Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995D0195

95/195/EG: Beschikking van de Commissie van 14 februari 1995 inzake steun door het gewest Sardinië (Italië) in de visserijsector (Tijdelijke stillegging van vissersvaartuigen) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 126 van 9.6.1995, p. 32–34 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1995/195/oj

31995D0195

95/195/EG: Beschikking van de Commissie van 14 februari 1995 inzake steun door het gewest Sardinië (Italië) in de visserijsector (Tijdelijke stillegging van vissersvaartuigen) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 126 van 09/06/1995 blz. 0032 - 0034


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 14 februari 1995 inzake steun door het gewest Sardinië (Italië) in de visserijsector (Tijdelijke stillegging van vissersvaartuigen) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (95/195/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea,

Na overeenkomstig het bepaalde in genoemd artikel de belanghebbenden te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I

De Italiaanse autoriteiten hebben de Commissie op 24 september 1991 in kennis gesteld van regionale wet nr. 25 van 22 juli 1991 (gewest Sardinië) inzake de visserijsector, welke met name bepalingen behelst inzake steun voor de tijdelijke stillegging van vissersvaartuigen. Met deze regionale wet wordt beoogd de voorwaarden te scheppen voor een natuurrustperiode in de wateren rond Sardinië en voor de aanpassing van de produktiecapaciteit van de plaatselijke vissersvloot aan het visbestand. De verlaging van de visserij-inspanning zou met name worden bereikt langs de weg van stillegging van de visserijactiviteit gedurende bepaalde periodes en de betaling van premies aan de vissers als compensatie voor de betrokken tijdelijke stillegging. De voor genoemde maatregelen uitgetrokken begrotingsmiddelen beliepen voor de jaren 1991, 1992 en 1993 in het totaal 57,150 miljard lire.

II

De Commissie heeft bovengenoemde bepaling van de regionale wet onderzocht in het licht van de bepalingen ter zake van Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad van 18 december 1986 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur (1), zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3944/90 (2).

Volgens het bepaalde in de regionale wet wordt de steun voor de tijdelijke stillegging van de categorieën vaartuigen waarvoor er een probleem bestaat wat de verenigbaarheid van die steun met de communautaire wetgeving betreft, verleend aan de hand van de volgende parameters en criteria: voor vaartuigen van minder dan tien jaar en van meer dan 30 brt wordt een dagpremie toegekend die objectief hoger is dan de in bijlage IV bij Verordening (EEG) nr. 4028/86 vastgestelde bedragen (30 tot 70 brt: 400 000 lire; 70 tot 100 brt: 600 000 lire; meer dan 100 brt: 900 000 lire). Bovendien is volgens artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EEG) nr. 4028/86 de steun voor tijdelijke stillegging alleen verenigbaar met de gemeenschappelijke markt als de stilligpremie wordt toegekend voor vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van 12 m of meer. In de onderzochte regionale wet is echter bepaald dat premies worden toegekend voor vaartuigen van minder dan 4 brt (die in het algemeen een lengte hebben van minder dan 12 m), hetgeen dus zou impliceren dat de steunmaatregel ook niet in overeenstemming zou zijn met laatstgenoemde bepaling van Verordening (EEG) nr. 4028/86. Bijgevolg heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten op 14 oktober 1991 om inlichtingen gevraagd over de voorwaarden voor de toekenning van genoemde premies. De Italiaanse Regering heeft op 12 december 1991 ter verantwoording van de steun voor vaartuigen van minder dan 12 m lengte geantwoord dat het gaat om vaartuigen die overbevissing veroorzaken in de kustwateren die voor de voortplanting en de groei van vis van vitaal belang zijn. De Italiaanse autoriteiten hebben geen argumenten aangevoerd tegen de andere bezwaren die de Commissie naar voren had gebracht. Zij hebben uitsluitend meegedeeld dat de vastgestelde maatregelen tegemoet komen aan een eis van sociale aard en dat de vergoedingen toereikend moesten zijn om de stillegging van de vaartuigen te compenseren. Aangezien de gegevens niet volstonden om te kunnen vaststellen of de maatregelen in overeenstemming waren met de toepasselijke communautaire wetgeving, heeft de Commissie besloten om ten aanzien van de betrokken steunmaatregelen de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden en heeft zij Italië bij schrijven van 15 januari 1992 verzocht om haar opmerkingen mee te delen en de betrokken regionale wet te wijzigen, zodat deze met de wetgeving van de Gemeenschap verenigbaar zou worden.

III

In een mededeling van 18 februari 1992 heeft de Italiaanse Regering haar opmerkingen in het kader van de procedure doen toekomen. Zij wijst erop dat de steunmaatregelen van uitzonderlijke aard zijn en uitsluitend op lokaal niveau gevolgen hebben, en dat bijgevolg de consequenties uit het oogpunt van mededinging zeer beperkt zijn. Wat de steun voor de tijdelijke stillegging betreft, heeft de Italiaanse overheid erkend dat de bedragen hoger zijn dan de in de communautaire wetgeving vastgestelde bedragen en ook dat de in artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 4028/86 vastgestelde bepaling niet is nageleefd. Zij heeft echter erop gewezen dat de in de regionale wet vastgestelde bedragen maximumbedragen zijn en dat in artikel 4 is bepaald dat de overheid het meest adequate bedrag toepast. Zij heeft ook erop gewezen dat, gezien de kenmerken van de regionale vissersvloot (met name de ouderdomsklasse en de samenstelling van de vloot), bijzonder weinig bedrijven deze steun ontvangen. Bovendien zijn vrijwel alle Sardijnse vissersvaartuigen ouder dan tien jaar. In de betrokken mededeling hebben de Italiaanse autoriteiten niet laten weten dat zij voornemens zouden zijn de wet te wijzigen in de door de Commissie in bovengenoemd schrijven van 15 januari 1992 aangegeven zin.

Bij schrijven van 9 september 1992 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie in het kader van de procedure in kennis gesteld van een regionale wet van 24 juli 1992 tot wijziging van de onderzochte regionale wet met, volgens de toelichting, de bedoeling laatstgenoemde wet met de toepasselijke communautaire wetgeving in overeenstemming te brengen. In dat wijzigingsvoorstel kwamen echter geen bepalingen voor met betrekking tot de lengte van de vaartuigen, noch met betrekking tot de bedragen voor de tijdelijke stillegging. De Commissie heeft dit onder de aandacht gebracht van de Italiaanse autoriteiten en die hebben bij schrijven van 28 september 1993 een wetsontwerp toegezonden waarbij de regionale wet van 1991 in overeenstemming zou worden gebracht met de communautaire wetgeving. De Commissie heeft de Italiaanse autoriteiten bij schrijven van 17 november 1993 meegedeeld dat er voortaan geen sprake meer was van onverenigbaarheid met het Gemeenschapsrecht. De Commissie heeft de Italiaanse Regering echter ook gevraagd of, aangezien regionale wet nr. 25 was bekendgemaakt in 1991, steun voor tijdelijke stillegging was toegekend vóór bovengenoemde wijziging. Ook heeft zij gevraagd of deze wetswijziging reeds in werking was getreden. In een op 21 maart 1994 bij de Commissie ontvangen mededeling hebben de Italiaanse autoriteiten bevestigd dat in de jaren 1991, 1992 en 1993 steun was toegekend en dat, gezien de criteria die in die periode golden (dit wil zeggen die welke waren vastgesteld in regionale wet nr. 25 uit 1991), overschrijdingen ten opzichte van de in de communautaire wetgeving vastgestelde bedragen waren geconstateerd. Deze overschrijdingen zouden echter niet omvangrijk zijn: ongeveer 157 miljoen lire per jaar, uitsluitend in 1991 en 1992, hetgeen neerkomt op 0,8 % van de geplande jaarlijkse begrotingsmiddelen volgens regionale wet nr. 25 van 1991. In deze mededeling van 21 maart 1994 hebben de Italiaanse autoriteiten, zoals de Commissie in haar brief van 17 november 1993 had gevraagd, ook laten weten dat de wet om de regionale wet nr. 25 uit 1991 aan de communautaire wetgeving aan te passen, was aangenomen.

Bij schrijven van 21 juni 1994, bij de Commissie geregistreerd op 27 juni 1994, heeft de Italiaanse Regering de Commissie de tekst doen toekomen van de regionale wet inzake de tijdelijke stillegging van vissersvaartuigen, die op 29 april 1994 is aangenomen en op 7 mei 1994 in het officiële blad van het autonome gewest Sardinië is bekendgemaakt; bij deze wet is regionale wet nr. 25 uit 1991 in overeenstemming gebracht met de wetgeving van de Gemeenschap. De wet van 29 april 1994 verplicht de regionale overheid namelijk de bedragen die in Verordening (EG) nr. 3699/93 van de Raad van 21 december 1993 tot vaststelling van de criteria en voorwaarden voor de structurele bijstand van de Gemeenschap in de sector visserij/aquacultuur en verwerking/afzet van de produkten daarvan (1) zijn bepaald, voor alle in genoemde verordening vermelde maatregelen toe te passen.

IV

De situatie die is ontstaan door de aanneming van regionale wet nr. 25 van 1991 en die hierboven is uiteengezet, moet worden geanalyseerd tegen de achtergrond van de structuurwetgeving in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. In dit verband zij erop gewezen dat de maatregelen het evenwicht tussen de beschikbare visbestanden en de vangstcapaciteit voor de exploitatie daarvan dienen te bevorderen. Toepassing van nationale steunmaatregelen dient bijgevolg verantwoord te zijn in het licht van dat doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid en moet gebeuren met inachtneming van de voorwaarden die in de desbetreffende wetgeving van de Gemeenschap zijn vastgesteld. In dit geval gaat het om steunmaatregelen die het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden, aangezien er immers in de betrokken produkten intracommunautair handelsverkeer is; bovendien zijn de voorwaarden van de communautaire wetgeving die van toepassing was ten tijde van de feiten - Verordening (EEG) nr. 4028/86 dus -, tijdens de periode waarin regionale wet nr. 25 van 1991 gold en is toegepast, niet nageleefd; het gaat daarbij om de voorwaarden die betrekking hebben op de bedragen van de stilligpremies, die aan de hand van de tonnage en de lengte van de vissersvaartuigen moesten worden berekend. Deze situatie is niet gewijzigd doordat in die toepassingsperiode wetgeving is aangenomen waardoor zulks kon worden ondervangen als gevolg van een aanpassing van het regionale juridische kader aan de eisen van de communautaire wetgeving. Bijgevolg zijn de in regionale wet nr. 25 van 1991 vastgestelde maatregelen inzake steun voor tijdelijke stillegging van vissersvaartuigen, zoals hierboven beschreven, onwettige steunmaatregelen.

V

De in artikel 92, lid 2, van het Verdrag vastgestelde uitzonderingen op het onverenigbaarheidsbeginsel zijn in dit geval niet van toepassing omdat de in het kader van deze procedure onderzochte aspecten van de bij regionale wet nr. 25 van 1991 ingevoerde regeling niet onder de werkingssfeer van genoemd lid 2 vallen.

Hetzelfde geldt voor wat de uitzonderingen betreft waarin is voorzien bij artikel 92, lid 3, van het Verdrag.

De Italiaanse Regering heeft de Commissie geen enkel argument voorgelegd op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat de in de betrokken regionale wet vastgestelde regeling behoort tot een van de categorieën maatregelen waarvoor op grond van artikel 92, lid 3, een uitzondering zou kunnen gelden. Aangezien het hier ging om maatregelen waarvoor op het niveau van de Gemeenschap een juridisch kader met nauwkeurige parameters bestond, met name wat de in acht te nemen bedragen betreft, versterkt iedere financiële steunmaatregel waarbij die bedragen niet worden nageleefd, de positie van bepaalde economische subjecten ten opzichte van die van hun concurrenten in de Gemeenschap. De bij regionale wet nr. 25 van 1991 ingevoerde regeling vervalst of dreigt dus de mededinging te vervalsen in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag en bovendien is op de betrokken regeling geen van de in artikel 92, leden 2 en 3, van het Verdrag vastgestelde uitzonderingen van toepassing.

VI

Het bovenstaande leidt dan ook tot de gevolgtrekking dat de steun ten bedrage van 314 miljoen lire, die is toegekend zoals uiteengezet, onwettig is aangezien Italië haar verplichtingen op grond van artikel 93, lid 3, van het Verdrag niet is nagekomen. Bovendien is de steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, omdat deze niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een van de uitzonderingen in artikel 92, lid 3, van het Verdrag. De Commissie kan, op grond van artikel 93, lid 2, van het Verdrag en op grond van het arrest van het Hof van Justitie van 12 juli 1973 in zaak 70/72 (1), bevestigd bij het arrest van 24 februari 1987 in zaak 310/85 (2), van de Lid-Staten eisen dat zij de steun die onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is bevonden, van de begunstigden terugvorderen.

De Commissie heeft besloten in dit geval geen terugbetaling van de steun te verlangen. Deze beslissing houdt verband met de termijn die is verstreken tussen de datum waarop de Commissie op de hoogte kwam van de regeling en die waarop deze beschikking wordt gegeven, welk tijdsverloop moeilijk te verantwoorden valt in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie (3) inzake de proceduretermijnen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steun ten bedrage van 314 miljoen lire die het gewest Sardinië in 1991 en 1992 op grond van regionale wet nr. 25 van 22 juli 1991 voor tijdelijke stillegging van vissersvaartuigen heeft toegekend, is onwettig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 14 februari 1995.

Voor de Commissie Emma BONINO Lid van de Commissie

Top