Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21978A0222(01)

    Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groodertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie ter uitvoering van artikel III, de leden 1 en 4, van het Verdrag inzake de niet- verspreiding van kernwapens (78/164/Euratom) - Protocol

    PB L 51 van 22.2.1978, p. 1–26 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/1978/164/oj

    21978A0222(01)

    Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groodertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie ter uitvoering van artikel III, de leden 1 en 4, van het Verdrag inzake de niet- verspreiding van kernwapens (78/164/Euratom) - Protocol

    Publicatieblad Nr. L 051 van 22/02/1978 blz. 0001 - 0026
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 5 blz. 0003
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 5 blz. 0003
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 12 Deel 3 blz. 0056
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 12 Deel 3 blz. 0056


    OVEREENKOMST tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie ter uitvoering van artikel III, de leden 1 en 4, van het Verdrag inzake de nietverspreiding van kernwapens (78/164/Euratom)

    OVERWEGENDE dat het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, hierna te noemen "de Staten", het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, hierna te noemen "het Verdrag", dat op 1 juli 1968 te Londen, Moskou en Washington voor ondertekening is opengesteld en op 5 maart 1970 van kracht is geworden, hebben ondertekend;

    ERAAN HERINNEREND dat krachtens artikel IV, lid 1, van het Verdrag geen enkele bepaling in het Verdrag mag worden uitgelegd als van invloed zijnde op het onvervreemdbare recht van alle Partijen hij het Verdrag om het onderzoek met betrekking tot, en de produktie en het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden zonder discriminatie en in overeenstemming met de artikelen I en II van het Verdrag te ontwikkelen;

    ERAAN HERINNEREND dat alle Partijen bij het Verdrag volgens artikel IV, lid 2, daarvan zich ertoe verbinden een zo uitgebreid mogelijk uitwisselen van uitrusting, materialen en wetenschappelijke en technologische gegevens ten behoeve van het vreedzame gebruik van kernenergie te bevorderen en het recht hebben hierin deel te nemen;

    ER voorts AAN HERINNEREND dat volgens hetzelfde lid Partijen bij het Verdrag die zulks kunnen doen, ook medewerken om afzonderlijk dan wel in samenwerking met andere Staten of internationale organisaties bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van de toepassingen van kernenergie voor vreedzame doeleinden, inzonderheid op het grondgebied van de niet-kernwapenstaten die Partij zijn bij het Verdrag;

    OVERWEGENDE dat artikel III, lid 1, van het Verdrag bepaalt dat iedere niet-kernwapenstaat die Partij is bij het Verdrag, zich verbindt tot aanvaarding van waarborgen, neergelegd in een overeenkomst waarover zal worden onderhandeld en die zal worden gesloten met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, hierna te noemen "de Organisatie", in overeenstemming met het Statuut van de Organisatie, hierna te noemen "het Statuut", en het waarborgenstelsel daarvan, welke waarborgen uitsluitend verificatie ten doel hebben van de naleving van de verplichtingen die hij ingevolge dit Verdrag op zich heeft genomen ten einde te vermijden, dat kernenergie in plaats van voor vreedzame doeleinden wordt aangewend voor kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen;

    OVERWEGENDE dat artikel III, lid 4, bepaalt dat niet-kernwapenstaten die Partij zijn bij het Verdrag, hetzij individueel, hetzij te zamen met andere Staten, overeenkomsten met de Organisatie sluiten in overeenstemming met het Statuut, ten einde aan de in genoemd artikel gestelde eisen te voldoen;

    OVERWEGENDE dat de Staten Lid-Staat zijn van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), hierna te noemen "de Gemeenschap", en dat zij aan de Instellingen welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, wetgevende, uitvoerende en rechterlijke bevoegdheden hebben verleend, die deze op de gebieden die onder hun bevoegdheid vallen, zelfstandig uitoefenen en die rechtstreeks gevolgen in de nationale rechtsorde in het leven kunnen roepen;

    OVERWEGENDE dat in dit institutionele kader de Gemeenschap met name tot taak heeft door passende controle zeker te stellen dat kernmaterialen niet voor andere doeleinden worden aangewend dan waarvoor zij bestemd zijn, en dientengevolge sedert de inwerkingtreding van het Verdrag op het grondgebied van de Staten zich er met behulp van de bij het Euratom-Verdrag geschapen veiligheidscontrole van dient te vergewissen dat basismaterialen en bijzondere splijtstoffen die op het grondgebied van de Staten bij alle werkzaamheden met betrekking tot het vreedzame gebruik van kernenergie worden gebruikt, niet worden aangewend voor kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen;

    OVERWEGENDE dat dit waarborgenstelsel onder meer inhoudt het mededelen aan de Gemeenschap van de fundamentele technische kenmerken van kerninstallaties, het bijhouden en overleggen van werkstaten om de rekening en verantwoording der gebruikte kernmaterialen voor de gehele Gemeenschap mogelijk te maken, inspecties door ambtenaren van de Gemeenschap en een systeem van sancties;

    OVERWEGENDE dat de Gemeenschap tot taak heeft met andere landen en internationale organisaties betrekkingen aan te knopen die de vooruitgang bij het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden kunnen bevorderen, en dat zij uitdrukkelijk is gemachtigd in een overeenkomst met een derde Staat of een internationale organisatie speciale verplichtingen ten aanzien van het waarborgenstelsel aan te gaan;

    OVERWEGENDE dat het internationale waarborgenstelsel van de Organisatie, waarnaar in het Verdrag wordt verwezen, meer in het bijzonder bepalingen omvat voor het indienen van constructiegegevens bij de Organisatie, het bijhouden van boeken, het indienen van rapporten over alle kernmateriaal dat onderworpen is aan de waarborgen van de Organisatie, het uitvoeren van inspecties door inspecteurs van de Organisatie, voorschriften voor het opstellen en bijhouden door een Staat van een boekhoudsysteem voor en de controle op kernmateriaal alsmede maatregelen ter verificatie dat dit kernmateriaal niet wordt aangewend voor kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen;

    OVERWEGENDE dat de Organisatie, gezien de haar bij het Statuut opgedragen taken en haar verhouding tot de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, er verantwoordelijk voor is de internationale gemeenschap de zekerheid te geven dat krachtens het Verdrag doeltreffende waarborgen worden toegepast;

    AANGEZIEN de Staten die bij de ondertekening van het Verdrag lid waren van de Gemeenschap bij deze gelegenheid hebben medegedeeld, dat de waarborgen, als bedoeld in artikel III, lid 1, van het Verdrag zouden moeten worden vastgelegd in een verificatie-overeenkomst tussen de Gemeenschap, de Staten en de Organisatie en op zodanige wijze zouden moeten worden omschreven dat hierdoor de rechten en verplichtingen van de Staten en de Gemeenschap niet worden aangetast;

    OVERWEGENDE dat de Raad van Bestuur van de Organisatie, hierna te noemen "de Raad", zijn goedkeuring heeft gehecht aan een geheel van standaardbepalingen voor de opzet en inhoud van overeenkomsten tussen de Organisatie en Staten, zoals deze in verband met het Verdrag zijn vereist, en die dienen om te worden gebruikt als basis voor onderhandelingen over waarborgovereenkomsten tussen de Organisatie en niet-kernwapenstaten die Partij zijn bij het Verdrag;

    OVERWEGENDE dat de Organisatie krachtens artikel III, A 5, van het Statuut gemachtigd is op verzoek der Partijen betreffende elke bilaterale of multilaterale regeling, of, op verzoek van een Staat, op alle werkzaamheden van die Staat op het gebied der atoomenergie, waarborgen toe te passen;

    OVERWEGENDE dat de Organisatie, de Gemeenschap en de Staten onnodige doublures bij het toepassen van de waarborgen wensen te vermijden,

    ZIJN DE ORGANISATIE, DE GEMEENSCHAP EN DE STATEN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

    DEEL I

    FUNDAMENTELE VERPLICHTINGEN

    Artikel 1

    Op grond van artikel III, lid 1, van het Verdrag verbinden de Staten zich tot aanvaarding van waarborgen overeenkomstig het gestelde in deze Overeenkomst, ten aanzien van alle basismaterialen en bijzondere splijtstoffen bij alle vreedzame nucleaire activiteiten op hun grondgebied, onder hun jurisdictie of te eniger plaatse onder hun beschikkingsmacht verricht, met het uitsluitend doel om na te gaan of dergelijk materiaal niet wordt gebruikt voor de vervaardiging van kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen.

    TOEPASSING VAN WAARBORGEN

    Artikel 2

    De Organisatie heeft het recht en de plicht om te verzekeren dat waarborgen worden toegepast overeenkomstig het bepaalde in deze Overeenkomst ten aanzien van alle basismaterialen of bijzondere splijtstoffen bij alle vreedzame nucleaire activiteiten op de grondgebieden van de Staten, onder hun jurisdictie of te eniger plaatse onder hun beschikkingsmacht verricht, met het uitsluitend doel om na te gaan of dergelijk materiaal niet wordt gebruikt voor de vervaardiging van kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen.

    Artikel 3

    a) Bij de toepassing van haar waarborgen op basismaterialen en bijzondere splijtstoffen voor alle vreedzame nucleaire activiteiten op de grondgebieden van de Staten verbindt de Gemeenschap zich ertoe, overeenkomstig het bepaalde in deze Overeenkomst, met de Organisatie samen te werken ten einde zich er van te vergewissen, dat dergelijke basismaterialen en bijzondere splijtstoffen niet worden gebruikt voor de vervaardiging van kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen.

    b) De Organisatie past haar waarborgen overeenkomstig het bepaalde in deze Overeenkomst op zodanige wijze toe, dat zij in staat is de bevindingen van de waarborgen van de Gemeenschap na te gaan door zich ervan te vergewissen dat kernmateriaal niet in plaats van voor vreedzame doeleinden is aangewend voor de vervaardiging van kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen. De verificatie door de Organisatie omvat onder meer onafhankelijke metingen en waarnemingen die door de Organisatie worden uitgevoerd overeenkomstig de procedures die in deze Overeenkomst zijn omschreven. Bij haar verificatie houdt de Organisatie, overeenkomstig het bepaalde in deze Overeenkomst, naar behoren rekening met de doeltreffendheid van het waarborgenstelsel van de Gemeenschap.

    SAMENWERKING TUSSEN DE ORGANISATIE, DE GEMEENSCHAP EN DE STATEN

    Artikel 4

    De Organisatie, de Gemeenschap en de Staten werken, voor zover het een der Partijen betreft, samen om de toepassing van de in deze Overeenkomst neergelegde waarborgen te vergemakkelijken ; zij vermijden onnodige doublures bij het toepassen van de waarborgen.

    TOEPASSING VAN WAARBORGEN

    Artikel 5

    De in deze Overeenkomst neergelegde waarborgen worden op zodanige wijze toegepast dat: a) geen belemmering ontstaat van de economische en technologische ontwikkeling in de Gemeenschap of van de internationale samenwerking ten aanzien van vreedzame nucleaire activiteiten, met inbegrip van de internationale uitwisseling van kernmaterialen;

    b) wordt vermeden dat op onjuiste wijze wordt ingegrepen in de vreedzame nucleaire activiteiten in de Gemeenschap, meer in het bijzonder bij de exploitatie van kerninstallaties;

    c) wordt beantwoord aan een oordeelkundige bedrijfsvoering, vereist voor een economisch verantwoorde en veilige uitvoering van nucleaire activiteiten.

    Artikel 6

    a) De Organisatie treft alle voorzorgsmaatregelen ter bescherming van commerciële en industriële geheimen en andere vertrouwelijke gegevens, waarvan zij in het kader van de uitvoering van deze Overeenkomst kennis verkrijgt.

    b) i) De Organisatie publiceert geen gegevens welke zij in verband met de uitvoering van deze Overeenkomst heeft verkregen en deelt deze aan geen enkele Staat, organisatie of persoon mede, behoudens dat bepaalde gegevens betreffende de uitvoering van deze Overeenkomst mogen worden verstrekt aan de Raad en aan die ambtenaren van de Organisatie die uit hoofde van hun functie in verband met de waarborgen over deze gegevens moeten beschikken, doch slechts voor zover zulks voor de Organisatie is vereist om haar taken met betrekking tot de uitvoering van deze Overeenkomst te vervullen.

    ii) Beknopte gegevens over kernmateriaal dat aan de waarborgen van deze Overeenkomst is onderworpen, mogen ingevolge een besluit van de Raad worden gepubliceerd, indien de rechtstreeks betrokken Staten of de Gemeenschap, voor zover het een der Partijen afzonderlijk betreft, hiermede instemmen.

    Artikel 7

    a) Bij de toepassing van waarborgen krachtens deze Overeenkomst wordt volledig rekening gehouden met de technologische ontwikkeling op het gebied van waarborgen en worden alle maatregelen getroffen voor het bereiken van een optimale verhouding tussen kosten en doeltreffendheid en voor de toepassing van het principe dat de stroom kernmateriaal dat aan waarborgen van deze Overeenkomst is onderworpen, op doeltreffende wijze wordt gewaarborgd door op bepaalde strategische punten instrumenten en andere technieken te gebruiken naar gelang de huidige of toekomstige technologie zulks mogelijk maakt.

    b) Ter bereiking van een optimale verhouding tussen kosten en doeltreffendheid wordt, bij voorbeeld, gebruik gemaakt van middelen als: i) insluiting ten einde materiaalbalansgebieden te kunnen bepalen voor boekhoudkundige doeleinden;

    ii) statistische technieken en willekeurige steekproeven voor de beoordeling van de stroom kernmateriaal;

    iii) concentratie van de verificatieprocedures op die stadia van de splijtstofcyclus waarin kernmateriaal wordt vervaardigd, verwerkt, gebruikt of opgeslagen, waaruit gemakkelijk kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen zouden kunnen worden vervaardigd, en het tot een minimum terugbrengen van verificatieprocedures voor ander materiaal, op voorwaarde dat zulks de uitvoering van deze Overeenkomst niet belemmert.

    VERSTREKKING VAN GEGEVENS AAN DE ORGANISATIE

    Artikel 8

    a) Ten einde een doeltreffende toepassing van de waarborgen krachtens deze Overeenkomst te verzekeren, verstrekt de Gemeenschap, overeenkomstig het bepaalde in deze Overeenkomst, de Organisatie gegevens over kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, en over die kenmerken van de installaties die van belang zijn voor het toepassen van waarborgen op dergelijk materiaal.

    b) i) De Organisatie verlangt slechts de voor de uitvoering van haar taken in het kader van deze Overeenkomst minimaal noodzakelijke hoeveelheid gegevens en informatie.

    ii) Gegevens betreffende de installaties worden slechts tot dat minimum beperkt dat nodig is voor het controleren van kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen.

    c) Indien de Gemeenschap zulks verzoekt, is de Organisatie bereid in gebouwen van de Gemeenschap constructiegegevens te onderzoeken die de Gemeenschap bijzonder gevoelig acht. De desbetreffende gegevens behoeven niet als zodanig aan de Organisatie te worden overgedragen, mits zij voor nadere bestudering door de Organisatie in de gebouwen van de Gemeenschap steeds beschikbaar zijn.

    INSPECTEURS VAN DE ORGANISATIE

    Artikel 9

    a) i) Bij de aanwijzing van haar inspecteurs voor de Staten verzekert de Organisatie zich van de goedkeuring van de Gemeenschap en de Staten.

    ii) Indien de Gemeenschap bij een voorstel tot benoeming of op enig tijdstip na de benoeming tegen de benoeming bezwaar maakt, stelt de Organisatie de Gemeenschap en de Staten een of meer andere kandidaten voor.

    iii) Indien, ten gevolge van een herhaalde weigering van de Gemeenschap om de benoeming van inspecteurs van de Organisatie te aanvaarden, het uitvoeren van inspecties in het kader van deze Overeenkomst mocht worden belemmerd, dan wordt deze weigering door de Raad op voorstel van de Directeur-generaal van de Organisatie, hierna te noemen "de Directeur-generaal", onderzocht ten einde de nodige maatregelen te kunnen treffen.

    b) De Gemeenschap en de betrokken Staten treffen de nodige maatregelen om te verzekeren dat de inspecteurs van de Organisatie de hun bij deze Overeenkomst toebedeelde taken doeltreffend kunnen uitvoeren.

    c) De bezoeken en werkzaamheden van de inspecteurs van de Organisatie worden zodanig georganiseerd dat: i) eventuele hinder of overlast voor de Gemeenschap of de Staten en bij de geïnspecteerde vreedzame nucleaire activiteiten tot een minimum worden beperkt;

    ii) de bescherming van industriële geheimen of alle andere vertrouwelijke gegevens die ter kennis van de inspecteurs van de Organisatie komen, verzekerd blijft.

    VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN

    Artikel 10

    Elke Staat past ten aanzien van de Organisatie (met inbegrip van haar eigendommen, fondsen en bezittingen) alsmede haar inspecteurs en andere ambtenaren die krachtens deze Overeenkomst functies uitoefenen, de desbetreffende bepalingen uit de Overeenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie toe.

    VERBRUIK OF VERDUNNING VAN KERNMATERIAAL

    Artikel 11

    De waarborgen krachtens deze Overeenkomst worden niet langer toegepast op kernmateriaal, zodra de Gemeenschap en de Organisatie hebben vastgesteld, dat het materiaal is verbruikt, zodanig is verdund dat het niet meer kan worden gebruikt voor enige nucleaire activiteit die in verband met de toepassing van waarborgen van belang is, dan wel praktisch niet meer terug te winnen is.

    UITVOER VAN KERNMATERIAAL UIT DE STATEN

    Artikel 12

    Overeenkomstig het bepaalde in deze Overeenkomst doet de Gemeenschap de Organisatie mededeling van uitvoer uit de Staten van kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen. De waarborgen krachtens deze Overeenkomst worden niet langer toegepast op kernmateriaal zodra de ontvangende Staat de verantwoordelijkheid daarvoor heeft aanvaard, zoals voorzien in deze Overeenkomst. De Organisatie houdt lijsten bij waarop iedere uitvoer wordt vermeld, en, in voorkomend geval, de hernieuwde toepassing van waarborgen op het uitgevoerde kernmateriaal.

    BEPALINGEN BETREFFENDE KERNMATERIAAL DAT VOOR NIET-NUCLEAIRE ACTIVITEITEN WORDT GEBRUIKT

    Artikel 13

    Indien kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, bestemd is voor gebruik in niet-nucleaire activiteiten, zoals de vervaardiging van legeringen of keramiek, komt de Gemeenschap, alvorens dit materiaal voor dit doel wordt gebruikt, met de Organisatie overeen onder welke voorwaarden de toepassing van waarborgen krachtens deze Overeenkomst voor dergelijk materiaal kan worden beëindigd.

    NIET-TOEPASSING VAN WAARBORGEN OP KERNMATERIAAL DAT VOOR NIET-VREEDZAME ACTIVITEITEN WORDT AANGEWEND

    Artikel 14

    Indien een Staat van zijn recht gebruik wenst te maken kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst onderworpen dient te zijn, te gebruiken voor nucleaire activiteiten waarvoor de toepassing van waarborgen krachtens deze Overeenkomst niet is vereist, worden de volgende procedures gevolgd: a) De Gemeenschap en de Staat stellen de Organisatie van deze activiteiten op de hoogte, waarbij de Staat duidelijk verklaart: i) dat het gebruik van het kernmateriaal voor een niet-verboden militaire activiteit niet in strijd zal zijn met enige verplichting welke de Staat heeft aangegaan, en ten aanzien waarvan de waarborgen van de Organisatie van toepassing zijn, dat het materiaal uitsluitend voor vreedzame activiteiten zal worden gebruikt;

    ii) dat gedurende de periode waarin de waarborgen krachtens deze Overeenkomst niet worden toegepast, het kernmateriaal niet zal worden aangewend voor de vervaardiging van kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen.

    b) De Organisatie en de Gemeenschap treffen een zodanige regeling, dat uitsluitend gedurende de periode waarin het kernmateriaal voor een dergelijke activiteit wordt aangewend, de waarborgen krachtens deze Overeenkomst niet worden toegepast. In deze regeling wordt zo nauwkeurig mogelijk vastgelegd hoe lang of onder welke omstandigheden de waarborgen niet zullen worden toegepast. In elk geval worden de waarborgen bedoeld in deze Overeenkomst opnieuw toegepast zodra het kernmateriaal opnieuw voor vreedzame nucleaire activiteiten wordt aangewend. De Organisatie wordt op de hoogte gehouden van de totale hoeveelheid en samenstelling van dergelijk materiaal in de betrokken Staat of Staten en van de uitvoer van dergelijk materiaal uit deze Staat of Staten.

    c) ledere regeling wordt getroffen met toestemming van de Organisatie. Deze toestemming wordt zo snel mogelijk verleend en heeft uitsluitend betrekking op onderwerpen als, onder anderen, bepalingen inzake tijdsduur en procedures en de wijze van rapporteren, maar houdt geen goedkeuring van of geclassificeerde kennis omtrent de militaire activiteit in, en betreft evenmin de aanwending van het kernmateriaal in dat verband.

    FINANCIËN

    Artikel 15

    De Organisatie, de Gemeenschap en de Staten dragen elk de kosten die zij zelf bij de uitvoering van hun respectievelijke taken krachtens deze Overeenkomst hebben gemaakt. Indien echter de Gemeenschap, de Staten of personen onder hun rechtsmacht voor buitengewone kosten komen te staan ingevolge een speciaal verzoek van de Organisatie, vergoedt deze laatste dergelijke kosten op voorwaarde dat zij zich daartoe tevoren bereid heeft verklaard. In ieder geval draagt de Organisatie de kosten van aanvullende metingen of monsternemingen, verricht op verzoek van inspecteurs van de Organisatie.

    WETTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VOOR NUCLEAIRE SCHADE

    Artikel 16

    De Gemeenschap en de Staten dragen er zorg voor dat de Organisatie en haar ambtenaren bij de uitvoering van deze Overeenkomst op dezelfde wijze als de onderdanen van de Staten worden beschermd tegen wettelijke aansprakelijkheid voor nucleaire schade, met inbegrip van enige vorm van verzekering of andere financiële zekerheid zoals in hun wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften mocht zijn bepaald.

    INTERNATIONALE AANSPRAKELIJKHEID

    Artikel 17

    Elke eis tot schadevergoeding van de Gemeenschap op een Staat jegens de Organisatie of van de Organisatie jegens de Gemeenschap of een Staat wegens enige schade die voortvloeit uit de uitvoering van waarborgen krachtens deze Overeenkomst, met uitzondering van schade die voortvloeit uit een kernongeval, wordt volgens het internationale recht afgewikkeld.

    MAATREGELEN TER VERIFICATIE DAT KERNMATERIAAL NIET WORDT AANGEWEND VOOR KERNWAPENS OF ANDERE NUCLEAIRE EXPLOSIEMIDDELEN

    Artikel 18

    Indien de Raad op grond van een rapport van de Directeur-generaal besluit dat handelend optreden door de Gemeenschap of een Staat, voorzover een der Partijen afzonderlijk is betrokken, absoluut noodzakelijk en dringend is ten einde vast te stellen of kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, niet wordt aangewend voor de vervaardiging van kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen, kan de Raad een beroep doen op de Gemeenschap of die Staat om onverwijld de nodige stappen te doen, zulks ongeacht het feit of ter zake een procedure tot bijlegging van het geschil, als bedoeld in artikel 22, aanhangig is gemaakt.

    Artikel 19

    Indien de Raad, na bestudering van de desbetreffende gegevens welke hem door de Directeur-generaal zijn voorgelegd, concludeert dat de Organisatie niet in staat is om na te gaan of geen kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, is aangewend voor de vervaardiging van kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen, kan hij de rapporten, bedoeld in artikel XII, C, van het Statuut opstellen en, in voorkomend geval, de overige maatregelen bedoeld in genoemd lid C treffen. Hierbij houdt de Raad rekening met de mate van zekerheid die uit de toegepaste waarborgen kan worden afgeleid, en biedt de Gemeenschap of de Staat, voor zover één der Partijen afzonderlijk is betrokken, elke redelijke gelegenheid om hem de nodige verdere zekerheid te verschaffen.

    UITLEGGING EN TOEPASSING VAN DE OVEREENKOMST EN REGELING VAN GESCHILLEN

    Artikel 20

    Op verzoek van de Organisatie, de Gemeenschap of een Staat wordt overleg gepleegd over elk vraagstuk voortvloeiende uit de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst.

    Artikel 21

    De Gemeenschap en de Staten zijn gerechtigd te verlangen dat elk vraagstuk voortvloeiende uit de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst door de Raad wordt behandeld. De Raad nodigt de Gemeenschap en de betrokken Staat uit aan de behandeling van dergelijke vraagstukken door de Raad deel te nemen.

    Artikel 22

    Elk geschil voortvloeiende uit de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst, met uitzondering van een geschil over een bevinding van de Raad krachtens artikel 19 of een door de Raad verrichte handeling naar aanleiding van een dergelijke bevinding, dat niet door onderhandeling of enige andere door de Organisatie, de Gemeenschap en de Staten overeengekomen procedure is geregeld, wordt op verzoek van een der Partijen voorgelegd aan een scheidsgerecht dat bestaat uit vijf arbiters. De Gemeenschap en de Staten wijzen twee arbiters aan en de Organisatie wijst eveneens twee arbiters aan, en de aldus aangewezen vier arbiters kiezen gezamenlijk een vijfde, die het scheidsgerecht voorzit. Indien binnen een termijn van dertig dagen na indiening van het verzoek om arbitrage de Gemeenschap en de Staten of de Organisatie niet elk twee arbiters hebben aangewezen, kan de Gemeenschap of de Organisatie de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken deze arbiters te benoemen. Dezelfde procedure wordt gevolgd, indien binnen dertig dagen na aanwijzing of benoeming van de vierde arbiter, de vijfde nog niet is gekozen. De meerderheid van de leden van het scheidsgerecht vormt het quorum en alle beslissingen vereisen de instemming van ten minste drie arbiters. De arbitrageprocedure wordt door het scheidsgerecht vastgesteld. De beslissingen van het scheidsgerecht zijn bindend voor de Organisatie, de Gemeenschap en de betrokken Staten.

    TOETREDING

    Artikel 23

    a) Deze Overeenkomst wordt van kracht voor niet-kernwapenstaten die Partij zijn bij het Verdrag en die Lid-Staat worden van de Gemeenschap, zodra: i) de betrokken Staat de Organisatie heeft medegedeeld dat de interne procedures betreffende de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn voltooid;

    ii) de Gemeenschap de Organisatie heeft medegedeeld dat zij in staat is haar waarborgen voor de doeleinden van deze Overeenkomst ten aanzien van de betrokken Staat toe te passen.

    b) Indien de betrokken Staat andere Overeenkomsten met de Organisatie heeft gesloten voor de toepassing van waarborgen van de Organisatie, wordt bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor die Staat de toepassing van waarborgen van de Organisatie krachtens dergelijke overeenkomsten opgeschort zolang deze Overeenkomst van kracht is ; zulks echter op voorwaarde dat de verplichting van de Staat krachtens die overeenkomsten, om geen zaken die daaronder vallen, op zodanige wijze te gebruiken dat daardoor enig militair doel wordt bevorderd, van kracht blijft.

    WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST

    Artikel 24

    a) De Organisatie, de Gemeenschap en de Staten plegen op verzoek van een van hen overleg over wijzigingen in deze Overeenkomst.

    b) Alle wijzigingen behoeven de instemming van de Organisatie, de Gemeenschap en de Staten.

    c) De Directeur-generaal stelt alle staten die lid zijn van de Organisatie, onverwijld op de hoogte van elke wijziging in deze Overeenkomst.

    INWERKINGTREDING EN DUUR

    Artikel 25

    a) Deze Overeenkomst treedt in werking op de dag waarop de Organisatie van de Gemeenschap en de Staten een schriftelijke kennisgeving heeft ontvangen dat de interne procedures betreffende de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn voltooid. De Directeur-generaal stelt alle staten die lid zijn van de Organisatie, onverwijld op de hoogte van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

    b) Deze Overeenkomst blijft van kracht zolang de Staten Partij zijn bij het Verdrag.

    PROTOCOL

    Artikel 26

    Het aan deze Overeenkomst gehechte Protocol vormt een integrerend deel daarvan. Met de term "Overeenkomst" als gebruikt in dit document wordt de Overeenkomst alsmede het Protocol bedoeld.

    DEEL II

    INLEIDING

    Artikel 27

    Dit deel van de Overeenkomst heeft tot doel de vereiste uitwerking te geven van de procedures die bij de uitvoering van de in deel I opgenomen bepalingen betreffende de waarborgen dienen te worden toegepast.

    DOEL VAN DE WAARBORGEN

    Artikel 28

    Het doel van de in deze Overeenkomst vermelde procedures bij de toepassing van waarborgen is het tijdig ontdekken van de aanwending van noemenswaardige hoeveelheden kernmateriaal voor de vervaardiging van kernwapens of andere nucleaire explosiemiddelen dan wel voor onbekende doeleinden in plaats van voor vreedzame nucleaire activiteiten, alsmede de afschrikking van pogingen daartoe door het risico van vroegtijdige ontdekking.

    Artikel 29

    Voor het bereiken van het in artikel 28 geformuleerde doel wordt als voornaamste waarborgmaatregel gebruik gemaakt van materiaalboekhouding met als belangrijkste aanvullende maatregelen insluiting en toezicht.

    Artikel 30

    De technische conclusie van de verificatiewerkzaamheden van de Organisatie krijgt de vorm van een verklaring waarin voor elk materiaalbalansgebied voor een bepaalde periode de hoeveelheid niet-verantwoord materiaal wordt vermeld, alsmede de grenzen van de nauwkeurigheid van de opgegeven hoeveelheden.

    HET STELSEL VAN WAARBORGEN VAN DE GEMEENSCHAP

    Artikel 31

    Krachtens artikel 3 maakt de Organisatie bij de toepassing van haar verificatiewerkzaamheden volledig gebruik van het waarborgenstelsel van de Gemeenschap.

    Artikel 32

    Het stelsel van de Gemeenschap voor de boekhouding van en controle op kernmateriaal krachtens deze Overeenkomst wordt gebaseerd op een structuur van materiaalbalansgebieden. In voorkomend geval en zoals nader aangegeven in de Aanvullende Regelingen, zal de Gemeenschap bij de toepassing van haar waarborgen gebruik maken van en, voor zover noodzakelijk, voorzieningen treffen voor maatregelen als: a) een meetsysteem voor de bepaling van de ontvangen, geproduceerde, verzonden, verloren of anderszins van de inventaris afgevoerde hoeveelheden kernmateriaal, alsmede van de hoeveelheden op de inventaris;

    b) de beoordeling van de precisie en de nauwkeurigheid van de metingen en raming van de meetafwijkingen;

    c) procedures voor het vaststellen, bestuderen en beoordelen van verschillen in metingen van respectievelijk verzender en ontvanger;

    d) procedures voor het opmaken van de feitelijke inventaris;

    e) procedures voor de beoordeling van de cumulatie van niet-bepaalde inventaris en niet-bepaalde verliezen;

    f) een boekings- en rapportagesysteem waaruit voor ieder materiaalbalansgebied de inventaris van kernmateriaal blijkt en de wijzigingen in die inventaris met inbegrip van materiaal dat in het betrokken gebied werd gebracht, respectievelijk dit heeft verlaten;

    g) voorzieningen ter verzekering van een juiste uitvoering van de boekhoudkundige procedures en -maatregelen;

    h) procedures voor het opstellen van rapporten voor de Organisatie overeenkomstig de artikelen 59 tot en met 65 en 67 tot en met 69.

    Artikel 33

    De waarborgen krachtens deze Overeenkomst zijn niet van toepassing op materiaal in ertswinning of -verwerking.

    Artikel 34

    a) Indien enig uranium- of thoriumhoudend materiaal dat het stadium van de splijtstofcyclus als beschreven onder c) nog niet heeft bereikt, direct of indirect wordt uitgevoerd naar een niet-kernwapenstaat die geen Partij is bij deze Overeenkomst, stelt de Gemeenschap de Organisatie van de hoeveelheid, samenstelling en bestemming van dit materiaal op de hoogte, tenzij het voor specifiek niet-nucleaire doeleinden wordt uitgevoerd.

    b) Indien enig uranium- of thoriumhoudend materiaal dat het stadium van de splijtstofcyclus als beschreven onder c) nog niet heeft bereikt, in de Staten wordt ingevoerd, stelt de Gemeenschap de Organisatie van de hoeveelheid en samenstelling van dit materiaal op de hoogte tenzij het voor specifiek niet-nucleaire doeleinden wordt ingevoerd.

    c) Indien enig kernmateriaal van een samenstelling en zuiverheidsgraad die het geschikt maken voor de vervaardiging van brandstof of voor isotopenverrijking, de fabriek of het processtadium waarin het is geproduceerd, verlaat, of indien dergelijk kernmateriaal of enig ander kernmateriaal dat in een later stadium van de splijtstofcyclus is geproduceerd, in de Staten wordt ingevoerd, dan is dergelijk materiaal aan de andere in deze Overeenkomst vermelde procedures voor de toepassing van waarborgen onderworpen.

    BEËINDIGING VAN WAARBORGEN

    Artikel 35

    a) Waarborgen krachtens deze Overeenkomst op kernmateriaal worden onder de in artikel 11 vermelde voorwaarden beëindigd. Wanneer aan de in dat artikel gestelde voorwaarden niet is voldaan, maar de Gemeenschap meent dat het terugwinnen van kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, uit restmateriaal vooralsnog onuitvoerbaar of onwenselijk is, plegen de Organisatie en de Gemeenschap overleg over de in dat geval toe te passen geëigende waarborgen.

    b) Waarborgen krachtens deze Overeenkomst op kernmateriaal worden onder de in artikel 13 vermelde voorwaarden beëindigd, indien de Organisatie en de Gemeenschap beide van oordeel zijn, dat dergelijk kernmateriaal praktisch niet teruggewonnen kan worden.

    VRIJSTELLING VAN WAARBORGEN

    Artikel 36

    Op verzoek van de Gemeenschap stelt de Organisatie de volgende kernmaterialen vrij van waarborgen krachtens deze Overeenkomst: a) bijzondere splijtstoffen, wanneer deze in de orde van grootte van een gram of minder aangewend worden als sensor in instrumenten;

    b) kernmateriaal, indien het wordt aangewend voor niet-nucleaire activiteiten overeenkomstig artikel 13, indien dergelijk materiaal kan worden teruggewonnen;

    c) plutonium dat meer dan 80 % plutonium 238 bevat.

    Artikel 37

    Op verzoek van de Gemeenschap stelt de Organisatie kernmateriaal dat anders aan de waarborgen krachtens deze Overeenkomst zou zijn onderworpen, van deze waarborgen vrij, mits de totale hoeveelheid kernmateriaal dat in de Staten volgens dit artikel wordt vrijgesteld, nooit meer bedraagt dan: a) in totaal één kilogram bijzondere splijtstoffen die kunnen bestaan uit één of meer van de volgende materialen: i) plutonium;

    ii) uranium met een verrijkingsgraad van 0,2 (20 %) en meer, waarbij voor de berekening het gewicht met de verrijkingsgraad wordt vermenigvuldigd;

    iii) uranium met een verrijkingsgraad van minder dan 0,2 (20 %), maar meer dan die van natuurlijk uranium, waarbij voor de berekening het gewicht met vijfmaal het kwadraat van de verrijkingsgraad wordt vermenigvuldigd;

    b) in totaal tien metrieke ton natuurlijk uranium en verarmd uranium met een verrijkingsgraad van meer dan 0,005 (0,5 %);

    c) twintig metrieke ton verarmd uranium met een verrijkingsgraad van 0,005 (0,5 %) of minder;

    d) twintig metrieke ton thorium;

    of grotere hoeveelheden welke door de Raad voor een uniforme toepassing nader kunnen worden vastgesteld.

    Artikel 38

    Indien vrijgesteld kernmateriaal te zamen met kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, moet worden verwerkt of opgeslagen, worden voorzieningen getroffen voor het opnieuw toepassen van deze waarborgen hierop.

    AANVULLENDE REGELINGEN

    Artikel 39

    De Gemeenschap stelt met de Organisatie Aanvullende Regelingen op, die op zodanig gedetailleerde wijze omschrijven hoe de in deze Overeenkomst neergelegde procedures moeten worden toegepast, als nodig is om de Organisatie in staat te stellen haar taken krachtens deze Overeenkomst op doeltreffende en doelmatige wijze te verrichten. De Aanvullende Regelingen kunnen in onderlinge overeenstemming tussen de Organisatie en de Gemeenschap worden uitgebreid of gewijzigd, zonder dat zulks tot wijziging van deze Overeenkomst leidt.

    Artikel 40

    De Aanvullende Regelingen worden gelijktijdig met, of zo spoedig mogelijk na, de inwerkingtreding van deze Overeenkomst van kracht. De Organisatie, de Gemeenschap en de Staten doen al het mogelijke om te bewerkstelligen dat deze Regelingen negentig dagen na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst van kracht worden ; deze termijn kan alleen in onderlinge overeenstemming tussen de Organisatie, de Gemeenschap en de Staten worden verlengd.

    De Gemeenschap verstrekt de Organisatie onverwijld de gegevens die vereist zijn voor het completeren van de Aanvullende Regelingen. Vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst heeft de Organisatie het recht de daarin vastgelegde procedures voor kernmateriaal dat is opgenomen in de in artikel 41 bedoelde inventaris, ten uitvoer te leggen, ook indien de Aanvullende Regelingen nog niet van kracht zijn geworden.

    INVENTARIS

    Artikel 41

    Op basis van het in artikel 62 bedoelde aanvangsrapport stelt de Organisatie een totaalinventaris op van alle kernmaterialen in de Staten die aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst onderworpen zijn, ongeacht de herkomst van dit materiaal, en houdt deze inventaris op basis van latere rapporten en van de resultaten van haar eigen verificatiewerkzaamheden bij. Afschriften van de inventaris worden met nader overeen te komen tussenpozen ter beschikking van de Gemeenschap gesteld.

    CONSTRUCTIEGEGEVENS

    Algemene bepalingen

    Artikel 42

    Krachtens artikel 8 worden, bij de bespreking van de Aanvullende Regelingen, door de Gemeenschap constructiegegevens van bestaande installaties aan de Organisatie verstrekt. De termijnen voor de verstrekking van constructiegegevens van nieuwe installaties worden vastgesteld in de Aanvullende Regelingen en deze gegevens worden zo spoedig mogelijk verstrekt, voordat kernmateriaal in een nieuwe installatie wordt gebracht.

    Artikel 43

    De constructiegegevens die aan de Organisatie dienen te worden verstrekt, omvatten voor elke installatie, voor zover toepasselijk: a) de aanduiding van de installatie, met vermelding van de algemene aard, doel, de nominale capaciteit en de geografische ligging van de installatie, alsmede de naam en het adres die moeten worden gebruikt voor normale zakelijke doeleinden;

    b) een beschrijving van de algemene opzet van de installatie met zo mogelijk vermelding van de vorm, plaats en stroom van kernmateriaal en van het globale ontwerp van belangrijke onderdelen van de uitrusting waarin kernmateriaal wordt gebruikt, geproduceerd of verwerkt; c) een beschrijving van die aspecten van de installatie die betrekking hebben op de materiaalboekhouding, de insluiting en het toezicht;

    d) een beschrijving van de bestaande en voorgestelde procedures in de installatie voor de boekhouding van en de controle op het kernmateriaal, met in het bijzonder vermelding van de materiaalbalansgebieden zoals deze door de exploitant zijn vastgesteld, metingen van de materiaalstroom en procedures voor het opmaken van de feitelijke inventaris.

    Artikel 44

    Voor elke installatie worden ook andere gegevens die van belang zijn voor de toepassing van de waarborgen krachtens deze Overeenkomst aan de Organisatie verstrekt, indien dit in de Aanvullende Regelingen is vastgelegd. De Gemeenschap verstrekt de Organisatie aanvullende gegevens betreffende de gezondheids- en veiligheidsprocedures die de Organisatie in acht dient te nemen en waaraan haar inspecteurs zich in de installaties dienen te houden.

    Artikel 45

    De Organisatie ontvangt van de Gemeenschap ter bestudering constructiegegevens met betrekking tot een wijziging die van belang is in verband met de waarborgen krachtens deze Overeenkomst, en wordt op de hoogte gesteld van elke wijziging in de gegevens die haar krachtens artikel 44 zijn verstrekt, en wel een zodanige tijd van tevoren dat de procedures voor de toepassing van de waarborgen, die krachtens deze Overeenkomst moeten worden gevolgd, indien nodig kunnen worden aangepast.

    Artikel 46

    Doel van de bestudering van de constructiegegevens

    De constructiegegevens die aan de Organisatie zijn verstrekt, worden voor de volgende doeleinden gebruikt: a) vaststelling van die kenmerken van installaties en kernmateriaal die van belang zijn voor de toepassing van waarborgen op kernmateriaal, zulks op voldoende gedetailleerde wijze om verificatie te vergemakkelijken;

    b) bepaling van materiaalbalansgebieden die voor de boekhouding krachtens deze Overeenkomst moeten worden gebruikt en het kiezen van die strategische punten die hoofdmeetpunten vormen en die worden gebruikt bij de bepaling van de stroom en de inventaris van kernmateriaal ; bij de bepaling van dergelijke materiaalbalansgebieden worden onder andere de volgende criteria gehanteerd: i) de omvang van het materiaalbalansgebied dient in verband te staan met de nauwkeurigheid waarmede de materiaalbalans kan worden opgemaakt;

    ii) bij de bepaling van het materiaalbalansgebied dienen alle mogelijkheden te worden benut om insluiting en toezicht te gebruiken ten einde bij te dragen tot de volledigheid van de metingen van de materiaalstroom en zodoende de toepassing van de waarborgen te vereenvoudigen en de metingen te concentreren op hoofdmeetpunten;

    iii) een speciaal materiaalbalansgebied kan op verzoek van de Gemeenschap of de betrokken Staat worden ingesteld rond een processtadium dat commercieel gevoelige gegevens bevat;

    c) vaststelling van het nominale tijdschema en de procedures voor het opmaken van de feitelijke inventaris van kernmateriaal voor de boekhouding krachtens deze Overeenkomst;

    d) vaststelling van de vereisten voor de boeken en de rapporten en van de procedures voor de beoordeling van de boeken;

    e) vaststelling van de vereisten en procedures voor de verificatie van de hoeveelheid en de plaats van kernmateriaal;

    f) keuze van de passende combinaties van methodes en technieken voor insluiting en toezicht en de strategische punten waar deze moeten worden toegepast.

    De resultaten van de bestudering van de constructiegegevens, zoals overeengekomen tussen de Organisatie en de Gemeenschap, worden in de Aanvullende Regelingen opgenomen.

    Artikel 47

    Hernieuwde bestudering van constructiegegevens

    Met het oog op wijziging van de werkzaamheden die krachtens artikel 46 worden uitgevoerd, worden constructiegegevens opnieuw in studie genomen in het licht van wijzigingen in de bedrijfsomstandigheden, van technologische ontwikkelingen op het gebied van waarborgen of van ervaring opgedaan bij de toepassing van verificatieprocedures.

    Artikel 48

    Verificatie van constructiegegevens

    In samenwerking met de Gemeenschap en de betrokken Staat kan de Organisatie inspecteurs zenden naar installaties ter verificatie van de constructiegegevens die aan de Organisatie krachtens de artikelen 42 tot en met 45 voor de in artikel 46 vermelde doeleinden zijn verstrekt.

    GEGEVENS BETREFFENDE KERNMATERIAAL BUITEN INSTALLATIES

    Artikel 49

    Wanneer kernmateriaal regelmatig buiten installaties wordt gebruikt, ontvangt de Organisatie van de Gemeenschap, in voorkomend geval, de volgende gegevens: a) een algemene beschrijving van het gebruik van het kernmateriaal, de plaats waar het zich bevindt, en naam en adres van de gebruiker die voor normale zakelijke doeleinden worden gebezigd;

    b) een algemene beschrijving van de bestaande en voorgestelde procedures voor boekhouding van en controle op het kernmateriaal, zoals nader uitgewerkt in de Aanvullende Regelingen.

    De Organisatie wordt te rechter tijd door de Gemeenschap op de hoogte gesteld van elke wijziging in de gegevens die haar krachtens dit artikel zijn verstrekt.

    Artikel 50

    De gegevens die aan de Organisatie op grond van artikel 49 zijn verstrekt, kunnen, voor zover van belang, worden gebruikt voor de in artikel 46, onder b) tot en met f), vermelde doeleinden.

    BOEKINGSSYSTEEM

    Algemene bepalingen

    Artikel 51

    De Gemeenschap draagt er zorg voor dat boeken worden bijgehouden voor elk materiaalbalansgebied. De bij te houden boeken worden beschreven in de Aanvullende Regelingen.

    Artikel 52

    De Gemeenschap treft de nodige maatregelen om bestudering van de boeken door inspecteurs van de Organisatie te vergemakkelijken, vooral indien deze niet in het Engels, Frans, Russisch of Spaans zijn gesteld.

    Artikel 53

    De boeken worden ten minste vijf jaar bewaard.

    Artikel 54

    De boeken bestaan, voor zover toepasselijk, uit: a) boekhoudkundige bescheiden over al het kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen;

    b) werkstaten van de installaties waarin dergelijk kernmateriaal aanwezig is.

    Artikel 55

    Het meetsysteem dat de grondslag vormt voor de boeken aan de hand waarvan de rapporten worden opgesteld, dient te beantwoorden aan de nieuwste internationale normen of hieraan kwalitatief gelijkwaardig te zijn.

    Boekhoudkundige bescheiden

    Artikel 56

    In de boekhoudkundige bescheiden wordt voor elk materiaalbalansgebied het volgende vermeld: a) alle wijzigingen in de inventaris, zodat de boekhoudkundige inventaris te allen tijde kan worden bepaald;

    b) alle meetresultaten aan de hand waarvan de feitelijke inventaris wordt vastgesteld;

    c) alle aanpassingen en correcties die zijn aangebracht met betrekking tot inventariswijzigingen, boekhoudkundige en feitelijke inventarissen.

    Artikel 57

    Ten aanzien van alle inventariswijzigingen en feitelijke inventarissen bevatten de boeken voor elke partij kernmateriaal de volgende gegevens : de aanduiding van het materiaal, de gegevens betreffende de partij en de basisgegevens. De boeken vermelden voor elke partij kernmateriaal de gegevens betreffende uranium, thorium en plutonium afzonderlijk. Ten aanzien van elke inventariswijziging wordt het tijdstip vermeld van de wijziging, alsmede, in voorkomend geval, het materiaalbalansgebied waaruit het materiaal wordt afgevoerd en het materiaalbalansgebied waar het materiaal wordt bijgeschreven of de ontvanger.

    Artikel 58

    Werkstaten

    In de werkstaten wordt, in voorkomend geval, voor elk materiaalbalansgebied het volgende vermeld: a) de bedrijfsgegevens die worden gebruikt om wijzigingen in de hoeveelheid en samenstelling van kernmateriaal te bepalen;

    b) de gegevens, verkregen bij het ijken van tanks en instrumenten en bij monsterneming en analyses, de procedures voor de kwaliteitscontrole van metingen en de daaruit afgeleide ramingen voor toevallige en systematische fouten;

    c) een beschrijving van de volgorde van de werkzaamheden voor het treffen van voorbereidingen voor en het opmaken van een feitelijke inventaris ten einde te verzekeren dat dit op juiste en volledige wijze geschiedt;

    d) een beschrijving van de stappen die worden ondernomen om de oorzaak en de omvang van elk toevallig of niet gemeten verlies na te gaan.

    RAPPORTAGESYSTEEM

    Algemene bepalingen

    Artikel 59

    De Gemeenschap legt de Organisatie de in de artikelen 60 tot en met 65 en 67 tot en met 69 nader omschreven rapporten voor over kernmateriaal dat aan de waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen.

    Artikel 60

    De rapporten worden opgesteld in het Engels, Frans, Russisch of Spaans, tenzij in de Aanvullende Regelingen anders is bepaald.

    Artikel 61

    De rapporten zijn gebaseerd op de boeken die worden bijgehouden overeenkomstig de artikelen 51 tot en met 58 en bestaan in voorkomend geval uit boekhoudrapporten en bijzondere rapporten.

    Boekhoudrapporten

    Artikel 62

    De Organisatie ontvangt van de Gemeenschap een aanvangsrapport inzake al het kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen. Het aanvangsrapport wordt binnen dertig dagen na de laatste dag van de maand waarin deze Overeenkomst van kracht wordt, verzonden en geeft de situatie op de laatste dag van die maand weer.

    Artikel 63

    De Gemeenschap verstrekt de Organisatie voor elk materiaalbalansgebied de volgende boekhoudrapporten: a) rapporten over inventariswijzigingen waaruit alle wijzigingen in de inventaris van kernmateriaal blijkt. De rapporten worden zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen de in de Aanvullende Regelingen vastgestelde termijnen verzonden;

    b) rapporten over de materiaalbalans, waaruit de materiaalbalans blijkt die is gebaseerd op een feitelijke inventaris van kernmateriaal dat daadwerkelijk in het materiaalbalansgebied aanwezig is. De rapporten worden zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen de in de Aanvullende Regelingen vastgestelde termijnen verzonden.

    De rapporten zijn gebaseerd op gegevens die op het tijdstip van de rapportage beschikbaar zijn en kunnen zo nodig later worden gecorrigeerd.

    Artikel 64

    In de rapporten over inventariswijzigingen worden de aanduiding en de gegevens betreffende de partij voor elke partij kernmateriaal vermeld, alsmede het tijdstip van de inventariswijziging en, in voorkomend geval, het materiaalbalansgebied waaruit het materiaal wordt afgevoerd en het materiaalbalansgebied waar het materiaal wordt bijgeschreven of de ontvanger. Deze rapporten gaan vergezeld van beknopte nota's, a) waarin de redenen van de inventariswijzigingen worden uiteengezet aan de hand van de bedrijfsgegevens als vervat in artikel 58, onder a), bedoelde werkstaten;

    b) waarin, zoals nader aangegeven in de Aanvullende Regelingen, het voorgenomen bedrijfsprogramma, met name het opmaken van de feitelijke inventaris, wordt beschreven.

    Artikel 65

    De Gemeenschap rapporteert elke inventariswijziging, aanpassing en correctie hetzij periodiek in de vorm van een geconsolideerde lijst, hetzij afzonderlijk. Inventariswijzigingen worden in partijen uitgedrukt gerapporteerd. Zoals nader aangegeven in de Aanvullende Regelingen kunnen kleine wijzigingen in de inventaris van kernmateriaal, zoals de overbrenging van analysemonsters, in een partij worden samengevoegd, en als één inventariswijziging worden gerapporteerd.

    Artikel 66

    De Organisatie verstrekt de Gemeenschap ten behoeve van belanghebbende partijen halfjaarlijkse verklaringen over de boekhoudkundige inventaris van kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, met betrekking tot ieder materiaalbalansgebied en op basis van de rapporten over inventariswijzigingen betreffende de periode die voor elk van deze verklaringen geldt.

    Artikel 67

    Tenzij door de Organisatie en de Gemeenschap anders wordt overeengekomen, bevatten de rapporten over de materiaalbalans de volgende gegevens: a) feitelijke aanvangsinventaris,

    b) inventariswijzigingen (eerst ingebrachte, dan afgevoerde hoeveelheden),

    c) boekhoudkundige slotinventaris,

    d) verschillen tussen verzender en ontvanger,

    e) aangepaste boekhoudkundige slotinventaris,

    f) feitelijke slotinventaris,

    g) niet-verantwoord materiaal.

    Een verklaring inzake de feitelijke inventaris, waarin alle partijen afzonderlijk zijn opgenomen en voor elke partij de aanduiding van het materiaal en de gegevens betreffende de partij zijn vermeld, wordt aan elk rapport over de materiaalbalans toegevoegd.

    Artikel 68

    Bijzondere rapporten

    De Gemeenschap stelt onverwijld bijzondere rapporten op: a) indien ten gevolge van enig ongebruikelijk voorval of ongebruikelijke omstandigheden bij de Gemeenschap het vermoeden rijst dat er een verlies van kernmateriaal plaats heeft gevonden of heeft kunnen vinden, in hoeveelheden die de voor dit doel in de Aanvullende Regelingen nader omschreven limieten overschrijden;

    b) indien de insluiting onverwacht zodanig is gewijzigd ten opzichte van die welke in de Aanvullende Regelingen nader is omschreven, dat ongemachtigd wegnemen van kernmateriaal mogelijk is geworden.

    Artikel 69

    Aanvulling en toelichting van rapporten

    Indien de Organisatie zulks verzoekt, geeft de Gemeenschap, voor zover van belang in verband met de waarborgen krachtens deze Overeenkomst, aanvullingen of toelichtingen op elk rapport.

    INSPECTIES

    Artikel 70

    Algemene bepalingen

    De Organisatie heeft het recht inspecties uit te voeren zoals bepaald in deze Overeenkomst.

    Doel van inspecties

    Artikel 71

    De Organisatie kan inspecties ad hoc uitvoeren ten einde: a) de gegevens vervat in het aanvangsrapport betreffende het kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, te verifiëren alsmede wijzigingen in de situatie, die zijn opgetreden tussen de datum van het aanvangsrapport en de datum waarop de Aanvullende Regelingen van kracht worden, vast te stellen en te verifiëren voor een bepaalde installatie;

    b) overeenkomstig de artikelen 93 en 96 de hoeveelheid en de samenstelling van kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, vast te stellen en zo mogelijk te verifiëren alvorens het wordt uitgevoerd uit of zodra het wordt ingevoerd in de Staten, met uitzondering van verzendingen binnen de Gemeenschap.

    Artikel 72

    De Organisatie kan routine-inspecties uitvoeren ten einde: a) te verifiëren of de rapporten overeenstemmen met de boeken;

    b) de plaats, aard, hoeveelheid en samenstelling van alle kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, te verifiëren;

    c) gegevens over de mogelijke oorzaken voor het bestaan van niet-verantwoord materiaal, verschillen tussen verzender en ontvanger, alsmede onzekerheden in de boekhoudkundige inventaris te verifiëren.

    Artikel 73

    Met inachtneming van de in artikel 77 vermelde procedures kan de Organisatie bijzondere inspecties uitvoeren: a) ten einde de gegevens vervat in bijzondere rapporten te verifiëren;

    b) of, indien de Organisatie van mening is dat de door de Gemeenschap verstrekte gegevens, met inbegrip van toelichtingen door de Gemeenschap, alsmede van gegevens die bij routine-inspecties zijn verkregen, voor haar niet afdoende zijn om haar taken krachtens deze Overeenkomst te vervullen.

    Een inspectie wordt geacht een bijzondere inspectie te zijn, wanneer het gaat om een aanvullende inspectie naast de routine-inspecties bedoeld in deze Overeenkomst en/of wanneer deze de toegang tot gegevens of plaatsen met zich meebrengt naast de toegang bedoeld in artikel 76 voor inspecties ad hoc en routine-inspecties.

    Draagwijdte van inspecties

    Artikel 74

    Voor de in de artikelen 71 tot en met 73 vermelde doeleinden kan de Organisatie: a) de boeken die worden bijgehouden krachtens de artikelen 51 tot en met 58, onderzoeken;

    b) onafhankelijke metingen verrichten van alle kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen;

    c) de werking en de ijking van instrumenten en andere meet- en controleapparatuur verifiëren;

    d) toezichts- en insluitingsmaatregelen toepassen en gebruiken;

    e) andere objectieve methoden waarvan de technische uitvoerbaarheid is gebleken, toepassen.

    Artikel 75

    In het kader van artikel 74 wordt de Organisatie in staat gesteld: a) waar te nemen dat monsters op hoofdmeetpunten voor de boekhouding van de materiaalbalans worden genomen overeenkomstig zodanige procedures dat representatieve monsters worden verkregen, de behandeling en analyse van de monsters waar te nemen en duplicaten van dergelijke monsters te verkrijgen;

    b) waar te nemen dat de metingen van kernmateriaal op hoofdmeetpunten voor de boekhouding van de materiaalbalans representatief zijn, en toe te zien op de ijking van de betrokken instrumenten en uitrusting;

    c) regelingen te treffen met de Gemeenschap en voor zover nodig met de betrokken Staat dat, indien noodzakelijk: i) aanvullende metingen worden verricht en aanvullende monsters worden genomen ten behoeve van de Organisatie,

    ii) de standaardanalysemonsters van de Organisatie worden geanalyseerd,

    iii) passende absolute standaarden worden gebruikt bij de ijking van instrumenten en andere uitrusting,

    iv) andere ijkingen plaatsvinden;

    d) het gebruik van haar eigen uitrusting voor onafhankelijke metingen en toezicht te regelen, en, indien overeengekomen en nader aangegeven in de Aanvullende Regelingen, het installeren van dergelijke uitrusting te regelen;

    e) haar zegels en andere identificatie- en verklikapparatuur bij insluitingen aan te brengen, indien overeengekomen en in de Aanvullende Regelingen nader aangegeven;

    f) regelingen te treffen met de Gemeenschap of de betrokken Staat voor de verzending van monsters, genomen ten behoeve van de Organisatie.

    Toegang voor inspecties

    Artikel 76

    a) Voor de in artikel 71, onder a), vermelde doeleinden en tot het tijdstip waarop de strategische punten in de Aanvullende Regelingen nader zijn aangegeven, hebben inspecteurs van de Organisatie toegang tot elke plaats waar volgens het aanvangsrapport of volgens enige inspectie die in verband daarmede is uitgevoerd, kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, aanwezig is.

    b) Voor de in artikel 71, onder b), vermelde doeleinden hebben de inspecteurs van de Organisatie toegang tot alle plaatsen waarvan de Organisatie overeenkomstig de artikelen 92, onder d) iii), of 95, onder d) iii), in kennis is gesteld.

    c) Voor de in artikel 72 vermelde doeleinden hebben de inspecteurs alleen toegang tot de in de Aanvullende Regelingen nader aangegeven strategische punten en tot de krachtens de artikelen 51 tot en met 58 bijgehouden boeken.

    d) Mocht de Gemeenschap concluderen dat ingevolge bijzondere omstandigheden de toegang door de Organisatie verder moet worden beperkt, dan treffen de Gemeenschap en de Organisatie onverwijld regelingen ten einde de Organisatie in staat te stellen zich van haar verantwoordelijkheden voor de toepassing van waarborgen in het licht van deze beperkingen te kwijten. De Directeur-generaal rapporteert al deze regelingen aan de Raad.

    Artikel 77

    In de omstandigheden die kunnen leiden tot bijzondere inspecties voor de in artikel 73 omschreven doeleinden, plegen de Gemeenschap en de Organisatie onmiddellijk overleg. Als resultaat van dit overleg kan de Organisatie: a) naast de routine-inspecties bedoeld in deze Overeenkomst andere inspecties uitvoeren;

    b) met instemming van de Gemeenschap toegang krijgen tot andere gegevens of plaatsen dan die vermeld in artikel 76. Elk geschil hierover wordt geregeld overeenkomstig de artikelen 21 en 22 ; indien handelend optreden door de Gemeenschap of een Staat, voor zover een der Partijen afzonderlijk is betrokken, absoluut noodzakelijk en dringend is, is artikel 18 van toepassing.

    Frequentie en intensiteit van routine-inspecties

    Artikel 78

    Aantal, intensiteit en duur van routine-inspecties worden, onder inachtneming van een zo goed mogelijk tijdschema, beperkt tot het minimum dat verenigbaar is met een doeltreffende toepassing van de in deze Overeenkomst bedoelde procedures betreffende waarborgen, terwijl een optimaal en zo economisch mogelijk gebruik moet worden gemaakt van de beschikbare inspectiemogelijkheden krachtens deze Overeenkomst.

    Artikel 79

    De Organisatie kan een routine-inspectie per jaar uitvoeren bij installaties en materiaalbalansgebieden buiten installaties, waarvan de inhoud of de jaarlijks verwerkte hoeveelheid aan kernmateriaal, afhankelijk van welke de grootste is, vijf kilogram effectief niet te boven gaat.

    Artikel 80

    Aantal, intensiteit, duur, tijdschema en wijze van routine-inspecties bij installaties met een inhoud of een jaarlijks verwerkte hoeveelheid aan kernmateriaal die vijf kilogram effectief te boven gaat, worden bepaald ervan uitgaande dat in het maximale of uiterste geval de inspectie niet intensiever is dan noodzakelijk en voldoende om de continuïteit van de kennis inzake de stroom en inventaris van kernmateriaal te handhaven, en waarbij het maximum aan routine-inspecties bij dergelijke installaties als volgt wordt bepaald: a) voor reactoren en verzegelde opslaginstallaties wordt het maximum aantal routine-inspecties per jaar bepaald door voor elke zodanige installatie één zesde manjaar inspectie toe te staan;

    >PIC FILE= "T0013872"> c) voor installaties die niet onder a) of b) vallen, wordt het maximum aantal routine-inspecties per jaar voor elke zodanige installatie bepaald door een derde manjaar inspectie, vermeerderd met 0,4 x E mandagen inspectie per jaar, waarbij E de inventaris of de jaarlijks verwerkte hoeveelheid aan kernmateriaal, afhankelijk van welke de grootste is, uitgedrukt in kilogrammen effectief, is.

    De Partijen bij deze Overeenkomst kunnen overeenkomen, de getallen voor het maximum aan inspecties als vastgelegd in dit artikel, te wijzigen indien de Raad heeft vastgesteld dat een dergelijke wijziging redelijk is.

    Artikel 81

    Met inachtneming van de artikelen 78 tot en met 80, houden de criteria die gehanteerd moeten worden bij de bepaling van het daadwerkelijk aantal, de intensiteit, de duur, het tijdschema en de wijze van routine-inspecties van elke installatie, het volgende in: a) de vorm van het kernmateriaal, in het bijzonder of het los kernmateriaal betreft dan wel of het is vervat in een aantal afzonderlijke eenheden ; de chemische samenstelling van het materiaal en, bij uranium, of het licht of hoog is verrijkt en de mate waarin het toegankelijk is;

    b) de doeltreffendheid van de waarborgen van de Gemeenschap, daaronder begrepen de mate waarin de exploitanten van installaties functioneel onafhankelijk zijn van de waarborgen van de Gemeenschap ; de mate waarin de in artikel 32 vermelde maatregelen door de Gemeenschap ten uitvoer zijn gelegd ; het tempo waarin de rapporten aan de Organisatie worden toegezonden ; de mate waarin deze met de zelfstandig door de Organisatie uitgevoerde verificatie overeenkomen en de hoeveelheid en de nauwkeurigheid van het niet-verantwoorde materiaal zoals dit door de Organisatie werd geverifieerd;

    c) de karakteristieken van de splijtstofcyclus in de Staten, in het bijzonder het aantal en type installaties met kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen ; die karakteristieken van dergelijke installaties die van belang zijn voor de toepassing van waarborgen krachtens deze Overeenkomst, en met name de mate van insluiting ; de mate waarin de constructie van dergelijke installaties de verificatie van de stroom en inventaris van het kernmateriaal vereenvoudigt en de mate waarin gegevens van verschillende materiaalbalansgebieden met elkaar kunnen worden gecorreleerd;

    d) internationale verwevenheid, in het bijzonder de mate waarin kernmateriaal wordt ontvangen uit of verzonden naar andere Staten voor gebruik of verwerking ; alle verificatieactiviteiten in dit verband door de Organisatie en de mate waarin nucleaire activiteiten in iedere Staat onderling verband houden met die in andere Staten;

    e) technische ontwikkeling op het gebied van waarborgen, met inbegrip van de toepassing van statistische technieken en willekeurige steekproeven met het oog op de beoordeling van de stroom van kernmateriaal.

    Artikel 82

    De Organisatie en de Gemeenschap plegen overleg indien laatstgenoemde van mening is dat de inspecties zich overmatig richten op bepaalde installaties.

    Aankondiging van inspecties

    Artikel 83

    De Organisatie doet de Gemeenschap en de betrokken Staten tevoren als volgt mededeling van de komst van inspecteurs van de Organisatie in installaties of materiaalbalansgebieden buiten installaties: a) voor inspecties ad hoc krachtens artikel 71, onder b), ten minste 24 uur van tevoren ; voor inspecties krachtens artikel 71, onder a), alsmede de werkzaamheden bedoeld in artikel 48, ten minste een week van tevoren;

    b) voor bijzondere inspecties krachtens artikel 73 zo spoedig mogelijk nadat de Organisatie en de Gemeenschap overeenkomstig artikel 77 overleg hebben gepleegd, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de kennisgeving van aankomst in de regel een onderdeel van dit overleg vormt;

    c) voor routine-inspecties krachtens artikel 72 ten minste 24 uur van tevoren bij installaties bedoeld in artikel 80, onder b), en bij verzegelde opslaginstallaties die plutonium of tot meer dan 5 % verrijkt uranium bevatten, en een week van tevoren in alle andere gevallen.

    In de aankondiging van inspecties worden de namen van de inspecteurs van de Organisatie, de te bezoeken installaties en materiaalbalansgebieden buiten installaties, alsmede de periode tijdens welke deze zullen worden bezocht, aangegeven. Indien de inspecteurs van de Organisatie van buiten de Staten moeten komen, kondigt de Organisatie van tevoren eveneens plaats en tijd waarop zij in de Staten aankomen, aan.

    Artikel 84

    Ongeacht het bepaalde in artikel 83, kan de Organisatie als een aanvullende maatregel, zonder voorafgaande mededeling, een deel van de routine-inspecties krachtens artikel 80 volgens het beginsel van de willekeurige steekproeven uitvoeren. Bij de uitvoering van onaangekondigde inspecties houdt de Organisatie volledig rekening met alle bedrijfsprogramma's die haar ingevolge artikel 64, onder b), zijn verstrekt. Voorts houdt de Organisatie, steeds wanneer mogelijk en op basis van het bedrijfsprogramma, de Gemeenschap en de betrokken Staat op gezette tijden van haar algemeen programma voor aangekondigde en onaangekondigde inspecties op de hoogte, waarbij de globale termijnen waarin inspecties zijn gepland, worden aangegeven. Bij de uitvoering van elke onaangekondigde inspectie doet de Organisatie al het mogelijke om alle praktische moeilijkheden voor de Gemeenschap en de betrokken Staat alsmede voor de exploitanten van de installaties tot een minimum te beperken, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de desbetreffende bepalingen van de artikelen 44 en 89. De Gemeenschap en de betrokken Staat doen evenzo al het mogelijke om de taak van de inspecteurs van de Organisatie te vergemakkelijken.

    Aanwijzing van inspecteurs van de Organisatie

    Artikel 85

    Bij de aanwijzing van inspecteurs van de Organisatie worden de volgende procedures toegepast: a) de Directeur-generaal deelt de Gemeenschap en de Staten schriftelijk mede de naam, hoedanigheden, nationaliteit, rang en verdere bijzonderheden die van belang kunnen zijn, van elke ambtenaar van de Organisatie die hij voorstelt voor de aanwijzing tot inspecteur van de Organisatie voor de Staten;

    b) de Gemeenschap deelt de Directeur-generaal binnen dertig dagen na ontvangst van een dergelijk voorstel mede of zij dit voorstel aanvaardt;

    c) de Directeur-generaal kan elke ambtenaar die door de Gemeenschap en de Staten is aanvaard, als inspecteur voor de Staten aanwijzen en stelt de Gemeenschap en de Staten van deze aanwijzing in kennis;

    d) op een desbetreffend verzoek van de Gemeenschap dan wel op zijn eigen initiatief doet de Directeur-generaal de Gemeenschap en de Staten onmiddellijk mededeling van iedere intrekking van de aanwijzing van een ambtenaar als inspecteur van de Organisatie voor de Staten.

    Voor inspecteurs van de Organisatie die benodigd zijn voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 48, en voor inspecties ad hoc krachtens artikel 71, onder a), wordt de aanwijzingsprocedure echter zo mogelijk binnen dertig dagen na inwerkingtreding van deze Overeenkomst voltooid. Indien een dergelijke aanwijzing binnen deze termijn onmogelijk blijkt, worden inspecteurs van de Organisatie die met deze werkzaamheden worden belast, op tijdelijke basis aangewezen.

    Artikel 86

    De Staten verlenen of verlengen zo snel mogelijk de vereiste visa voor elke inspecteur van de Organisatie, aangewezen overeenkomstig artikel 85.

    Gedragingen en bezoeken van inspecteurs van de Organisatie

    Artikel 87

    Inspecteurs van de Organisatie voeren bij de uitoefening van hun taken krachtens de artikelen 48 en 71 tot en met 75 hun werkzaamheden op zodanige wijze uit, dat belemmering of vertraging van de bouw, inbedrijfstelling of exploitatie van installaties of een aantasting van de veiligheid daarvan wordt vermeden. In het bijzonder bedienen inspecteurs van de Organisatie zelf geen enkele installatie noch geven zij het personeel van een installatie opdrachten daartoe. Indien inspecteurs van de Organisatie van mening zijn, dat op grond van de artikelen 74 en 75 bepaalde handelingen in een installatie door de exploitant moeten worden uitgevoerd, dienen zij een daartoe strekkend verzoek in.

    Artikel 88

    Indien inspecteurs van de Organisatie vragen om diensten die in een Staat kunnen worden verleend, met inbegrip van het gebruik van uitrusting, in verband met de uitvoering van inspecties, vergemakkelijken de betrokken Staat en de Gemeenschap het verlenen van dergelijke diensten en het gebruik van dergelijke uitrusting door inspecteurs van de Organisatie.

    Artikel 89

    De Gemeenschap en de betrokken Staten hebben het recht inspecteurs van de Organisatie te laten vergezellen door haar eigen inspecteurs, respectievelijk hun vertegenwoordigers, mits de inspecteurs van de Organisatie hierbij niet worden opgehouden of anderszins belemmerd in de uitvoering van hun taken.

    VERKLARING OVER DOOR DE ORGANISATIE UITGEVOERDE VERIFICATIEWERKZAAMHEDEN

    Artikel 90

    De Organisatie stelt de Gemeenschap ten behoeve van belanghebbende Partijen in kennis van: a) de resultaten van haar inspecties, zulks binnen nader in de Aanvullende Regelingen aan te geven periodes;

    b) de conclusies die zij uit haar verificatiewerkzaamheden heeft getrokken.

    INVOER IN OF UITVOER UIT DE STATEN

    Artikel 91

    Algemene bepalingen

    Kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is of dient te zijn onderworpen en dat wordt ingevoerd in of uitgevoerd uit de Staten, wordt in het kader van deze Overeenkomst onder de verantwoordelijkheden van de Gemeenschap en de betrokken Staat geacht te vallen, in geval van: a) invoer in de Staten vanaf het tijdstip dat deze verantwoordelijkheid niet meer berust bij de Staat waaruit het materiaal wordt uitgevoerd en niet later dan het tijdstip waarop het kernmateriaal zijn bestemming heeft bereikt;

    b) uitvoer uit de Staten tot het tijdstip waarop de verantwoordelijkheid overgaat op de Staat waarin het materiaal wordt ingevoerd en niet later dan het tijdstip waarop het kernmateriaal zijn bestemming heeft bereikt.

    Het punt waarop de verantwoordelijkheid overgaat, wordt vastgelegd in overeenstemming met passende regelingen te treffen tussen, enerzijds, de Gemeenschap en de betrokken Staat en, anderzijds, de Staat waarin het kernmateriaal wordt ingevoerd, of waaruit het wordt uitgevoerd. Noch de Gemeenschap, noch een Staat wordt geacht zodanige verantwoordelijkheid voor kernmateriaal te hebben uitsluitend op grond van het feit dat het kernmateriaal zich in doorvoer op of boven het grondgebied van een Staat bevindt, of dat het wordt vervoerd op een schip dat onder de vlag van een Staat vaart, dan wel in een luchtvaartuig van een Staat.

    Uitvoer uit de Staten

    Artikel 92

    a) De Gemeenschap licht de Organisatie van te voren in over enige voorgenomen uitvoer van kernmateriaal dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst is onderworpen, indien de zending één kilogram effectief te boven gaat, dan wel, waar het gaat om installaties die gewoonlijk belangrijke hoeveelheden naar dezelfde Staat uitvoeren in zendingen die elk één kilogram effectief niet te boven gaan, indien zulks in de Aanvullende Regelingen nader is aangegeven.

    b) Een dergelijke mededeling wordt aan de Organisatie gedaan na het sluiten van de contracten die leiden tot uitvoer en binnen de termijn vermeld in de Aanvullende Regelingen.

    c) De Organisatie en de Gemeenschap kunnen andere procedures voor voorafgaande mededeling overeenkomen.

    d) In de mededeling wordt het volgende vermeld: i) de aard en, zo mogelijk, de te verwachten hoeveelheid en de samenstelling van het uit te voeren kernmateriaal, alsmede het materiaalbalansgebied waaruit het afkomstig is;

    ii) de Staat waarvoor het kernmateriaal is bestemd;

    iii) de data waarop en de plaatsen waar het kernmateriaal voor verzending zal worden gereedgemaakt;

    iv) de vermoedelijke data van verzending en aankomst van het kernmateriaal;

    v) op welk punt tijdens het transport de ontvangende Staat in het kader van deze Overeenkomst de verantwoordelijkheid overneemt voor het kernmateriaal en de vermoedelijke datum waarop dit punt zal worden bereikt.

    Artikel 93

    De in artikel 92 bedoelde mededeling is zodanig dat de Organisatie, zo nodig, een inspectie ad hoc kan uitvoeren ten einde de hoeveelheid en samenstelling van het kernmateriaal te identificeren en zo mogelijk te verifiëren, alvorens het uit de Staten wordt uitgevoerd, met uitzondering van verzendingen binnen de Gemeenschap en ten einde het kernmateriaal dat gereed is voor verzending, te verzegelen, indien de Organisatie zulks wenst of de Gemeenschap zulks verzoekt. De uitvoer van het kernmateriaal mag echter in geen opzicht worden vertraagd door enige handeling die de Organisatie ingevolge een dergelijke mededeling verricht of overweegt.

    Artikel 94

    Indien kernmateriaal in de ontvangende Staat niet aan waarborgen van de Organisatie zal zijn onderworpen, draagt de Gemeenschap er zorg voor dat de Organisatie binnen drie maanden na het tijdstip waarop de ontvangende Staat de verantwoordelijkheid hiervoor aanvaardt, van de ontvangende Staat een bevestiging van de verzending ontvangt.

    Invoer in de Staten

    Artikel 95

    a) De Gemeenschap licht de Organisatie in over enige te verwachten invoer van kernmateriaal in de Staten, dat aan waarborgen krachtens deze Overeenkomst dient te worden onderworpen, indien de zending één kilogram effectief te boven gaat, dan wel, waar het gaat om installaties waarheen gewoonlijk belangrijke hoeveelheden vanuit dezelfde Staat worden verzonden in zendingen die elk één kilogram effectief niet te boven gaan, indien zulks in de Aanvullende Regelingen nader is aangegeven.

    b) De Organisatie wordt zo tijdig mogelijk, en in ieder geval binnen de termijnen gesteld in de Aanvullende Regelingen, op de hoogte gesteld van de te verwachten aankomst van het kernmateriaal.

    c) De Organisatie en de Gemeenschap kunnen andere procedures voor voorafgaande mededeling overeenkomen.

    d) In de mededeling wordt het volgende vermeld: i) de aard en, zo mogelijk, de verwachte hoeveelheid en de samenstelling van het kernmateriaal;

    ii) op welk punt tijdens het transport de Gemeenschap en de betrokken Staat in het kader van deze Overeenkomst verantwoordelijk zullen zijn voor het kernmateriaal en de vermoedelijke datum waarop dit punt zal worden bereikt;

    iii) de te verwachten datum van aankomst, de plaats waar en de datum waarop het in de bedoeling ligt het kernmateriaal uit te pakken.

    Artikel 96

    De mededeling bedoeld in artikel 95 is zodanig, dat de Organisatie, zo nodig, een inspectie ad hoc kan uitvoeren ten einde de hoeveelheid en samenstelling van het in de Staten ingevoerd kernmateriaal te identificeren en, zo mogelijk, te verifiëren op het moment waarop de zending wordt uitgepakt, zulks met uitzondering van verzendingen binnen de Gemeenschap. Het uitpakken mag echter niet worden vertraagd door enige handeling die de Organisatie ingevolge een dergelijke mededeling onderneemt of overweegt.

    Artikel 97

    Bijzondere rapporten

    De Gemeenschap stelt een bijzonder rapport als bedoeld in artikel 68 op, indien zij op grond van enig ongebruikelijk voorval of omstandigheid in de mening komt te verkeren, dat er tijdens de invoer in of de uitvoer uit de Staten verlies aan kernmateriaal is of kan zijn geweest, met inbegrip van het optreden van een aanzienlijke vertraging.

    DEFINITIES

    Artikel 98

    In het kader van deze Overeenkomst gelden de volgende definities: 1. A. Gemeenschap betekent zowel: a) de juridische persoon, in het leven geroepen door het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), die Partij is bij deze Overeenkomst, als

    b) het grondgebied waarop het Euratom-Verdrag van toepassing is.

    B. Staten betekent de niet-kernwapenstaten die Lid-Staat zijn van de Gemeenschap en Partij zijn bij deze Overeenkomst.

    2. A. Aanpassing betekent een in boekhoudkundige bescheiden of in een rapport vermelde post die een verschil tussen verzender of ontvanger, of niet-verantwoord materiaal aangeeft.

    B. Jaarlijks verwerkte hoeveelheid betekent, in het kader van de artikelen 79 en 80, de hoeveelheid kernmateriaal die jaarlijks een installatie die op nominaal vermogen werkt, verlaat.

    C. Partij betekent een hoeveelheid kernmateriaal welke voor boekhoudkundige doeleinden bij een hoofdmeetpunt als eenheid wordt behandeld en waarvan samenstelling en hoeveelheid in één set specificaties of metingen worden vastgelegd. Het kernmateriaal kan een losse vorm hebben of vervat zijn in een aantal afzonderlijke eenheden.

    D. Gegevens betreffende een partij betekent het totale gewicht van ieder element van kernmateriaal en, bij plutonium en uranium, in voorkomend geval, de samenstelling van de isotopen. De boekhoudkundige eenheden zijn: a) grammen aanwezig plutonium,

    b) grammen in totaal aanwezig uranium en grammen aanwezig uranium 235 vermeerderd met uranium 233 voor in deze isotopen verrijkt uranium,

    c) kilogrammen aanwezig thorium, natuurlijk uranium of verarmd uranium.

    Voor rapportage-doeleinden worden de gewichten van de afzonderlijke componenten van de partij opgesteld, alvorens tot de naast bij gelegen eenheid af te ronden.

    E. Boekhoudkundige inventaris van een materiaalbalansgebied betekent de algebraïsche som van de meest recente feitelijke inventaris van het betrokken materiaalbalansgebied en van alle inventariswijzigingen die zich hebben voorgedaan sinds deze feitelijke inventaris werd opgemaakt.

    F. Correctie betekent een in boekhoudkundige bescheiden of in een rapport vermelde post ter rectificatie van een vastgestelde fout of ter vermelding van een verbeterde meting van een eerder in de bescheiden of het rapport opgenomen hoeveelheid. Iedere correctie moet de post waarop zij betrekking heeft, aangeven.

    G. Kilogram effectief betekent een speciale eenheid die wordt gebruikt bij de toepassing van waarborgen op kernmateriaal. De hoeveelheid uitgedrukt in kilogrammen effectief wordt verkregen door: a) bij plutonium het gewicht in kilogrammen te nemen,

    b) bij uranium met een verrijkingsgraad van 0,01 (1 %) en meer, het gewicht in kilogrammen te nemen, vermenigvuldigd met het kwadraat van de verrijkingsgraad,

    c) bij uranium met een verrijkingsgraad van minder dan 0,01 (1 %) en meer dan 0,005 (0,5 %), het gewicht in kilogrammen te nemen, vermenigvuldigd met 0,0001,

    d) bij verarmd uranium met een verrijkingsgraad van 0,005 (0,5 %) of minder en bij thorium, het gewicht in kilogrammen te nemen, vermenigvuldigd met 0,00005.

    H. Verrijkingsgraad betekent de verhouding tussen het totale gewicht aan de isotopen uranium-233 plus uranium-235 en het totaal gewicht van het betrokken uranium.

    I. Installatie betekent: a) een reactor, een kritische installatie, een omzettingsinstallatie, een splijtstoffabriek, een opwerkingsfabriek, een isotopenscheidingsfabriek of een afzonderlijke opslaginstallatie,

    b) elke plaats waar gewoonlijk kernmateriaal in hoeveelheden van meer dan één kilogram effectief wordt gebruikt.

    J. Inventariswijziging betekent een toe- of afname, uitgedrukt in partijen, van de hoeveelheid kernmateriaal in een materiaalbalansgebied ; een dergelijke wijziging doet zich voor in een van de volgende gevallen: a) Toename: i) invoer;

    ii) interne aanvoer : aanvoer binnen de Staten : uit andere materiaalbalansgebieden ; uit niet aan waarborgen onderworpen (niet-vreedzame) activiteiten ; vanaf het punt waar de toepassing van waarborgen begint;

    iii) produktie van kernmateriaal : produktie van bijzondere splijtstoffen in een reactor;

    iv) opheffing van vrijstelling : hernieuwde toepassing van waarborgen op kernmateriaal dat daarvan tevoren was vrijgesteld op grond van het gebruik dat van dat materiaal werd gemaakt, dan wel op grond van de hoeveelheid daarvan.

    b) Afname: i) uitvoer;

    ii) interne verzending : verzending binnen de Staten : naar andere materiaalbalansgebieden of naar niet aan waarborgen onderworpen (niet-vreedzame) activiteiten;

    iii) verliezen aan kernmateriaal : verliezen aan kernmateriaal door omzetting daarvan in ander(e) element(en) of isoto(o)p(en) ten gevolge van kernreacties;

    iv) gemeten afgeschreven materiaal : kernmateriaal waarvan de hoeveelheid is gemeten of op basis van metingen is geschat, en dat op zodanige wijze is afgevoerd, dat het niet langer bruikbaar is voor nucleair gebruik;

    v) opgeslagen afval : kernmateriaal, gevormd bij het verwerken of bij een bedrijfsongeval, dat voorlopig niet-terugwinbaar wordt geacht maar wordt opgeslagen; vi) vrijstelling : vrijstelling van de toepassing van waarborgen op kernmateriaal op grond van het gebruik dat van dat materiaal wordt gemaakt, dan wel op grond van de hoeveelheid daarvan;

    vii) overige verliezen : bij voorbeeld verlies bij ongevallen (dat wil zeggen een nietterugwinbaar en onopzettelijk verlies van kernmateriaal tengevolge van een bedrijfsongeval) of diefstal.

    K. Hoofdmeetpunt betekent een plaats waar kernmateriaal in zodanige vorm aanwezig is dat het kan worden gemeten ten einde de materiaalstroom of inventaris te bepalen. Onder de hoofdmeetpunten vallen derhalve, maar niet uitsluitend, het punt van ingang en van uitgang (met inbegrip van het gemeten afgeschreven materiaal) en opslagplaatsen in materiaalbalansgebieden.

    L. Manjaar inspectie betekent, in de zin van artikel 80, 300 mandagen inspectie, waarbij een mandag overeenkomt met een dag gedurende welke één inspecteur te allen tijde toegang heeft tot een installatie gedurende in totaal niet meer dan 8 uur.

    M. Materiaalbalansgebied betekent een gebied binnen of buiten een installatie waar: a) de hoeveelheid kernmateriaal bij iedere overbrenging naar of vanuit elk materiaalbalansgebied kan worden vastgesteld,

    b) de feitelijke inventaris van kernmateriaal in elk materiaalbalansgebied zo nodig kan worden bepaald overeenkomstig nader omschreven procedures,

    opdat de materiaalbalans met het oog op de waarborgen van de Organisatie kan worden opgesteld.

    N. Niet-verantwoord materiaal betekent het verschil tussen de boekhoudkundige en de feitelijke inventaris.

    O. Kernmateriaal is elk basismateriaal of bijzondere splijtstof zoals omschreven in artikel XX van het Statuut. De term "basismateriaal" wordt niet uitgelegd als zijnde van toepassing op ertsen of residuen van ertsen. Elk besluit van de Raad krachtens artikel XX van het Statuut, genomen na het van kracht worden van deze Overeenkomst, en waardoor materialen worden toegevoegd aan die welke als basismaterialen of bijzondere splijtstoffen worden beschouwd, wordt krachtens deze Overeenkomst slechts dan van kracht na aanvaarding door de Gemeenschap en de Staten.

    P. Feitelijke inventaris betekent de som van de - overeenkomstig nader omschreven procedures - gemeten of afgeleide ramingen van de hoeveelheden kernmateriaal in partijen, voorhanden op een gegeven tijdstip binnen een materiaalbalansgebied.

    Q. Verschillen tussen verzender en ontvanger betekent het verschil tussen de hoeveelheid kernmateriaal in een partij als opgegeven door het verzendende materiaalbalansgebied en als gemeten bij het ontvangende materiaalbalansgebied.

    R. Basisgegevens betekent de gegevens welke gedurende de meting of ijking worden opgetekend of worden gebruikt voor de afleiding van empirische relaties, waardoor kernmateriaal wordt geïdentificeerd en de gegevens betreffende de partij worden verschaft. Basisgegevens kunnen bij voorbeeld omvatten het gewicht van verbindingen, omzettingsfactoren ter bepaling van het gewicht van elementen, soortelijk gewicht, de concentratie van elementen, isotopenverhoudingen, verhouding tussen volume en manometerindicatie en de relatie tussen geproduceerd plutonium en opgewekte energie.

    S. Strategisch punt betekent een bij de bestudering van constructiegegevens gekozen plaats waar, onder normale omstandigheden en in combinatie met de gegevens van alle strategische punten te zamen, de gegevens, nodig en voldoende voor de toepassing van de waarborgen, worden verkregen en geverifieerd ; onder een strategisch punt kan elke plaats vallen waar hoofdmetingen voor de boekhouding van de materiaalbalans worden verricht en waar maatregelen in het kader van de insluiting en het toezicht worden uitgevoerd.

    PROTOCOL

    Artikel 1

    Dit Protocol werkt een aantal bepalingen van de Overeenkomst uit en geeft in het bijzonder nader de voorwaarden en middelen aan volgens welke de samenwerking bij de toepassing van de in de Overeenkomst neergelegde waarborgen op zodanige wijze geschiedt, dat wordt vermeden dat de toepassing van waarborgen door de Gemeenschap onnodig wordt gedoubleerd.

    Artikel 2

    De Gemeenschap verzamelt op basis van de overeengekomen, aan de Aanvullende Regelingen gehechte, indicatieve vragenlijst de gegevens over installaties en kernmateriaal buiten de installaties die krachtens de Overeenkomst aan de Organisatie moeten worden verstrekt.

    Artikel 3

    De Organisatie en de Gemeenschap bestuderen gezamenlijk de in artikel 46, onder a) tot en met f), van de Overeenkomst bedoelde constructiegegevens en nemen de resultaten daarvan, voor zover daarover overeenstemming bestaat, in de Aanvullende Regelingen op. De verificatie van de in artikel 48 van de Overeenkomst bedoelde constructiegegevens wordt door de Organisatie in samenwerking met de Gemeenschap uitgevoerd.

    Artikel 4

    Wanneer de Gemeenschap aan de Organisatie de in artikel 2 van dit Protocol bedoelde gegevens verstrekt, verschaft zij haar tevens gegevens over de inspectiemethodes die zij denkt toe te passen en de volledige voorstellen, met inbegrip van ramingen van de inspectie-inspanning voor routine inspectie-activiteiten, voor opneming in de aan de Aanvullende Regelingen te hechten Aanhangsels voor installaties en materiaalbalansgebieden buiten installaties.

    Artikel 5

    De opstelling van de Aanhangsels bij de Aanvullende Regelingen geschiedt gezamenlijk door de Gemeenschap en de Organisatie.

    Artikel 6

    De Gemeenschap verzamelt de rapporten van de exploitanten, houdt een centrale boekhouding bij op basis van deze rapporten en gaat over tot de technische en boekhoudkundige controle en analyse van de ontvangen gegevens.

    Artikel 7

    Na voltooiing van de in artikel 6 van dit Protocol bedoelde taken stelt de Gemeenschap maandelijks rapporten over de inventariswijzigingen op en verstrekt zij deze binnen de in de Aanvullende Regelingen vastgestelde termijnen aan de Organisatie.

    Artikel 8

    Voorts verstrekt de Gemeenschap aan de Organisatie de materiaalbalansrapporten en de feitelijke inventarislijsten, zulks met een frequentie die afhangt van de in de Aanvullende Regelingen vastgestelde frequentie waarmee de feitelijke inventarissen worden opgemaakt.

    Artikel 9

    Vorm en formaat van de in artikel 7 en 8 van dit Protocol bedoelde rapporten, zoals deze in onderling overleg tussen de Organisatie en de Gemeenschap worden vastgesteld, worden in de Aanvullende Regelingen neergelegd.

    Artikel 10

    De voor het doel van de Overeenkomst uitgevoerde activiteiten van de Gemeenschap en de Organisatie met betrekking tot routine-inspecties, met inbegrip van de in artikel 84 van de Overeenkomst bedoelde inspecties, worden gecoördineerd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 23 van dit Protocol.

    Artikel 11

    Onder voorbehoud van de artikelen 79 en 80 van de Overeenkomst wordt bij de vaststelling van het werkelijke aantal, de intensiteit, de duur, het tijdschema en de wijze van de door de Organisatie bij elke installatie uit te voeren inspecties overeenkomstig het bepaalde in dit Protocol rekening gehouden met de inspectie-inspanning die door de Gemeenschap in het kader van haar multinationaal waarborgensysteem wordt verricht.

    Artikel 12

    De inspectie-inspanning krachtens de Overeenkomst wordt voor elke installatie vastgesteld op basis van de in artikel 81 van de Overeenkomst neergelegde criteria. Deze criteria worden toegepast door gebruik te maken van de in de Aanvullende Regelingen neergelegde regels en methoden, die zijn gebruikt voor de berekening van de inspectie-inspanning ten aanzien van bepaalde aan de Aanvullende Regelingen gehechte voorbeelden. Deze regels en methoden worden van tijd tot tijd overeenkomstig artikel 7 van de Overeenkomst opnieuw bezien ten einde rekening te houden met eventuele nieuwe technologische ontwikkelingen op het gebied van waarborgen en met de opgedane ervaring.

    Artikel 13

    De inspectie-inspanning, krachtens de Overeenkomst, uitgedrukt in overeengekomen ramingen van de daadwerkelijk uit te voeren inspectie-inspanningen, worden in de Aanvullende Regelingen neergelegd te zamen met de nodige beschrijvingen van de wijze waarop de verificatie wordt verricht en de doeleinden van inspecties die door de Gemeenschap en de Organisatie dienen te worden uitgevoerd. Deze inspectie-inspanning vormt onder normale bedrijfsomstandigheden en onder de hieronder vermelde voorwaarden de daadwerkelijke maximale inspectie-inspanning krachtens de Overeenkomst bij de installatie: a) zolang de in artikel 32 van de Overeenkomst bedoelde gegevens over waarborgen van de Gemeenschap, zoals neergelegd in de Aanvullende Regelingen, geldend zijn;

    b) zolang de gegevens, die overeenkomstig artikel 2 van dit Protocol aan de Organisatie zijn voorgelegd, geldend zijn;

    c) zolang de Gemeenschap de in de artikelen 60 en 61, 63 t/m 65 en 67 t/m 69 van de Overeenkomst bedoelde rapporten blijft overleggen zoals nader in de Aanvullende Regelingen is vastgesteld;

    d) zolang de afspraken met betrekking tot de coördinatie van inspecties, zoals neergelegd in de artikelen 10 t/m 23 van dit Protocol en nader uitgewerkt in de Aanvullende Regelingen, worden uitgevoerd;

    e) zolang de Gemeenschap haar inspectiewerkzaamheden overeenkomstig dit artikel en zoals nader is vastgesteld in de Aanvullende Regelingen bij de installatie verricht.

    Artikel 14

    a) Onder voorbehoud van de in artikel 13 van dit Protocol neergelegde voorwaarden worden de inspecties van de Organisatie gelijktijdig met de inspectiewerkzaamheden van de Gemeenschap verricht. Inspecteurs van de Organisatie zijn bij de uitvoering van sommige inspecties van de Gemeenschap aanwezig.

    b) Onder voorbehoud van het bepaalde onder a) komen de inspecteurs van de Organisatie, steeds wanneer de Organisatie de doelstellingen van haar routine-inspecties zoals neergelegd in de Overeenkomst aldus kan verwezenlijken, het bepaalde in de artikelen 74 en 75 van de Overeenkomst na door observatie van de inspectiewerkzaamheden van de inspecteurs van de Gemeenschap, echter onder voorwaarde dat: i) inspectiewerkzaamheden, door inspecteurs van de Organisatie op andere wijze uit te voeren dan door observatie van de inspectiewerkzaamheden van inspecteurs van de Gemeenschap, en waarvan de uitvoering valt te voorzien, in de Aanvullende Regelingen nader worden geregeld;

    ii) inspecteurs van de Organisatie, wanneer zij zulks noodzakelijk en dringend achten, tijdens een inspectie, inspectiewerkzaamheden kunnen uitvoeren op andere wijze dan door observatie van de inspectiewerkzaamheden van de inspecteurs van de Gemeenschap, indien de Organisatie niet op andere wijze de doelstellingen van haar routine-inspecties zou kunnen verwezenlijken en dit niet was te voorzien.

    Artikel 15

    Het algemene tijdschema en de planning van de door de Gemeenschap uit te voeren inspecties krachtens de Overeenkomst worden door de Gemeenschap in samenwerking met de Organisatie vastgesteld.

    Artikel 16

    Regelingen met betrekking tot de aanwezigheid van inspecteurs van de Organisatie bij de uitvoering van sommige inspecties van de Gemeenschap worden tevoren door de Organisatie en de Gemeenschap overeengekomen voor elk type installatie en, voor zover noodzakelijk, voor elke installatie.

    Artikel 17

    Ten einde de Organisatie in staat te stellen om op grond van eisen voor monsterneming voor statistische doeleinden te besluiten of zij bij een bepaalde inspectie van de Gemeenschap aanwezig zal zijn, verstrekt de Gemeenschap de Organisatie tevoren een verklaring betreffende de aantallen, typen en inhoud van de te inspecteren objecten overeenkomstig de gegevens die door de exploitant van de installatie aan de Gemeenschap zijn verstrekt.

    Artikel 18

    Technische procedures voor elk type installatie in het algemeen en, voor zover noodzakelijk, voor elke installatie afzonderlijk, worden tevoren door de Organisatie en de Gemeenschap overeengekomen, in het bijzonder voor wat betreft: a) de bepaling van technieken voor willekeurige keuze van monsters voor statistische doeleinden;

    b) het controleren en identificeren van standaarden.

    Artikel 19

    De coördinatieregelingen voor elk type installatie, vermeld in de Aanvullende Regelingen, dienen als basis voor de coördinatieregelingen die in elk Aanhangsel betreffende een installatie nader worden vastgesteld.

    Artikel 20

    De afzonderlijke coördinatiemaatregelen voor onderwerpen die in de Aanhangsels betreffende installaties krachtens artikel 19 van dit Protocol zijn vermeld, worden in onderling overleg tussen de voor dat doel door de Gemeenschap en de Organisaties aangewezen ambtenaren vastgesteld.

    Artikel 21

    De Gemeenschap legt de Organisatie haar werkdocumenten over van de inspecties waarbij inspecteurs van de Organisatie aanwezig waren, alsmede inspectierapporten van alle andere door de Gemeenschap in het kader van de Overeenkomst uitgevoerde inspecties.

    Artikel 22

    De voor de Organisatie bestemde monsters van kernmateriaal worden genomen uit dezelfde willekeurig gekozen partijen of objecten als die voor de Gemeenschap en worden gelijktijdig met die voor de Gemeenschap genomen, tenzij het in stand houden van of verlagen tot de laagste in de praktijk mogelijke inspectie-inspanning van de Organisatie het nodig maakt dat de Organisatie zelfstandig monsters neemt zoals van te voren overeengekomen en nader uitgewerkt in de Aanvullende Regelingen.

    Artikel 23

    De frequenties waarmede exploitanten van installaties de feitelijke inventarissen dienen op te maken die voor de toepassing van waarborgen dienen te worden geverifieerd, zullen in overeenstemming zijn met die welke als richtlijnen in de Aanvullende Regelingen zijn neergelegd. Indien aanvullende activiteiten krachtens de Overeenkomst met betrekking tot feitelijke inventarissen van wezenlijk belang worden geacht, zullen deze in het krachtens artikel 25 van dit Protocol ingestelde Liaisoncomité worden besproken en overeengekomen alvorens zij ten uitvoer worden gelegd.

    Artikel 24

    Steeds wanneer de Organisatie de doeleinden van haar inspecties ad hoc, zoals neergelegd in de Overeenkomst, kan verwezenlijken door observatie van de inspectiewerkzaamheden van inspecteurs van de Gemeenschap, doet zij zulks.

    Artikel 25

    a) Ter vereenvoudiging van de toepassing van de Overeenkomst en van dit Protocol wordt een Liaisoncomité opgericht, dat is samengesteld uit Vertegenwoordigers van de Gemeenschap en van de Organisatie.

    b) Het Comité komt ten minste éénmaal per jaar bijeen: i) in het bijzonder ter bespreking van de uitvoering van de in dit Protocol bedoelde coördinatieregelingen, met inbegrip van onderling vastgestelde ramingen voor de inspectie-inspanning;

    ii) ter bestudering van de ontwikkeling van methoden en technieken voor de toepassing van waarborgen;

    iii) om overleg te plegen over alle vraagstukken die tijdens periodieke vergaderingen, bedoeld onder c), naar dit Comité zijn verwezen.

    c) Het Comité komt regelmatig op lager niveau bijeen, ten einde in het bijzonder en voor zover noodzakelijk de uitvoering van de in dit Protocol bedoelde coördinatieregelingen voor afzonderlijke installaties te bespreken, met inbegrip van de aanpassing, in het licht van de ontwikkelingen op technisch en operationeel gebied, van de in onderling overleg geraamde inspectie-inspanning op grond van wijzigingen in de verwerkte hoeveelheid materiaal, inventaris en bedrijfsprogramma's van installaties en de toepassing van inspectieprocedures bij verschillende soorten werkzaamheden met betrekking tot routine-inspecties, alsmede in het algemeen de eisen van monsterneming voor statistische doeleinden. Vraagstukken die niet kunnen worden geregeld, worden verwezen naar de vergaderingen bedoeld onder b).

    d) Behoudens de gevallen waarin dringende maatregelen krachtens de overeenkomst nodig mochten blijken, komt het Comité, indien zich problemen voordoen bij de toepassing van artikel 13 van dit Protocol, in het bijzonder indien de Organisatie van mening mocht zijn dat aan de daarin neergelegde voorwaarden niet is voldaan, zo spoedig mogelijk op het gepaste niveau bijeen ten einde de situatie te beoordelen en de te nemen maatregelen te bespreken. Indien voor een probleem geen oplossing kan worden gevonden, kan het Comité passende voorstellen aan de Partijen doen, in het bijzonder met het oog op wijziging van ramingen van de inspectie-inspanning bij werkzaamheden met betrekking tot routine-inspecties.

    e) Het Comité werkt zonodig voorstellen uit met betrekking tot vraagstukken die de goedkeuring van de Partijen behoeven.

    Top