This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31994D1073
94/1073/EC: Commission Decision of 12 October 1994 concerning the grant of State aid by France to the Bull group in the form of a non-notified capital increase (Text with EEA relevance)
94/1073/EG: Beschikking van de Commissie van 12 oktober 1994 betreffende de niet-aangemelde verhoging van het kapitaal van het Bull-concern door Frankrijk (Voor de EER relevante tekst)
94/1073/EG: Beschikking van de Commissie van 12 oktober 1994 betreffende de niet-aangemelde verhoging van het kapitaal van het Bull-concern door Frankrijk (Voor de EER relevante tekst)
PB L 386 van 31.12.1994, p. 1–12
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
In force
94/1073/EG: Beschikking van de Commissie van 12 oktober 1994 betreffende de niet-aangemelde verhoging van het kapitaal van het Bull-concern door Frankrijk (Voor de EER relevante tekst)
Publicatieblad Nr. L 386 van 31/12/1994 blz. 0001 - 0012
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 12 oktober 1994 betreffende de niet-aangemelde verhoging van het kapitaal van het Bull-concern door Frankrijk C33/93 (ex NN 32/93) (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (94/1073/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93, lid 2, Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a), en op Protocol 27 van deze Overeenkomst, Na overeenkomstig artikel 93 van het Verdrag, de belanghebbenden te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken en gezien deze opmerkingen, Overwegende hetgeen volgt: I Het Bull-concern, hierna "Bull" genoemd, is een fabrikant van gediversifieerde informaticaprodukten met hoofdkantoor in Frankrijk. Naast produktie legt Bull zich ook toe op de levering van programmatuur en op de verlening van onderhoudsdiensten. Momenteel is de meerderheid van het aandelenkapitaal van Bull rechtstreeks, of onrechtstreeks via France Télécom, in handen van de Franse Staat. Een minderheidsaandeel is in handen van de particuliere sector, vertegenwoordigd door NEC en IBM. De Commissie heeft recentelijk diverse beschikkingen ten aanzien van Bull gegeven. De eerste, in 1992, was een eindbeschikking overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het Verdrag (1), waarbij vastgesteld werd dat kapitaalinjecties ten bedrage van 4 miljard Ffr. steunelementen bevatten, maar dat deze steun verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt. Bij diezelfde beschikking heeft de Commissie eveneens een steunbedrag van 2,68 miljard Ffr. voor onderzoek en ontwikkeling (O & O) onderzocht en heeft deze eveneens verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard. Opgemerkt dient te worden dat met betrekking tot de kapitaalinjecties tegen deze beschikking beroep is aangetekend bij het Europese Hof van Justitie (2). De daaropvolgende beschikkingen hielden verband met het huidige herkapitalisatieprogramma: in 1993 leidde de Commissie in verband met een voorschot op een toekomstige kapitaalinjectie de procedure van artikel 93, lid 2, in (3). In januari 1994 werd deze procedure uitgebreid (4) tot een nieuwe kapitaalinjectie van 8,6 miljard Ffr., waarvan in december 1993 5,5 miljard Ffr. is gestort. II Bull blijft een van de grootste traditionele computerondernemingen die een breed gamma computers en exclusieve systemen vervaardigt en zich ook toelegt op open systemen en op de distributie van microcomputers. Bull is volgens de Datamation 100 Survey van juni 1993 dertiende op de wereldranglijst, maar kampt evenals de overige grote traditionele, een breed gamma produkten bestrijkende fabrikanten in deze sector met een dalende omzet en slechte resultaten. De ongunstige financiële en commerciële positie van deze ondernemingen houdt verband met het feit dat de computersector een fase van versnelde technische en commerciële ontwikkeling doormaakt, die tot herstructurering ervan noopt. De prijzen zakken pijlsnel, verbruik en produktie minderen vaart en de markt is aan het verbrokkelen. De verkleining en de standaardisering van de produkten hebben geleid tot verhevigde concurrentie en geringere winstmarges. Veel grote, traditionele producenten hebben in 1992 verlies geleden en doen thans inspanningen om hun activiteiten tot de segmenten programmatuur en dienstverlening uit te breiden, waarin nog een sterke groei bestaat. Opgemerkt moet echter worden dat de informatietechnologie de laatste jaren grote veranderingen heeft ondergaan. De ondernemingen hebben veel geld geïnvesteerd in de conceptie van produkten die te zijner tijd tal van sectoren zullen beïnvloeden. Deze tendens valt zowel te verklaren door de technologische vooruitgang als door het wegvallen van de grens tussen telecommunicatie en elektronische informatieverwerking. Nieuwe toepassingen als interactieve computerspelletjes en teleshopping kondigen de op handen zijnde multimediawereld aan die op een breed scala technolgieën is gebaseerd en waarin computers als consumptiegoederen worden verkocht. Produkten die vroeger slechts binnen het bereik van grote ondernemingen lagen, zijn dat nu ook voor kleinere ondernemingen en, wat een grote verandering is, er is een grote markt van particuliere consumenten gegroeid. De uiteenlopende informatietechnologieën convergeren en de informatica richt zich op massaproduktie en op gestandaardiseerde produkten, uitmondend in in serie geproduceerde standaardsystemen. De door de producenten van apparatuur toegevoegde waarde neemt echter af door de grote druk die de leveranciers van componenten uitoefenen, zodat de toegevoegde waarde veel meer bij de programmatuur en bij de diensten is te vinden. Als reactie op de uitholling van hun kernactiviteit hebben de fabrikanten getracht de kosten te verminderen en te diversifiëren. Deze oplossing begint eerst nu voor bepaalde ondernemingen vruchten af te werpen. III Na berichten in de pers van februari 1993 over een voorschot op een toekomstige kapitaalinjectie voor Bull van 2,5 miljard Ffr., heeft de Commissie Frankrijk om inlichtingen verzocht. Op dit verzoek volgde een briefwisseling tussen de Franse autoriteiten en de Commissie, die tot de conclusie kwam dat de meerderheidsaandeelhouders van Bull geen herstructureringsplan hadden vastgesteld waarop zij hun investering in de vorm van een voorschot op een toekomstige kapitaalinjectie konden baseren. Aangezien de Commissie had vastgesteld dat de transactie neerkwam op onwettige steun en er wegens het ontbreken van een definitief, goedgekeurd plan geen redenen voor verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt konden worden gevonden, besloot zij op 6 oktober 1993 de procedure van artikel 93, lid 2, in te leiden. Deze beslissing werd Frankrijk meegedeeld bij schrijven van 16 november 1993 en bekend gemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (1). Bij schrijven van 6 december 1993 stelden de Franse autoriteiten de Commissie in kennis van het voornemen van de Franse Staat, in overeenstemming met France Télécom, om naast het voorschot van 2,5 miljard Ffr. nog eens 8,6 miljard Ffr. in Bull te investeren. Bovendien werd daarbij aangegeven dat een gedeelte van dit bedrag onmiddellijk aan Bull zou worden verstrekt, hetgeen in strijd is met de voorschriften van artikel 93, lid 3, van het Verdrag zodat deze maatregel als onwettig diende te worden aangemerkt. Op 26 januari 1994 gaf de Commissie derhalve twee beschikkingen ten aanzien van Bull. Bij de eerste werd de procedure van artikel 93, lid 2, uitgebreid tot de kapitaaluitbreiding van 8,6 miljard Ffr. Deze beschikking werd Frankrijk bij schrijven van 8 februari 1994 meegedeeld en in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt (2). Bij de tweede beschikking, namelijk Beschikking 94/220/EG werd Frankrijk gelast onverwijld elke uitkering van verdere steun aan Bull op te schorten, waarbij met name werd gedoeld op de 2,5 miljard Ffr. die vermoedelijk bestemd waren om als voorschot op het bedrag van 8,6 miljard Ffr. te worden uitgekeerd (3). In antwoord hierop berichtte Frankrijk bij schrijven van 25 februari 1994 dat de opschorting van de steun was gelast en dat geen verdere betalingen zouden worden verricht totdat de Commissie hierover een beslissing zou hebben genomen. Bij schrijven van 8 maart 1994 ging Frankrijk in op de vragen die de Commissie bij de inleiding en bij de uitbreiding van de procedure van artikel 93, lid 2, had gesteld en werd door Frankrijk bovendien een definitief herstructureringsplan ingediend. Hierover stelde de Commissie in mei 1994 een aantal vragen, waarop de France autoriteiten in juni 1994 antwoordden. In juli 1994 werd een vergadering van de Commissie, de Franse autoriteiten en Bull belegd, bij welke gelegenheid nog vele andere vragen werden gesteld. Een antwoord hierop ontving de Commissie in augustus. In juli 1994 benoemde de Commissie een onafhankelijk deskundige om het herstructureringsplan van Bull te beoordelen. Dit geschiedde in augustus en september, en medio september werd een eindverslag ingediend. Dit verslag werd bij schrijven van 20 september 1994 aan Frankrijk verstrekt. Frankrijk bevestigde op 21 september op het verslag geen aanmerkingen te hebben. IV In het kader van de procedure van artikel 93, lid 2, maakte het Verenigd Koninkrijk opmerkingen kenbaar over zowel de inleiding als de uitbreiding van de procedure. Frankrijk werd van deze opmerkingen in kennis gesteld bij schrijven van 14 maart 1994 en van 26 mei 1994. Op het schrijven van 14 maart antwoordde Frankrijk bij schrijven van 28 maart; het tweede schrijven bleef onbeantwoord. In beginsel steunde het Verenigd Koninkrijk het standpunt van de Commissie en merkte op dat de steun niet diende te worden aangewend om acquisities te financieren of om te worden verstrekt aan een onderneming die werkzaam is op een markt die met overcapaciteit kampt. Frankrijk antwoordde hierop dat Frankrijk de analyse van de kapitaalinjectie noch die van de markt deelde en dat met name de verwerving van Packard Bell door Bull een onderdeel vormde van een strategie om de activiteiten van Bull op het gebied van microcomputers te verbeteren. V Artikel 92, lid 1, van het Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst, hierna "de Overeenkomst" genoemd, bepalen dat steunmaatregelen van de Staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde produkties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt en met de Overeenkomst, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de Lid-Staten en de Overeenkomstsluitende Partijen ongunstig beïnvloedt. Bovendien moet bij de bepaling of een kapitaalinjectie een vorm van steun is, beoordeeld worden of de handelwijze van de Staat overeenkomt met die van een investeerder tegen marktvoorwaarden. Teneinde de doorzichtigheid te bevorderen en bij te dragen aan de beoordeling of het gedrag van de Staat overeenkomt met dat van een investeerder tegen marktvoorwaarden (een benadering die het Hof van Justitie herhaaldelijk heeft gevolgd (1)), heeft de Commissie twee mededelingen vastgesteld: de eerste, in 1984, over kapitaalinbreng door de overheid in ondernemingen (2), en de tweede, in 1993, over openbare bedrijven in de industriesector (3). Hierin is bepaald dat bij de beoordeling of kapitaalinbreng steunelementen bevat, in het algemeen moet worden nagegaan of: - de financiële positie van de onderneming gezond is; - de verhoging van de participatie van een particuliere ondernemer in verhouding is tot het aantal in zijn bezit zijnde aandelen, en of zijn participatie van reële economische betekenis is; - de structuur en omvang van de schuldenlast van de onderneming binnen een redelijke termijn een normaal rendement (in dividenden of in meerwaarde) van de geïnvesteerde kapitalen mogelijk maken; - de onderneming uit hoofde van haar "cash flow" in staat zou zijn om vergelijkbare financiële middelen op de kapitaalmarkt te verkrijgen, en - de actuele waarde van de verwachte opbrengsten van de voorgenomen investering uitgaat boven de nieuwe kapitaalinbreng. Alvorens deze analyse te verrichten, is het evenwel nodig het tijdstip waarop de investeringsbeslissing is genomen, te bepalen. Het voorschot van 2,5 miljard Ffr. op een toekomstige kapitaalinjectie werd in februari 1993 aan Bull betaald, en de beslissing om nog eens 8,6 miljard Ffr. te investeren werd door Frankrijk in december 1993 genomen. Het is daarom noodzakelijk de financiële positie van Bull op deze tijdstippen na te gaan om te bepalen of een particuliere investeerder tegen marktvoorwaarden dezelfde beslissing zou hebben genomen als de Franse Staat. Eind 1992, het laatste tijdstip vóór de investeringsbeslissing waarop financiële gegevens over het verleden beschikbaar waren, had Bull drie jaren van sterk dalende verkoopcijfers gekend, waarbij de geconsolideerde omzet met ongeveer 14 % was gedaald van 35 miljard Ffr. in 1990 tot 30 miljard Ffr. in 1992. Bovendien werden tussen 1990 en 1992 jaarlijks bedrijfsverliezen geleden (inkomsten min alle kosten, afgezien van netto financiële lasten) en was het nettoresultaat (zowel voor als na herstructureringsvoorzieningen) gedurende deze periode negatief. Het concern boekte haar laatste nettowinst in 1988. Ook moet worden opgemerkt dat Bull sinds de aankoop door de Staat geen dividend heeft betaald en gezien de omvang van de verliezen valt te veronderstellen dat de waarde van de aandelen niet is toegenomen. De door de activiteiten van Bull gegenereerde "cash flow" was niet toereikend voor haar investeringsbehoeften in de periode 1990-1992, waardoor Bull een beroep moest doen op kapitaalinjecties om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen en om het hoge leningenpeil dat Bull in 1990 had bereikt, te verminderen. Hoewel de Commissie zich niet heeft uitgesproken over de kapitaalinjectie die Bull in 1990 had gekregen, wordt erop gewezen dat het in 1991 en 1992 ingebrachte kapitaal voor het merendeel afkomstig was van de Staat en als staatssteun is aangemerkt. Ter vergelijking boekte IBM, die in 1990 nog winst maakte, in 1991 en 1992 een nettoverlies. De activiteiten van deze onderneming leverden echter voldoende middelen op voor haar investeringsbehoeften in 1990 en 1992 en IBM hoefde hiervoor eerst in 1991 leningen aan te gaan. Ook DEC, die in 1990 winst en in 1991 en 1992 verlies boekte, haalde in 1990 en 1991 voldoende inkomsten uit haar activiteiten om aan haar investeringsbehoeften te voldoen, maar zij moest in 1992 aanvullende financieringsbronnen aanboren. Hoewel lager dan in beide voorgaande jaren, bedroeg de schuldenlast van Bull eind 1992 na de genoemde kapitaalinjecties nog meer dan 10 miljard Ffr., ongeveer 27 maal het eigen vermogen (aandelenkapitaal en ingehouden winst). De financiële lasten van Bull vertegenwoordigden in 1992 ongeveer 5 % van de omzet en werden niet gedekt door het exploitatieresultaat, waaruit blijkt dat het concern niet voldoende winst boekte om de rentelasten te dekken. Dit was eveneens het geval in 1990 en 1991. Voor de nadien volgende beslissing om 8,6 miljard Ffr. te investeren, beschikte Frankrijk over de resultaten van Bull over de eerste zes maanden van 1993 (tot en met 30 juni) en over goede aanwijzingen over de resultaten over de rest van het jaar tot en met 31 december 1993. De halfjaarlijkse cijfers voor juni 1993 vertonen een daling van de afzet (ten opzichte van de eerste helft van zowel 1992 als 1991), een 50 % groter exploitatieverlies over de eerste zes maanden van 1992 en een groter nettoverlies dan dat over het voorafgaande daarmee corresponderende tijdvak. Bovendien werden de rentelasten in verband met het geleden verlies niet door de bedrijfsresultaten gedekt en verminderde de schuldenlast nauwelijks ondanks het voorschot op de kapitaalinjectie door de aanhoudend grote verliezen. Ook uit de jaarrekening van Bull over het op 31 december afgesloten jaar 1993 blijkt dat de omzet verder is gedaald ten opzichte van 1992 en dat de exploitatieverliezen groter waren dan in 1991 en 1992. Evenmin werden de financiële lasten gedekt door het bedrijfsresultaat (wegens de verliezen) en de vermindering van de schuldenlast tot ongeveer 4,5 miljard Ffr. was toe te schrijven aan de kapitaalinbreng in de loop van 1993 van in totaal 6,1 miljard Ffr. Gelet op de recente financiële resultaten van Bull, diens dalende afzet, de bedrijfsverliezen en de grote schuldenlast, is het niet aannemelijk dat zijn financiële positie ten tijde van de investeringsbeslissing gezond was. Voorts had, gelet op de structuur en omvang van de schuldenlast van Bull en de eerder behaalde en de verwachte resultaten, ten tijde van de investering, er niet mee kunnen worden gerekend dat binnen redelijke termijn een normaal rendement van het ingebrachte kapitaal zou zijn te verwachten. Ten slotte is het niet aannemelijk dat Bull uit hoofde van zijn "cash flow" in staat zou zijn geweest om vergelijkbare financiële middelen op de kapitaalmarkt te verkrijgen. Volgens de bovengenoemde mededeling van 17 september 1984 is er geen sprake van staatssteun wanneer zowel de publiekrechtelijke als de particuliere aandeelhouders kapitaal inbrengen in verhouding tot hun aandelenbezit, mits de participatie van de particuliere investeerder van reële economische betekenis is. Voorafgaand aan de betaling van het voorschot van 2,5 miljard Ffr. vertegenwoordigden de participaties van NEC en IBM gezamenlijk 10,1 % van het aandelenkapitaal van Bull. Geen van beide ondernemingen was door de Franse regering uitgenodigd om deel te nemen aan het voorschot, hoewel zij beiden er wel van in kennis werden gesteld dat zij aan een latere kapitaalsverhoging deel konden nemen. Over de kapitaalsverhoging van december 1993 moet worden opgemerkt dat IBM hieraan niet heeft deelgenomen, waardoor haar belang in Bull van 5,68 % tot 2,1 % terugliep, een vermindering van 63 %. NEC daarentegen handhaafde haar belang van 4,4 % door 379 miljoen Ffr. te investeren. Derhalve moet worden beoordeeld of dit aandelenbezit "van reële economische betekenis" is en moet de geldwaarde van dit bezit vanuit het gezichtspunt van NEC of uit dat van Bull worden bezien. Deze inbreng van kapitaal door NEC vertegenwoordigt ongeveer 3 % van de totale huidige kapitaalinbreng en de totale investering van NEC, sedert deze aanhoudster is geworden van Bull, bedraagt ongeveer 4 % van het totale ingebrachte kapitaal. Hoewel het hierbij om op zich grote bedragen gaat, is deze inbreng klein in verhouding tot het totale ingebrachte kapitaal. Ook voor NEC zijn de bedragen klein: aan het einde van het boekjaar 1992 had NEC 14 miljard Ffr. in financiële activa geïnvesteerd, terwijl gedurende dat jaar 12 miljard Ffr. in vast kapitaal en financiële activa werd geïnvesteerd. De investering van 379 miljoen Ffr. blijkt voor NEC derhalve niet omvangrijk te zijn. Bovendien moet niet uit het oog worden verloren dat NEC meer belang bij voortzetting van de investering in Bull heeft dan andere investeerders tegen marktvoorwaarden, omdat deze haar toegang verschaft tot de Franse en Europese markten, en met name tot die van overheidsopdrachten. De investering van NEC in Bull wordt derhalve niet van reële economische betekenis geacht en doet dan ook niets af aan het steunkarakter van de kapitaalinbreng door de Staat. Ten slotte moet een analyse van de actuele waarde van de kapitaalinjecties worden gemaakt. Deze analyse is gebaseerd op de door Frankrijk verstrekte financiële ramingen voor Bull voor de jaren 1994 en 1995; deze periode wordt door de Franse Staat toereikend geacht om de rentabiliteit van Bull te beoordelen. Alvorens over te gaan tot een analyse van de waarde of van de geactualiseerde waarde van de onderneming, moet worden vermeld dat Bull op 31 december 1992 een totaal eigen vermogen (met inbegrip van het voorschot van 2,5 miljard Ffr.) bezat van 375 miljoen Ffr. Na de herstructurering en de kapitaalinbreng van 8,6 miljard Ffr. door de Staat, verwacht Bull een totaal eigen vermogen van [. . .] (1) miljard Ffr. te bezitten, hetgeen neerkomt op een uitholling van [. . .] miljard Ffr., of op vrijwel de gehele tweede kapitaalinbreng. Gelet op de waarde van Bull op 31 december 1992, haar netto-"cash flow" in 1993, 1994 en 1995, de kapitaalinbreng gedurende deze periode en de waarde van Bull op 31 december 1995, kan worden gesteld dat het effectief rendement van deze geldstromen onvoldoende is om een investeerder tegen marktvoorwaarden ertoe te bewegen een dergelijke transactie te ondernemen. Uit de toetsing aan deze criteria blijkt duidelijk dat zowel het voorschot als de verrichte of voorgenomen kapitaalinbreng door de Franse Staat en France Télécom in Bull een element van steun bevatten in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag en van artikel 61, lid 1, van de Overeenkomst. Frankrijk voert aan dat de kapitaalinjecties geen element van steun bevatten, omdat: - van de drie mogelijkheden die de Staat als aandeelhouder bezit, namelijk liquidatie, verkoop of herstructurering, de laatste de waarde van de overheidsinvestering waarschijnlijk het beste beschermt; - de door de minderheidsaandeelhouders ondernomen stappen de beslissing van de Staat schragen en - de handelwijze van de Staat vergelijkbaar is met die van aandeelhouders van andere grote in moeilijkheden verkerende informaticaconcerns. Frankrijk stelt de kosten van liquidatie, of de nettokosten van liquidatie na verkoop van de rendabele onderdelen van Bull, voor de Staat boven het bedrag van de kapitaalinbreng uit zouden gaan. Daar de inbreng van kapitaal onder beide voornoemde bedragen lag, was derhalve het besluit tot kapitaalinjectie voor herstructurering over te gaan de juiste economische beslissing. Een aandeelhouder in een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is juridisch doorgaans en economisch altijd aansprakelijk tot het beloop van zijn aandelenbezit. Het risico van de aandeelhouder bij liquidatie is derhalve tot dit bedrag beperkt. Bij de berekening van de liquidatiewaarde voor Bull zijn de Franse autoriteiten ervan uitgegaan dat de Franse Staat als aandeelhouder voor het totaal van de op de balans voorkomende en buiten de balanstelling gehouden schulden van Bull aansprakelijk zou zijn. Deze benadering verwart de rollen van de Staat als eigenaar/aandeelhouder enerzijds en als voor sociaal beleid verantwoordelijk lichaam anderzijds. Uit economisch oogpunt en volgens het Hof van Justitie in zijn arrest van 14 september 1994 (2) lijdt het geen twijfel dat de betrokkenheid van de Staat beperkt is tot zijn aandelenbezit, en de Advocaat-generaal heeft in dit verband opgemerkt dat indien de schulden van de onderneming omvangrijker zijn dan haar activa, haar schuldeisers niet in staat zouden zijn geweest een beroep te doen op de "Patrimonio del Estado" (dus de Staat) om het verschil te dekken. Daar de Franse autoriteiten, hebben berekend dat de afstoting van Bull's rendabele onderdelen duurder zou uitvallen dan de ontslagkosten volgens de wet en de directe kosten van ontbinding en vereffening van het concern, zou het verkeerd zijn, om bij de berekening van de kosten van liquidatie alle overige schulden van Bull in aanmerking te nemen (vooral omdat geen van deze schulden gedekt wordt door overheidsgaranties) en deze met de kosten van herstructurering in de vorm van een kapitaalinjectie te vergelijken. Een dergelijke analyse zou niet worden gemaakt door een investeerder tegen marktvoorwaarden, die slechts het waardeverlies van zijn aandelenkapitaal bij liquidatie met de kosten van herstructurering zou vergelijken. Derhalve kan deze analyse niet in aanmerking worden genomen. Voorts, zelfs indien de nationale rechter een aansprakelijkheid oplegt die boven de nominale aansprakelijkheid van de aandeelhouder uitgaat, zoals de Franse autoriteiten in deze zaak stellen, is het in strijd met het gedrag van een investeerder tegen marktvoorwaarden om Bull niet eerder te herstructureren of te liquideren. Een investeerder tegen marktvoorwaarden zou passende maatregelen hebben genomen zodra duidelijk zou zijn geworden dat zijn aansprakelijkheid verder zou kunnen gaan dan zijn nominale aansprakelijkheid. Wanneer het nationale recht derhalve een dergelijke onbeperkte aansprakelijkheid voorschrijft, moeten overheden hiermee rekening houden en zich bij hun investeringsbeslissingen gedragen als investeerders tegen marktvoorwaarden. Het standpunt van de Commissie in dergelijke zaken is duidelijk weergegeven in haar Beschikkingen 92/329/EEG (1), 94/259/EGKS (2) en in haar Mededeling in de zaak EFIM (3). De stappen van de minderheidsaandeelhouders van Bull zijn in het voorgaande reeds behandeld. Herhaald moet echter worden dat de Commissie de deelneming van NEC niet van reële economische betekenis acht, en dat het doorvoeren van de investering is ingegeven met het oog op de toegang tot de markt. Bovendien zij eraan herinnerd dat IBM aan deze operatie niet heeft deelgenomen. Dat Bull in 1992 en 1993 kapitalen heeft vergaard om zijn schulden te financieren, doet aan deze analyse niets af. Aangezien geen nadere gegevens over de verstrekker van de lening, de looptijd of de rentevoet zijn verstrekt, is het niet mogelijk te concluderen dat deze transacties aantonen dat Bull geen staatssteun geniet. Frankrijk heeft, onder verwijzing naar Siemens ("SNI"), Olivetti en AT & T de aandacht gevestigd op de gedragingen van aandeelhouders van ondernemingen die zich in een met Bull vergelijkbare positie bevinden, waarbij werd aangevoerd dat in het geval van SNI de moedermaatschappij financiële steun bleef verlenen ondanks grote verliezen gedurende een aantal jaren. Bovendien zijn, wat Olivetti betreft, kapitalen verworven op de beurs en heeft DEC aan deze kapitaalverhoging deelgenomen. Ten slotte valt met betrekking tot AT & T te constateren dat deze haar informaticapoot bleef steunen en zelfs daarbij zo ver ging dat AT & T de verliesgevende NCR verwierf. Er zijn nog enkele punten die dienen te worden behandeld. Wat SNI betreft, bedroeg het door Siemens in 1990 ingebrachte kapitaal tegen de huidige wisselkoers ongeveer [. . .] miljard Ffr.: Bull heeft sinds 1991 voor herstructurering meer dan 15 miljard Ffr. ontvangen. Hoewel Siemens nog eens [. . .] miljard Ffr. aan SNI heeft geleend voor herstructurering, kan dit bedrag als zijnde een lening, worden teruggevorderd. Bovendien moet worden bedacht dat SNI in termen van omzet een grotere onderneming is dan Bull en herstructurering daarom proportioneel duurder kan uitvallen. Aangezien SNI haar volledige financiële resultaten niet openbaar maakt, is het bovendien niet mogelijk vast te stellen in hoeverre de verliezen van SNI aan de herstructurering zijn toe te schrijven. Het gedrag van Siemens ten opzichte van SNI is bovendien gebaseerd op een industriële reden, daar SNI immers een deel uitmaakt van een belangrijker conglomeraat dat zich op het gebied van elektrische, elektronische en consumentengoederen beweegt. SNI vertegenwoordigde in 1991 slechts 16 % van de omzet van Siemens; het grootste deel van de afzet van dit concern (33 %) was bestemd voor de industrie en voor de sectoren automatisering en vervoer. Gelet op de gediversifieerde structuur van het concern, dat mede elektrische-componenten-, energie- en medische divisies omvat, zijn er goede economische redenen om een computerbedrijf binnen het concern te hebben. Dat SNI gebruik kan maken van de divisie "componenten" van Siemens en vervolgens produkten kan verkopen aan de divisies "automatisering" en "componenten" als gebonden klanten, draagt bij tot het argument dat het Siemens-concern SNI om strategische redenen behoudt. Olivetti heeft 1 miljard Ffr. verkregen na een claimemissie, wederom een veel kleiner bedrag dan aan Bull is gegeven; Olivetti verkreeg dit bedrag op basis van betere commerciële resultaten dan Bull. Hoewel NEC aan deze oorspronkelijke transactie deelnam, moet worden opgemerkt dat NEC momenteel bezig is zich uit Olivetti terug te trekken. Hoewel AT & T ten slotte haar eigen informatiebedrijf en dat van NCR steunde, heeft het er alle schijn van dat deze onderneming voor financiering geen beroep op haar aandeelhouders heeft gedaan, maar met eigen, concern-interne middelen tot herstructurering is overgegaan. De gedragingen van de Franse Staat met betrekking tot Bull kan daarom in drie opzichten van deze gevallen worden onderscheiden: ten eerste verschilt de omvang van de externe kapitaalinbreng in deze gevallen (zo daar al sprake van is) van die van Bull. Ten tweede moet voor ten minste SNI en AT & T de industriële synergie niet over het hoofd worden gezien. Ten derde hebben AT & T en Olivetti de laatste jaren de benodigde bedrijfswinsten behaald om de herstructurering zelf te kunnen financieren, waartoe Bull niet in staat was. Bovendien moet niet worden vergeten dat een aantal met Bull concurrerende computerbedrijven, zoals bij voorbeeld IBM, ondanks de geleden verliezen zonder hulp van de aandeelhouders tot herstructurering zijn overgegaan. Deze ondernemingen hebben in het algemeen slechts nettoverliezen geboekt als gevolg van de herstructureringsvoorzieningen, maar waren winstgevend op het niveau van de bedrijfsexploitatie. Ten slotte kan niet onvermeld blijven dat Frankrijk een analyse tegen de huidige nettowaarde heeft ingediend, waaruit blijkt dat met de kapitaalinbreng een effectief rendement van ongeveer [. . .] % wordt behaald. Deze berekening is om de volgende redenen niet juist: - bij de berekening wordt aan de herkapitalisatie door France Télécom voorbij gegaan. Als openbare onderneming moest haar kapitaalinbreng worden meegerekend. - bij het bepalen van de "cash flow" gaat de analyse ervan uit dat de Staat bij liquidatie aan alle verplichtingen van Bull moet voldoen. Zoals in het voorgaande is uiteengezet, is dit op economische gronden onjuist. Derhalve kan deze berekening buiten beschouwing worden gelaten. Samenvattend leiden de door Frankrijk aangedragen argumenten niet tot de conclusie dat de Franse Staat en France Télécom zich bij de herkapitalisatie van Bull als investeerders tegen marktvoorwaarden hebben gedragen. Zoals in het bovenstaande reeds werd geconcludeerd, bevat de kapitaalinbreng van in totaal 11,1 miljard Ffr. door de Franse Staat en France Télécom elementen van steun in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag en artikel 61, lid 1, van de Overeenkomst. Tijdens het onderzoek is evenwel gebleken dat de betaling van het voorschot op een toekomstige kapitaalinjectie, naar de bedoeling van Frankrijk, als reddingssteun gold, terwijl de kapitaalinjectie zelf een herstructureringssteun was. VI Bull is actief in verscheidene sectoren: zelf ontwikkelde computers (GCOS 7 en GCOS 8), open systemen en bedrijfsprogrammatuur (Unix), personal computers (ZDS), netwerken en diensten. In 1993 en 1992 behaalde Bull met de verkoop van apparatuur een omzet van 15 respectievelijk 16 miljard Ffr. en met verhuur en dienstverlening van 13 respectievelijk 14 miljard Ffr. Deze omzet kan als volgt worden opgesplitst: >RUIMTE VOOR DE TABEL> Ongeveer 50 % van de omzet in West-Europa wordt in Frankrijk behaald. Uit gegevens over de omvang van de Europese markt in 1992 (zoals opgenomen in het "Panorama van de Industrie 1994" van de Commissie) blijkt dat de totale marktomvang ongeveer 260 miljard Ffr. bedroeg. Voor de gehele EER (1993) geeft het "Yearbook of World Electronics Data" voor informatica-apparatuur een marktomvang van ongeveer 375 miljard Ffr. Ten slotte was de omvang van de West-Europese markt volgens het "IDC Worldwide Black Book" van 1993 660 miljard Ffr. in 1992 en 718 miljard Ffr. in 1993. Bull, die een omzet van ongeveer 20 miljard Ffr. in West-Europa heeft, waarvan ongeveer 10 miljard Ffr. wordt behaald met de export naar Frankrijk, is derhalve betrokken bij de handel tussen de Lid-Staten en de Overeenkomstsluitende Partijen. Steun aan Bull kan derhalve leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag en van artikel 61, lid 1, van de Overeenkomst. VII Hoewel artikel 92, lid 1, van het Verdrag en artikel 61, lid 1, van de Overeenkomst bepalen dat staatssteun in het algemeen onverenigbaar is met het Verdrag, bevatten artikel 92, leden 2 en 3, van het Verdrag en artikel 61, leden 2 en 3, van de Overeenkomst bepaalde afwijkingen van deze regel. In dit geval heeft de steun geen regionale dimensie omdat geen regio van continentaal Frankrijk in aanmerking komt voor de afwijking overeenkomstig artikel 92, lid 3, onder a), van het Verdrag of van artikel 61, lid 3, onder a), van de Overeenkomst. Evenmin heeft de steun bijzondere regionale kenmerken, en aangezien geen van de grote fabrieken van Bull die nog voortdraaien, zich in een regio bevindt die onder de regionale afwijking van artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag en van 61, lid 3, onder c), van de Overeenkomst valt, komt de steun niet voor deze afwijking in aanmerking. De Commissie is derhalve van mening dat de steun slechts onder de afwijking van artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag en van 61, lid 3, onder c), van de Overeenkomst kan vallen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te vergemakkelijken, indien de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. De commissie heeft onlangs herziene richtsnoeren vastgesteld voor overheidssteun voor de redding en herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden waarin de omstandigheden waaronder zij eventueel bereid is overheidssteun voor de fysieke en financiële herstructurering van ondernemingen goed te keuren, nader zijn omschreven. Herstructurering brengt doorgaans een of meer van de volgende elementen met zich mee: de reorganisatie en rationalisatie van de ondernemingsactiviteiten, waarbij normalerwijs activiteiten worden afgestoten die niet langer levensvatbaar of reeds verliesgevend zijn, de herstructurering van de bestaande activiteiten die weer concurrerend kunnen worden gemaakt, en eventueel de ontwikkeling van of diversifiëring naar nieuwe, rendabele activiteiten. De fysieke herstructurering gaat doorgaans gepaard met financiële herstructurering. In herstructureringsplannen wordt onder meer rekening gehouden met de omstandigheden die tot de problemen hebben geleid, het marktaanbod van en de vraag naar de relevante produkten, de verwachte ontwikkelingen daarvan en de specifieke sterke en zwakke punten van de onderneming. Hierdoor is een geordende overgang naar een nieuwe structuur met vooruitzichten op rendabiliteit op lange termijn mogelijk, waarbij een passend rendement van het ingebrachte kapitaal wordt behaald en de onderneming met eigen middelen zonder verdere hulp van de Staat kan blijven voortbestaan. Mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, kan naar het oordeel van de Commissie steun voor herstructurering bijdragen tot de ontwikkeling van economische bedrijvigheid zonder dat het handelsverkeer een zodanige wijziging ondergaat dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. In dit verband moet worden opgemerkt dat de Commissie in haar Witboek over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid heeft erkend dat het in het licht van de op handen zijnde informatiemaatschappij en de verwachte informatiesnelwegen in het belang van de Gemeenschap en de EER is om nieuwe uitdagingen op deze gebieden het hoofd te bieden. De economieën die deze veranderingen als eerste volbrengen, hebben immers een aanzienlijk concurrentievoordeel. Hoewel Bull niet specifiek op het gebied van telecommunicatie actief is, kan worden gesteld dat, indien concurrenten in de EER niet disproportioneel worden benadeeld, steun om een levensvatbare en concurrerende sector informatietechnologie te vestigen de economische ontwikkeling vanuit het gezichtspunt van de Gemeenschap vergemakkelijkt. Hierbij moet in gedachten worden gehouden dat zowel het voorschot als de kapitaalinjectie verbonden zijn met een "herstructureringsplan", dat door de meerderheidsaandeelhouders van Bull is goedgekeurd en in maart 1994 bij de Commissie is ingediend. Frankrijk benadrukt dat dit plan tot doel heeft de financiële resultaten van Bull binnen twee jaar te verbeteren en de rendabiliteit van het concern te herstellen om, zo spoedig mogelijk, de privatisering ervan mogelijk te maken. a) Herstel van de rendabiliteit Hoewel ieder herstructureringsplan tot doel heeft de onderneming te saneren en binnen redelijke termijn de rendabiliteit ervan te herstellen, moet ook ervoor worden zorg gedragen dat de hiertoe verstrekte steun in verhouding staat tot de kosten en baten van de herstructurering en dat aan alle facetten van het herstructureringsplan uitvoering wordt gegeven. Het herstructureringsplan van Bull omvat de organisatie van het concern in zeven operationele divisies, ingedeeld naar het type acitiviteiten, de verbetering en de herstructurering van deze activiteiten, met name op het gebied van microcomputers, open systemen en programmatuur, de inkrimping van het personeelsbestand, de sluiting van fabrieken en de verkoop van bepaalde activiteiten. De hoofdgedachte achter het plan is het verminderen van de kosten van Bull door het aantal werknemers terug te brengen, fabrieken en de capaciteit ervan te rationaliseren en marginale activiteiten af te stoten. De kosten van deze maatregelen zijn geraamd op [. . .] miljard Ffr., waarvan [. . .] miljard Ffr. gedekt wordt door de huidige herkapitalisatie en het restant reeds verstrekt is op grond van de herstructurering van 1992 ("plan de mutation"). Het restant van de herkapitalisatie zal dienen om de schulden van Bull aan derden te verminderen. Geschat wordt dat deze maatregelen het bedrijfsresultaat van Bull met [. . .] miljard Ffr. zullen verbeteren. Hoewel deze herstructureringsmaatregelen op zich leiden tot een gecumuleerde kostenbesparing van [. . .] miljard Ffr., waarvan [. . .] miljard Ffr. op distributie en administratie, [. . .] miljard Ffr. op O & O en [. . .] Ffr. op verbetering van het bruto resultaat, moeten ook de voortdurende verbeteringen ten gevolge van het "plan de mutation" van 1992 in aanmerking worden genomen. Dit plan leidt tot verdere besparingen van [. . .] miljard Ffr. ten gevolge van de inkrimping van het personeelsbestand, terwijl andere verminderingen van de variabele kosten nog eens [. . .] miljard Ffr. helpen besparen. De totale voor 1995 geraamde kostenbesparing bedraagt in vergelijking tot 1992 derhalve [. . .] miljard Ffr. Deze besparing zal echter lager uitvallen in verband met de gevolgen van de inflatie, de geringere externe financiering van O & O-programma's en de verminderde kapitalisatie van de kosten van programmatuurontwikkeling. De nettobesparing zal derhalve naar verwachting [. . .] miljard Ffr. bedragen. Deze verbetering wordt echter getemperd door de verwachte daling van de omzet, en derhalve van de brutowinst. Geraamd wordt dat de omzet van Bull met [. . .] % zal dalen van 30 miljard Ffr. in 1992 tot [. . .] miljard Ffr. in 1995. Binnen dit bedrag zal de afzet van apparatuur afnemen met [. . .] % en die van programmatuur, onderhoud en diensten met [. . .] %. Voor de bruto-winstmarge wordt een totale daling van [. . .] % verwacht: hiervan zal voor apparatuur een daling van [. . .] % optreden en voor programmatuur, onderhoud en diensten een daling van [. . .] %. In verband met de verwachte intensivering van de concurrentie op de markt wordt de bruto-winstmarge van Bull geraamd op [. . .] % in zowel 1994 als 1995, terwijl in 1992 een marge van 37 % werd bereikt. Het negatieve gevolg van de gedaalde omzet en bruto-winstmarge bedraagt [. . .] miljard Ffr., waardoor het effect op de winst- en verliesrekening afgezwakt wordt tot [. . .] miljard Ffr. De verwachting is dat deze maatregelen alle operationele divisies weer winstgevend zullen maken, behalve [. . .], waarvoor verdere maatregelen op stapel staan, en die eind 1995 toch nog kostendekkend zal zijn. Het nettoresultaat zal worden verbeterd door de vermindering van de schuldenlast, waardoor de financiële lasten zullen worden teruggebracht met [. . .] miljard Ffr., alsmede door het feit dat Bull geen verdere herstructureringsvoorzieningen meer behoeft te treffen. Tevens heeft de Commissie de schuldkapitaalverhouding voor Bull gedurende de herstructureringsperiode in aanmerking genomen. Deze is gedaald van 27 aan het einde van 1992 tot 4 aan het einde van 1993 (na de kapitaalinjecties die in het voorgaande als steun zijn gekenmerkt) en zal naar verwachting verbeteren tot [. . .] aan het einde van 1995. Derhalve wordt verwacht dat aan het einde van de herstructureringsperiode zowel de exploitatieresultaten als de nettoresultaten van Bull positief zullen zijn, maar dat Bull een geringere produktiecapaciteit zal hebben. Deze ramingen laten echter weinig ruimte voor onvoorziene gebeurtenissen. De rationalisatie van de fabrieken van Bull heeft geresulteerd in de sluiting van de fabriek te Villeneuve d'Ascq in Frankrijk en [. . .] in de Verenigde Staten. Deze maatregelen zullen leiden tot een verlies van ongeveer 1 600 arbeidsplaatsen, waarvan de helft in Frankrijk. In totaal verwacht Bull ongeveer 8 175 ontslagen tussen 1993 en 1995, hetgeen neerkomt op ongeveer [. . .] % van het gehele personeelsbestand per 31 december 1992. Bovendien gaan [. . .] arbeidsplaatsen verloren bij de partners van Bull en door natuurlijk verloop. Ongeveer 40 % van deze ontslagen treffen administratieve functies; het overige wordt gelijkelijk gespreid over O & O, produktie en dienstverlening. Het herstructureringsplan van Bull richt zich specifiek op zijn voornaamste, niet rendabele divisie ZDS, hetgeen Bull ertoe heeft gebracht de eindassemblage van microcomputers te staken en daartoe een samenwerkingsovereenkomst met Packard Bell te sluiten. Uit hoofde van deze overeenkomst neemt Packard Bell de eindassemblage van desk-top computers op zich en worden alle lap-top computers geleverd door Aziatische leveranciers. Het partnerschap heeft tweeërlei voordelen. Gelet op het distributienetwerk van Packard Bell hebben deze onderneming en ZDS ten eerste meer kans om de kritische massa te verkrijgen die nodig is om te kunnen concurreren op een markt waar een groot verkoopvolume onontbeerlijk is voor succes, hoewel zij nog verder zouden moeten ontwikkelen om hierin volledig te slagen. Ten tweede kan slechts met een groot verkoopvolume de benodigde brutowinst worden behaald (aangezien de bruto-winstmarges laag zijn door en onder druk staan van de concurrentie) om de voor produktinnovatie nodige O & O te kunnen financieren. ZDS heeft haar verliezen door deze maatregelen aanzienlijk verminderd, maar heeft nog niet de kritische massa om grote concurrenten op lange termijn met succes het hoofd te kunnen bieden. Het is daarom van belang dat de toekomstige privatisering van Bull leidt tot de beoogde synergie tussen de koper en ZDS, indien deze laatste wordt gehandhaafd. Bull heeft ook ernstige problemen ondervonden in de [. . .]-divisie. In aanvulling op het oorspronkelijke herstructureringsplan is in 1994 begonnen met een tweede reeks herstructureringsmaatregelen (zoals vermeld in het eerdergenoemde verslag van de onafhankelijke deskundige), en wil men dat deze divisie weer financieel gezond wordt, dan dient dit proces versneld te worden voortgezet. Het effect van het herstructureringsplan tot op heden kan worden beoordeeld aan de hand van de financiële resultaten van Bull gedurende het half jaar tot en met 30 juni 1994: zo daalden de loonkosten in die periode ten opzichte van het vorige jaar met 259 miljoen Ffr. en de variabele kosten, niet zijnde loon, met 623 miljoen Ffr. De resultaten van de eerste zes maanden tot en met 30 juni 1994 zijn in het navolgende schematische overzicht hieronder samengevat, waarbij de verdere herstructureringsvoorzieningen van 1994 (van 700 miljoen Ffr.) niet in aanmerking zijn genomen. In de eerste zes maanden van 1993 is geen enkele van dergelijke voorzieningen getroffen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> Hieruit blijkt derhalve dat ondanks de groei van de afzet, die bij voortzetting van deze tendens in het tweede halfjaar van het jaar bij Bull de ramingen voor 1994 zou doen overtreffen, de brutowinst zoals verwacht, is afgenomen. Desondanks heeft de vermindering van de kosten van de bedrijfsvoering ertoe geleid dat het bedrijfsresultaat verbeterde. Deze cijfers lijken erop te wijzen dat de herstructurering van Bull succes heeft. In het verslag van de onafhankelijke deskundige wordt voorts geconcludeerd dat het herstructurerringsplan van Bull dit concern in zijn huidige gediversifieerde vorm weer rendabel zal maken. Uit dit verslag blijkt echter ook dat voor het bereiken van de nodige omvang en voor duurzame rendabiliteit Bull geprivatiseerd dient te worden om langs de weg van een industrieel partnerschap de nodige schaalvergroting te kunnen verwezenlijken, zijn strategie te kunnen heroriënteren en klantenkring en werknemers weer vertrouwen in zijn toekomst te kunnen schenken. De deskundige komt tot de gevolgtrekking dat privatisering op zeer korte termijn de sleutel tot het herstel van Bull vormt, omdat hiermee: - de overlevingsdrang van Bull duidelijk op zijn werknemers, klanten en partners overkomt; - een einde wordt gemaakt aan strategische onzekerheden; - bepaalde bedrijfsonderdelen worden versterkt; - duurzaam herstel en kostenbesparingen mogelijk worden. De deskundige concludeert dat, indien Bull een groot computerconcern wil blijven dat zowel goederen produceert als diensten verricht, privatisering noodzakelijk is en dat deze vóór 31 december 1995 haar beslag dient te krijgen. Slechts dan kan Bull in die vorm zijn rendabiliteit op lange termijn terugvinden. De Commissie deelt de mening van de deskundige dat Bull een sterke industriële partner nodig heeft om haar [. . .]- en [. . .]-divisies te steunen en aldus een groot computerconcern te blijven. De Commissie onderkent echter ook de gevolgen van artikel 222 van het Verdrag en van artikel 125 van de Overeenkomst, volgens welke het Verdrag en de Overeenkomst de Lid-Staten onverlet laten, en zij kan derhalve niet eisen, noch opleggen dat Bull geprivatiseerd wordt. Duidelijk is evenwel dat de Franse regering zelf tot privatisering van het concern wenst over te gaan, hetgeen zij aan de Commissie heeft meegedeeld. In dit verband moet worden opgemerkt dat de Franse regering Bull reeds heeft opgenomen op haar lijst van kandidaten voor privatisering in Wet nr. 93-923 betreffende privatisering, dat de huidige herstructurering op privatisering van het concern is gericht en dat er reeds juridische en procedurele maatregelen zijn genomen om dit mogelijk te maken. De Franse autoriteiten hebben bij schrijven van 6 oktober 1994 bevestigd dat deze privatisering, waarbij het rechtstreekse of onrechtstreekse aandeel (met inbegrip van het stemrecht) van de Staat tot minder dan 50 % van het kapitaal van Bull wordt teruggebracht, een prioriteit is en zo spoedig mogelijk zal worden uitgevoerd. Bovendien hebben de Franse autoriteiten in het herstructureringsplan en tijdens een op 26 september 1994 gehouden bijeenkomst verklaard dat dit de laatste keer is dat Bull nog geld ontvangt. De Commissie komt tot dezelfde gevolgtrekkingen als in het verslag van de deskundige en zij stelt zich op het standpunt dat het voor de rendabiliteit van Bull in de huidige vorm noodzakelijk is dat vóór 31 december 1995 een grote industriële partner wordt gevonden. Hierbij moet echter worden vermeld dat de onafhankelijke deskundige een tweede scenario heeft beschreven voor het geval Bull niet in de huidige vorm zou worden gehandhaafd of indien er niet op tijd een grote industriële partner wordt gevonden. Volgens dit tweede scenario wordt Bull een marktpartij die zich lager in de bedrijfskolom positioneert, en die zich op de verrichting van diensten dicht bij de consument richt. In dit geval worden zowel [. . .] als [. . .] verkocht, evenals de marginale produktie-onderdelen, maar dan zullen ook de algemene kosten drastisch verminderen. Indien Bull aldus tot een dienstverlenende onderneming zou worden herleid, zou een partnerschap wellicht niet noodzakelijk als van cruciale betekenis voor de rendabiliteit op lange termijn worden beschouwd. Een zodanige ontwikkeling zou echter gevolgen hebben voor het standpunt van de Commissie in deze. Ervan uitgaande dat Bull een fabrikant van een breed gamma computers blijft en spoedig een industriële partner vindt, is de Commissie derhalve van mening dat Bull op basis van zijn herstructureringsplan van 1993, zoals aangevuld met de in augustus 1994 genomen maatregelen, een duurzame financiële rendabiliteit zal hervinden. b) Gemeenschappelijk belang Een verdere voorwaarde voor steun ten behoeve van herstructurering is dat maatregelen moeten worden getroffen om negatieve gevolgen voor concurrenten zoveel mogelijk te ondervangen. De Commissie is tot de conclusie gekomen dat, hoewel de meeste grote computerondernemingen in de EER met financiële moeilijkheden kampen, deze problemen veroorzaakt worden door de snelle veranderingen in de sector en niet door overcapaciteit. Hierbij moet echter niet worden vergeten dat Bull een groot deel van haar inkomsten behaalt met diensten, die een groeiende markt vormen, en dat de verlening van steun aanbieders van vergelijkbare diensten kan schaden. Ook indien er geen sprake is van overtollige produktiecapaciteit, moet de Commissie ervan verzekerd zijn dat de steun de begunstigde onderneming niet in staat zal stellen haar produktiecapaciteit uit te breiden, behalve waar dit noodzakelijk is om zijn rendabiliteit te herstellen en de mededinging daarbij niet buiten verhouding wordt geschaad. Om dit te waarborgen kan de Commissie de begunstigde onderneming de daartoe benodigde verplichtingen of voorwaarden opleggen. Door de sluiting van fabrieken en de vermindering van het aantal werknemers zal de industriële capaciteit van Bull (in uren) dalen van [. . .] miljard in 1992 tot [. . .] miljard in 1995. De bezettingsgraad zal in dezelfde periode toenemen van [. . .] % tot [. . .] %. Bull verwacht gedurende deze periode een daling van de waarde van de totale, met apparatuur behaalde afzet, ondanks de stijging van de waarde van de verkoop van Unix-systemen en van micro-computers. Bovendien is de met programmatuur en met onderhoud behaalde afzet in waarde afgenomen, terwijl die van diensten met 14 % steeg. De daling bij programmatuur en onderhoud zal echter groter zijn dan deze stijging, waardoor de totale waarde van de niet aan produktie gerelateerde verkoop van diensten in het algemeen afnam. Frankrijk heeft geraamde marktgegevens verstrekt op basis van het "1993 IDC Worldwide Black Book". Hieruit blijkt dat de wereldmarkt in 1994 en 1995 in waarde zal toenemen en dat het aandeel van Bull op die markt in dezelfde periode zal afnemen. Tevens wordt verwacht dat het aandeel van Bull op de Westeuropese markt zal dalen van 3,9 % in 1993 tot [. . .] % in 1995, bij een jaarlijkse marktgroei van 5 %. Bovendien moet worden vermeld dat Bull momenteel bezig is zich te ontdoen van een aantal randactiviteiten [. . .]. Hierdoor zou het mededingingsvervalsend effect van de steun aan Bull verder worden beperkt. Ten slotte heeft de Commissie beoordeeld of de steun in verhouding is tot de kosten en baten van herstructurering. Zoals reeds opgemerkt, wordt de steun zowel gebruikt voor de herstructurering van Bull als voor de terugbetaling van schulden. Wat de financiering van de herstructurering betreft, is de terugverdientijd die uit de verbeterde resultaten van Bull voortvloeit, bevredigend. Dit houdt in dat de rationaliseringskosten in een relatief korte tijd door de resulterende kostenbesparingen worden gedekt. Met betrekking tot de kwijtschelding van schulden is de verwachting dat de schuldenlast van Bull na herstructurering vergelijkbaar zal zijn met die van zijn voornaamste concurrenten. De financiële lasten zullen dan echter nog van een voor het concern riskant niveau zijn. Derhalve ziet het ernaar uit dat de steun niet meer bedraagt dan strikt noodzakelijk is. Op 19 september 1994 heeft Bull aangekondigd bepaalde Noordamerikaanse activiteiten aan Wang te zullen verkopen voor 135 miljoen US-dollar in contanten en in obligaties en voor een waarde van 25 miljoen US-dollar aan aandelen in Wang. Dit geld zal door Bull worden aangewend om aan haar pensioenfondsverplichtingen en aan haar huurverplichtingen in de Verenigde Staten van Amerika te voldoen. Derhalve kan worden gesteld dat Bull de herstructurering, zij het in beperkte mate, met eigen middelen heeft gefinancierd. De steunelementen van zowel het voorschot als de kapitaalinbreng van 8,6 miljard Ffr. in 1993 zijn echter merendeels (ongeveer 7 miljard Ffr.) gebruikt om de opgebouwde verliezen van het concern te compenseren. Zoals in de herstructureringsrichtsnoeren is gesteld over de gevallen waarin steun wordt gebruikt om geaccumuleerde verliezen te compenseren, moet de met deze verliezen verbonden fiscale compensatie komen te vervallen en mag deze niet worden toegepast op toekomstige winsten of worden verkocht of overgedragen aan derden. Deze faciliteit moet dus komen te vervallen om te voorkomen dat het concern de steun nogmaals geniet. In het licht van het vorengaande is de Commissie van mening dat zowel de in het voorschot als de in de kapitaalinjectie zelf vervatte steunelementen de economische ontwikkeling van de computerindustrie in de Gemeenschap en in de EER vergemakkelijken. Het handelsverkeer wordt door de steun niet zodanig veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. VIII In het licht van het voorgaande komt de in het voorschot van 2,5 miljard Ffr. van februari 1993, in de kapitaalinbreng van 5,5 miljard Ffr. van december 1993 en in het nog te betalen bedrag van 3,1 miljard Ffr. vervatte steun voor de vrijstelling in aanmerking die in artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag en artikel 61, lid 3, onder c), van de Overeenkomst is voorzien, mits aan bepaalde verplichtingen wordt voldaan, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 De steun die is vervat in het in februari 1993 aan Bull toegekende voorschot van 2,5 miljard Ffr., in de kapitaalinjectie van december 1993 van 5,5 miljard Ffr. en in het in 1994 nog aan Bull te betalen bedrag van 3,1 miljard Ffr. is overeenkomstig artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst verenigbaar met de gemeenschappelijke markt, mits Frankrijk de volgende verplichtingen nakomt: a) De diverse maatregelen, met inbegrip van de in het herstructureringsplan voorziene verkoop van [. . .], worden volgens het in dat plan vastgestelde tijdschema geheel ten uitvoer gelegd; b) de herstructurering van de [. . .]-divisie, zoals voorgesteld in augustus 1994 en volgens de gegevens die in het verslag van de onafhankelijke deskundige zijn vervat [. . .], wordt verwezenlijkt; c) de steun wordt uitsluitend gebruikt voor de in het plan vervatte doelstellingen; d) de Commissie wordt van de voortgang met betrekking tot beide herstructureringsplannen op de hoogte gehouden door middel van verslagen die de situatie van de herstructurering en het gebruik dat van de steun is gemaakt, per 31 december 1994, per 30 juni 1995 en per 31 december 1995 weergeven. Deze verslagen worden ingediend vóór het einde van de maand die op deze data volgt; e) aan Bull wordt geen verdere steun uitgekeerd, tenzij dit in overeenstemming is met het gemeenschapsrecht; f) in het kader van de voorgenomen privatisering verwerft een industriële partner voor een aanzienlijk bedrag aandelen van Bull, of, mocht een dergelijk partnerschap niet worden verwezenlijkt, verkoopt Bull al zijn activiteiten in [. . .] binnen een termijn die de terugkeer tot rendabiliteit op lange termijn van het concern garandeert; g) de Commissie wordt in bijzonderheden in kennis gesteld over het voorgenomen privatiseringsproces (zie onder f)) alvorens daaraan uitvoering wordt gegeven. Artikel 2 De voorwaartse compensatie van verliezen dient te geschieden overeenkomstig punt 3.2.2, onder iii), van de Richtsnoeren inzake overheidssteun voor de redding en herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden. Artikel 3 Frankrijk stelt de Commissie binnen twee maanden na dagtekening van de kennisgeving van deze beschikking op de hoogte van de maatregelen die zijn genomen om daaraan te voldoen. Artikel 4 Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek. Gedaan te Brussel, op 12 oktober 1994. Voor de Commissie Karl VAN MIERT Lid van de Commissie (1) PB nr. C 244 van 23. 9. 1992, blz. 2. (2) Zaak nr. C-367/92. (3) PB nr. C 346 van 24. 12. 1993, blz. 4. (4) PB nr. C 80 van 17. 3. 1994, blz. 4. (1) Zie voetnoot 3, blz. 1. (2) Zie voetnoot 4, blz. 1. (3) PB nr. L 107 van 28. 4. 1994, blz. 61. (1) Bij voorbeeld Gevoegde zaken C-296 en C-318/82, Leeuwarder Papierwarenfabriek, Jurisprudentie 1985, blz. 809; Zaak C-323/82, Intermills, Jurisprudentie 1984, blz. 3809; Zaak C-234/84, Meura, Jurisprudentie 1986, blz. 2263. (2) Bulletin EG nr. 9-84. (3) PB nr. C 307 van 13. 11. 1993. blz. 3. (1) [. . .] duidt op zakengeheimen. (2) HVJEG, Gevoegde zaken C-278/92 en C-280/92, Imepiel en Intelhorce, rechtsoverweging 22, nog niet gepubliceerd. (1) PB nr. L 183 van 3. 7. 1992, blz. 30. (2) PB nr. L 112 van 3. 5. 1994, blz. 64. (3) PB nr. C 75 van 17. 3. 1993, blz. 2.