EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995D0452

95/452/EG: Beschikking van de Commissie van 12 april 1995 betreffende steunmaatregelen in de vorm van belastingvoordelen voor ondernemingen die hun bedrijf uitoefenen in het "Centro di servizi finanziari ed assicurativi" (Centrum voor dienstverlening op financieel en op verzekeringsgebied) van Triëst, uit hoofde van de Italiaanse wet nr. 19 van 9 januari 1991, artikel 3 (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 264 van 7.11.1995, p. 30–34 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1995/452/oj

31995D0452

95/452/EG: Beschikking van de Commissie van 12 april 1995 betreffende steunmaatregelen in de vorm van belastingvoordelen voor ondernemingen die hun bedrijf uitoefenen in het "Centro di servizi finanziari ed assicurativi" (Centrum voor dienstverlening op financieel en op verzekeringsgebied) van Triëst, uit hoofde van de Italiaanse wet nr. 19 van 9 januari 1991, artikel 3 (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 264 van 07/11/1995 blz. 0030 - 0034


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 12 april 1995 betreffende steunmaatregelen in de vorm van belastingvoordelen voor ondernemingen die hun bedrijf uitoefenen in het "Centro di servizi finanziari ed assicurativi" (Centrum voor dienstverlening op financieel en op verzekeringsgebied) van Triëst, uit hoofde van de Italiaanse wet nr. 19 van 9 januari 1991, artikel 3 (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (95/452/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden te hebben aangemaand hun opmerkingen kenbaar te maken, overeenkomstig het bepaalde in genoemd artikel,

Overwegende hetgeen volgt:

I

(1) Bij schrijven van 3 december 1992 (1) heeft de Commissie de Italiaanse regering op de hoogte gesteld van haar besluit, de procedure van artikel 93, lid 2, in te leiden ten aanzien van de belastingvoordelen die uit hoofde van artikel 3 van wet nr. 19 van 9 januari 1991 worden verleend voor in het "Centro di servizi finanziari ed assicurativi" (Centrum voor dienstverlening op financieel en op verzekeringsgebied), dat bij diezelfde wet in de stad Triëst is opgericht, verrichte transacties. In deze brief heeft de Commissie de Italiaanse regering en andere belanghebbenden gemaand binnen 30 dagen na datum van de bekendmaking van de aanmelding en van het schrijven hun opmerkingen kenbaar te maken.

II

(2) De Italiaanse regering heeft haar opmerkingen kenbaar gemaakt in haar brieven van, respectievelijk, 1 februari 1993, 24 mei 1993, 15 juni 1993, 16 september 1993, 3 november 1993 en 31 januari 1994. De Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken heeft de zaak op 2 juni 1993 en op 2 december 1993 met het bevoegde Lid van de Commissie besproken. Een technische vergadering tussen de betrokken diensten heeft op 30 juni 1993 te Rome plaatsgevonden.

Er zijn door andere Lid-Staten noch door derde belanghebbenden opmerkingen kenbaar gemaakt.

III

(3) De in de brief van 3 december 1993 genoemde steunmaatregelen kunnen als volgt worden omschreven:

Uit hoofde van artikel 3 van wet nr. 19 van 9 januari 1991 heeft Italië te Triëst - voor de uitoefening van hoofdzakelijk op Oostenrijk en de landen van Oost-Europa gerichte activiteiten - een Centrum voor dienstverlening op financieel en op verzekeringsgebied opgericht, dat fondsen moet werven op de internationale markten bij niet-ingezetenen om deze fondsen vervolgens uitsluitend buiten Italiaans grondgebied voor niet-ingezetenen te gebruiken. In het Centrum zijn voorts bemiddelings- en adviesbureaus voor de internationale handel toegelaten. De in het Centrum werkzame personen en instellingen (banken, verzekeringsmaatschappijen, financiële tussenpersonen, beurshandelaars, die worden toegelaten uit hoofde van de Gemeenschapswetgeving inzake vrijheid van vestiging) worden voor bancaire en deviezenwerkzaamheden als niet-ingezetenen beschouwd. Voor in het Centrum geproduceerd inkomen krijgen zij belastingvoordelen bestaande uit vrijstelling van de inkomstenbelasting op juridische personen en vrijstelling van 50 % van de lokale inkomstenbelasting. Van deze belasting zijn, gedurende tien jaar te rekenen vanaf de datum van de openstelling van het Centrum, de inkomsten van ingezetenen uit de landen van Oost-Europa en kapitaalopbrengsten uit participaties en investeringen op middellange en lange termijn in deze landen volledig vrijgesteld. Ten slotte is een verlaging van de omzetbelasting voorzien. De totale belastingderving ten gevolge van deze belastingsteun wordt in die wet op 65 miljard lire (34,2 miljoen ecu) geschat.

IV

(4) Op de belastingvoordelen die Italië bij deze wet biedt, zijn de bepalingen van artikel 92, lid 1, van het Verdrag van toepassing. Deze voordelen worden namelijk aan ondernemingen geboden die op een deel van het Italiaanse grondgebied bepaalde verrichtingen uitvoeren, en zij bevoordelen deze ondernemingen ten opzichte van concurrenten die niet op hetzelfde deel van het nationale grondgebied opereren. Wanneer een dergelijk effect binnen het intracommunautaire handelsverkeer van diensten op financieel en verzekeringsgebied optreedt, zijn deze voordelen onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, tenzij een in het Verdrag vervatte uitzonderingsregel geldt.

(5) In haar opmerkingen bepleit de Italiaanse regering dat de regio Triëst voor een uitzondering in aanmerking komt, omdat deze regio bij Beschikking 91/500/EEG van de Commissie (1) als probleemgebied op grond van artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag is erkend, en de situatie sedertdien, met name ten gevolge van de toestand in voormalig Joegoslavië, in snel tempo is verslechterd.

De Italiaanse regering onderstreept bovendien, dat de wet in ieder geval voor een uitzondering op grond van artikel 92, lid 3, onder c), in aanmerking zou kunnen komen, omdat hiermee een bedrijvigheid wordt gestimuleerd waarvan de ontwikkeling van ontegenzeglijk belang voor de Gemeenschap is. De wet heeft immers ten doel de totstandkoming van een financiële markt in de landen van Oost-Europa te stimuleren door mobilisering van particulier kapitaal. De door de steun veroorzaakte concurrentievervalsing zou dus door een aanzienlijk voordeel voor de Gemeenschap ruimschoots worden gecompenseerd. Bovendien zou de regeling een beperkt effect hebben en dus niet strijdig zijn met het gemeenschappelijk belang. Uit door de Commissie verstrekte gegevens blijkt met name, dat het regionale handelsverkeer met voormalig Joegoslavië, Hongarije en Polen van 730 913 miljoen lire in 1990 tot 459 230 miljoen lire in 1992 gedaald is. Volgens de Italiaanse regering zijn dus specifieke maatregelen nodig om de economische bedrijvigheid in de buurlanden te stimuleren.

(6) Ten aanzien van het argument, dat een uitzondering gerechtvaardigd zou zijn aangezien het om steun ten behoeve van de regionale ontwikkeling gaat, merkt de Commissie op, dat de sociaal-economische indicatoren die zijn aangegeven in de mededeling inzake de wijze van toepassing van artikel 92, lid 3, onder a) en c), op regionale steunmaatregelen (2), hierna "de methode" genoemd, in de provincie Triëst niet de drempelwaarden bereiken die nodig zijn om regionale steunmaatregelen zoals bedoeld in artikel 92, lid 3, onder c), toe te staan. Momenteel zijn deze indicatoren namelijk 117,1 voor het BBP/BMTW en 68,6 voor de structurele werkloosheid bij een nationaal indexcijfer van 100; de drempels van < 85 % en > 110 % van het nationale gemiddelde worden dus niet gehaald.

Niettemin heeft de Commissie bij Beschikking 91/500/EEG bepaald, dat de provincië Triëst vanwege haar buitengewone economische en geografische situatie op grond van de tweede fase van de methode voor de toepassing van artikel 92, lid 3, onder c), op regionale steunmaatregelen voor een uitzondering in aanmerking komt. Deze uitzondering is door de Commissie op 1 maart 1995 bevestigd in haar beschikking over het algehele stelsel van regionale steunmaatregelen in Italië.

Hoewel de algemene situatie in de regio onder de problemen in voormalig Joegoslavië te lijden heeft, bereikt de sociaal-economische indicator van de regio, in bruto binnenlands produkt per inwoner tegen koopkrachtstandaard, met 119 % echter in ieder geval niet de drempelwaarde van < 75 % van het communautaire gemiddelde. De regio beantwoordt dus niet aan de voorwaarden die in de methode ter beoordeling van de toelaatbaarheid van regionale steunmaatregelen uit hoofde van artikel 92, lid 3, onder a), van het Verdrag worden gesteld.

Volgens deze methode mag produktiesteun vanwege het bijzonder negatieve en behoudende effect ervan slechts als regionale steun worden verstrekt in regio's die aan de voorwaarden van artikel 92, lid 3, onder a), beantwoorden; dit geldt uiteraard ook voor belastingvoordelen, die niet op grond van de initiële investering, naar op grond van de bedrijfswinst worden verstrekt.

Aangezien de betrokken regio niet aan de vereisten van artikel 92, lid 3, onder a), beantwoordt, komt produktiesteun ter bevordering van de regionale ontwikkeling niet voor een uitzondering in aanmerking.

(7) In verband met een eventuele uitzondering op grond van artikel 92, lid 3, onder c), ter ontwikkeling van een bepaalde vorm van economische bedrijvigheid moet worden opgemerkt dat de ontwikkeling van een kapitaalmarkt in de landen van Oost-Europa door middel van mobilisering van particulier kapitaal voor de Gemeenschap bijzonder belangrijk is, te meer daar zowel de Gemeenschap als de Lid-Staten tot op heden grote financiële inspanningen hebben gedaan om het gebrek aan particulier initiatief te compenseren. Een maatregel die dergelijke initiatieven uitdrukkelijk stimuleert, ligt daarom geheel in de lijn van de koers die de Gemeenschap in haar externe beleid volgt.

De stad Triëst is met haar traditionele opening naar de landen van Oost-Europa, met de aanwezigheid van een Slavische minderheid en met haar ervaring in het bank- en verzekeringswezen optimaal gelegen om dergelijke initiatieven te stimuleren en om een bijdrage te leveren tot de noodzakelijke wederopbouw van de door de oorlog zwaarst getroffen gebieden van voormalig Joegoslavië. Uit de cijfers die de Italiaanse autoriteiten verstrekt hebben, blijkt het belang van een spoedig herstel van de economieën van Oost-Europa, met name in de regio's waarvoor Triëst van oudsher een centrum van handels- en kapitaalverkeer vormt.

(8) In de beschikking waarmee de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag werd ingeleid, heeft de Commissie echter vastgesteld, dat de belastingvoordelen niet uitsluitend voor financiële transacties met de Oosteuropese landen, maar ook voor transacties met Oostenrijk gelden en, mits "prioritair" met Oost-Europa en Oostenrijk wordt gehandeld, voor transacties met alle andere landen. Een dergelijke verruiming van de steun valt niet meer met het gemeenschappelijk belang te rechtvaardigen. De Italiaanse regering belooft in haar opmerkingen dat zij de regeling tot de opbrengsten uit transacties met of bestemd voor de Oosteuropese landen zal beperken, zodat slechts transacties van aanmerkelijk gemeenschappelijk belang in aanmerking komen. Bovendien zullen belastingcontrolemaatregelen worden genomen om te voorkomen dat financiële driehoekstransacties worden verricht die in werkelijkheid voor andere landen dan die van Oost-Europa bestemd zijn.

(9) Wanneer de in aanmerking komende transacties aldus worden beperkt, erkent de Commissie dat de voorgestelde steunregeling daadwerkelijk nodig zal zijn om het gestelde doel te bereiken. De financiële maatregelen van de Gemeenschap en van de Lid-Staten tonen immers aan dat voor genoemde markten een overheidsinitiatief nodig is om de belangstelling van investeerders te wekken. Anderzijds is het zo, dat alleen winstgebonden belastingvoordelen in de financiële sector een effectieve prikkel vormen, omdat materiële investeringen hier maar weinig invloed op de kosten hebben.

(10) Met betrekking tot de concurrentiedistorsies die de maatregel teweeg zou brengen, heeft de Italiaanse regering opgemerkt dat ten opzichte van het Italiaanse belastingstelsel een voordeel van 48 % van de winst zou kunnen ontstaan, indien het behaalde bedrijfsresultaat onder het hoogste belastingtarief zou vallen. Dit fiscale voordeel zou de betrokken ondernemingen in staat stellen hun rentetarieven ten opzichte van de markt te verlagen. De Commissie veronderstelt dat de ontstane distorsies niet zo groot zullen zijn dat zij strijdig zijn met het gemeenschappelijk belang, maar is met deze conclusie bijzonder voorzichtig, omdat de juistheid ervan slechts door de praktijk zal kunnen worden bevestigd. Daarom wil de Commissie eventuele distorsies ten gevolge van deze maatregel - waarvan louter speculatieve transacties duidelijk moeten worden uitgesloten - beperken door aan het totale bedrag van de steun twee grenzen te stellen:

a) het totale bedrag van het fiscale voordeel moet beperkt blijven tot 65 miljard lire. Dit bedrag bestaat uit het verschil tussen de werkelijk betaalde belasting (vennootschapsbelasting, plaatselijke en indirecte belasting) over de verrichtingen waarop de speciale regeling van toepassing is, en de belasting die betaald zou zijn wanneer het normale Italiaanse belastingregime en niet de speciale regeling was toegepast;

b) het totale bedrag van de leningen of investeringen in de Oosteuropese landen waarop de speciale regeling mag worden toegepast, moet tot 3,5 miljard ecu worden beperkt.

De Italiaanse regering is van mening, dat deze twee limieten grofweg met elkaar overeenstemmen (dit wil zeggen uitgaande van een opbrengst van 2 % op leningen of investeringen en een belasting van 48 %). Gezien de betrekkelijke onnauwkeurigheid van de berekening van de belastbare grondslag en van het belastingtarief, dat bovendien in de loop van de tijd kan variëren, moet in deze gevallen bij de beoordeling van het effect van de regeling ook naar de verrichte investeringen worden gekeken. De Commissie is voorts van mening, dat slechts een goed evenwicht tussen kosten en baten van het Centrum kan worden bereikt, indien de activiteiten niet uitsluitend tot niet-ingezetenen van Italië beperkt blijven.

(11) Op basis van deze elementen kan worden aangenomen, dat de voorgenomen steunmaatregelen van Italië noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van een activiteit die voor de Gemeenschap ongetwijfeld van belang is en het handelsverkeer niet op een met het gemeenschappelijk belang strijdige manier beïnvloedt. Wel moet de regeling aan een voortdurend toezicht worden onderworpen, om na te gaan of dit in de praktijk wel het geval blijkt te zijn.

Doordat de regeling beperkt is tot het grondgebied van Triëst, biedt zij de stad natuurlijk een gelegenheid om de problemen in verband met de nabijheid van de Oosteuropese landen en de ligging ervan aan de grens met voormalig Joegoslavië beter op te vangen, terwijl anderzijds het algehele effect ervan en de eventuele nadelige gevolgen voor de cohesie met de andere achtergebleven gebieden in de Gemeenschap minder groot zijn dan wanneer de regeling voor het hele grondgebied van Italië zou gelden.

(12) Op grond hiervan kan de onderhavige steunregeling worden beschouwd als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag en de artikelen 61 en 62 van de EER-Overeenkomst, mits zij beperkt blijft tot transacties met de landen van Oost-Europa en bij de praktische toepassing ervan permanent wordt gecontroleerd of eventueel distorsies op de financiële markten optreden. Daarom moet de maatregel een tijdelijk karakter dragen en dient Italië over de toepassing ervan regelmatig gedetailleerd verslag uit te brengen, zodat de Commissie onmiddellijk de nodige maatregelen kan nemen wanneer blijkt dat de regeling andere gevolgen heeft dan verwacht.

Dit betekent dat aan de regeling voorwaarden moeten worden verbonden die de beperking tot de landen van Oost-Europa, het tijdelijke karakter van de regeling en de verplichte verslagen betreffen. Omdat moet worden voorkomen dat een permanente steunregeling wordt ingevoerd, dient de onderhavige regeling tot vijf jaar beperkt te blijven. De toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag en van de artikelen 61 en 62 van de EER-Overeenkomst op de steunmaatregel heeft uiteraard geen invloed op besluiten van de andere Lid-Staten met betrekking tot de toepassing van hun belastingrecht,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steunmaatregelen in de vorm van belastingvoordelen voor financiële ondernemingen die werkzaam zijn in het "Centro di servizi finanziari ed assicurativi" (Centrum voor dienstverlening op financieel en verzekeringsgebied) van Triëst, hierna "het Centrum" genoemd, opgericht bij artikel 3 van wet nr. 19 van 9 januari 1991, kunnen verenigbaar worden geacht met de goede werking van de gemeenschappelijke markt mits de voorwaarden van de artikelen 2 tot en met 5 worden nageleefd.

Artikel 2

Natuurlijke of rechtspersonen met fiscale woonplaats in Italië worden tot alle activiteiten van het Centrum toegelaten.

Artikel 3

De belastingvoordelen moeten tot 65 miljard lire en tot 3,5 miljard ecu aan uitgevoerde investeringen en verstrekte leningen worden beperkt en gelden uitsluitend voor de opbrengst uit transacties met de landen van Oost-Europa. Zij worden enkel verstrekt voor in het Centrum gedurende de eerste vijf jaar van het bestaan ervan gegenereerde bedrijfswinsten.

Alvorens het Centrum wordt geopend, neemt Italië de nodige maatregelen op het stuk van de belastingcontrole om te voorkomen dat compensatieopdrachten worden uitgevoerd, waardoor transacties die onder de regeling vallen, niet de landen van Oost-Europa maar andere landen ten goede komen. Zij stelt de Commissie onverwijld van deze maatregelen in kennis. Tot deze maatregelen behoort ook een door de landen die investeringen of leningen van het Centrum ontvangen, te geven eenzijdige verklaring waarbij zij toegang verlenen tot informatie over de bestemming en de werkelijke eigendomstitels van de betreffende fondsen, teneinde de transparantie van de transacties te waarborgen.

Artikel 4

Italië deelt iedere uitvoeringsbepaling betreffende artikel 3 van wet nr. 19 van 9 januari 1991 uiterlijk 15 dagen na de vaststelling ervan aan de Commissie mede.

Artikel 5

1. Uiterlijk 15 dagen na de opening van het Centrum stelt Italië de Commissie van dat feit in kennis.

2. Italië legt de Commissie jaarlijks op 30 juni een gedetailleerd verslag voor over de activiteiten van het voorafgaande boekjaar, welk verslag de volgende elementen dient te behelzen:

- de lijst van bij het Centrum ingeschreven ondernemingen;

- het aantal verrichte transacties en het totale bedrag ervan, onderverdeeld in onder de steunregeling vallende soorten transacties;

- het gemiddelde rentepercentage dat in het Centrum voor elk van de voor fiscale steun in aanmerking komende soorten transacties is toegepast;

- het totale bedrag van de in de vorm van belastingvoordelen verstrekte steun, onderverdeeld naar het soort belasting. Het belastingvoordeel dient te worden gepresenteerd als het verschil tussen het bedrag van de daadwerkelijk betaalde belasting over de transactie waarop de speciale regeling van toepassing is, en het bedrag dat bij toepassing van het normale Italiaanse belastingregime zou zijn betaald.

3. Italië verstrekt de Commissie onverwijld alle gewenste inlichtingen over de activiteiten van het Centrum. Indien de Commissie vaststelt, dat geen doeltreffend toezicht bestaat, met name wanneer blijkt dat fondsen rechtstreeks of onrechtstreeks in landen buiten Oost-Europa worden geïnvesteerd, neemt Italië de haar door de Commissie aangegeven toezichtsmaatregelen.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 12 april 1995.

Voor de Commissie Karel VAN MIERT Lid van de Commissie

Top