EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022TN0086

Zaak T-86/22: Beroep ingesteld op 15 februari 2022 — Vereniging “Terra Mia Amici No Tap” / EIB

PB C 165 van 19.4.2022, p. 36–38 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 165 van 19.4.2022, p. 31–32 (GA)

19.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 165/36


Beroep ingesteld op 15 februari 2022 — Vereniging “Terra Mia Amici No Tap” / EIB

(Zaak T-86/22)

(2022/C 165/45)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Vereniging “Terra Mia Amici No Tap” (Melendugno, Italië) (vertegenwoordiger: A. Calò, advocaat)

Verwerende partij: Europese Investeringsbank (EIB)

Conclusies

vaststellen en verklaren dat de EIB het verzoek tot herziening van de verzoekende vereniging ten onrechte niet-ontvankelijk en tardief heeft verklaard;

de EIB gelasten de aan TAP AG verstrekte leningen in te trekken;

de EIB verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel: gestelde niet-ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening.

In dit verband wordt gesteld dat er sprake is van schending van het Verdrag van Aarhus en van verordening (EG) nr. 1367/2006 (1) van 6 september 2006 en verordening (EU) 2021/1767 (2), punten 1, 6 en 9 van de preambule van EIB’s Statement of Environmental and Social Principles and Standards (verklaring van de EIB inzake milieu- en sociale normen en beginselen). In het onderhavige geval had de EIB de toegekende financiering moeten intrekken, aangezien het verzoek om herziening betrekking had op een administratieve handeling in het kader van het milieurecht.

2.

Tweede middel: gestelde verjaring van het verzoek tot herziening wegens het verstrijken van de termijn.

In dit verband wordt gesteld dat er sprake is van schending van het Verdrag van Aarhus en van verordening (EG) nr. 1367/2006 van 6 september 2006 en verordening (EU) 2021/1767, punten 1, 6 en 9 van de preambule van EIB’s Statement of Environmental and Social Principles and Standards. In casu heeft de EIB nagelaten de financiering in te trekken, hetgeen een nieuwe handeling is, die autonoom en onderscheiden is van de handeling waarbij de financiering eerder is toegekend, en in elk geval moet de termijn van zes weken voor de indiening van het verzoek tot herziening worden berekend vanaf de datum waarop de werkzaamheden operationeel zijn geworden, aangezien de kredietnemer contractueel verplicht was om op die datum aan de normen van de EIB te voldoen.

3.

Derde middel: schending van punt 36 van EIB’s Statement of Environmental and Social Principles and Standards van 2009.

In dit verband wordt betoogd dat genoemd punt 36 specifiek bepaalt dat de EIB eist dat alle door haar gefinancierde projecten ten minste voldoen:

de toepasselijke nationale milieuwetgeving;

de toepasselijke milieuwetgeving van de Europese Unie, met name de richtlijn milieueffectbeoordeling (MEB) van de Europese Unie en de richtlijnen inzake natuurbehoud en de sectorale en “transversale” richtlijnen;

de beginselen en normen van de desbetreffende internationale milieuverdragen die in de EU-wetgeving zijn opgenomen.

In het onderhavige geval zijn geen van genoemde punten geëerbiedigd.

De hierna volgende handelingen zijn geschonden:

a.

de milieuwetgeving van de Unie en met name:

a.I

overweging 36 van verordening (EU) nr. 347/2013, junctis de artikelen 4 en 14 van die verordening (ontbreken van kosten-batenanalyse);

a.II

overweging 31 van verordening nr. 347/2013, junctis artikel 5, lid 1, en bijlage IV, punt 1, van richtlijn 2011/92/EU (cumulatieve externe effecten);

a.III

overweging 31 van verordening nr. 347/2013, junctis artikel 5, lid 1, en bijlage IV, punt 1, van richtlijn 2011/92/EU (cumulatieve interne effecten) — verbod op het gebruik van de “salamitechniek”;

a.IV

artikel 2, lid 1, van richtlijn 2011/92/EU, artikel 6, leden 3 en 4, van de habitat-richtlijn;

a.V

artikel 4, lid 4, van richtlijn 2009/147 (“vogelrichtlijn”);

a.VI

overweging 30 van verordening nr. 1367/2006, junctis artikel 9 van die verordening en artikel 6 van de MEB-richtlijn (transparantie en inspraak);

a.VII

overweging 28 van verordening (EU) nr. 347/2013, juncto artikel 7 van die verordening (habitat-regeling);

a.VIII

schending van artikel 191, lid 1, VWEU, alsmede schending van de verklaring inzake beginselen en normen op sociaal en milieugebied van de Europese Investeringsbank, die op 3 februari 2009 door de Raad van bewind is goedgekeurd.

b.

De Italiaanse wetgeving en met name:

b.I

wetsbesluit 42/2004 tot omzetting van het Landschapsverdrag, artikel 26;

b.II

wetsbesluit 42/2004 tot omzetting van het Landschapsverdrag, artikel 146;

b.III

artikel 14-ter van wet nr. 241 van 7 augustus 1990 betreffende de dienstenconferentie;

b.IV

voorschrift A57 van ministerieel besluit 223/14 inzake milieucompatibiliteit;

b.V

wetsbesluit 152/06 betreffende het ontbreken van sancties;

b.VI

artikel 452 quater van het strafwetboek (milieuramp).

4.

Vierde middel: schending van verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013.

In dit verband wordt erop gewezen dat er nooit een behoorlijke kosten-batenanalyse is uitgevoerd.


(1)  Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB 2006, L 264, blz. 13).

(2)  Verordening (EU) 2021/1767 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2021 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1367/2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB 2021, L 356, blz. 1).


Top