Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31979L1073

Richtlijn 79/1073/EEG van de Commissie van 22 november 1979 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 74/347/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende het zichtveld en de ruitewissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen

PB L 331 van 27.12.1979, p. 20–23 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (EL, ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2015; opgeheven door 32013R0167

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1979/1073/oj

31979L1073

Richtlijn 79/1073/EEG van de Commissie van 22 november 1979 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 74/347/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende het zichtveld en de ruitewissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen

Publicatieblad Nr. L 331 van 27/12/1979 blz. 0020 - 0023
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 10 blz. 0174
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 9 blz. 0083
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 10 blz. 0174
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 10 blz. 0288
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 10 blz. 0288


++++

RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE

van 22 november 1979

houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 74/347/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het zichtveld en de ruitewissers van landbouw - of bosbouwtrekkers op wielen

( 79/1073/EEG )

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gezien Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van landbouw - of bosbouwtrekkers op wielen ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 79/694/EEG ( 2 ) , en met name de artikelen 11 , 12 en 13 ,

Gezien Richtlijn 74/347/EEG van de Raad van 25 juni 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het zichtveld en de ruitewissers van landbouw - of bosbouwtrekkers op wielen ( 3 ) ,

Gezien Richtlijn 77/536/EEG van de Raad van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw - of bosbouwtrekkers op wielen ( 4 ) ,

Overwegende dat het , dank zij de opgedane ervaringen en rekening houdende met de aangenomen bepalingen betreffende de kantelbeveiligingsinrichtingen , welke van invloed zijn op de onderlinge plaatsing van delen en onderdelen van de bovenbouw van trekkers die van grote betekenis is voor het zichtveld , thans mogelijk is de voorschriften betreffende het zichtveld aan te passen aan de technische vooruitgang ;

Overwegende dat wat betreft de veiligheid in het verkeer aan landbouw - en bosbouwtrekkers op wielen thans hogere eisen worden gesteld ;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen voor de opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector landbouw - en bosbouwtrekkers ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Richtlijn 74/347/EEG wordt als volgt gewijzigd :

1 . In de artikelen 2 en 3 worden de woorden " het zichtveld of " geschrapt .

2 . Na artikel 3 wordt een nieuw artikel 3 bis ingelast , luidende als volgt :

" Artikel 3 bis

1 . Met ingang van 1 mei 1980 mogen de Lid-Staten om redenen die verband houden met het zichtveld van trekkers :

- voor een type trekker de EEG-goedkeuring of de afgifte van het in artikel 10 , lid 1 , laatste streepje , van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document of de nationale goedkeuring niet weigeren ,

- het voor de eerste keer in het verkeer brengen van trekkers niet verbieden ,

indien het zichtveld van dit type trekker of van deze trekkers voldoet aan de in deze richtlijn gegeven voorschriften .

2 . Met ingang van 1 oktober 1980 mogen de Lid-Staten :

- het in artikel 10 , lid 1 , laatste streepje , van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document niet langer afgeven voor een type trekker waarvan het zichtveld niet voldoet aan de in deze richtlijn gegeven voorschriften ;

- de nationale goedkeuring weigeren van een type trekker waarvan het zichtveld niet voldoet aan de in deze richtlijn gegeven voorschriften .

3 . Met ingang van 1 januari 1983 kunnen de Lid-Staten het voor de eerste keer in het verkeer brengen verbieden van trekkers , waarvan het zichtveld niet voldoet aan de in deze richtlijn gegeven voorschriften . " .

3 . De bijlage wordt overeenkomstig de bijlage van deze richtlijn gewijzigd .

Artikel 2

Uiterlijk op 30 april 1980 voeren de Lid-Staten de nodige maatregelen in om aan het in deze richtlijn bepaalde te voldoen . Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis .

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 22 november 1979 .

Voor de Commissie

Etienne DAVIGNON

Lid van de Commissie

( 1 ) PB nr . L 84 van 28 . 3 . 1974 , blz . 10 .

( 2 ) PB nr . L 205 van 13 . 8 . 1979 , blz . 17 .

( 3 ) PB nr . L 191 van 15 . 7 . 1974 , blz . 5 .

( 4 ) PB nr . L 220 van 29 . 8 . 1977 , blz . 1 .

BIJLAGE

Punt 1.4 wordt :

" Zichtbelemmeringen

Onder " zichtbelemmeringen " worden verstaan de koorden van de sectoren van het zichthalfrond welke door de aanwezigheid van constructiedelen , b.v . daksteunen , luchtinlaat - of uitlantpijpen , en raamlijst van de voorruit , niet kunnen worden waargenomen . " .

Punt 2.2.1.1 wordt :

" De trekker wordt opgesteld op een horizontaal vlak overeenkomstig figuur 2 . Ter hoogte van het referentiepunt worden twee puntvormige lichtbronnen , b . v . 2 maal 150 W , 12 V , aangebracht die op een onderlinge afstand van 65 mm symmetrisch ten opzichte van het referentiepunt op een horizontale draagbalk zijn gemonteerd . Deze draagbalk moet in het middelpunt draaibaar zijn om een verticale as door het referentiepunt . De balk moet bij meting van de zichtbelemmeringen zo worden opgesteld dat de verbindingslijn tussen de lichtbronnen loodrecht staat op de lijn die het zichtbelemmerende constructiedeel met het referentiepunt verbindt .

De zones waar de schaduwbeelden ( kernschaduw ) van het zichtbelemmerende constructiedeel , die bij gelijktijdig of afwisselend inschakelen van beide lichtbronnen op het zichthalfrond ontstaan , elkaar overlappen moeten als zichtbelemmeringen overeenkomstig punt 1.4 worden gemeten ( figuur 3 ) . " .

Punt 2.2.1.2 wordt :

" Zichtbelemmeringen mogen niet groter zijn dan 700 mm . " .

Punt 2.2.1.3 wordt :

" Zichtbelemmeringen die door in elkanders buurt gelegen constructiedelen van meer dan 80 mm breedte worden veroorzaakt , moeten zich op een zodanige plaats bevinden dat de afstand tussen het midden van twee zichtbelemmeringen - gemeten als koorden van het zichthalfrond - ten minste 2 200 mm bedraagt . "

Punt 2.2.1.5 wordt :

" Buiten de zichtsector zijn evenwel zichtbelemmeringen groter dan 700 mm , maar niet groter dan 1 500 mm toegestaan indien de constructiedelen die deze zichtbelemmeringen veroorzaken constructief niet anders kunnen worden uitgevoerd of aangebracht : in totaal mogen er aan elke zijde twee van dergelijke zichtbelemmeringen aanwezig zijn , indien één niet groter dan 700 mm en de andere niet groter dan 1 500 mm is , of twee van dergelijke zichtbelemmeringen indien geen van beide groter dan 1 200 mm is . " .

Punt 2.2.2.1 wordt :

" In plaats van de controle als bedoeld in punt 2.2.1 kan men mathematisch de toelaatbaarheid van verschillende zichtbelemmeringen vaststellen . De punten 2.2.1.2 , 2.2.1.3 , 2.2.1.4 , 2.2.1.5 en 2.2.1.6 regelen de grootte , de verdeling en het aantal van de zichtbelemmeringen . " .

Punt 2.5 wordt :

" Bij het bepalen van de belemmeringen in de zichtsector worden de door de raamlijst van de voorruit en enig ander obstakel veroorzaakte zichtbelemmeringen volgens de voorschriften van punt 2.2.1.4 als één enkele zichtbelemmering beschouwd , op voorwaarde dat de stand tussen de uiterste punten van die zichtbelemmering niet meer bedraagt dan 700 mm . " .

In figuur 2 wordt de tekening vervangen door onderstaande tekening : zie P.b .

Top