Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995R2135

Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker

PB L 214 van 8.9.1995, p. 16–18 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2006; opgeheven door 32006R0951

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1995/2135/oj

31995R2135

Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker

Publicatieblad Nr. L 214 van 08/09/1995 blz. 0016 - 0018


VERORDENING (EG) Nr. 2135/95 VAN DE COMMISSIE van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad van 30 juni 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1101/95 (2), en met name op artikel 17, lid 15,

Overwegende dat als gevolg van de Overeenkomst inzake de landbouw in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, hierna "de Overeenkomst" genoemd, in de sektor suiker met name de voorschriften inzake de uitvoer moeten worden aangepast; dat titel II van de basisverordening (EEG) nr. 1785/81 van de betrokken sector inzake de regeling van het handelsverkeer met derde landen, op grond van deze Overeenkomst is herzien bij Verordening (EG) nr. 3290/94 van de Raad (3); dat bijgevolg ook de bij Verordeningen (EEG) nr. 394/70 (4) laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2529/94 (5), en (EEG) nr. 1469/77 (6), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1714/88 (7), van de Commissie vastgestelde uitvoeringsbepalingen inzake de restituties bij uitvoer van suiker moeten worden herzien en dat tegelijk die twee verordeningen ingetrokken moeten worden; dat echter wel die bepalingen van de beide verordeningen moeten worden overgenomen die nog relevant zijn voor de toepassing van de restitutieregeling;

Overwegende dat de polarisatie van kandijsuiker uit witte suiker of geraffineerde ruwe suiker veelal lager is dan 99,5°; dat, gezien de hoge zuiverheid van de gebruikte grondstof, voor deze kandijsuiker een restitutie moet worden vastgesteld die zo dicht mogelijk bij die voor witte suiker ligt; dat een nauwkeurige definitie van kandijsuiker moet worden gegeven;

Overwegende dat de interventieprijs voor witte suiker en die voor ruwe suiker worden vastgesteld zonder rekening te houden met de in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde bijdrage in de opslagkosten; dat evenwel bij het vaststellen van de uitvoerrestituties rekening moet worden gehouden met de invloed van die bijdrage op de suikerprijzen;

Overwegende dat met het oog op een gelijke behandeling van alle betrokkenen in de Gemeenschap een uniforme methode moet worden vastgesteld voor het bepalen van het sacharosegehalte van bepaalde produkten; dat voor het geval het niet mogelijk is met die methode het totale gehalte aan sacharose te bepalen, bijzondere maatregelen moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat voor stropen met een betrekkelijk lage zuiverheid een forfaitair sacharosegehalte moet worden vastgesteld, daarbij rekening houdend met het gehalte aan extraheerbare suiker;

Overwegende dat witte suiker die naar derde landen wordt uitgevoerd steeds vaker eerst onverpakt in opslagplaatsen of silo's in de haven wordt opgeslagen en pas op het laatste moment, wanneer het schip klaar is om geladen te worden, of op het schip zelf wordt gezakt; dat die uitvoer dus berust op het gezamenlijk gebruik in de betrokken haven van een silo waarin suiker uit diverse suikerfabriken wordt opgeslagen en dus wordt vermengd; dat bij de huidige wetgeving suiker alleen in aanmerking komt voor vooruitbetaling van de restitutie als het produkt zo is opgeslagen dat fysieke identificatie mogelijk is en bijgevolg vermenging met andere suiker niet is toegestaan; dat in verband met die situatie een aanzienlijk deel van de naar derde landen uitgevoerde communautaire suiker niet in aanmerking komt voor de regeling van vooruitbetaling van de uitvoerrestituties;

Overwegende voorts dat het, gezien de specifieke kenmerken van witte suiker, namelijk de grote homogeniteit in technisch en commercieel opzicht, mogelijk is, zonder nagestreefde zekerheid bij de betaling van de restitutie in gevaar te brengen de voorschriften voor dit produkt te versoepelen; dat daarom met het oog op de toepassing van de vooruitbetalingsregeling van de uitvoerrestituties, de desbetreffende bepalingen van de suikersector gewijzigd moeten worden en onder bepaalde omstandigheden die met name de controle betreffen, vermenging van witte suiker van verschillende oorsprong in eenzelfde opslagplaats moet worden toegestaan;

Overwegende dat voor de uitvoerrestitutie voor isoglucose en inulinestroop maximum gehalten aan fructose en polysachariden moeten worden vastgesteld, teneinde er zeker van te zijn dat deze restitutie uitsluitend wordt verleend voor die produkten in ongewijzigde staat; dat de produktiequota en de produktiebijdragen, voor inulinestroop equivalent worden gehouden met die voor suiker en isoglucose door een coëfficiënt van 1,9 toe te passen; dat derhalve de restituties voor inulinestroop ook moet worden vastgesteld aan de hand van deze coëfficiënt; dat de restituties voor de uitvoer van isoglucose en inulinestroop elke maand moeten worden vastgesteld, omdat ook de restituties voor de uitvoer van suiker maandelijks worden vastgesteld;

Overwegende dat het om economische redenen wenselijk is dat de restituties aangepast kunnen worden, wanneer in de periode tussen de vaststelling van de restitutie en de uitvoer, wijzigingen optreden in de interventieprijzen en de prijs voor melasse;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 wordt onder "kandijsuiker" verstaan suiker:

a) die bestaat uit kristallen met een lengte van ten minste 5 mm die zijn verkregen door afkoeling en langzame uitkristallisering in verzadigde suikeroplossingen,

en b) die, volgens de bepaling met de polarimeter, in droge toestand 96 of meer gewichtspercenten sacharose bevat.

Artikel 2

Voor de toepassing van de artikelen 17 bis, lid 2, onder b), en 17 quater van Verordening (EEG) nr. 1785/81 wordt bij de vaststelling van de uitvoerrestituties rekening gehouden met de in artikel 8 van genoemde verordening bedoelde bijdrage in de opslagkosten die voor het betrokken verkoopseizoen is vastgesteld.

Artikel 3

1. De restitutie bij uitvoer voor 100 kg van de in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde produkten, is gelijk aan een basisbedrag vermenigvuldigd met het voor het betrokken produkt geconstateerde sacharosegehalte, eventueel verhoogd met het gehalte aan andere suikers die in sacharose zijn omgerekend.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 3 en lid 4 is het gehalte aan sacharose, eventueel verhoogd met het gehalte aan andere suikers die in sacharose zijn omgerekend, het totaal-suikergehalte dat vastgesteld is door toepassing van de methode Lane en Eynon (koperreductiemethode), uitgaande van de volgens Clerger-Herzfeld geïnverteerde oplossing. Het volgens deze methode vastgestelde totaal-suikergehalte wordt door vermenigvuldiging met de coëfficiënt 0,95 in sacharose omgerekend.

3. Voor stroop met een zuiverheid van ten minste 85 % en minder dan 94,5 % wordt het gehalte aan sacharose, eventueel verhoogd met het gehalte aan andere suikers die in sacharose zijn omgerekend, forfaitair vastgesteld op 73 % van het gewicht in droge toestand. Om de zuiverheid van de stroop te berekenen, wordt het totaal-suikergehalte gedeeld door het gehalte aan droge stof; het resultaat wordt met 100 vermenigvuldigd. Het totaal-suikergehalte wordt bepaald volgens de in lid 2 genoemde methode, het gehalte aan droge stof volgens de areometrische methode.

4. Voor karamel die uitsluitend is vervaardigd uit niet-gedenatureerde suiker van GN-code 1701 wordt het sacharosegehalte, eventueel verhoogd met het gehalte aan andere suikers die in sacharose zijn omgerekend, bepaald door vaststelling van het gehalte aan droge stof. Het gehalte aan droge stof wordt bepaald uit het soortelijk gewicht van de in de gewichtsverhouding 1: 1 verdunde oplossing. Het resultaat van de bepaling van het gehalte aan droge stof wordt door vermenigvuldiging met de coëfficiënt 1 in sacharose omgerekend.

Op verzoek kan evenwel voor karamel als hierboven bedoeld het werkelijke sacharosegehalte, eventueel verhoogd met het gehalte aan andere suikers die in sacharose zijn omgerekend, worden bepaald en daarna in aanmerking worden genomen, wanneer de karamel is vervaardigd onder douanecontrole of een administratieve controle die dezelfde waarborgen biedt.

5. Het in lid 1 bedoelde basisbedrag geldt niet voor stroop met een zuiverheid van minder dan 85 %.

Artikel 4

Wanneer witte suiker van GN-code 1701 99 10 vervaardigd uit in de Gemeenschap geoogste bieten of suikerriet of uit in de Gemeenschap onder preferentieel regime ingevoerde ruwe suiker, in bulk wordt opgeslagen onder het stelsel van de douane-entrepots of vrije zones dat is ingesteld voor de vooruitbetaling van de restitutie en is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad (1), mag deze suiker niet alleen de in artikel 28, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie (2) genoemde behandelingen ondergaan, maar in dezelfde opslagplaats ook worden vermengd met andere witte suiker van dezelfde GN-code 1701 99 10 die dezelfde oorsprong heeft als de hierboven vermelde, die van dezelfde handelskwaliteit is en waarvan de technische kenmerken gelijkwaardig zijn.

Artikel 5

De uitvoerrestitutie voor de produkten bedoeld in artikel 1, lid 1, onder f) en g), van Verordening (EEG) nr. 1785/81 mag slechts worden toegekend voor produkten:

- die zijn verkregen door isomerisatie van glucose,

- die in droge toestand een gehalte van ten minste 41 gewichtspercenten fructose hebben, en - die in droge toestand een totaal gehalte aan polysacharide en oligosacharide, met inbegrip van het gehalte aan di- of trisacharide, hebben van ten hoogste 8,5 gewichtspercenten.

Voor isoglucose wordt het gehalte aan droge stof bepaald uit het soortelijk gewicht van de in de gewichtsverhouding 1: 1 verdunde oplossing of, voor produkten met een zeer hoge consistentie, door droging.

Deze restitutie wordt maandelijks vastgesteld.

Artikel 6

De uitvoerrestitutie voor de produkten bedoeld in artikel 1, lid 1, onder h), van Verordening (EEG) nr. 1785/81 mag slechts worden toegekend voor produkten:

- die onmiddellijk na hydrolyse van inuline of oligofructose zijn verkregen;

- die in droge toestand een gehalte van ten minste 80 gewichtspercenten fructose hebben, en - die in droge toestand een totaal gehalte aan polysacharide en oligosacharide, met inbegrip van het gehalte aan di- of trisacharide, hebben van ten hoogste 8,5 gewichtspercenten.

De uitvoerrestitutie voor de in artikel 1, lid 1, onder h), van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde produkten is voor 100 kg droge stof gelijk aan de uitvoerrestitutie voor het in artikel 1, lid 1, onder f), van genoemde verordening bedoelde produkt, vermenigvuldigd met de coëfficiënt 1,9. Deze restitutie wordt maandelijks vastgesteld.

Artikel 7

Indien in de periode tussen:

enerzijds - de dag van indiening van de aanvraag voor een certificaat voor uitvoer waarvoor de restitutie periodiek wordt vastgesteld of - de dag waarop de termijn voor de indiening van aanbiedingen verstrijkt, wanneer het gaat om een bij inschrijving vastgestelde restitutie,

en anderzijds de dag van uitvoer, een wijziging optreedt in de prijzen voor suiker of melasse die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EEG) nr. 1785/81, kan de restitutie worden aangepast.

Artikel 8

De Verordeningen (EEG) nr. 394/70 en (EEG) nr. 1469/77 worden ingetrokken.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 1995.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 7 september 1995.

Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie

Top