This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31990R2814
Commission Regulation (EEC) No 2814/90 of 28 September 1990 laying down detailed rules for the definition of lambs fattened as heavy carcasses
Verordening (EEG) nr. 2814/90 van de Commissie van 28 september 1990 houdende bepalingen voor de toepassing van de definitie van tot zware dieren gemeste lammeren
Verordening (EEG) nr. 2814/90 van de Commissie van 28 september 1990 houdende bepalingen voor de toepassing van de definitie van tot zware dieren gemeste lammeren
PB L 268 van 29.9.1990, p. 35–38
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2001; opgeheven door 32001R2550
Verordening (EEG) nr. 2814/90 van de Commissie van 28 september 1990 houdende bepalingen voor de toepassing van de definitie van tot zware dieren gemeste lammeren
Publicatieblad Nr. L 268 van 29/09/1990 blz. 0035 - 0038
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 33 blz. 0233
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 33 blz. 0233
***** VERORDENING (EEG) Nr. 2814/90 VAN DE COMMISSIE van 28 september 1990 houdende bepalingen voor de toepassing van de definitie van tot zware dieren gemeste lammeren DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 3013/89 van de Raad van 25 september 1989 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schape- en geitevlees (1), en met name op artikel 5, lid 9, en op artikel 28, Gelet op Verordening (EEG) nr. 3901/89 van de Raad van 12 december 1989 tot vaststelling van de definitie van tot zware dieren gemeste lammeren (2), en met name op artikel 1, lid 2, Overwegende dat in artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3013/89 is bepaald dat aan producenten die melk of zuivelprodukten van ooien verkopen en die kunnen aantonen dat ten minste 40 % van de op hun bedrijf geboren lammeren met het oog op de slacht tot zware dieren worden vetgemest, op hun verzoek de premie voor de categorie »zware dieren" kan worden toegekend in verhouding tot het aantal op hun bedrijf geboren lammeren die tot zware dieren worden gemest; Overwegende dat »tot zware dieren gemeste lammeren" in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3901/89 zijn gedefinieerd als zijnde lammeren waarvoor na het spenen en per controleerbare groep een voorafgaande aangifte voor de vetmesterij is ingediend en die na afloop van een mestperiode van ten minste 45 dagen gemiddeld ten minste 25 kg wegen; dat de tweede alinea van dat lid evenwel voorziet in een afwijking, voor wat het spenen betreft, voor lammeren van een beperkt aantal rassen voor de vleesproduktie die in duidelijk omschreven geografische gebieden worden gefokt; Overwegende dat, indien de lammeren worden vetgemest in een andere Lid-Staat dan in die waar de producent zijn premie-aanvraag en zijn aangifte voor de vetmesterij heeft ingediend, een procedure van administratieve samenwerking tussen de bevoegde instanties van de twee betrokken Lid-Staten moet worden ingesteld; dat de bedoelde procedure overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 van Verordening (EEG) nr. 3013/89 aan de Commissie moet worden medegedeeld; Overwegende dat het voor de toepassing van de afwijking met betrekking tot het spenen dienstig is specifieke verplichtingen vast te stellen ten einde een doeltreffende controle mogelijk te maken; dat in dat verband blijkt te moeten worden bepaald dat de begunstigde alle lammeren van zijn ooien tot zware dieren dient te mesten; dat deze verplichting verenigbaar is met de in de geografische gebieden en voor de rassen waarvoor deze afwijking geldt, gebruikelijke teeltmethoden; Overwegende dat in artikel 22, lid 8, van Verordening (EEG) nr. 3013/89 is bepaald dat de in de onderhavige verordening vervatte regeling in Spanje en Portugal vanaf het verkoopseizoen 1990 mag worden toegepast ingeval deze Lid-Staten reeds in het verkoopseizoen 1990 de in artikel 4, lid 4, van de eerstgenoemde verordening bedoelde maatregelen zouden hebben getroffen; dat Spanje bij Beschikking 90/19/EEG van de Commissie (3) tijdelijk is gemachtigd om deze regeling vanaf het begin van het verkoopseizoen ten uitvoer te leggen op basis van nationale uitvoeringsbepalingen; dat Portugal het voornemen te kennen heeft gegeven om deze regeling tijdens het verkoopseizoen 1990 ten uitvoer te leggen; dat derhalve dient te worden bepaald dat deze verordening uitsluitend geldt voor de voor het verkoopseizoen 1990 uit te keren premies waarvoor nog geen aanvragen zijn ingediend; Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer »schapen en geiten", HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Om in voorkomend geval en onverminderd de in artikel 2 vermelde bijzondere bepalingen, voor de premie voor de categorie »zware dieren" als bedoeld in artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3013/89 in aanmerking te kunnen komen, dienen de producenten di melk of zuivelprodukten van ooien verkopen, binnen een vast te stellen periode tussen 1 november tot 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het verkoopseizoen waarvoor de premie wordt aangevraagd, een premieaanvraag in en geven in die aanvraag aan dat zij voornemens zijn ten minste 40 % van de lammeren van de ooien waarvoor de premie wordt aangevraagd, vet te mesten. Na indiening van de premieaanvraag dient elke producent bovendien uiterlijk op de dag waarop met het mesten van een partij wordt begonnen, bij de bevoegde instantie een specifieke aangifte in, waarin met name moet worden vermeld: - de datum waarop met het vetmesten wordt begonnen; - het aantal lammeren waaruit de partij bestaat; - de plaats waar de dieren zullen worden gemest (ligging). Deze specifieke aangifte wordt gedaan voor de lammeren met het mesten waarvan wordt begonnen in de periode tussen 15 november van het jaar vóór het begin van het verkoopseizoen uit hoofde waarvan de aangifte wordt ingediend en 14 november daaropvolgend. Indien de lammeren buiten het bedrijf van de begunstigde worden vetgemest, dient de in de eerste alinea bedoelde aangifte bovendien vergezeld te gaan van een verklaring waarin de voor de gespecialiseerde mesterij verantwoordelijke persoon zich ertoe verbindt om zich aan de controles op het verloop van het mesterijproces te onderwerpen. 2. Degene die de te mesten lammeren houdt, dient daartoe een mesterijregister bij te houden waarin met name de volgende gegevens worden vermeld: a) voor elke partij die in de gespecialiseerde mesterij wordt aangevoerd: - het nummer van de partij, het aantal lammeren en de datum waarop met het vetmesten wordt begonnen; - het onuitwisbare merkteken waarmee de lammeren en het bedrijf van oorsprong worden geïdentificeerd. b) voor elke partij die de gespecialiseerde mesterij verlaat: - de datum en het gemiddelde gewicht van de partij; - de samenstelling van de partij met vermelding van het aantal lammeren van elke aangevoerde partij dat deel uitmaakt van de partij die de mesterij verlaat. 3. De door de Lid-Staten aangewezen bevoegde instanties voeren een regeling in om de in lid 1 bedoelde aangiften te controleren; deze regeling voorziet met name in: - inspectie ter plaatse in de mesterij-installaties van, per verkoopseizoen, ten minste 10 % van de aanvragers die een aangifte hebben ingediend; - de verplichting van degene op wiens gespecialiseerde mesterij de partijen lammeren worden gemest om alle voor de controle vereiste informatie te verstrekken. 4. Indien de lammeren worden vetgemest in een andere Lid-Staat dan in die waar de producent zijn premieaanvraag en zijn aangifte voor de vetmesterij heeft ingediend, moet een procedure van administratieve samenwerking tussen de bevoegde instanties van de betrokken Lid-Staten worden ingesteld. De Lid-Staten delen de Commissie zo spoedig mogelijk de daartoe overeengekomen procedure mede. 5. Voor de toepassing van de in artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3013/89 bedoelde verhouding wordt uitgegaan van een gemiddelde van één lam per ooi en per jaar. Artikel 2 1. Elke producent die melk of zuivelprodukten van ooien verkoopt en die voor de in artikel 1, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3901/89 bedoelde afwijking inzake het spenen van lammeren van de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde rassen en van de eveneens daarin aangegeven geografische gebieden in aanmerking wenst te komen vermeldt in zijn premie- aanvraag, die binnen een nader vast te stellen periode tussen 1 november en 31 december van het jaar vóór het begin van het desbetreffende verkoopseizoen moet worden ingediend: - de perioden waarin de lammeren die tijdens het verkoopseizoen tot zware dieren zullen worden gemest, geboren zijn of vermoedelijk geboren zullen worden; indien achteraf zou blijken dat de werkelijke geboorteperioden aanzienlijk van de vorenbedoelde vermoedelijke perioden verschillen, stelt de producent de bevoegde instantie daarvan uiterlijk één maand nadat de verandering zich heeft voorgedaan schriftelijk in kennis; - dat hij zich ertoe verbindt om alle lammeren van de ooien die in zijn premieaanvraag zijn vermeld, op zijn bedrijf te houden en deze vet te mesten totdat zij het in artikel 1, lid 1, punt c), tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 3901/89 vastgestelde gemiddelde minimumgewicht hebben bereikt. 2. Voor elke partij die met een bepaalde geboorteperiode overeenkomt, wordt een gemiddelde minimumtermijn van 75 dagen vastgesteld tijdens welke de lammeren niet voor de slacht in de handel mogen worden gebracht. Elk lam moet zijn geïdentificeerd door middel van een onuitwisbaar merkteken dat aangeeft tot welke partij het behoort. 3. De door de Lid-Staten aangewezen bevoegde instanties moeten inspecties ter plaatse uitvoeren bij, per verkoopseizoen, ten minste 10 % van de in lid 1 bedoelde aanvragers, waarbij met name moet worden geverifieerd: - het aantal en de identificatie van elke partij lammeren; - de aanwezigheid van elke partij op het bedrijf gedurende de minimumtermijn van 75 dagen; - het geraamde gemiddelde gewicht van de lammeren bij de inspectie. 4. Aan producenten die alle in de leden 1 en 2 bedoelde verplichtingen nakomen, wordt voor alle in aanmerking komende ooien de premie voor de categorie »zware dieren" in de zin van artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3013/89 uitgekeerd. Voor de toepassing van artikel 5, lid 4, van genoemde verordening kan eventueel voor het in artikel 1, lid 4, bedoelde gemiddelde een lager cijfer worden gehanteerd, voor zover de producent kan aantonen dat het feit dat minder lammeren zijn vetgemest dan is voorgeschreven, op natuurlijke omstandigheden is terug te voeren. Voor Portugal kan evenwel een aantal lammeren van minder dan één per ooi als een natuurlijke omstandigheid worden aangemerkt waarvoor geen melding door de producent nodig is, met dien verstande evenwel dat dit cijfer dan niet lager dan 0,80 mag zijn. Artikel 3 In de Lid-Staten waar voor het verkoopseizoen 1990 de in artikel 22, lid 8, van Verordening (EEG) nr. 3013/89 bedoelde regeling wordt toegepast, zijn de in artikel 1, lid 1, en in artikel 2, lid 1, bedoelde perioden bij wijze van uitzondering voor het verkoopseizoen 1990: - 1 november tot 31 december 1990 voor de premieaanvragen; - 15 november 1990 tot 14 november 1991 voor de specifieke aangiften. Artikel 4 Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing op de uit hoofde van het verkoopseizoen 1991 toe te kennen premies. In de Lid-Staten waar voor het verkoopseizoen 1990 de in artikel 22, lid 8, van Verordening (EEG) nr. 3013/89 bedoelde regeling wordt toegepast, is de onderhavige verordening evenwel van toepassing op de voor het verkoopseizoen 1990 uit te keren premies waarvoor nog geen aanvragen zijn ingediend. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 28 september 1990. Voor de Commissie Ray MAC SHARRY Lid van de Commissie (1) PB nr. L 289 van 7. 10. 1989, blz. 1. (2) PB nr. L 375 van 23. 12. 1989, blz. 4. (3) PB nr. L 11 van 13. 1. 1990, blz. 51. BIJLAGE LIJST VAN DE IN ARTIKEL 2, LID 1, BEDOELDE GEOGRAFISCHE GEBIEDEN EN RASSEN 1.2,4 // I. // GEOGRAFISCHE GEBIEDEN 1.2.3.4 // // A. // Spanje // // // // Provincies // Gemeenten // // // Cáceres // Aldea del Cano // // // // Aliseda // // // // Arroyo de la Luz // // // // Cáceres // // // // Cañaveral // // // // Casar de Cáceres // // // // Casos de Millán // // // // Garrovillas // // // // Hinojal // // // // Malpartida de Cáceres // // // // Santiago del Campo // // // // Sierra de Fuentes // // // // Talaván // // // // Torre de Santa María // // // // Torremocha // // // // Torrequemada // // // // Valdefuentes // // // // Zarza de Montánchez // // // Badajoz // Benquerencia de la Serena // // // // Cabeza de Buey // // // // Capilla // // // // Castuera // // // // Esparragosa de la Serena // // // // Higuera de la Serena // // // // Malpartida de la Serena // // // // Monterrubio de la Serena // // // // Peñalsordo // // // // Quintana de la Serena // // // // Valle de la Serena // // // // Zalamea de la Serena // // // // Zarza-Capilla // // // Ciudad Real // Abenójar // // // // Almodóvar del Campo // // // // Almuradiel // // // // Brazatortas // // // // Cabezarrubias del Puerto // // // // Fuencaliente // // // // Hinojosa de Calatrava // // // // Mestanza // // // // Puertollano // // // // San Lorenzo de Calatrava // // // // Solana del Pino // // // // Villanueva de San Carlos // // // // Viso del Marqués // // // // Agudo // // // // Alamillo // // // // Almadén // // // // Almadenejos // // // // Chillón // // // // Guadalmez // // // // Saceruela // // // // Valdemanco de Esteras // // B. // Portugal // // // // Districten // // // // Beja // // // // Castelo Branco // // // // Évora // // // // Faro // // // // Leiria // // // // Lisboa // // // // Santarém // // // // Setúbal // 1.2 // II. // RASSEN 1.2.3.4 // // A. // Spanje: // Merina en kruisingen daarvan met niet-melkrassen // // B. // Portugal: // Merina, Campaniça en kruisingen daarvan met niet-melkrassen.