarverslag van de Commissie de gevolgen van de speciale regelingen op het gebied van drugs met inbegrip van de vorderingen die de in bijlage V genoemde landen bij de bestrijding van het drugsmisbruik hebben gemaakt en de maatregelen tot gehele of gedeeltelijke schorsing van de in artikel 3 bedoelde voordelen die de Commissie bij onvoldoende vorderingen eventueel voornemens is te nemen overeenkomstig de in artikel 18 omschreven procedure en na overleg met het betrokken begunstigde land.

Artikel 18

1. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter al naar gelang van de urgentie van de kwestie kan vaststellen. Het spreekt zich uit met de in artikel 148, lid 2, van het Verdrag omschreven meerderheid. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

2. a) De Commissie stelt de voorgenomen maatregelen vast wanneer zij met het advies van het Comité overeenstemmen.

b) Wanneer de voorgenomen maatregelen niet met het advies van het Comité overeenstemmen of bij het ontbreken van een dergelijk advies, legt de Commissie de Raad onverwijld een voorstel voor over de te nemen maatregelen. De Raad besluit met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

c) Indien de Raad drie maanden nadat hij het voorstel heeft ontvangen geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

TITEL V Slotbepaling

Artikel 19

1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1996.

2. Verordening (EG) nr. 3058/95 is mutatis mutandis van toepassing voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 1996.

3. Het in artikel 1 bedoelde schema is van toepassing van 1 januari 1997 tot en met 30 juni 1999.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 20 juni 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

P. BERSANI

(1) PB nr. C 163 van 6. 6. 1996, blz. 1.

(2) Advies van 9 mei 1996 (PB nr. C 152 van 27. 5. 1996).

(3) Advies van 24 april 1996 (nog niet in het Publikatieblad bekendgemaakt).

(4) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

(5) PB nr. L 326 van 30. 12. 1995, blz. 10.

(6) Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB nr. L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1).

(7) Verordening (EG)nr. 3284/94 van de Raad van 22 december 1994 inzake beschermende maatregelen tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 22). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1252/95 (PB nr. L 122 van 2. 6. 1995, blz. 2).

(8) PB nr. L 118 van 25. 5. 1995, blz. 10.

(9) PB nr. L 114 van 8. 5. 1996, blz. 7.

(10) PB nr. L 348 van 31. 12. 1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2948/95 van de Commissie (PB nr. L 308 van 21. 12. 1995, blz. 32).

BIJLAGE I (1) (2)

Indeling van de produkten naar gevoeligheid

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

DEEL 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL 4

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

DEEL 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL 2

Methode voor de vaststelling van de in artikel 4 bedoelde landen en sectoren

I. Indeling van de begunstigde landen volgens hun ontwikkelingsindex

De ontwikkelingsindex geeft het algemene industriële ontwikkelingsniveau van elk land weer, vergeleken met dat van de Europese Unie. Deze index is gebaseerd op de volgende formule waarin het inkomen per hoofd van de bevolking en de uitvoer van verwerkte produkten zijn gecombineerd:

>NUM>{log[(Yi/POPi)/(Yue/POPue)]+log[Xi/Xue]}

>DEN>2

waarin:

Yi = het inkomen van het betrokken begunstigde land

Yue = het inkomen van de Europese Unie

POPi = de bevolking van het betrokken begunstigde land

POPue = de bevolking van de Europese Unie

Xi = de waarde van de uitvoer van verwerkte produkten uit het betrokken begunstigde land

Xue = de waarde van de uitvoer van verwerkte produkten uit de Europese Unie

Volgens deze formule is de industriële ontwikkeling van een land, indien de index een waarde 0 heeft, gelijk aan die van de Europese Unie.

Voor inkomen en bevolking zijn de cijfers van de Wereldbank gebruikt (World Development Report 1993), terwijl de cijfers voor de uitvoer van verwerkte produkten uit het Unctad Handbook of International Trade and Development Statistics (1992) afkomstig zijn.

II. Indeling van de begunstigde landen volgens hun relatieve sectoriële specialisatie-index

De specialisatie-index geeft de verhouding weer tussen enerzijds het aandeel van de invoer van produkten van een bepaalde sector van het betrokken begunstigde land in het totaal van de invoer van produkten van die sector in de Europese Unie en anderzijds het aandeel van dat land in de totale invoer in de Europese Unie.

III. Combinatie van de ontwikkelingsindex en de specialisatie-index

De combinatie van de twee indexen is bepalend voor de toepassing van artikel 4 op een begunstigd land.

Voor begunstigde landen met een ontwikkelingsindex hoger dan -1, is artikel 4 van toepassing wanneer de specialisatie-index gelijk is aan of hoger dan 1.

Voor begunstigde landen met een ontwikkelingsindex tussen -1 en -1,23, is artikel 4 van toepassing wanneer de specialisatie-index gelijk is aan of hoger dan 1,5.

Voor begunstigde landen met een ontwikkelingsindex tussen -1,23 en -1,70, is artikel 4 van toepassing wanneer de specialisatie-index gelijk is aan of hoger dan 5.

Voor begunstigde landen met een ontwikkelingsindex tussen -1,70 en -2, is artikel 4 van toepassing wanneer de specialisatie-index gelijk is aan of hoger dan 7.

Artikel 4 is niet van toepassing op landen waarvan de ontwikkelingsindex lager is dan -2.

BIJLAGE III

Lijst van landen en gebieden die voor algemene tariefpreferenties in aanmerking komen (1)

A. ONAFHANKELIJKE LANDEN

070 Albanië

072 Oekraïne

073 Wit-Rusland

074 Moldavië

075 Rusland

076 Georgië

077 Armenië

078 Azerbeidzjan

079 Kazachstan

080 Turkmenistan

081 Oezbekistan

082 Tadzjikistan

083 Kirgizië

091 Slovenië

092 Kroatië

093 Bosnië-Herzegovina

204 Marokko

208 Algerije

212 Tunesië

216 Libië

220 Egypte

224 Soedan (2)

228 Mauritanië (3)

232 Mali (4)

236 Burkina Faso (5)

240 Niger (6)

244 Tsjaad (7)

247 Kaapverdië (8)

248 Senegal

252 Gambia (9)

257 Guinee-Bissau (10)

260 Guinee (11)

264 Sierra Leone (12)

268 Liberia (13)

272 Ivoorkust

276 Ghana

280 Togo (14)

284 Benin (15)

288 Nigeria

302 Kameroen

306 Centraalafrikaanse Republiek (16)

310 Equatoriaal-Guinee (17)

311 Sao Tomé en Principe (18)

314 Gabon

318 Kongo

322 Zaïre (19)

324 Rwanda (20)

328 Boeroendi (21)

330 Angola (22)

334 Ethiopië (23)

336 Eritrea (24)

338 Djibouti (25)

342 Somalië (26)

346 Kenia

350 Oeganda (27)

352 Tanzania (28)

355 Seychellen en onderhorigheden

366 Mozambique (29)

370 Madagascar (30)

373 Mauritius

375 Comoren (31)

378 Zambia (32)

382 Zimbabwe

386 Malawi (33)

388 Zuid-Afrika

389 Namibië

391 Botswana (34)

393 Swaziland

395 Lesotho (35)

412 Mexico

416 Guatemala (36)

421 Belize

424 Honduras (37)

428 El Salvador (38)

432 Nicaragua (39)

436 Costa Rica (40)

442 Panama (41)

448 Cuba

449 St. Cristopher en Nevis

452 Haïti (42)

453 Bahama's

456 Dominicaanse Republiek

459 Antigua en Barbuda

460 Dominica

464 Jamaica

465 St. Lucia

467 St. Vincent

469 Barbados

472 Trinidad en Tobago

473 Grenada

480 Colombia

484 Venezuela (43)

488 Guyana

492 Suriname

500 Ecuador (44)

504 Peru (45)

508 Brazilië

512 Chili

516 Bolivia (46)

520 Paraguay

524 Uruguay

528 Argentinië

600 Cyprus

604 Libanon

608 Syrië

612 Irak

616 Iran

628 Jordanië

632 Saoedi-Arabië

636 Koeweit

640 Bahrein

644 Katar

647 Verenigde Arabische Emiraten

649 Oman

653 Jemen (47)

660 Afghanistan (48)

662 Pakistan

664 India

666 Bangladesh (49)

667 Maldiven (50)

669 Sri Lanka

672 Nepal (51)

675 Bhoetan (52)

676 Myanmar (voormalig Birma) (53)

680 Thailand

684 Laos (54)

690 Viëtnam

696 Kambodja (Kampvetsjea) (55)

700 Indonesië

701 Maleisië

703 Brunei-Darussalam

706 Singapore

708 Filippijnen

716 Mongolië

720 China

728 Zuid-Korea

801 Papoea-Nieuw-Guinea

803 Nauroe

806 Salomonseilanden (56)

807 Tuvalu (57)

812 Kiribati (58)

815 Fidji

816 Vanuatu (59)

817 Tonga (60)

819 West-Samoa (61)

823 Federale Staten van Micronesië

824 Marshall-eilanden

825 Palaoe

B. LANDEN EN GEBIEDEN

afhankelijk van of beheerd door of waarvan de buitenlandse betrekkingen geheel of gedeeltelijk worden waargenomen door Lid-Staten van de Gemeenschap of derde landen

044 Gibraltar

329 St.-Helena en onderhorigheden

357 Brits gebied in de Indische Oceaan

377 Mayotte

406 Groenland

408 St.-Pierre en Miquelon

413 Bermuda

446 Anguilla

454 Turks- en Caicos-eilanden

457 Maagdeneilanden behorende tot de Verenigde Staten

463 Caymaneilanden

468 Britse Maagdeneilanden

470 Montserrat

474 Aruba

478 Nederlandse Antillen

529 Falklandeilanden

740 Hong-Kong

743 Macao

802 Australisch-Oceanië (Christmaseiland, Cocos-(Keeling-)eilanden, Heard en MacDonaldeilanden, Norfolk)

809 Nieuw-Caledonië en onderhorigheden

810 Amerikaans-Oceanië (62)

811 Wallis- en Futuna-eilanden

813 Pitcairn-eilanden

814 Nieuwzeelands-Oceanië (Tokelau-eilanden en Niue-eilanden, Cookeilanden)

822 Frans-Polynesië

890 Poolgebieden (Franse Zuidpoolgebieden, Australische Zuidpoolgebieden, Britse Zuidpoolgebieden, Zuid-Georgië en Zuid-Sandwicheilanden)

Opmerking: Bovenstaande lijsten kunnen worden gewijzigd, rekening houdend met veranderingen in de internationale status van landen of gebieden.

C. ANDERE BEGUNSTIGDEN

096 Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

(1) De naast de namen van landen en gebieden geplaatste nummers zijn de codenummers van de Geonomenclatuur [Verordening (EG) nr. 68/96 van de Commissie (PB nr. L 14 van 19. 1. 1996, blz. 6)].

(2) Dit land wordt ook in bijlage IV vermeld.

(3) Dit land wordt ook in bijlage V vermeld.

(4) Amerikaans Oceanië omvat: Amerikaans-Samoa, Goeam, ver uit de Amerikaanse kust gelegen kleinere eilanden (Baker, Howland, Jarvis, Johnston, Kingman Reef, Midway, Palmyra en Wake) (PB nr. L 14 van 19. 1. 1996, blz. 6).

BIJLAGE IV

Lijst van de minst ontwikkelde landen

224 Soedan

228 Mauritanië

232 Mali

236 Burkina Faso

240 Niger

244 Tsjaad

247 Kaapverdië

252 Gambia

257 Guinee-Bissau

260 Guinee

264 Sierra Leone

268 Liberia

280 Togo

284 Benin

306 Centraalafrikaanse Republiek

310 Equatoriaal-Guinee

311 Sao Tomé en Principe

322 Zaïre

324 Rwanda

328 Boeroendi

330 Angola

334 Ethiopië

336 Eritrea

338 Djibouti

342 Somalia

350 Oeganda

352 Tanzania

366 Mozambique

370 Madagascar

375 Comoren

378 Zambia

386 Malawi

391 Botswana

395 Lesotho

452 Haïti

653 Jemen

660 Afghanistan

666 Bangladesh

667 Maldiven

672 Nepal

675 Bhoetan

676 Myanmar (voormalig Birma)

684 Laos

696 Kambodja (Kampoetsjea)

806 Salomonseilanden

807 Tuvalu

812 Kiribati

816 Vanuatu

817 Tonga

819 West-Samoa

BIJLAGE V

Lijst van de in artikel 3, lid 2, bedoelde landen

Andesgroep

480 Colombia

484 Venezuela

500 Ecuador

504 Peru

516 Bolivia

Gemeenschappelijke markt van Centraal-Amerika

416 Guatemala

424 Honduras

428 El Salvador

432 Nicaragua

436 Costa Rica

442 Panama

BIJLAGE VI (1)

De in artikel 3 bedoelde lijst van produkten

Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

Landbouwprodukten die volgens de normale regelingen voor vrijstelling of voor een tijdelijke, algehele schorsing van de rechten van het gemeenschappelijke douanetarief in aanmerking komen, worden slechts pro forma vermeld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VII

In het kader van artikel 14, lid 3, in aanmerking te nemen factoren

- Vermindering van het marktaandeel van producenten van de Gemeenschap

- Vermindering van hun produktie

- Toename van hun voorraden

- Vermindering van hun produktiecapaciteit

- Faillissementen

- Geringe rendabiliteit

- Lage bezettingsgraad

- Werkgelegenheid

- Handel

- Prijzen

Top