This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31995D0196
95/196/EC: Commission Decision of 4 May 1995 on the long-term national aid scheme for agriculture in the northern regions of Finland (Only the Finnish text is authentic)
95/196/EG: Beschikking van de Commissie van 4 mei 1995 inzake de regeling voor de verlening van nationale steun op lange termijn aan de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland (Slechts de tekst in de Finse taal is authentiek)
95/196/EG: Beschikking van de Commissie van 4 mei 1995 inzake de regeling voor de verlening van nationale steun op lange termijn aan de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland (Slechts de tekst in de Finse taal is authentiek)
PB L 126 van 9.6.1995, p. 35–57
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2001; opgeheven door 32002D0404
95/196/EG: Beschikking van de Commissie van 4 mei 1995 inzake de regeling voor de verlening van nationale steun op lange termijn aan de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland (Slechts de tekst in de Finse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 126 van 09/06/1995 blz. 0035 - 0057
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 4 mei 1995 inzake de regeling voor de verlening van nationale steun op lange termijn aan de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland (Slechts de tekst in de Finse taal is authentiek) (95/196/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 142, Gelet op Verordening (EEG) nr. 827/68 van de Raad van 28 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor bepaalde in bijlage II van het Verdrag vermelde produkten (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 5, laatste alinea, Overwegende dat in het genoemde artikel 142 is bepaald dat de Commissie machtiging verleent voor de toekenning van nationale steun op lange termijn door Finland of Zweden met het oog op de handhaving van de landbouwactiviteiten in de noordelijke gebieden; dat krachtens lid 2 van dat artikel deze gebieden door de Commissie worden vastgesteld; Overwegende dat het, ter vergemakkelijking van het administratieve beheer van de beoogde regeling, dienstig is om als relevante administratieve eenheid de gemeente (kunta) te gebruiken, naar analogie van de werkwijze die wordt gevolgd bij de toepassing van Richtlijn 75/268/EEG van de Raad van 28 april 1975 betreffende de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden (2), gewijzigd bij Richtlijn 80/666/EEG (3) en bij Verordening (EEG) nr. 797/85 (4); dat echter ook als relevante administratieve eenheid kunnen fungeren de landelijke districten (maatalouspiiri) Mikkeli en Zuid-Karelië en het gebied nr. 3, zoals op 31 december 1993 omschreven in de vóór de toetreding geldende Finse regeling voor steunverlening aan de landbouw op grond van de omvang van de bedrijven; Overwegende dat in artikel 142, lid 1, van de Toetredingsakte is bepaald dat de vast te stellen gebieden moeten bestaan uit de landbouwarealen ten noorden van 62° NB en bepaalde aangrenzende gebieden ten zuiden van deze breedtegraad die te kampen hebben met vergelijkbare klimatologische omstandigheden die de landbouwactiviteit bijzonder moeilijk maken; dat de Commissie bij die vaststelling met name rekening moet houden met de geringe bevolkingsdichtheid, met het aandeel van de landbouwgrond in de totale oppervlakte en met het aandeel van de landbouwgrond waarop akkerbouwgewassen voor menselijke voeding worden verbouwd in de oppervlakte cultuurgrond; Overwegende dat de genoemde factoren voor Finland leiden tot de vaststelling van een lijst van in de subregio's C1, C2, C2-Noord, C3 en C4 ingedeelde administratieve eenheden zoals aangegeven in deze beschikking, welke eenheden hetzij benoorden 62 ° NB liggen, hetzij aan daar gelegen eenheden grenzen en te kampen hebben met vergelijkbare klimatologische omstandigheden die de landbouwactiviteit bijzonder moeilijk maken, en welke eenheden worden gekenmerkt door een bevolkingsdichtheid van niet meer dan tien inwoners per km2, een aandeel van de oppervlakte cultuurgrond (hierna OCG te noemen) in de totale oppervlakte van de gemeente dat minder dan 10 % bedraagt, en een met akkerbouwgewassen voor menselijke voeding beteeld gedeelte van de OCG dat niet meer dan 20 % bedraagt; dat het dienstig is om in die gebieden ingesloten gemeenten in de lijst op te nemen, ook al hebben zij niet dezelfde kenmerken; Overwegende dat de OCG in de aldus vastgestelde noordelijke gebieden 1 417 000 ha beslaat, hetgeen 55,5 % van de totale OCG van dit land is; Overwegende dat de Commissie krachtens artikel 142, lid 3, de referentieperiode dient vast te stellen waaraan de ontwikkeling van de landbouwproduktie en van het algemene steunniveau moet worden getoetst; dat het gezien de beschikbare nationale statistieken aanbeveling verdient deze referentieperiode voor de landbouwproduktie vast te stellen op de jaren 1991 tot en met 1993, behalve voor de sectoren koemelk en rundvee, waarvoor het jaar 1992, dat voor de vaststelling van zowel het melkquotum als de referentieveestapel van dit land wordt gebruikt, de meest geschikte basisperiode vormt, en voor de sector tuinbouw, waarvoor 1993 het jaar is waarvoor de statistieken het betrouwbaarst zijn; dat daarentegen voor het algemene steunniveau, dat moet worden beoordeeld met inachtneming van het verschil in steunniveau tussen Finland en de Gemeenschap, moet worden uitgegaan van het jaar 1993, toen de prijzen nog niet door het effect van de Toetreding waren beïnvloed; Overwegende dat de omvang van de produktie en het bedrag van de steun per produkt in de genoemde jaren dienen te worden vermeld; Overwegende dat Finland de overwogen steunregeling op 26 oktober 1994 aan de Commissie heeft voorgelegd, dat het vervolgens aanvullende gegevens heeft verstrekt en dat het op 20 januari 1995 kennis heeft gegeven van de definitieve versie van de overwogen steunregeling; dat deze regeling voorziet in steun die algemeen geldt voor de landbouw in de betrokken gebieden en die voor elk bedrijf aan zijn historische produktiepatroon is gekoppeld; dat de regeling voorts voorziet in specifieke steun ten behoeve van de Skolten (bevolkingsgroep), de rendierhouderij en de natuurlijke economie in deze gebieden; Overwegende dat de voorgenomen maatregelen kunnen worden toegestaan, aangezien zij voldoen aan de in artikel 142, lid 3, gestelde voorwaarden; dat in deze maatregelen immers rekening wordt gehouden met het niveau van de compenserende vergoeding, met het niveau van de steun die in de noordelijke gebieden wordt tgoegekend in het kader van de milieumaatregelen in de landbouw, en met het niveau van de steun in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen (hierna "GMO" te noemen), welke niveaus ter wille van de transparantie in herinnering dienen te worden gebracht; dat in de maatregelen voorts rekening wordt gehouden met de tijdelijke steun die wordt toegekend op grond van de artikelen 138 tot en met 140 van de Toetredingsakte; dat de maatregelen het algemene steunniveau niet zullen verhogen en, indien zij gepaard gaan met de nodige maatregelen, evenmin tot een hogere produktie zullen leiden in vergelijking met het steunniveau en de produktie in de genoemde referentieperiode; dat, wat het laatste betreft, de verlaging van de steun voor het volgende jaar in verhouding tot de overschrijding van de produktie in de referentieperiode een passend instrument is; Overwegende dat het in verband met dit laatste punt belangrijk is dat behalve voor koemelk, waarvoor een stijging van de produktie onder het quotastelsel van de GMO valt, de steun niet op basis van de geproduceerde hoeveelheden wordt toegekend, maar wel op basis van produktiefactoren grootvee-eenheid ((GVE) of ha) binnen bij deze beschikking vastgestelde regionale grenzen; dat ook voor vaarzen die voor de slacht zijn bestemd en dus niet voor de melkproduktie worden gebruikt, de steun per dier wordt toegekend; Overwegende dat de machtiging tot toekenning van de steun voor het vervoer waarin de onderhavige steunregeling voorziet, kan worden verleend op grond van artikel 142, lid 3, derde alinea; dat er bij de eventuele machtiging tot toekenning van steun voor het vervoer in het kader van regionaal gerichte nationale steunregelingen voor moet worden gezorgd dat via de verschillende steunregelingen niet tweemaal een compensatie wordt gegeven voor een zelfde activiteit; Overwegende dat deze steunmaatregelen aan de in artikel 142, lid 3, derde alinea, omschreven doelstellingen beantwoorden aangezien zij erop zijn gericht traditionele grondstoffenproduktie en verwerkingsactiviteiten die passen bij de klimatologische omstandigheden van de betrokken gebieden, in stand te houden, de produktie-, afzet- en verwerkingsstructuren te verbeteren, de afzet van produkten te vergemakkelijken en het milieu te beschermen en de natuurlijke omgeving in stand te houden; Overwegende dat de betrokken steunmaatregelen op grond van deze gegevens kunnen worden toegestaan op voorwaarde evenwel dat de grenzen die voor sommige produkten in het kader van de GMO zijn vastgesteld, in acht worden genomen; Overwegende dat de voorgestelde steunregeling voorziet in steunverlening voor de tuinbouwprodukten van de noordelijke gebieden en dat ook steun wordt verleend voor de opslag van die produkten, welke steun in die gevallen wordt beschouwd als een maatregel ter vergemakkelijking van de afzet van de betrokken produkten in de zin van artikel 142, lid 3, derde alinea, derde streepje; Overwegende dat de Commissie over de werkelijke ontwikkeling van de marktprijzen in Finland voor de onder deze beschikking vallende tuinbouwprodukten moet worden geïnformeerd om te kunnen nagaan of het bepaalde in artikel 142 wordt nageleefd; Overwegende dat de voorgenomen steunverlening voor de rendierhouderij en de verwerking en afzet van de produkten daarvan in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 5, laatste alinea, van Verordening (EEG) nr. 827/68, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: TITEL I VASTSTELLING VAN DE GEBIEDEN EN VAN DE REFERENTIEPERIODE Artikel 1 De noordelijke gebieden in Finland omvatten, per subregio, de in bijlage I vermelde plaatselijke administratieve eenheden en gemeentelijke eenheden (Kunta). Artikel 2 1. De in artikel 142, lid 3, van de Toetredingsakte bedoelde referentieperiode omvat: a) wat het in acht te nemen produktieniveau betreft: - het jaar 1992 voor koemelk en runderen, - het jaar 1993 voor de sector tuinbouw, - het gemiddelde over de jaren 1991, 1992 en 1993 voor de overige produkten; b) wat het algemene steunniveau betreft, het jaar 1993. 2. De produktie en het algemene steunniveau in dat jaar of die jaren zijn per produkt vermeld in bijlage II. TITEL II TOEGESTANE STEUN Artikel 3 1. De in bijlage III vermelde steun mag vanaf 1 januari 1995 worden verleend. De volgende gegevens zijn in bijlagen opgenomen: - in bijlage III: de bedragen die mogen worden toegekend per subregio en in relatie tot een produktiefactor (ha, GVE of dier) of de geproduceerde hoeveelheid, alsmede het beoogde totale bedrag; - in bijlage IV: het maximumaantal hectaren of dieren waarvoor deze steun geldt; - in bijlage V: de coëfficiënten voor de omrekening van de verschillende categorieën dieren in GVE. Deze steun: - wordt toegestaan rekening houdend met de in bijlage VI vermelde communautaire steun en met de steun die op grond van de artikelen 138 tot en met 140 van de Toetredingsakte mag worden verleend; - mag, behalve in de sector koemelk, in geen geval worden gerelateerd aan de geproduceerde hoeveelheid. 2. In de hierna genoemde sectoren moet de in lid 1 bedoelde steun beperkt blijven tot: a) voor bouwland: het gemiddelde aantal hectaren dat in de periode van 1989 tot en met 1991 in het gebied met akkerbouwgewassen is beteeld of, eventueel, is braakgelegd in het kader van een regeling van overheidscompensatie in de zin van Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad (1); b) voor suikerbieten: de hoeveelheid bieten die valt onder een contract tussen een producent van de in artikel 1 bedoelde regio's en een suikerproducerende onderneming, binnen de grenzen van het quotum (A en B) dat overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad (2) aan deze laatste is toegekend; c) voor koemelk: de overeenkomstig artikel 3, lid 2, en artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad (3) toegewezen referentiehoeveelheid; d) voor zoogkoeien: het individuele maximum dat aan elke producent is toegekend overeenkomstig artikel 4d, lid 1 bis, van Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad (4); e) voor mannelijke runderen: 90 stuks per bedrijf en per leeftijdstranche overeenkomstig artikel 4b, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 805/68; f) voor schapen en geiten: het individuele maximum dat aan elke producent is toegekend overeenkomstig artikel 5 sixties van Verordening (EEG) nr. 3013/89 van de Raad (5). Voorts moet voor de onder d) en e) genoemde produkten het in artikel 4g van Verordening (EEG) nr. 805/68 vastgestelde veebezettingsgetal in acht worden genomen. Artikel 4 1. Finland leeft de volgende bepalingen na: a) in het kader van de op grond van artikel 143, lid 2, van de Toetredingsakte te verstrekken gegevens verschaft Finland de Commissie elk jaar vóór 1 april, en de eerste maal vóór 1 april 1996, informatie over effecten van de toegekende steun, en met name over de ontwikkeling van de produktie, van de produktiemiddelen waarvoor de steun wordt verleend, en van de economie van de betrokken regio's; b) Finland neemt alle nodige maatregelen voor de uitvoering van deze beschikking en neemt passende maatregelen voor de controle op de begunstigden; c) indien de in bijlage II vermelde hoeveelheden worden overschreden, verlaagt Finland in het volgende jaar de steun voor de betrokken produkten in de subregio's waar de overschrijding is geconstateerd, in verhouding tot de mate van overschrijding. Voor de plantaardige produktie in de volle grond wordt deze verlaging slechts toegepast als de overschrijding in twee opeenvolgende jaren gemiddeld meer dan 10 % bedroeg; d) voor het jaar 1995 verstrekt Finland de Commissie om de vier maanden informatie over het peil van de producentenprijzen op de binnenlandse markt voor groenten en fruit. 2. Indien op basis van de overeenkomstig lid 1, onder d), verstrekte informatie kan worden geconstateerd dat het algemene steunniveau is gestegen ten opzichte van dat in de in artikel 2 genoemde referentieperiode wordt deze beschikking herzien. Artikel 5 Deze beschikking geldt onverminderd: - de bevoegdheid van de Finse autoriteiten om, met inachtneming van de in deze beschikking vastgestelde bedragen en andere elementen, de voorwaarden voor de toepassing van de steun aan de verschillende categorieën van begunstigden vast te stellen; - de bevoegdheid van de Commissie om deze beschikking te herzien, met name in het licht van de ontwikkeling van de waarde van de nationale valuta, de bepaling van het Finse aardappelzetmeelcontingent of een wijziging van het niveau van de op grond van de artikelen 138 en 140 van de Toetredingsakte toegekende steun of van de in bijlage VI vermelde communautaire steun. In het laatstgenoemde geval zal de herziening van de steun die in de noordelijke gebieden mag worden verleend, eerst vanaf het jaar na dat waarin de wijziging van kracht wordt, van toepassing zijn. Artikel 6 Deze beschikking is gericht tot de Republiek Finland. Gedaan te Brussel, 4 mei 1995. Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie BIJLAGE I IN ARTIKEL 1 BEDOELDE LIJST >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE II Zoals bedoeld in artikel 2, lid 2 Per produkt >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE III III.1. Zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, voor het jaar 1995 >RUIMTE VOOR DE TABEL> III.2. Zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, voor het jaar 1996 >RUIMTE VOOR DE TABEL> III.3. Zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, voor het jaar 1997 >RUIMTE VOOR DE TABEL> III.4. Zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, voor het jaar 1998 >RUIMTE VOOR DE TABEL> III.5. Zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, voor het jaar 1999 >RUIMTE VOOR DE TABEL> III.6. Zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, vanaf het jaar 2000 >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE IV Zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, tweede alinea, tweede streepje Hoeveelheden van de produktiefactoren >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE V Zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, derde streepje Coëfficiënten voor de omrekening in GVE >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE VI Zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, derde alinea, eerste streepje Communautaire steun 1. Dierlijke produkten>RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> <(BLK0)NOTES> </(BLK0)NOTES> (1) Steun voor grasland (koeien, mannelijke runderen, andere runderen, zoogkoeien). (2) Met extensiveringspremie. (3) Uitgaven niet in mindering gebracht. (4) Voor 90 % subsidiabel volgens de Finse autoriteiten. (5) Finse paarden. (6) Exclusief steun voor braaklegging. (7) Niet in mindering gebrachte uitgaven. (8) Met inachtneming van de beperkingen die de landbouwer moet naleven om de steun te ontvangen. (9) Tarwe komt niet in aanmerking als de opbrengst meer dan 2,5 t/ha bedraagt. (10) Zal worden onderzocht in het kader van het programma van milieumaatregelen in de landbouw.