Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995R1460

    Verordening (EG) nr. 1460/95 van de Raad van 22 juni 1995 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1765/92 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen

    PB L 144 van 28.6.1995, p. 1–3 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2000

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1995/1460/oj

    31995R1460

    Verordening (EG) nr. 1460/95 van de Raad van 22 juni 1995 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1765/92 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen

    Publicatieblad Nr. L 144 van 28/06/1995 blz. 0001 - 0003


    VERORDENING (EG) Nr. 1460/95 VAN DE RAAD van 22 juni 1995 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1765/92 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

    Gezien het voorstel van de Commissie (1),

    Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

    Overwegende dat in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid het uit produktie nemen van bouwland het belangrijkste middel tot herstel van het marktevenwicht vormt en dat dit kan geschieden door de volgende drie methoden: a) verplichte braaklegging waarvoor compensaties verleend worden op grond van Verordening (EEG) nr. 1765/92 (3), b) door bestemming voor milieudoeleinden op grond van Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad betreffende landbouwproduktiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en betreffende natuurbeheer (4), of c) door bebossing op grond van Verordening (EEG) nr. 2080/92 tot instelling van een communautaire steunregeling voor bosbouwmaatregelen in de landbouw (5);

    Overwegende dat het gebruik van - niet met het oog op wisselbouw - braakgelegde grond voor bebossing of voor milieudoeleinden voor de producenten van bepaalde akkerbouwgewassen een interessante mogelijkheid is om de koppeling tussen de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de begeleidende maatregelen tot stand te brengen;

    Overwegende dat producenten die gebruik maken van de steunregelingen uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2078/92 en Verordening (EEG) nr. 2080/92 zullen bijdragen tot een vermindering van de overschotten; dat het derhalve mogelijk zou moeten zijn in de toekomst, onder bepaalde voorwaarden, in het bijzonder wat betreft compensatie, oppervlakten waarvoor steun is betaald uit hoofde van deze verordeningen mee te rekenen als uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 1765/92 uit produktie genomen grond; dat een dergelijke mogelijkheid alleen geboden moet worden voor landbouwgrond die nog niet in een van deze regelingen is opgenomen; dat de Lid-Staten niet verplicht moeten worden deze bepaling toe te passen in gebieden waar het regionale basisareaal voortdurend aanzienlijk dreigt te worden overschreden; dat de Lid-Staten de mogelijkheid moeten hebben een maximum te stellen aan de oppervlakten die als braakgelegd mogen worden meegerekend, wanneer dit noodzakelijk is om te voorkomen dat een onevenredig groot bedrag van de door deze regeling beschikbare middelen gebruikt wordt voor slechts een klein aantal landbouwbedrijven;

    Overwegende dat oppervlakten die als braakgelegd worden meegerekend ook moeten worden meegeteld wanneer berekend wordt of het basisareaal overschreden is, ondanks het feit dat daarvoor geen betaling uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 1765/92 is verricht;

    Overwegende dat de Lid-Staten overdrachten van een braakleggingsverplichting aan een producent die land waarvoor hij steun krijgt uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2078/92 of Verordening (EEG) nr. 2080/92 voor zijn braakleggingsverplichting meerekent, moeten kunnen verbieden of beperken indien een dergelijke overdracht de doelstelling, namelijk het aanmoedigen van een evenwichtiger gebruik van de regelingen uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2078/92 en Verordening (EEG) nr. 2080/92 tussen gebieden die hoofdzakelijk of uitsluitend akkerbouwland hebben en die welke hoofdzakelijk of uitsluitend niet-akkerbouwland hebben, waarschijnlijk in gevaar brengt;

    Overwegende dat de Commissie de werking van de regeling moet herzien op basis van de verslagen van de Lid-Staten met betrekking tot de uitvoering ervan en uiterlijk op 30 juni 1988 een verslag moet indienen, dat zo nodig vergezeld gaat van een voorstel;

    Overwegende dat op grond van Verordening (EEG) nr. 1765/92 braakgelegde grond kan worden gebruikt voor de produktie van niet-voedingsgewassen, en met name voor de aanplant van bosbomen en struiken met korte omloop; dat deze produktie in bepaalde gebieden gunstige vooruitzichten uit een oogpunt van milieubehoud biedt; dat de nationale autoriteiten gemachtigd moeten worden het gebruik van grond voor deze doeleinden te bevorderen door middel van een steunregeling die de noodzakelijke investeringskosten gedeeltelijk dekt;

    Overwegende dat het mogelijk zou moeten zijn af te wijken van de normale data in artikel 10, lid 1, teneinde die producenten te steunen die te maken hebben met financiële problemen ingevolge de uitzonderlijk slechte klimatologische omstandigheden van het betreffende jaar,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EEG) nr. 1795/92 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in artikel 2, lid 6, eerste alinea, wordt de aan de streepjes voorafgaande tekst vervangen door het volgende:

    "6. In het geval van een regionaal basisareaal en indien het totaal van de individuele arealen waarvoor een beroep op steun wordt gedaan krachtens de regeling van producenten van akkerbouwgewassen, met inbegrip van de in het kader van deze regeling uit de produktie genomen arealen, en voor de arealen die worden meegerekend als uit produktie genomen uit hoofde van artikel 7, lid 2, en krachtens de braakleggingsregeling overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad van 15 juli 1991 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur (*), groter is dan het regionale basisareaal, geldt daarvoor in de betrokken regio het volgende:

    ";

    2. aan artikel 7, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:

    "Onverminderd het bepaalde in artikel 9 mogen op grond van Verordening (EEG) nr. 2078/92 uit produktie genomen oppervlakten die noch voor landbouw worden gebruikt, noch voor enig ander lucratief doel, niet zijnde een doel dat voor andere op grond van deze verordening uit de produktie genomen oppervlakten wordt aanvaard, en op grond van Verordening (EEG) nr. 2080/92 beboste oppervlakten, naar aanleiding van een aanvraag die uit hoofde van een van deze verordeningen is ingediend op of na de datum van bekendmaking van de Verordening (EG) nr. 1460/95 (*) tot een maximum per bedrijf dat door de betrokken Lid-Staat mag worden vastgesteld, worden meegerekend als uit produktie genomen in de zin van de braakleggingsverplichting van lid 1. Een dergelijk maximum wordt alleen vastgesteld wanneer die noodzakelijk is om te voorkomen dat een onevenredig groot bedrag van de voor deze regeling beschikbare middelen gebruikt wordt voor een klein aantal bedrijven.

    Evenwel:

    - de in lid 5 bedoelde compensatie dient voor deze oppervlakten niet te worden toegekend,

    - de inkomensverliescompensatie bij braaklegging in het kader van Verordening (EEG) nr. 2078/92 en de betaling voor het stimulerend element als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), van die verordening en de compensatie voor inkomensverlies als bedoeld in artikel 3, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2080/92 dienen voor de betrokken oppervlakten beperkt te worden tot een bedrag dat hoogstens gelijk is aan de in lid 5 van dit artikel bedoelde compensatie voor die oppervlakten, en - een Lid-Staat mag overdrachten, uit hoofde van lid 7, van een braakleggingsverplichting aan een producent die gebruik maakt van de mogelijkheid in de tweede alinea, verbieden of beperken, indien een dergelijke overdracht de doelstelling, namelijk het aanmoedigen van een evenwichtiger gebruik van de regelingen uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2078/92 en Verordening (EEG) nr. 2080/92 tussen gebieden die hoofdzakelijk of uitsluitend akkerbouwland hebben en die welke hoofdzakelijk of uitsluitend niet-akkerbouwland hebben, waarschijnlijk in gevaar brengt.

    De Lid-Staten mogen besluiten de in de tweede alinea bedoelde regeling niet toe te passen op nieuwe aanvragers in ieder gebied waar het regionale basisareaal voortdurend aanzienlijk dreigt te worden overschreden.

    De Lid-Staten doen de Commissie uiterlijk op 31 december 1997 een verslag toekomen over de manier waarop zij, in voorkomend geval, de regeling hebben toegepast, samen met de relevante statistieken. Op basis van deze verslagen herziet de Commissie de werking van de regeling en stelt zij uiterlijk op 30 juni 1998 een verslag op over de tenuitvoerlegging en de gevolgen, dat zo nodig vergezeld gaat van een voorstel.

    ";

    3. in artikel 7 wordt aan lid 4 de volgende alinea toegevoegd:

    "De Lid-Staten mogen ten behoeve van de producenten een nationale steunregeling invoeren om hen te helpen bij de financiering van de kosten voor de aanplant van meerjarige gewassen voor de produktie van biomassa. De steun mag evenwel niet hoger zijn dan het bedrag van de rente, terug te betalen in vijf gelijke jaarlijkse termijnen, voor een lening die overeenkomt met ten hoogste het over een periode van vijf jaar te betalen compensatiebedrag voor de betrokken oppervlakten.";

    4. aan het slot van het achtste streepje van artikel 12 wordt het volgende toegevoegd:

    "en de voorwaarden die moeten worden toegepast in de gevallen als bedoeld in artikel 7, lid 2, tweede alinea.".

    5. Na het 10e streepje van artikel 12 wordt het volgende streepje toegevoegd:

    "- de bepalingen op grond waarvan de Commissie, onder voorbehoud van de budgettaire situatie, in afwijking van artikel 10, lid 1, en op grond van de resultaten van de overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad verrichte administratieve controles en van alle reeds ter plaatse verrichte controles machtiging kan verlenen tot de betaling voor 16 oktober, in bepaalde gebieden, ten belope van 50 % van de compenserende betalingen voor granen, eiwithoudende gewassen en lijnzaad, alsmede tot de krachtens de verplichte braaklegging toegekende compensatie, zulks voor de jaren tijdens welke de uitzonderlijke klimatologische omstandigheden geleid hebben tot een zodanige vermindering van de oogsten dat de producenten zich geconfronteerd zien met ernstige financiële moeilijkheden.".

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 1, onder 3, is echter van toepassing met ingang van het verkoopseizoen 1994/1995.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 22 juni 1995.

    Voor de Raad De Voorzitter Ph. VASSEUR

    (*) PB nr. L 218 van 6. 8. 1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2843/94 (PB nr. L 302 van 25. 11. 1994, blz. 1).

    (*) PB nr. L 144 van 28. 6. 1995, blz. 1.

    Top