EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022IE3665

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over duurzame recycling, gebruik van secundaire grondstoffen en rechtvaardige transitie in de Europese ferro- en nonferrometaalindustrie (initiatiefadvies)

EESC 2022/03665

PB C 140 van 21.4.2023, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.4.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/1


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over duurzame recycling, gebruik van secundaire grondstoffen en rechtvaardige transitie in de Europese ferro- en nonferrometaalindustrie

(initiatiefadvies)

(2023/C 140/01)

Rapporteur:

Anastasis YIAPANIS

Corapporteur:

Michal PINTÉR

Besluit van de voltallige vergadering

20.1.2022

Rechtsgrondslag

Artikel 52, lid 2, van het reglement van orde

 

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Adviescommissie Industriële Reconversie

Goedkeuring door de afdeling

9.12.2022

Goedkeuring door de voltallige vergadering

24.1.2023

Zitting nr.

575

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

183/0/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC stelt vast dat het gebrek aan hoogwaardige secundaire grondstoffen en de niet-concurrerende prijzen een groter gebruik van secundaire grondstoffen in de weg staan, en dringt aan op passende beleidsmaatregelen en financieringsmogelijkheden om nieuwe recyclinginstallaties te bouwen en bestaande installaties technologisch te verbeteren. Het EESC is van mening dat er belastingvoordelen en fiscale stimulansen moeten komen voor nieuwe circulaire bedrijfsmodellen in de hele waardeketen voor de recycling van materiaal, met bijzondere aandacht voor de belangrijke rol die kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en start-ups spelen in het overgangstraject.

1.2.

Met het oog op de vervanging van kritieke grondstoffen, de vermindering van het hulpbronnenverbruik, een hogere productefficiëntie en de verbetering van de monitoring, het risicobeheer en de governance van de EU op het gebied van kritieke grondstoffen, pleit het EESC voor aanvullend beleid ter ondersteuning en financiering van onderzoek en ontwikkeling (O & O).

1.3.

De oprichting van de wereldwijde alliantie voor een circulaire economie en hulpbronnenefficiëntie (Gacere) (1) in februari 2021 wordt door het EESC toegejuicht. Het lidmaatschap van deze organisatie zou moeten worden uitgebreid.

1.4.

Er zijn in alle lidstaten gerichtere beleidsmaatregelen en overheidsinvesteringen nodig om duurzame ontwikkeling en een rechtvaardige transitie te bevorderen.

1.5.

Het EESC benadrukt dat er steeds meer vraag is naar werknemers die gespecialiseerd zijn in recycling, het ontwerpen en vervaardigen van producten met een langere levensduur, afvalbeheer en geavanceerde sortering. Voor de sociale partners en maatschappelijke organisaties uit het bedrijfsleven is een uiterst belangrijke rol weggelegd bij de uitvoering van en het toezicht op het mechanisme voor een rechtvaardige transitie. Het EESC pleit voor een intensievere dialoog en nauwere samenwerking tussen de Europese en nationale overheden en de belanghebbenden uit het bedrijfsleven.

1.6.

In de kaderrichtlijn afvalstoffen zouden de criteria voor de verwezenlijking van de ambitieuze doelstellingen van de Europese Green Deal (EGD) en het actieplan voor de circulaire economie moeten worden vastgesteld. Vervolgens zouden deze criteria binnen de EU moeten worden geharmoniseerd.

1.7.

De uitvoer van afvalstoffen mag alleen worden toegestaan wanneer de sociale en milieunormen in het land van bestemming volledig worden nageleefd en er betrouwbare en doeltreffende auditprocedures bestaan waarbij de sociale partners en de relevante ngo’s worden betrokken. Het EESC dringt aan op strikt toezicht op indelingskwesties en op de invoering van passende en doeltreffende vrijwaringsprocedures om de uitvoer op te schorten indien niet aan de vereiste voorwaarden wordt voldaan. Voorts verzoekt het EESC het Parlement en de Raad om dezelfde strenge criteria inzake milieuverbintenissen toe te passen op afvalstoffen, ongeacht of deze naar OESO- of niet-OESO-landen worden uitgevoerd.

1.8.

Het EESC wijst op het probleem van de illegale uitvoer van schroot uit Europa en de verdachte wederinvoer van buiten de EU vervaardigde goederen en dringt aan op strengere grenscontroles.

1.9.

Snellere procedures voor intern vervoerde afvalstoffen zullen volgens het EESC leiden tot een grotere circulariteit van ferro- en non-ferromaterialen, waardoor de prijs daarvan concurrerender wordt en de bijbehorende broeikasgasemissies worden teruggedrongen.

1.10.

Aangezien de recyclebaarheid van producten cruciaal is voor het vergroten van de circulariteit en de beschikbaarheid van hoogwaardige secundaire grondstoffen, dringt het EESC erop aan dat het gebruik van recyclebare grondstoffen en bijproducten wordt erkend in de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten (ESPR). Daarnaast wordt het voor het concurrentievermogen van de Europese industrie steeds belangrijker om de levensduur van producten te verlengen.

1.11.

Door de invoering van minimumeisen inzake milieuduurzaamheid en sociale aspecten in de bouwproductenverordening, in combinatie met etikettering en marktprikkels, zal er volgens het EESC een gelijk speelveld voor duurzame producten ontstaan.

1.12.

De betrokkenheid van deskundigen uit het bedrijfsleven en andere relevante belanghebbenden is essentieel om ervoor te zorgen dat de beginselen van circulariteit op alle niveaus van het productontwerp worden toegepast. Daarnaast is het EESC van mening dat er meer in O & O en publiek-private partnerschappen moet worden geïnvesteerd en dat daarvoor financiële steun moet worden verleend.

1.13.

Het EESC is van mening dat groene overheidsopdrachten een essentiële rol spelen bij het versnellen van de invoering van modellen voor de circulaire economie en het bevorderen van duurzaamheid, en is ervan overtuigd dat de geharmoniseerde EU-normering van bouwproducten een coherent kader zal bieden en versnippering tussen de lidstaten zal verminderen.

1.14.

Het is een goede zaak dat de Europese Commissie voornemens is een reeks wetgevingsvoorstellen in te dienen om de repareerbaar- en recyclebaarheid van producten te verbeteren, de levenscyclus van producten te verlengen, energie-etikettering in te voeren en reparatiediensten ter beschikking van de consument te stellen.

1.15.

Het EESC vindt dat de recyclebaarheid van verpakkingsmaterialen in aanmerking moet worden genomen in regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid waarbij gebruik wordt gemaakt van ecologisch gemoduleerde heffingen.

2.   Inleidende opmerkingen

2.1.

De Europese Commissie heeft in haar mededeling “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa” (2) benadrukt dat energie-intensieve industrieën onmisbaar zijn voor de Europese economie en dat zij moeten worden ondersteund om nieuwe markten tot stand te brengen voor klimaatneutrale en circulaire producten, zoals staal. Ook merkte de Commissie op dat de transitie van de EU naar klimaatneutraliteit de huidige afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zou kunnen veranderen in een afhankelijkheid van grondstoffen uit derde landen.

2.2.

De COVID-19-pandemie heeft duidelijk aangetoond dat de Europese toeleveringsketen kwetsbaar is en dat Europa afhankelijk is van derde landen voor strategische grondstoffen. De tekorten zijn er nog steeds en de EU lijkt niet in staat de waardeketens veerkrachtiger te maken en beter bestand tegen mogelijke toekomstige schokken in de dubbele transitie.

2.3.

Volgens het Internationaal Energieagentschap zal de vraag naar minerale grondstoffen in 2050 verzesvoudigd zijn. Aangezien primaire grondstoffen in de EU beperkt en vaak niet beschikbaar zijn, moet de aandacht worden verlegd naar het verbeteren van de recyclingcapaciteit en -mogelijkheden en het tot stand brengen van een echte markt voor secundaire grondstoffen.

2.4.

De EU, de lidstaten en belanghebbenden uit het bedrijfsleven moeten er bij het nastreven van de doelstellingen van de EGD voor zorgen dat het concurrentievermogen van de industrie, haar waardeketens, haar werknemers en de samenleving als geheel niet in gevaar komen. Daarom is het zaak dat de Europese recyclingketen, van afvalstoffen tot nieuwe eindproducten, wordt gemoderniseerd en dat ze op efficiënte en duurzame recycling wordt gericht, ook door de methode van industriële symbiose te bevorderen.

3.   Circulariteit, hergebruik en recycling, beschikbaarheid van secundaire grondstoffen

3.1.

De EU streeft ernaar de economie duurzamer en meer circulair te maken, wat 700 000 extra banen kan opleveren (3). Bij sommige materialen, zoals ijzer, zink of platina, bereiken de resultaten stilaan hun limiet, maar bij zeldzame aardmetalen, zoals gallium of iridium is de bijdrage van kritieke grondstoffen eerder marginaal. Geschat wordt dat met elke ton gerecycled staal wordt voorkomen dat 1,5 ton CO2 in de atmosfeer terechtkomt. Het EESC stelt vast dat het gebrek aan hoogwaardige secundaire grondstoffen, het algemene gebrek aan beschikbaarheid en de niet-concurrerende prijzen een groter gebruik van secundaire grondstoffen in de weg staan.

3.2.

De inval van Rusland in Oekraïne heeft de aanvoer van grondstoffen voor de EU-industrie extra onder druk gezet, en het bevorderen van recycling zal niet volstaan om in de toekomstige vraag naar grondstoffen te voorzien. Met het oog op o.m. de vervanging van kritieke grondstoffen, de vermindering van het hulpbronnenverbruik en een hogere productefficiëntie pleit het EESC daarom voor dringende aanvullende maatregelen ter ondersteuning en financiering van O & O. Het EESC juicht de brede aanpak in het voorstel van de Commissie voor een Europese wet inzake kritieke grondstoffen toe en vindt dat de EU haar monitoring, risicobeheer en governance op het gebied van kritieke grondstoffen moet verbeteren. Verder is het EESC van mening dat het externe optreden van de EU inzake kritieke grondstoffen moet worden versterkt door middel van gerichte strategische partnerschappen met derde landen, bilaterale/regionale handelsovereenkomsten en -onderhandelingen, sectorale overeenkomsten, ontwikkelingssamenwerking en multilaterale initiatieven.

3.3.

Als koploper in de strijd tegen klimaatverandering zou de EU in staat moeten zijn om het op haar grondgebied geproduceerde afval te verwerken in plaats van het te exporteren. De uitvoer van afval van ferrometalen (ijzer- en staalschroot) is in 2021 echter met 113 % gestegen ten opzichte van 2015 en bedraagt nu 19,5 miljoen ton, goed voor meer dan de helft (59 %) van alle uitvoer van afvalstoffen uit de EU. Het EESC wijst op het probleem van de illegale uitvoer van schroot uit Europa en de verdachte wederinvoer van buiten de EU vervaardigde goederen.

3.4.

In de context van stijgende energie- en grondstofprijzen benadrukt het EESC dat recycling, in vergelijking met de winning van grondstoffen, een aanzienlijke vermindering van het energieverbruik en de uitstoot van broeikasgassen met zich meebrengt. Het EESC zou graag zien dat er werk wordt gemaakt van beleid voor de bouw van nieuwe recyclinginstallaties en voor de technologische verbetering van de bestaande installaties, onder meer in het kader van de nationale herstel- en veerkrachtplannen. Het EESC is van mening dat er belastingprikkels en financiële stimulansen moeten komen voor nieuwe circulaire bedrijfsmodellen in alle waardeketens. Bijzondere nadruk zou gelegd moeten worden op de belangrijke rol die kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en start-ups spelen in het overgangstraject.

3.5.

Het EESC is ermee ingenomen dat in februari 2021 de wereldwijde alliantie voor een circulaire economie en hulpbronnenefficiëntie (Gacere) in het leven is geroepen als een alliantie van regeringen die samenwerken om circulariteit te verbeteren en een rechtvaardige transitie te waarborgen. Het EESC vindt dat het lidmaatschap van de instelling zou moeten worden uitgebreid, aangezien er wereldwijd meer inspanningen nodig zijn om een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen te waarborgen.

4.   Rechtvaardige transitie

4.1.

Bij de vergroening en digitalisering van onze economieën ondervinden sommige regio’s en sectoren ook specifieke sociaal-economische moeilijkheden en wordt de metaalindustrie met uitdagingen op het gebied van werkgelegenheid en vaardigheden geconfronteerd. Bedrijven en werknemers in de EU hebben meer steun nodig om aan de eisen van nieuwe bedrijfsmodellen te voldoen en om beter voorbereid te zijn op toekomstige uitdagingen en kansen. Bovendien moet bij de circulaire transitie worden voorkomen dat de arbeidsomstandigheden erop achteruitgaan. Het EESC is van mening dat er in alle lidstaten gerichtere beleidsmaatregelen en overheidsinvesteringen nodig zijn om duurzame ontwikkeling en een rechtvaardige transitie te bevorderen.

4.2.

Het EESC heeft de goedkeuring van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, als onderdeel van het investeringsplan van de EGD, gesteund en beschouwt het als een essentieel instrument om ervoor te zorgen dat niemand achterblijft bij de transitie naar een klimaatneutrale economie. De goedkeuring van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (de eerste pijler van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie — JTM) is een belangrijke stap in de goede richting.

4.3.

Het EESC is van mening dat de sociale partners, maatschappelijke organisaties en organisaties uit het bedrijfsleven een uiterst belangrijke rol hebben te spelen waar het erom gaat het mechanisme voor een rechtvaardige transitie te implementeren en te monitoren, en overheden bewust te maken van de specifieke behoeften van burgers en bedrijven. Het EESC dringt aan op intensiever overleg en nauwere samenwerking tussen Europese en nationale overheden, belanghebbenden uit het bedrijfsleven en relevante industriële ngo’s.

4.4.

Voor de sociale partners op alle niveaus is een cruciale rol weggelegd bij de onderhandelingen over strategieën voor een rechtvaardige transitie in ondernemingsraden of andere relevante organen van de sociale dialoog. Zij verkeren ook in de beste positie om vast te stellen waar banen zullen worden geschapen en zullen verdwijnen, en om de toekomstige behoeften van de werknemers op het gebied van opleiding en bijscholing te analyseren en daarop te anticiperen. Momenteel is er vooral behoefte aan gekwalificeerde werknemers op het gebied van recycling, ontwerp en vervaardiging van producten met een langere levensduur, afvalbeheer en geavanceerde sortering.

5.   Afval, kaderrichtlijn afvalstoffen en verordening overbrenging afvalstoffen

5.1.

Afval heeft een aanzienlijke waarde omdat er secundaire grondstoffen uit teruggewonnen kunnen worden, en dat draagt bij aan de circulaire economie van de EU en de EGD, vermindert de afhankelijkheid van geïmporteerde primaire grondstoffen en spaart natuurlijke hulpbronnen, en zorgt ervoor dat het energieverbruik dat nodig is om primaire grondstoffen in Europa te delven en te verwerken, wordt teruggedrongen en dat de CO2-uitstoot in de ferro- en non-ferro-industrie afneemt.

5.2.

De aanstaande herziening van de EU-kaderrichtlijn afvalstoffen, met als doel het milieu en de volksgezondheid beter te beschermen tegen de gevolgen van afvalbeheer, de hoeveelheid afval te verminderen, meer afval te hergebruiken en gescheiden inzameling te verbeteren om voorbereiding voor hergebruik en hoogwaardige recycling te bevorderen, is belangrijk voor zowel huishoudens als de industrie.

5.3.

In de kaderrichtlijn afvalstoffen zouden de criteria voor de verwezenlijking van de ambitieuze doelstellingen van de EGD en het actieplan voor de circulaire economie moeten worden vastgesteld. Vervolgens zouden deze criteria binnen de EU moeten worden geharmoniseerd. Coherentie met andere wetgeving, in het bijzonder de verordening inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten (ESPR), en met wetgeving van de EU-lidstaten is noodzakelijk om dubbelzinnigheden, doublures en overlappingen te voorkomen.

5.4.

Door meer afval binnen de EU te vervoeren en de procedures te versnellen kan de recycling van ferro- en non-ferromaterialen in de EU worden uitgebreid, waardoor deze concurrerender worden en de uitstoot van broeikasgassen wordt verminderd. Bovendien schat de Europese Commissie dat dit tussen de 9 000 en 23 000 nieuwe banen zal opleveren in de sectoren recycling en hergebruik.

5.5.

Het EESC heeft reeds geconcludeerd “dat de uitvoer van hoogwaardig recyclebaar afval […] schadelijk is voor de duurzaamheid in de EU en haar mondiale concurrentievermogen ondermijnt. Waardevolle hulpbronnen worden namelijk aan externe concurrenten geleverd” (4). Om de toegenomen hoeveelheden intern afval ten volle te kunnen benutten, dringt het EESC aan op financieringsmogelijkheden voor O & O in het kader van de zoektocht naar geavanceerde technologieën voor hergebruik en recycling en voor de ontwikkeling van moderne afvalverwerkings- en recyclinginstallaties.

5.6.

Afvalstoffen uit de EU zouden alleen mogen worden uitgevoerd als de milieu- en sociale normen in het land van bestemming gelijkwaardig zijn aan die in de EU en volledig worden nageleefd. Weglekeffecten omtrent schroot moeten worden voorkomen door de controles aan de EU-grenzen te verscherpen, en uitgevoerde afvalstoffen moeten aan strengere transparantieregels worden onderworpen en de desbetreffende informatie over het afvalbeheer en de naleving van de normen moet openbaar worden gemaakt. Het EESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie om externe afvalvoorzieningen door derden en op nationaal niveau te laten controleren en heeft er al op aangedrongen dat “de sociale partners en relevante ngo’s bij de auditprocedures worden betrokken” (5).

5.7.

Het EESC vindt dat er een bijzonder strenge controle op de indelingskwesties moet komen voor het geval dat exporteurs van afvalstoffen proberen hun huidige uitvoer van afvalstoffen te herindelen als uitvoer van eindeafval. Een dergelijk risico zou de hele door de Commissie voorgestelde hervorming van de uitvoer van afvalstoffen volledig kunnen ondermijnen.

5.8.

Er moet prioriteit worden gegeven aan toezicht vooraf of doeltreffende controle achteraf op de voorwaarden en regels voor lokale afvalverwerking. Het EESC dringt aan op de invoering van adequate en doeltreffende vrijwaringsprocedures om de uitvoer op te schorten indien niet aan de vereiste voorwaarden wordt voldaan.

5.9.

Het EESC zou graag zien dat de overgangsperiode voor de toepassing van de herziene verordening overbrenging afvalstoffen wordt verkort tot twee jaar. De voorgestelde termijn van 30 dagen waarbinnen de bevoegde doorvoerautoriteiten geldige bezwaren tegen een geplande overbrenging van voor nuttige toepassing bestemd afval kenbaar kunnen maken, moet worden teruggebracht tot tien dagen om de operabiliteit te waarborgen en onnodige vertragingen te voorkomen. Voorts pleit het EESC ervoor deze autoriteiten duidelijke beperkingen op te leggen om te voorkomen dat zij meer dan eens bezwaar aantekenen tegen eenzelfde overbrenging.

5.10.

Met het oog op milieu-integriteit verzoekt het EESC het Parlement en de Raad om dezelfde strenge criteria inzake milieuverbintenissen toe te passen op afvalstoffen, ongeacht of deze naar OESO- of niet-OESO-landen worden uitgevoerd.

5.11.

Tekortkomingen in de bestaande handhavingsprocedures van de verordening overbrenging afvalstoffen hebben geleid tot een toename van de overbrenging van illegaal afval door criminele organisaties, die naar schatting goed is voor 30 % van alle overbrengingen in Europa (6). Het EESC steunt de handhaving van de inspectie- en onderzoeksprocedures en dringt aan op volledige samenwerking tussen de lidstaten en de EU, in overeenstemming met de nieuwe EU-strategie voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit (2021-2025) (7).

5.12.

Belanghebbenden uit het bedrijfsleven en ngo’s spelen een belangrijke rol bij de aanpak van illegale overbrengingen. Niet-vertrouwelijke gegevens moeten ter beschikking worden gesteld van alle belanghebbende partijen, want door meer transparantie zal de illegale overbrenging van afvalstoffen verminderen.

6.   Ecologisch ontwerp

6.1.

Het EESC is van mening dat de wetgeving inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten moet worden aangescherpt om de ambitieuze EU-doelstellingen van de EGD en het actieplan voor de circulaire economie te kunnen verwezenlijken. De ESPR biedt producenten in de EU de kans om zich met behulp van een gemeenschappelijke beoordelingsmethode met hun goederen te onderscheiden van producenten van minder goed presterende producten. Participatie van deskundigen uit het bedrijfsleven en andere relevante belanghebbenden uit de waardeketen is essentieel om ervoor te zorgen dat circulariteit geldt voor alle niveaus van het productontwerp, zodat ook afvalpreventie en eisen inzake het minimumgehalte aan gerecycled materiaal worden meegenomen.

6.2.

Het EESC zou graag zien dat ook sociale aspecten worden opgenomen in de definitie van duurzaamheid, en niet alleen milieueisen, zoals nu het geval is. De sociale aspecten moeten in overeenstemming zijn met internationale arbeidsnormen, waarbij bijvoorbeeld moet worden gedacht aan eerbiediging van de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen.

6.3.

Het gebruik van secundaire grondstoffen en bijproducten moet worden erkend in het kader van de ESPR, aangezien deze een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het EU-beleid inzake klimaatverandering. Evenzo is het met het oog op het vergroten van de circulariteit en beschikbaarheid van hoogwaardige secundaire grondstoffen van cruciaal belang dat bij het ontwerp rekening wordt gehouden met de recyclebaarheid van producten en de materialen waarvan zij zijn vervaardigd.

6.4.

Het digitale productpaspoort is een belangrijk instrument om klanten relevante informatie over de duurzaamheid van producten te verstrekken en om intellectuele-eigendomsrechten van producenten te beschermen, misbruik van gegevens te voorkomen en greenwashing te vermijden. Een degelijke, betrouwbare en brede databank is essentieel voor het verstrekken van zulke informatie, zowel op de traditionele markt als online.

6.5.

Voor het concurrentievermogen van de Europese industrie wordt het bovendien steeds belangrijker om de levensduur van producten te verlengen, temeer daar de EU vaak afhankelijk is van derde landen. Het EESC is van mening dat investeringen in O & O en publiek-private partnerschappen moeten worden versterkt en dat daarvoor financiële steun moet worden verleend.

7.   Bouwproductenverordening (CPR)

7.1.

In samenhang met het ESPR-voorstel biedt de herziening van de CPR een gelegenheid om de duurzaamheid van producten in verschillende marktsectoren in de bouw op hetzelfde ambitieniveau te brengen. In het CPR-voorstel wordt erkend dat het gebruik van gerecyclede materialen belangrijk is, maar het gebruik van bijproducten kan evenzeer bijdragen aan het verminderen van de afhankelijkheid van primaire natuurlijke hulpbronnen en moet daarom in aanmerking worden genomen in de prestatiecriteria voor producten.

7.2.

De invoering van minimumeisen inzake milieuduurzaamheid en sociale aspecten in de CPR, in combinatie met etikettering en marktprikkels, zal er volgens het EESC voor zorgen dat er een gelijk speelveld voor duurzame producten ontstaat en dat ze naar behoren worden erkend.

7.3.

Bij de criteria voor groene overheidsopdrachten moet gebruik worden gemaakt van prestatiedrempels die in het kader van de bouwproductenverordening zijn vastgesteld. Naar de mening van het EESC kunnen groene overheidsopdrachten in belangrijke mate helpen om modellen voor de circulaire economie te versnellen, duurzaamheid te bevorderen en een EU-markt voor duurzame producten tot stand te brengen. Het EESC is ervan overtuigd dat een geharmoniseerde EU-normering van bouwproducten een coherent kader voor de lidstaten zal bieden en tegelijkertijd tot meer transparantie zal leiden op het gebied van duurzaamheid, repareerbaarheid, veiligheid enz.

7.4.

Het EESC benadrukt dat de beoordelingsmethoden die momenteel in de bouwsector worden gebruikt, niet volledig geharmoniseerd zijn en kunnen leiden tot verschillende resultaten in de EU en dus tot een gebrek aan vergelijkbaarheid. Een eerste vereiste is dat de consistentie en vergelijkbaarheid van milieuprestatiebeoordelingen van bouwproducten worden verbeterd. Het EESC beschouwt de ontwikkelingen op het gebied van de milieuvoetafdrukmethode (8) als positief, omdat deze methode kan bijdragen aan de verwezenlijking van deze doelstellingen.

7.5.

Het EESC is ingenomen met het voornemen van de Europese Commissie om een reeks wetgevingsvoorstellen in te dienen om de repareerbaarheid van producten te verbeteren, de levenscyclus van producten te verlengen, energie-etikettering in te voeren en reparatiediensten ter beschikking van de consument te stellen.

8.   Richtlijn inzake verpakking en verpakkingsafval

8.1.

Het is belangrijk ervoor te zorgen dat al het verpakkingsmateriaal dat op de markt wordt gebracht hetzij recyclebaar, hetzij herbruikbaar is. Bij het ontwerp voor de recyclebaarheid van verpakkingen moet niet alleen rekening worden gehouden met het recyclingpercentage, maar ook met het vermogen van materialen om gerecycled te worden zonder verlies van intrinsieke eigenschappen en met de mate waarin primair materiaal kan worden vervangen. Dit zal bijdragen tot een hoogwaardige recycling aan het einde van de levensduur. De recyclebaarheid van verpakkingsmateriaal moet in aanmerking worden genomen in regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid waarbij gebruik wordt gemaakt van ecologisch gemoduleerde heffingen.

8.2.

Voor het gehalte aan gerecycled materiaal moet een rol zijn weggelegd bij het stimuleren van de vraag naar gerecyclede materialen. In het geval van stalen verpakkingen bestaat er echter al een goed functionerende markt voor secundaire materialen, waarbij het recyclingpercentage voor stalen verpakkingen reeds meer dan 84 % bedraagt. Een verplichting om het gehalte aan gerecycled materiaal te verhogen, kan er in de praktijk dan ook toe leiden dat de uitstoot van broeikassen toeneemt indien schroot over grote afstanden moet worden vervoerd en aan andere bronstromen moet worden onttrokken.

Brussel, 24 januari 2023.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  Wereldwijde alliantie voor een circulaire economie en hulpbronnenefficiëntie.

(2)  Mededeling van de Europese Commissie “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa”, COM(2021) 350 final.

(3)  Mededeling van de Europese Commissie “Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa”.

(4)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1257/2013 en (EU) 2020/1056 (COM(2021) 709 final — 2021/0367 (COD)) (PB C 275 van 18.7.2022, blz. 95).

(5)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1257/2013 en (EU) 2020/1056 (COM(2021) 709 final — 2021/0367 (COD)) (PB C 275 van 18.7.2022, blz. 95).

(6)  Vragen en antwoorden over nieuwe EU-regels voor afvaltransporten.

(7)  EU-strategie voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit (2021-2025).

(8)  Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie van 15 december 2021 betreffende het gebruik van milieuvoetafdrukmethoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus (PB L 471 van 30.12.2021, blz. 1).


Top