EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CA0562

Gevoegde zaken C-562/21 PPU en C-563/21 PPU: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 22 februari 2022 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de rechtbank Amsterdam — Nederland) — Tenuitvoerlegging van de Europese aanhoudingsbevelen die zijn uitgevaardigd tegen X (C-562/21 PPU) en Y (C-563/21 PPU) (Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Justitiële samenwerking in strafzaken – Europees aanhoudingsbevel – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Artikel 1, lid 3 – Procedures van overlevering tussen de lidstaten – Voorwaarden voor tenuitvoerlegging – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 47, tweede alinea – Grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld – Structurele of fundamentele gebreken – Tweestappentoets – Toepassingscriteria – Verplichting voor de uitvoerende rechterlijke autoriteit om concreet en nauwkeurig na te gaan of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd in geval van overlevering een reëel gevaar loopt dat zijn grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld zal worden geschonden)

PB C 165 van 19.4.2022, p. 21–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 165 van 19.4.2022, p. 18–18 (GA)

19.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 165/21


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 22 februari 2022 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de rechtbank Amsterdam — Nederland) — Tenuitvoerlegging van de Europese aanhoudingsbevelen die zijn uitgevaardigd tegen X (C-562/21 PPU) en Y (C-563/21 PPU)

(Gevoegde zaken C-562/21 PPU en C-563/21 PPU) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Prejudiciële spoedprocedure - Justitiële samenwerking in strafzaken - Europees aanhoudingsbevel - Kaderbesluit 2002/584/JBZ - Artikel 1, lid 3 - Procedures van overlevering tussen de lidstaten - Voorwaarden voor tenuitvoerlegging - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 47, tweede alinea - Grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld - Structurele of fundamentele gebreken - Tweestappentoets - Toepassingscriteria - Verplichting voor de uitvoerende rechterlijke autoriteit om concreet en nauwkeurig na te gaan of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd in geval van overlevering een reëel gevaar loopt dat zijn grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld zal worden geschonden)

(2022/C 165/25)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Amsterdam

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: (C-562/21 PPU), Y (C-563/21 PPU)

Dictum

Artikel 1, leden 2 en 3, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer de uitvoerende rechterlijke autoriteit die moet beslissen over de overlevering van een persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd over gegevens beschikt die wijzen op structurele of fundamentele gebreken in verband met de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht van de uitvaardigende lidstaat, met name wat betreft de procedure voor de benoeming van de leden van de rechterlijke macht, deze autoriteit de overlevering van die persoon alleen kan weigeren:

in het kader van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met het oog op de uitvoering van een tot vrijheidsbeneming strekkende straf of maatregel, indien die autoriteit vaststelt dat er in de specifieke omstandigheden van de zaak zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat, met name gelet op de door die persoon verstrekte gegevens over de samenstelling van de rechtsprekende formatie die zijn strafzaak heeft behandeld of over andere omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van die formatie, het grondrecht van die persoon op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld, zoals neergelegd in artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, is geschonden, en

in het kader van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met het oog op strafvervolging, indien die autoriteit vaststelt dat er in de specifieke omstandigheden van de zaak zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat, met name gelet op de door de betrokkene verstrekte gegevens over zijn persoonlijke situatie, de aard van het strafbare feit waarvoor hij wordt vervolgd, de feitelijke context waarin dat Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd of andere omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechtsprekende formatie die waarschijnlijk de procedure tegen hem zal behandelen, deze persoon in geval van overlevering een reëel gevaar loopt dat genoemd grondrecht zal worden geschonden.


(1)  PB C 2 van 3.1.2022.


Top